NL9000804A - Optrekbaar gordijn, profiel daarvoor en werkwijze voor het tot een gordijn plooien van een baan materiaal met het profiel. - Google Patents

Description

Optrekbaar gordijn, profiel daarvoor en werkwijze voor het tot een gordijn plooien van een baan materiaal met het profiel

De uitvinding heeft betrekking op een optrekbaar gordijn, bestaande uit een eerste begrenzing of dergelijke, een tenminste één daaraan bevestigde baan plooibaar materiaal, zoals textiel, een op afstand van de eerste gelegen tweede begrenzing, en tenminste twee zich tussen de eerste en tweede begrenzing uitstrekkende koordvormige organen, die elk door met de baan verbonden geleide organen zijn gevoerd.

In de bekende uitvoering van een gordijn volgens het in de aanhef beschreven type is deze op bepaalde strookdelen zodanig bijeengenaaid dat in de aldus gevormde plooi een versterkingslat kan worden aangebracht waarin veelal ogen voor de trekkoor-den zijn uitgevoerd. Bij het optrekken van het gordijn worden de latvormige versterkingsprofielen door de trekkoorden omhoog getrokken en ontstaat een groep over elkaar vallende plooien van gordijnstof, dat een grappig esthetisch effect met zich meebrengt. Het bezwaar van dergelijke gordijnen is de tamelijk langdurige arbeid die nodig is voor het maken van de genaaide latten voor de versterkingsprofielen.

De uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaar op te heffen en verschaft daartoe een gordijn dat zich onderscheidt doordat de baan op voorafbepaalde plaatsen is uitgevoerd met een geprofileerd element voorzien van een of meer geleide organen en klemmiddelen voor het telkens klemmend opnemen van een strook van de materiaalbaan.

Dankzij de’ klemmende profielelementen is het naaien van het plooibare materiaal overbodig geworden, en kan het gordijn veel sneller worden vervaardigd en daardoor goedkoper zijn. Het profielelement dient tegelijkertijd als verstijving van de strook, zodat hierin het geleide orgaan, zoals een oog voor het koord kan worden aangebracht.

Het verdient de voorkeur om de inklemming van de materi-aalbaan zodanig uit te voeren dat het baandeel aan de ene zijde van de inklemming versprongen ligt ten opzichte van het baandeel aan de andere zijde.

Indien het gordijn is voorzien van twee parallelle banen achter elkaar, dan verdient het de voorkeur om de voor elke baan benodigde profielen aan elkaar te verbinden door bijvoorbeeld een gemeenschappelijke ribbe, waarbij de profielelementen spiegelsymmetrisch zijn geplaatst. Met de versprongen inklem-ming van de materiaalbaan wordt een trapezium-vormige gestalte verkregen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een profiel geschikt voor het optrekbare gordijn, zoals hierboven beschreven, waarbij het profiel enkelvoudig of dubbel kan zijn uitgevoerd.

Bij voorkeur is het profiel kanaalvormig en voorzien van een uitstekend lipvormig eventueel integraal met het profiel gevormd element, waarin het geleide oog is aangebracht. Bij een langer profiel is het eveneens mogelijk om de lippen tot een doorgaande ribbe te vormen, waardoor het profiel volgens de extrusiemethode kan worden vervaardigd. Ten einde een versprongen inklemming van de materiaalbaan en de geleiding van de trekkoorden langs de lipvormige elementen of ribbe zo wrijvingsloos mogelijk te laten verlopen verdient het de voorkeur om de hoek tussen het lipvormige element of de ribbe met het middenlangsvlak van het kanaalvormige profiel kleiner te laten zijn dan 180°.

Het klemmiddel kan een in het kanaalvormig profiel passend sluitprofiel, bijvoorbeeld staaf zijn, dat als los profiel of integraal met het kanaalprofiel gevormd deel is uit te voeren.

De uitvinding heeft tenslotte betrekking op een werkwijze voor het plooien van een baan materiaal voor een gordijn zoals hierboven beschreven met behulp van een kanaalvormig profiel zonder of met sluitprofiel, waarbij telkens een strook van de baan in het opèn kanaal wordt gebracht, en zonodig het sluitprofiel in het kanaal wordt gedrukt onder samenklemming van de strook materiaal.

De hierboven genoemde en andere kenmerken volgens de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de onderstaande fi-i guurbeschrijving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening tonen: figuur 1 een vooraanzicht van een raampartij, voorzien van een optrekbaar gordijn volgens de uitvinding; figuren 2A en 2B een met figuur 1 overeenkomend perspectivisch aanzicht van een deel van het gordijn daaruit op vergrote schaal in gestrekte, respectievelijk gevouwen toestand; figuur 3 een perspectivisch aanzicht van het kort kanaal-profiel respectievelijk sluitprofiel volgens de uitvinding op sterk vergrote schaal; figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een eerste variant van het kanaalprofiel met integraal sluitprofiel; figuur 5 een een perspectivisch aanzicht van een tweede variant van het kanaalvormige profiel met sluitprofiel voor een dubbelzijdig gordijn; figuren 6 en 7 elk een perspectivisch aanzicht van een tweetal mogelijke uitvoeringsvormen van gordijnen te vormen met de profielen volgens de uitvinding.

In de figuren is met het cijfer 1 de baan materiaal aangegeven, waarvan de breedte en hoogte afhankelijk is van het raam R waarvoor het gordijn wordt gehangen. Vanzelfsprekend wordt hier onder gordijn alle mogelijke vormen van afscheidingen verstaan en is het gordijn volgens de utivinding niet alleen voor raambedekking bedoeld.

Het gordijn 1 is aan de bovenzijde opgehangen aan een eerste of bovenbegrenzing 2 en is aan de onderzijde voorzien van een tweede of onderbegrenzing 3 welke daaraan is bevestigd. De bovenbegrenzing 2 kan een afzonderlijke balk zijn, echter ook de bovenbalk van het raamwerk voor de glasruit in het bouwwerk B.

Het gordijn in figuur 1 bestaat uit één baan materiaal met een breedte, die over de volle lengte is geplooid bij de lijnen 4 welke plooien door een hieronder nog nader toe te lichten profiel worden * gevormd. Aan de achterzijde van het gordijn 1 zijn trekkoorden 5 aangebracht, die aan de onderzijde bij 6 zijn bevestigd aan de onderbegrenzing 3, en langs of in de bovenbegrenzing 2 naar rechts worden geleid en eindigen in een omlaag hangend einde 7, dat door de gebruiker met de hand is te bedienen.

Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat door het omlaag trekken van het einde 7 de koorden 5 omhoog worden getrokken onder meeneming van de onderbegrenzing 3. Bij elk contact van een plooilijn 4 met de onderbegrenzing 3 zal het gordijn zich gaan plooien zoals aangegeven onder in de figuur 1 en 2B.

Volgens de bekende stand van de techniek worden de plooien 4 gevormd door het aan elkaar naaien van telkens een strook in de baan materiaal 1. Daardoor ontstaat er een zakvormig element, waarin een verstijvingsprofiel kan worden ondergebracht.

In de figuren 2 en 3 is ter vervanging van deze bevestiging een profiel getoond, dat, als hier getoond, bestaat uit een kanaalvormig profiel 10, dat in de getoonde uitvoeringsvorm een Λ -vormige dwarsdoorsnede vertoont. Dit kanaalvormige profiel 10 is naar de raampartij R toe voorzien van een doorlopend lipvormig element, zoals een ribbe 11, waarin gaten 12 zijn aangebracht, welke dienen als geleide-ogen voor de koorden 5.

Een sluitprofiel in de vorm van een ronde staaf 13 past in de holte van het kanaalvormige profiel 10 en kan hetzij in de richting van de pijlen PI of P2 in het kanaalvormige profiel worden geschoven respectievelijk gedrukt. In het laatste geval zullen de naar buiten wijzende lippen 14 van het kanaalvormige profiel 10 van zodanig flexibel materiaal moeten zijn dat deze zich kunnen spreiden bij het indrukken van het sluitprofiel 13.

Het inbrengen van de baan materiaal 1 dat wil zeggen telkens een bepaald strookdeel 15 van deze baan 1 in het kanaalvormige profiel kan eenvoudig plaatsvinden door dit strookdeel piooivormig tussen de lippen 14 van het profiel 10 te brengen ; en vervolgens het sluitprofiel 13 aan te brengen volgens de hierboven beschreven wijze. Zodoende ontstaat een plooilijn 4 volgens figuur 1, zoals in detail is getoond in figuur 2A.

De koorden 5 zijn door de ogen 12 geleid en het zal duidelijk zijn dat bij het optrekken van de koorden 5 de onderbe-i grenzing 3 omhoog wordt getrokken tegen de direct er boven gelegen ribbe 11 en kanaalvormig profiel 10. Bij het verder omhoog trekken stuiten de ribben 11 en profiel 10 telkens tegen elkaar, zoals getoond in figuur 2B. De ertussen gelegen delen van de materiaalbaan 1 zullen zich gaan plooien zoals getoond i in figuur 2B.

Door het laten zakken van de koorden 5 komt het gordijn terug in de stand volgens figuur 2A.

Zoals duidelijk uit de figuren 2 en 3 blijkt, is de ribbe 11 onder een hoek ten opzichte van het middenlangsvlak L-L van het kanaalvormige profiel 10 geplaatst, welke hoek oi kleiner is dan 180'. Bij een horizontaal liggende ribbe 11 zal derhalve de opening van het kanaalvormige profiel 10 omlaag wijzen, waardoor de bovenliggende baanstrook 1' naar voren versprongen ligt ten opzichte van de onderste baanstrook 1", hetgeen het uiterlijk van het gordijn verbetert omdat men niet direct zicht in de opening van het kanaalvormige profiel 10 heeft.

Opgemerkt wordt dat fig. 3 een kort profiel laat zien, geschikt voor het plaatselijk plooien van de materiaalbaan, waardoor er een variant op de rechte plooi 4 wordt verkregen.

Figuur 4 toont een uitvoering waarbij het sluitprofiel 13 integraal is met het kanaalprofiel 10, welk sluitprofiel 13 via pijl P3 naar boven wordt gevouwen, zie stippellijn. De materiaalbaan ligt hier niet om het profiel 13, maar tussen profiel 10 respectievelijk 13 geplooid.

Figuur 5 toont een dubbel profiel, dat bestaat uit twee spiegelsymmetrisch ten opzichte van elkaar aangebrachte kanaalvormige profielen 10, 10' welke onderling zijn verbonden, zoals hier getoond, door een gemeenschappelijke ribbestrook 11. Ook deze ribbe is voorzien van openingen 12 waardoorheen het trek-koord 5 is geleid. Hierbij zijn twee materiaalbanen 1, 1'" nodig, welke van willekeurig materiaal kunnen zijn vervaardigd en niet gelijk behoeven te zijn. Deze banen materiaal 1 worden op hierboven beschreven wijze in de kanaalvormige profielen 10 gebracht door middel van de sluitprofielen 13, 131. Overeenkomstig het hierboven beschreven profiel volgens figuur 5 wijst de opening van de kanaalvormige profielen 10, 10' eveneens naar beneden. Daardoor ontstaat de gevraagde trapeziumvormige gestalte van het gordijn.

In de hierboven beschreven uitvoeringsvormen strekken de profielen 10 zich parallel aan de onderbegrenzing respectievelijk bovenbegrenzing uit. In figuur 6 is een variant daarop aangebracht. De profielen 10 zijn hier radiaalgewijs aangebracht vanuit een punt C dat zich in het midden van een bovenbegrenzing van een daaronder gelegen gordijn 1 bevindt. Het bovengordijn 21 bestaat hier uit een tweetal cirkelsegmentvormige delen, welke vanuit de open positie in de richting van de pijl P3 kunnen sluiten. Daarbij draaien de profielen 10 om het punt C en worden tegen de eerste begrenzing, een staande spon-ningbalk 20, getrokken.

Voorts wordt opgemerkt dat de profielen 10 in het uitvoe-ringsvoorbeeld van figuur 1 zich niet over de volle breedte van een gordijnbaan hoeven uit te strekken. In figuur 6 is een variant daarop getoond. De gordijnbaan wordt hier verdeeld in een drietal naast elkaar gelegen stroken, waarbij de profielen 10 zich slechts over de verticale strookbreedte uitstrekken. Bovendien staan ze ten opzichte van elkaar versprongen waardoor een bijzonder plooiend effect wordt verkregen.

Hier wordt evenmin gebruik gemaakt van trekkoorden 5, maar van spankoorden, waarlangs de tweede of onderste begrenzing met de hand bij D op en neer te schuiven is. De spankoorden worden gevormd door een draad die beginnend bij E via de onderbegren-zing naar de rechter strook wordt gevoerd, vervolgens via de ogen naar de bovenbegrenzing en daardoorheen spiegelsymmetrisch terug naar punt E.

Binnen het kader van de uitvinding zijn varianten te bedenken .

Claims (16)

1. Optrekbaar gordijn bestaande uit een eerste begrenzing of dergelijke, een tenminste één daaraan bevestigde baan plooibaar materiaal, zoals textiel, een op afstand van de eerste gelegen tweede begrenzing, en tenminste twee zich tussen de eerste en tweede begrenzing uitstrekkende koordvormige organen, die elk door met de baan verbonden geleide organen zijn gevoerd, met het kenmerk, dat de baan op vooraf bepaalde plaatsen is uitgevoerd met een geprofileerd element voorzien van een of meer geleideorganen en klemmiddelen voor het telkens klemmend opnemen van een strook van de materiaalbaan.

2. Optrekbaar gordijn volgens conclusie 1, waarbij de in-klemming van de materiaalbaan zodanig is uitgevoerd dat het baandeel aan de ene zijde van de inklemming versprongen ligt ten opzichte van het baandeel aan de andere zijde.

3. Optrekbaar gordijn volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gordijn uit twee parallelle banen op afstand van elkaar bestaat, waarbij 'de gordijnen door een gemeenschappelijk profielelement telkens zijn verbonden, met het kenmerk, dat in een doorsnedevlak loodrecht op de twee materi-aalbanen van het gordijn, het gordijn telkens een trapeziumvormige gestalte krijgt.

4. Optrekbaar gordijn volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geprofileerde elementen volgens een vooraf bepaald patroon over de materiaalbaan zijn aangebracht.

5. Optrekbaar gordijn volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het patroon bestaat uit ten opzichte van elkaar versprongen plooilijnen.

6. Optrekbaar gordijn volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het patroon is gevormd door zich vanaf een punt of denkbeeldig punt divergerend uitstrekkende plooilijnen.

7. Profielelement geschikt voor een gordijn volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het profiel hol is uitgevoerd met een in dwarsdoorsnede meer dan 180° omsloten ruimte voor het opnemen van de baan plooibaar materiaal.

8. Profielelement volgens conclusie 7, met het ken- merk, dat de klemmiddelen bestaan uit. een in de holle pro-fielruimte passend sluitdeel of -delen.

9. Profielelement volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het of elk klemmiddel een geheel vormt met het profiel.

10. Profielelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vrije randen van het profiel en het open einde van de opneemruimte over tenminste 180° naar buiten zijn weggebogen.

11. Profielelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich aan de van het open einde van de opneemruimte afgekeerde zijde van het profiel een uitstekend element is aangebracht als koordgeleidingsorgaan.

12. Profielelement volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het koordgeleidende element is uitgevoerd als een zich langs het profiel uitstrekkende ribbe voorzien van een of meer doorgaande openingen voor de koordgeleiding.

13. Profielelement volgens een der voorgaande conclusies 7-12, met het k e n m e r k,"dat het koordgeleidingselement een hoek kleiner dan 180“ met het middenlangsvlak van het profiel insluit.

14. Werkwijze voor het plooien van een baanmateriaal voor een optrekbaar gordijn, met behulp van een profiel volgens een der conclusies 7 t/m 13, met het kenmerk, dat telkens een vooraf bepaald deel van de baan in het open profiel wordt gebracht en daarin wordt vastgeklemd.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat voor het vastklemmen telkens een klemmiddel tezamen met een plooi van de baan materiaal in het profiel wordt vastgeklemd.

16. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de baan materiaal rond het klemmiddel in de ruimte van het profiel wordt vastgeklemd.