NL1024216C2

NL1024216C2 - Rolgordijn in Romeinse stijl.

Info

Publication number: NL1024216C2
Application number: NL1024216A
Authority: NL
Inventors: Fu-Lai Yu; Chin-Tien Huang; Shun-Chi Yu
Original assignee: Teh Yor Ind Co
Priority date: 2003-05-01
Filing date: 2003-09-03
Publication date: 2004-11-02
Also published as: HK1070933A1; EP1625273A4; EP1625273A1; US20040216851A1; DE10348586A1; JP2004332523A; MXPA03007828A; AU2003272228A1; US6932138B2; CN1262733C; RU2005137317A; EP1625273B1; ES2366207T3; ATE509177T1; CA2445936A1; JP4142540B2; DE10348586B4; TWI257970B; AU2003272228B2; CN1542254A

Description

Rolgordijn in Romeinse stijl.

BESCHRIJVING

5 Deze uitvinding heeft betrekking op een verbeterde vensterafscherming. Meer in het bijzonder heeft deze uitvinding betrekking op een verbeterde vensterafscherming welke het ui terlijk heeft van een Romeins rolgordijn, maar dat de mogelijkheid heeft om te voorzien in openingen op verschillende intervallen.

10 Een populair type vensterafscherming is bekend als een

Romeins rolgordijn. Dit type rolgordijn bestaat uit een weefsel materiaal, dat langs zijn bovenrand bevestigd is aan een koprail en op op afstand van elkaar gelegen tussenruimtes bijeengevoegd is voor het verschaffen van een aantal zachte vouwen over het vlak van het weefsel.

15 Dientengevolge heeft het gebruikelijke Romeinse rolgordijn een cascadeachtig of zacht geplooid uiterlijk. Dergelijke Romeinse rolgordijnen zijn zo vervaardigd, dat indien zij omhoog worden bewogen, zij in het algemeen horizontale vouwen of plooien vanaf de onderzijde samenvoegen totdat het gehele rolgordijn nabij de bovenzijde van de vensterafscherming is 20 gelegen. In sommige uitvoeringen kan het boveneinde van de vensterafscherming ook omlaag worden bewogen. De rolgordijnen worden ^ bediend door aan verschillende lijnen te trekken, die worden gebruikt in samenhang met aan het rolgordijn bevestigde geleidingen.

De meeste bekende Romeinse rolgordijnen zijn hetzij uit een 25 flexibel materiaal, zoals een weefsel gevormd of uit een aantal panelen, en zijn voorzien van een aantal horizontale vouwen op verticaal op afstand van elkaar gelegen punten voor het vormen van de plooien indien het rolgordijn omhoog wordt bewogen. Een gebruikelijke werkwijze voor het vervaardigen van een Romeins rolgordijn is tenminste twee stellen ringen 30 of verbindingsorganen langs verticale lijnen onder elkaar aan de achterzijde van het weefselmateriaal te naaien, zoals is weergegeven in I U.S. octrooi nr. 1.3213.800. Een hefkoord verloopt vanaf de koprail door ieder stel ringen en kan hetzij aan de onderrand van het weefsel zijn bevestigd of in een lus onder de bodemrand van het weefsel omhoog naar I het voorvlak van het weefsel en terug naar de koprail verlopen.

I 5 Alternatief is ieder stel verbindingsorganen zowel bevestigd aan het weefsel en bevestigd aan een koord in op afstand van elkaar gelegen I tussenruimtes langs het koord. De tussenruimte tussen afstandsorganen op I ieder koord kan gelijk zijn aan of minder dan de afstand tussen de punten waar de afstandsorganen aan de achterzijde van het weefsel zijn I 10 bevestigd.

Een nadeel van het gebruikelijke Romeinse rolgordijn is I echter dat er geen manier is om in het totale vlak van de I vensterafscheming openingen tot stand te brengen indien men licht wenst I toe te laten in een kamer, zoals gevonden in jaloezieën door kantelen van 15 de jaloezie-latten, zonder de onderzijde omhoog te moeten bewegen of de I bovenzijde van de gehele vensteraf scheming omlaag te moeten bewegen hetgeen ongewenst resulteert in een totaal verlies van privacy. Daarom is I het gewenst overeenkomstig met een jaloezie de mogelijkheid te I verschaffen spleten te openen in het rolgordijn om toe te staan dat licht I 20 door beweegt onder het toch handhaven van een verhoudingsgewijs hoge mate van privacy door niet te vereisen dat het rolgordijn omhoog of omlaag I wordt bewogen. De huidige uitvinding overwint ook de tekortkoming van de I stand van techniek door ladder of andere mechanismen voor het omhoog I bewegen en instellen uit het zicht te houden indien het rolgordijn I 25 gesloten is.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een I vensteraf scheming met een aantal panelen. De vensteraf scheming omvat H een koprail en een aantal vanaf de koprail door een bevestigingsorgaan en een openingsorgaan opgehangen panelen. Ieder van het aantal panelen is 30 samen te vouwen en omvat en paar tegenover elkaar gelegen langsgebieden.

I Ieder van het aantal panelen kan bestaan uit weefselmateriaal, zoals een 3 enkel doorlopend weefselmaterlaal of een aantal weefselmaterialen. Alternatief kan ieder van het aantal panelen bestaan uit een aantal in lengterichting verlopende stijve latten, zoals gebruikelijk gevonden bij latten voor jaloezieën, of kunnen smalle strippen zijn, zoals bamboe, 5 rotan, riet of dergelijke. Een onderste rail kan ook zijn aangebracht en ophangen aan de koprail, waarbij het aantal panelen tussen de koprail en de onderrail zijn opgesteld.

Het bevestigingsorgaan is aangebracht om de koprail en het aantal panelen te verbinden en kan bestaan uit een koord, een 10 weefsel strook, een materiaal paneel of dergelijke. Het bevestigingsorgaan wordt binnen ieder van het aantal panelen om een van de tegenover elkaar gelegen langsgebieden gepositioneerd vastgehouden. Vastgehouden positioneren van de panelen met het bevestigingsorgaan kan op verschillende manieren worden bewerkstelligd waaronder, maar niet beperkt 15 op vast bevestigen met hechtmiddel, ultrasoon lassen, breien, binden of dergelijke of de beweging van het paneel ten opzichte van het bevestigingsorgaan beperken met een aanslag of ander dergelijk beperkingsorgaan. De beweging van de latten kan bijvoorbeeld worden beperkt door op het bevestigingsorgaan aangebrachte aanslagmechanismen. 20 Een stijve bevestigingsstrook waaraan het bevestigingsorgaan verbonden is kan ook worden gebruikt.

Het openingsorgaan, dat ook de koprail en het aantal panelen verbindt kan op soortgelijke wijze vastgehouden opgesteld zijn met ieder van het aantal panelen om het langsgebied tegenover dat waar 25 het bevestigingsorgaan is aangesloten. Indien een paneel uit een enkel materiaalstuk is vervaardigd kan het paar tegenover elkaar gelegen langsgebieden bijvoorbeeld de bovenste en onderste randen van het materiaalstuk zijn. Als zodanig kan het bevestigingsorgaan gepositioneerd worden vastgehouden met de bovenranden voor ieder van het aantal panelen, 30 terwijl het openingsorgaan gepositioneerd wordt vastgehouden met de onderste randen. Alternatief kan het bevestigingsorgaan gepositioneerd /·. t', · I met de onderranden voor ieder van het aantal panelen worden vastgehouden, I terwijl het openingsorgaan met de bovenranden gepositioneerd wordt I vastgehouden. Versterkingsstrippen kunnen ook langs een of beide van de I tegenover elkaar gelegen langsgebieden zijn opgenomen.

I 5 Een verticaal instel mechanisme is werkzaam verbonden met I het openingsorgaan voor het uitschuiven en terugtrekken van het openingsorgaan. Het verticale instelmechanisme is overeenkomend met het I gebruikelijk in jaloezie-systemen gevonden mechanisme zoals een I wormwiel samenstel omvattend, dat binnen de koprail is aangebracht en te 10 manipuleren is door een werkzaam verbonden wand, waarbij draaien van de I wand in dit geval bewerkstelligt dat het openingsorgaan wordt I teruggetrokken. Alternatief kan ook een koord en koordgrendelsamenstel I worden gebruikt voor het omhoog en omlaag bewegen van het openingsorgaan.

I Als nog een ander alternatief kan ook een motorisch aangedreven of op 15 afstand gelegen verticaal instelmechanisme worden gebruikt.

I Indien het openingsorgaan aan de onderrand van het aantal panelen is bevestigd wordt, indien het verticale instelmechanisme het I openingsorgaan terugtrekt, de onderrand van ieder paneel ten opzichte van I de bovenrand omhoog bewogen en opgetrokken achter de voorzijde van het 20 paneel, zodanig dat in het vlak van de vensterafscheming tot stand I gebrachte openingen licht toestaan er doorheen te bewegen. Uitschuiven I van het openingsorgaan met het verticale instelmechanisme bewerkstelligt, I dat de onderrand van ieder paneel ten opzichte van de bovenrand omlaag I beweegt en daardoor de spleten in het vlak van de vensterafscheming I 25 wordt gesloten.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de I hand van bijgaande tekeningen.

H Figuur 1 is een perspectivisch vooraanzicht van een de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van een vensteraf scheming in een 30 gesloten stand in overeenstemming met de huidige uitvinding.

Figuur 2 is een perspectivisch vooraanzicht van de 5 vensterafscheming van figuur 1 in een gedeeltelijk open stand.

Figuur 3 is een perspectivisch achteraanzicht van een de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van een paneel van de vensterafdekking van figuur 1; 5 Figuur 4 is een dwarsdoorsnede aanzicht van het paneel van figuur 3;

Figuur 5 is een vergroot perspectivisch aanzicht van een de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van een paneel met een alternatieve werkwijze voor het bevestigen van het paneel aan het bevestigingsorgaan; 10 Figuur 6 is een vergroot dwarsdoorsnede aanzicht van de uitvoeringsvorm van figuur 5;

Figuur 7 is een perspectivisch achteraanzicht van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een paneel van een vensteraf scheming volgens de huidige uitvinding; 15 Figuur 8 is een dwarsdoorsnede aanzicht van het paneel van figuur 7;

Figuur 9 is een perspectivisch aanzicht van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een latten omvattend paneel voor een vensteraf scheming volgens de huidige uitvinding; 20 Figuur 10 is een perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvorm van figuur 9 met de latten gedeeltelijk teruggetrokken;

Figuur 11 is een perspectivisch achteraanzicht van nog een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een paneel voor een vensteraf scheming volgens de huidige uitvinding; 25 Figuur 12 is een dwarsdoorsnede aanzicht van het paneel van figuur 11;

Figuur 13 is een perspectivisch achteraanzicht van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een paneel van een vensteraf scheming volgens de huidige uitvinding; 30 Figuur 14 is een achteraanzicht van het paneel van figuur 13 in dwarsdoorsnede; I Figuur 15 is een perspectivisch achteraanzicht van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van een paneel van een I vensterafscherming volgens de huidige uitvinding; I Figuur 15A is een vergroot deel aanzicht van figuur 15; I 5 Figuur 16 is een perspectivisch achteraanzicht van het I paneel van figuur 15 met het openingsorgaan gedeeltelijk teruggetrokken; I Figuur 16A is een vergroot deel aanzicht van figuur 16; I Figuur 17 is een perspectivisch achteraanzicht van het I paneel van figuur 15 geheel teruggetrokken; en I 10 Figuur 17A is een vergroot deelaanzicht van figuur 17.

De hierin geopenbaarde uitvinding is vatbaar voor I uitvoering in vele verschillende vormen. De voorkeur gegeven uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn in de tekeningen weergegeven en I hieronder in detail beschreven. Het moet echter worden begrepen, dat de 15 huidige openbaring een illustratie is van de principes van de uitvinding I en de uitvinding niet beperkt op de weergegeven uitvoeringsvormen.

I Een de voorkeur gegeven uitvoeringsvorm van de huidige I uitvinding is weergegeven in figuur 1. Vensterafscherming 100 is I weergegeven in een gesloten stand en omvat een koprail 102, een onderrail I 20 104 en een aantal panelen 106. Ook is bij voorkeur een openingsstang 108 I aangebracht voor het vernauwen van het profiel van afzonderlijke panelen I en het daarbij tot stand brengen van spleten of openingen in het totale vlak van de vensterafscherming 100, evenals een hefstang 110 voor het I omhoog bewegen van het gehele rolgordijn.

I 25 In een geheel gesloten stand zoals weergegeven in figuur 1 I biedt de vensterafscherming 100 een van verbindingskoorden vrij uiterlijk I en voorziet in zowel privacy en blokkeren van licht. Indien het gewenst I is licht toe te laten in een kamer zonder het gehele rolgordijn omhoog te I bewegen en daarbij een mate van privacy te behouden kan een gebruiker de 30 openingsstang 108 draaien. Indien de openingsstang 108 wordt gedraaid I wordt ieder van het aantal panelen 106 ingesteld voor het vernauwen van 7 zijn profiel, zodanig, dat spleten 111 in de vensterafscherming 100 worden geopend, zoals weergegeven in figuur 2. De speciale procedure voor het openen van ieder van het aantal panelen wordt meer gedetailleerd hieronder besproken.

5 Verwijzend naar figuren 3 en 4 wordt het versmallen van het langsprofiel van een van het aantal panelen van de vensterafscherming van figuren 1 en 2 uiteengezet. In deze uitvoeringsvorm is een paneel 114 gevormd uit een enkel materiaal stuk, dat een bovenste in lengterichting verlopend gebied 116, een centraal in lengterichting verlopend gebied 118 10 en een onderste in lengterichting verlopend gebied 120 heeft. Het samenstel van het centrale gebied 118 van ieder van de panelen vormt het totale vlak van de vensterafscherming. Zoals hierboven besproken kan ieder paneel bestaan uit meerdere materiaal stukken. De bovenste en onderste in lengterichting verlopende gebieden 116 en 120 kunnen 15 bijvoorbeeld zijn gevormd uit een materiaaltype, terwijl het centrale in lengterichting verlopende gebied 118 een materiaal van een andere kleur, doorlaatbaarheid, textuur of dergelijke kan zijn.

Door het bovenste gebied 116 en het onderste gebied 120 is een bevestigingsorgaan, zoals een koord 122 gevoerd, dat aan het bovenste 20 gebied 116 bevestigd is door middel van hechtmiddel, ultrasoon lassen, breien of dergelijke. Koord 122 is gevoerd door een door het onderste gebied 120 begrensd gat 124, zodanig dat koord 122 niet aan het onderste gebied is bevestigd.

Een openingsorgaan, zoals koord 126 is ook aangebracht. 25 Koord 126 is gevoerd door door het bovenste gebied 116 begrensd gat 128 en is aan het onderste gebied 120 bevestigd, ook door middel van hechtmiddel, ultrasoon lassen, breien of dergelijke. Ieder van het aantal panelen is op soortgelijke wijze bevestigd aan de koorden 122 en 126.

Alternatief kunnen koorden 122 en 126 zijn gevoerd door gaten, maar 30 zullen vast daaraan bevestigde aanslagen omvatten teneinde de beweging van het koord door de gaten te begrenzen. Ringvormige delen, zoals I 8 I ringvormige stukken die opgesteld zijn en door knijpen bevestigd zijn van I het ringvormige deel op het openingsorgaan en bevestigingsorgaan kunnen I bijvoorbeeld worden gebruikt.

In deze uitvoeringsvorm wordt, indien openingsorgaan, zoals I 5 koord 126, door middel van een verticaal instel mechanisme (niet weergegeven) in de koprail 102 (figuur 1), dat werkzaam verbonden is met de openingsstang 108 (figuur 1), wordt teruggetrokken het onderste I gedeelte 120 gedrongen naar het bovenste gedeelte 116, dat verticaal I stationair blijft ten opzichte van de koprail. Het samen te vouwen paneel 10 114 wordt dus op zichzelf gevouwen voor het vertonen van een smaller in I lengterichting verlopend profiel. Zoals weergegeven in figuur 2 worden I openingen 111 tot stand gebracht in het aantal panelen om toe te staan I dat licht er door beweegt zonder dat het omhoog of omlaag bewegen van de I gehele vensterafscheming 100 wordt vereist.

I 15 Weer verwijzend naar figuren 3 en 4 is een heforgaan, zoals I koord 130 voor het omhoog bewegen van de onderrail 104 en het aantal I panelen 106 ook gevoerd door gaten 124 en 128 en bevestigd aan onderrail I 104. Het heforgaan, zoals koord 130 is werkzaam verbonden met hefstang I 110 (figuur 1). Ofschoon slechts een stel koorden 122, 126 en 130 is I 20 weergegeven wordt het de voorkeur gegeven, dat twee stellen koorden, die I op gelijke afstand zijn gelegen op tegenoverliggende randen van de I vensterafscherming, zoals kan worden gezien in figuur 2, zijn I aangebracht.

I Ofschoon niet weergegeven in de figuren kan ook een 25 versterkingsstrip langs hetzij het bovenste in lengterichting verlopende I gebied, het onderste in lengterichting verlopende gebied op beide zijn I opgenomen. Deze versterkingsstrip kan bestaan uit een dunne metalen strook, kunststof, versterkingsmateriaal of dergelijke, dat bevestigd is I aan de bovenste respectievelijk onderste in lengterichting verlopende I 30 gebieden. Een dergelijke versterkingsstrip kan bij ieder van de hierin geopenbaarde uitvoeringsvormen zijn opgenomen.

9

Zoals hierboven besproken kunnen het bevestigingsorgaan en openingsorgaan gepositioneerd met het aantal panelen op een aantal manieren worden tegengehouden. Een in figuren 5 en 6 weergegeven uitvoeringsvorm maakt gebruik van kunststof stroken. Overeenkomend met de 5 in figuren 3 en 4 beschreven uitvoeringsvorm is een paneel 214 gevormd uit een enkel materiaal stuk met bovenste in lengterichting verlopend gebied 216, een centraal in lengterichting verlopend gebied 218 en een onderste in lengterichting verlopend gebied 220. Door gat 228 in het bovenste gebied 216 en gat 224 in het onderste gebied 220 is een 10 bevestigingsorgaan zoals een koord 222 gevoerd. Op soortgelijke wijze is openingsorgaan 226 gevoerd door gat 228 in het bovenste gebied 216 en gat 224 in het onderste gebied 220. Met bevestigingsorgaan 222 en openingsorgaan 226 zijn lussen 223 respectievelijk 227 gevormd. Bevestigingsstrippen 232 en 234, die bij voorkeur uit kunststof zijn 15 gevormd, zijn gevoerd door lussen 223 respectievelijk 227 en zijn ten opzichte van het paneel 214 opgesteld zoals weergegeven, zodanig, dat de neerwaarste beweging van het paneel ten opzichte van het bevestigingsorgaan 222 en openingsorgaan 226 is beperkt. Indien gewenst kunnen strip 232 en 234 vast bevestigd zijn aan het paneel 214, zoals 20 door een hechtmiddel.

Een alternatief van de huidige uitvinding is weergegeven in figuren 7 en 8. In deze uitvoeringsvorm bestaat het aantal panelen uit een aantal stijve latten. Dergelijke latten kunnen verhoudingsgewijs brede latten zijn, zoals gebruikelijk gevonden in houten jaloezieën, of 25 kunnen, zoals weergegeven, verhoudingsgewijs smalle stroken uit decoratief hout, zoals riet, rotan of bamboe zijn. Een aantal verhoudingsgewijs smalle houten stroken vormen het aantal panelen, zoals paneel 314. Een bovenste gebied 316 is. uitgerust met een aantal houten stroken, en begrenst een gat 328. Het bovenste gebied kan bestaan uit een 30 enkele strook of kan bestaan uit een aantal stroken. Een onderste gebied 320 kan op soortgelijke wijze worden gevormd en begrenst ook gat 324.

I 10 I Door het bovenste gebied 316 en het onderste gebied 320 is een I bevestigingsorgaan 322 gevoerd, dat, zoals hierboven beschreven, I bevestigd is aan het bovenste gebied 316, en door gat 324 in het onderste gebied 320 is gevoerd en niet bevestigd is aan het onderste gebied 320.

I 5 Een openingsorgaan 326 is gevoerd door gat 328 en bevestigd aan onderste gebied 320. Een heforgaan 330 voor het omhoog bewegen van de onderrail en het aantal panelen zoals hierboven beschreven met de andere I uitvoeringsvormen is ook gevoerd door gaten 324 en 328. Overeenkomend met de voorgaande uitvoeringsvormen wordt een koord 326 zodanig 10 teruggetrokken, dat onderste gebied 320 naar bovenste gebied 316 wordt I getrokken voor het tot stand brengen van spleten in het totale vlak van de vensterafscherming.

I In figuur 9 is een uitvoeringsvorm weergegeven van de huidige uitvinding waarin ieder van het aantal panelen bestaat uit I 15 latten, zoals die gebruikelijk gevonden in houten jaloezieën. In dit I voorbeeld bestaat het paneel 340 uit drie latten 342, 344 en 346, maar I meer latten kunnen worden gebruikt. Bevestigingsorgaan 348 is door ring I 352 aan lat 342 bevestigd om een bovenste rand 349. Openingsorgaan 350 is I ook om een onderste rand 351 aan lat 346 bevestigd. In deze bepaalde I 20 uitvoeringsvorm verbinden ringen 353 en 355 latten 342, 344 en 346. Een I aanvullende ring 357 is bevestigd aan onderste lat 346 waaraan openingsorgaan 350 is bevestigd. Indien het openingsorgaan 350 wordt I teruggetrokken wordt, verwijzend naar figuur 10, onderste lat 346 omhoog I getrokken, hetgeen bewerkstelligt dat latten 342 en 344 afbui gen en op I 25 elkaar vouwen.

In ieder van de tot nu toe weergegeven uitvoeringsvormen I zijn spleten in het vlak van de vensterafscherming, dat wil zeggen de I open stand, tot stand gebracht door het onderste gebied van een paneel naar het bovenste gebied te trekken. Het is echter overwogen, dat spleten I 30 in het vlak van de vensterafscherming ook tot stand kunnen worden gebracht door omlaag bewegen van het bovenste gebied naar het onderste 11 gebied, dat op zijn plaats wordt gehouden. Een voorbeeld van een dergelijke uitvoeringsvorm is weergegeven in figuren 11 en 12.

In deze uitvoeringsvorm is een paneel 414 gevormd uit een enkel materiaalstuk met een bovenste in lengterichting verlopend gebied 5 416, een centraal in lengterichting verlopend gebied 418 en een onderste in lengterichting verlopend gebied 420. Door het bovenste gebied 416 en het onderste gebied 420 is een bevestigingsorgaan 422 gevoerd, dat vast bevestigd is aan het onderste gebied 420. Bevestigingsorgaan 422 is gevoerd door een door het bovenste gebied 416 begrensd gat 428, zodanig 10 dat het niet aan het bovenste gebied 416 is vastgezet. Een openingsorgaan is ook aangebracht en is bevestigd aan bovenste gebied 416. In deze uitvoeringsvorm wordt, indien openingsorgaan 426 door middel van een verticaal instel mechanisme in de koprail wordt uitgeschoven, het bovenste gebied 416 omlaag bewogen naar net onderste gebied 420, dat door het 15 bevestigingsorgaan 422 nagenoeg stationair ten opzichte van de koprail wordt vastgehouden. Als zodanig vouwt het samenvouwbare paneel 414 op zichzelf op om een smaller langsprofiel te vertonen. Overeenkomend met de voorgaande uitvoeringsvorm is ook een heforgaan, zoals een koord 430 voor het omhoog bewegen van de onderrail en het aantal panelen door gaten 424 20 en 428 gevoerd. Een soortgelijke opstelling, waarbij het bovenste gebied omlaag wordt bewogen naar het onderste gebied kan in ieder van de hiervoor beschreven vormgevingen worden gebruikt.

In nog een andere alternatieve uitvoeringsvorm kan een aanvullende bekleding worden opgenomen teneinde zowel een voorvlak en 25 achtervlak van de vensterafscheming te verschaffen, dat vrij is van zichtbare koorden of verbindingsorganen indien het in de gesloten stand is. Verwijzend naar figuren 13 en 14 is paneel 514 een voorbeeld van een paneel van het aantal panelen, dat een dubbel bedekte vensterafscheming vormt.

30 Paneel 514 is gevormd uit een materiaalstuk met een bovenste in lengterichting verlopend gebied 516, een centraal in I 12 I lengterichting gelopen voorvlakgebied 518, een centraal in lengterichting I verlopend achtervlakgebied 519 en een onderste in lengterichting I verlopend gebied 520.

I Het materiaal stuk kan een gewoon materiaal stuk zijn, dat I 5 aan zichzelf bevestigd is voor het vormen van een doorlopend I materiaal stuk. Alternatief kunnen meerdere materiaal stroken aan elkaar I zijn bevestigd. De meerdere materiaal stroken kunnen uit dezelfde materiaal zijn of kunnen materialen met verschillende karakteristieken zijn, dat wil zeggen kleur, doorlaatbaarheid, enz. Zoals weergegeven I 10 begrenst paneel 514 een in lengterichting verlopende cel 521.

Door het bovenste gebied 516 en het onderste gebied 520 is I een bevestigingsorgaan 522 gevoerd, dat aan het bovenste gebied 516 is bevestigd. Bevestigingsorgaan 522 is ook gevoerd door een door het I onderste gebied 520 begrensd gat 524, zodanig, dat het niet aan het I 15 onderste gebied 520 is vastgezet. Een openingsorgaan 526 is ook I aangebracht en is gevoerd door door het bovenste gebied 516 begrensd gat 528 en is ook aan onderste gebied 520 bevestigd. Ieder van het aantal I panelen is op soortgelijke wijze gevormd en bevestigd aan het I bevestigingsorgaan 522 en openingsorgaan 526. Bij voorkeur zijn organen I 20 522, 526 en 530 zodanig opgesteld, dat gelijke materiaal hoeveelheden aan weerszijden van de koorden zijn opgehangen. Indien openingsorgaan 526 wordt teruggetrokken wordt het onderste gebied 520 naar het bovenste gebied 516 gedrongen, dat verticaal stationair blijft ten opzichte van de koprai1. Als zodanig wordt de cel 521 op zichzelf samengevouwen en bezit 25 een smaller langsprofiel.

I Een andere uitvoeringsvorm is weergegeven in figuren 15 en 15A. In deze uitvoeringsvorm is vensterafscheming 600 vervaardigd uit een aantal panelen, zoals paneel 614. Ieder paneel is vervaardigd uit een aantal latten, zoals 616, 618 en 620. Het paneel bepaalt ook een (niet 30 weergegeven) buitenvlak, een achterzijde 622, een bovenste gebied 624 en I een onderste gebied 626. Zoals in andere hierboven beschreven 13 uitvoeringsvormen is een bevestigingsorgaan 628 gepositioneerd met het bovenste gebied 624 vastgehouden. Een openingsorgaan 630 is ook aangebracht. In dit voorbeeld bestaat het openingsorgaan 630 uit een oprol orgaan 632 en heforgaan 634. Het bovenste gebied 624 begrenst een 5 gat 627 waardoor het oprol orgaan 632 is gevoerd. Een einde van het oprol orgaan 632 is met het heforgaan 634 verbonden. Bij voorkeur zijn aan het heforgaan 634 een aantal oprol organen, een voor ieder paneel, bevestigd. Het oprolorgaan is onder het onderste gebied 626 van paneel 614 gevoerd en is bevestigd aan het buitenvlak van het paneel 614 om een 10 gebied nabij het onderste gebied 626. Het oprolorgaan 632 is bijvoorbeeld bevestigd aan het buitenvlak om een bovenste gebied van lat 620. Indien het heforgaan 634 omhoog wordt bewogen wordt het oprolorgaan 632 door het gat 627 getrokken, zodanig dat lat 620 wordt opgerold zoals afgebeeld in figuren 16, 16A, 17 en 17A. Als zodanig worden in de vensterafscheming 15 spleten tot stand gebracht.

Ofschoon weergegeven met een paneel voorzien van een aantal latten kan het oprolorgaan ook worden gebruikt met een uit een weefselmateriaal bestaand paneel. Teneinde het visuele effect van het oprolorgaan te verminderen kan het bestaan uit een in kleur met het 20 paneel overeenkomend materiaal. Zoals weergegeven kan het oprolorgaan ook dienst doen voor het beperken van de mate waarover het paneel wordt uitgeschoven, zodanig, dat een gegolfd ui terlijk wordt verkregen.

De bovenstaande beschrijvingen moeten als illustratief maar niet beperkend worden genomen. Nog andere varianten zullen binnen de 25 geest en beschermingsomvang van de huidige uitvinding gemakkelijk opkomen bij vaklui.

Claims

1. Vensterafscherming, die beweegbaar is tussen een gesloten stand en een open stand en voorzien is van een koprail, van een aantal 5 samen te vouwen panelen, die aan de koprail zijn opgehangen waarbij ieder van het aantal samen te vouwen panelen een paar tegenover elkaar gelegen I in lengterichting verlopende gebieden heeft, van een de koprail en het I aantal panelen verbindend bevestigingsorgaan, van een met de koprail en I het aantal panelen verbonden openingsorgaan, waarbij het I 10 bevestigingsorgaan met ieder van het aantal panelen gepositioneerd I vastgehouden is om een van de tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden en het openingsorgaan met ieder van het aantal panelen om het langsgebied tegenover het bevestigingsorgaan gepositioneerd is vastgehouden, en een verticaal instelmechanisme 15 werkzaam verbonden is met het openingsorgaan om het openingsorgaan uit te I schuiven en terug te trekken voor het bewegen van de vensterafscherming I tussen de gesloten stand en de open stand.

2. Vensterafdekking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat I het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden 20 een onderste gebied en een bovenste gebied omvat.

3. Vensterafscherming volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan met ieder van het aantal panelen om het bovenste gebied gepositioneerd is vastgehouden en het openingsorgaan om het onderste gebied gepositioneerd is vastgehouden.

4. O i * P I 20

4. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan aan ieder van het aantal panelen vast bevestigd is om het bovenste gebied.

5. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan door tenminste een aanslag 30 met ieder van het aantal panelen vastgehouden gepositioneerd is.

6. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan met ieder van het aantal panelen om het onderste gebied vastgehouden gepositioneerd is en het openingsorgaan om het bovenste gebied vastgehouden gepositioneerd is.

7. Vensterafscherming volgens conclusie 6, met het kenmerk, 5 dat het bevestigingsorgaan om het onderste gebied aan ieder van het aantal panelen vast is bevestigd.

8. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan door tenminste een aanslag met ieder van het aantal panelen vastgehouden is gepositioneerd.

9. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ieder van het aantal panelen uit weefsel materiaal bestaat.

10. Vensterafscherming volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het weefselmateriaal een. enkele in lengterichting verlopende strook 15 is.

11. Vensterafscherming volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het weefselmateriaal bestaat uit een aantal weefselmaterial en.

12. Vensterafscherming volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het weefselmateriaal een in lengterichting verlopende cel begrenst.

13. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies 1- 9. met het kenmerk, dat ieder van het aantal panelen bestaat uit een aantal zich in lengterichting uitstrekkende stijve latten.

14. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een koord is.

15. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, verder voorzien van een door een intrekbaar heforgaan aan de koprail opgehangen onderrail.

16. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vensterafscherming verder is voorzien van 30 versterkingsstrippen, die bevestigd zijn om het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden.

17. Vensterafscherming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afscherming is voorzien van tenminste een versterkingsstrip, die om tenminste een van het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden is bevestigd.

18. Vensteraf scheming volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het openingsorgaan een heforgaan en een aantal oprol organen omvat.

19. Vensterafscherming voorzien van een koprail, van een aantal I aan de koprail opgehangen samen te vouwen panelen, waarbij tenminste een 10 van het aantal panelen een paar tegenover elkaar gelegen in I lengterichting verlopende gebieden heeft welke tegenover elkaar gelegen I gebieden werkzaam verbonden zijn met de koprail met behulp van een I bevestigingsorgaan en een openingsorgaan, en een verticaal I instelmechanisme werkzaam verbonden is met het openingsorgaan om het I 15 openingsorgaan uit te schuiven en terug te trekken.

20. Vensterafscherming volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden een onderste gebied en een bovenste gebied omvat.

21. Vensterafscherming volgens conclusie 20, met het kenmerk, I 20 dat het bevestigingsorgaan met het tenminste ene paneel om het bovenste I gebied gepositioneerd wordt vastgehouden en het openingsorgaan om het I onderste gebied gepositioneerd wordt vastgehouden.

22. Vensterafscherming volgens een der conclusies 19-21, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan aan het tenminste ene paneel vast 25 bevestigd is om het bovenste gebied.

23. Vensterafscherming volgens een der conclusies 19-22, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan door tenminste een aanslag met het tenminste ene paneel vastgehouden is gepositioneerd.

24. Vensterafscherming volgens een der conclusies 19-23, met 30 het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan met het tenminste ene paneel om het onderste gebied vastgehouden gepositioneerd is en het openingsorgaan om het bovenste gebied vastgehouden gepositioneerd is.

25. Vensterafscheming volgens een der conclusies 19-24, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan aan het tenminste ene paneel vast bevestigd is om het onderste gebied.

26. Vensterafscheming volgens een der conclusies 19-25, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan door tenminste een aanslag met het tenminste ene paneel vastgehouden gepositioneerd is.

27. Vensteraf scheming volgens een der conclusies 19-26, met het kenmerk, dat ieder van het aantal panelen uit weefselmateriaal 10 bestaat.

28. Vensteraf scheming volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat het weefselmateriaal een enkele in lengterichting verlopende strook is.

29. Vensteraf scheming volgens conclusie 27, met het kenmerk, 15 dat het weefselmateriaal bestaat uit een aantal weefselmaterial en.

30. Vensteraf scheming volgens een der conclusies 27-29, met het kenmerk, dat het weefselmateriaal een in lengterichting verlopende cel begrenst.

31. Vensterafscherming volgens een der conclusies 19-26, met 20 het kenmerk, dat het tenminste ene paneel bestaat uit een aantal in lengterichting verlopende stijve latten.

32. Vensterafscherming volgens een der conclusies 19-31, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een koord is.

33. Vensterafscherming volgens een der conclusies 19-32, met 25 het kenmerk, dat het openingsorgaan een heforgaan een aantal oprolorganen omvat.

34. Vensterafscherming volgens een der conclusies 19-33, met het kenmerk, dat de afdekking verder is voorzien van een door een terugtrekbaar heforgaan aan de koprail opgehangen onder de rail.

35. Vensterafscherming volgens een der conclusies 19-34, met het kenmerk, dat om het paar tegenover elkaar gelegen langsgebieden f \ s 'v I 18 I bevestigde versterkingsstrippen zijn aangebracht.

36. Vensterafscheming volgens een der conclusies 19-35, met I het kenmerk, dat tenminste een versterkingsstrip bevestigd is om I tenminste een van het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting I 5 verlopende gebieden.

37. Vensteraf scheming die beweegbaar is tussen een gesloten stand en een open stand en voorzien is van een koprail; van een aantal I aan de koprail opgehangen samen te vouwen panelen waarbij ieder van het I aantal samen te vouwen panelen een paar tegenover elkaar gelegen in I 10 lengterichting verlopende gebieden heeft en ieder van het aantal panelen I verder is voorzien van een aantal stijve latten; van een de koprail en I het aantal panelen verbindend bevestigingsorgaan; van een met de koprail I en het aantal panelen verbonden openingsorgaan, waarbij het I bevestigingsorgaan met ieder van het aantal panelen vastgehouden 15 gepositioneerd is om een van de tegenover elkaar gelegen langsgebieden en I het openingsorgaan met ieder van het aantal panelen vastgehouden I gepositioneerd is om het langsgebied tegenover het bevestigingsorgaan, en I een verticaal instel mechanisme werkzaam verbonden is met het openingsorgaan om het openingsorgaan uit te schuiven en terug te trekken I 20 voor het bewegen van de vensterafscheming tussen de gesloten stand en de open stand.

38. Vensteraf scheming volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende I gebieden is voorzien van een onderste gebied en een bovenste gebied.

39. Vensteraf scheming volgens conclusie 38, met het kenmerk, I dat het bevestigingsorgaan met tenminste een paneel om het bovenste I gebied gepositioneerd wordt tegengehouden en het openingsorgaan om het I onderste gebied gepositioneerd wordt vastgehouden.

40. Vensterafscherming volgens een der conclusies 37-39, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan aan het tenminste ene paneel om het bovenste gebied vast is bevestigd.

40. Vensteraf scheming volgens conclusie 37 of 38, met het I 30 kenmerk, dat het bevestigingsorgaan met tenminste een paneel om het bovenste gebied gepositioneerd wordt vastgehouden en het openingsorgaan om het onderste gebied gepositioneerd wordt vastgehouden.

41. Vensterafscherming volgens een der conclusies 37-40, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan bij tenminste een aanslag met het tenminste ene paneel gepositioneerd is vastgehouden.

42. Vensterafscherming volgens een der conclusies 37-41, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan met het tenminste ene paneel om 10 het onderste gebied gepositioneerd wordt vastgehouden en het openingsorgaan om het bovenste gebied gepositioneerd wordt vastgehouden.

43. Vensterafscherming volgens een der conclusies 37-43, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan om het onderste gebied vast bevestigd is aan het tenminste ene paneel.

44. Vensterafscherming volgens een der conclusies 37-43, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan door tenminste een aanslag met het tenminste ene paneel gepositioneerd wordt vastgehouden.

45. Vensterafscherming volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat de afscherming een onderrail omvat, die door een terugtrekbaar 20 heforgaan aan de koprail is opgehangen.

46. Vensterafscherming volgens een der conclusies 37-45, met het kenmerk, dat de afscherming verder is voorzien van om het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden bevestigde versterki ngsstroken.

47. Vensterafscherming volgens een der conclusies 37-46, met het kenmerk, dat de afscherming verder is voorzien van tenminste een op tenminste een van het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden bevestigde versterkingsstrook.

48. Vensterafscherming volgens een der conclusies 37-47, met 30 het kenmerk, dat het openingsorgaan is voorzien van een heforgaan en een aantal oprolorganen.

49. Vensterafscherming, die beweegbaar is tussen een gesloten I stand en een open stand en voorzien is van een koprail, van een aantal I aan de koprail opgehangen vouwbare panelen, waarbij ieder van het aantal I vouwbare panelen een paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting I 5 verlopende gebieden heeft en ieder van het aantal panelen een in I lengterichting verlopende cel begrenst en verder voorzien is van I tenminste een weefselmateriaal, van een de koprail en het aantal panelen verbindend bevestigingsorgaan, van een de koprail en het aantal panelen verbindend openingsorgaan, waarbij het bevestigingsorgaan gepositioneerd I 10 met ieder van het aantal panelen om een van de tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden wordt vastgehouden en het I openingsorgaan met ieder van het aantal panelen om het langsgebied tegenover het bevestigingsorgaan gepositioneerd wordt vastgehouden, en I een verticaal instelmechanisme werkzaam verbonden is met het I 15 openingsorgaan om het openingsorgaan uit te schuiven en terug te trekken om de vensterafscherming tussen de gesloten stand en de open stand te I bewegen.

50. Vensterafscherming conclusie 49, met het kenmerk, dat het I paar tegenover elkaar gelegen langsgebieden een onderste gebied en een 20 bovenste gebied omvat.

51. Vensterafscherming volgens conclusie 49 of 50, met het I kenmerk, dat het bevestigingsorgaan met tenminste een paneel om het bovenste gebied vastgehouden gepositioneerd is en het openingsorgaan om I het onderste gebied vastgehouden gepositioneerd is.

52. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-51, met I het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan om het onderste gebied vast I bevestigd is aan het tenminste ene paneel.

53. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-52, met I het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan door tenminste een aanslag met 30 het tenminste ene paneel vastgehouden gepositioneerd is.

54. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-53, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan met het tenminste ene paneel om het onderste gebied vastgehouden gepositioneerd is en het openingsorgaan om het bovenste gebied vastgehouden gepositioneerd is.

55. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-53, met 5 het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan aan het tenminste ene paneel om het onderste gebied vast bevestigd is.

56. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-55, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan door tenminste een aanslag met het tenminste ene paneel vastgehouden gepositioneerd is.

57. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-56, met het kenmerk, dat het weefselmateriaal een enkel in de lengterichting verlopend materiaal stuk is.

58. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-56, met het kenmerk, dat het weefselmateriaal bestaat uit een aantal 15 weefselmaterialen.

59. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-58, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een koord is.

60. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-59, met het kenmerk, dat de afscherming voorzien is van een door een 20 terugtrekbaar heforgaan aan de koprail opgehangen onderrail.

61. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-60, met het kenmerk, dat versterkingsstrippen zijn bevestigd om het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden.

62. Vensterafscherming volgens een der conclusies 49-61, met 25 het kenmerk, dat tenminste een versterkingsstrip bevestigd is op tenminste een van het paar tegenover elkaar gelegen in lengterichting verlopende gebieden.

63. Vensterafscherming, die beweegbaar is tussen een gesloten stand en een open stand en is voorzien van een koprail, van een aantal 30 samen te vouwen panelen met een voorvlak en een achtervlak en opgehangen aan de koprail, waarbij ieder van het aantal samen te vouwen panelen een I 22 I bovenste in lengterichting verlopend gebied en een onderste in I lengterichting verlopend gebied heeft, waarin het bovenste in I lengterichting verlopend gebied een gat begrenst, van een I bevestigingsorgaan, dat de koprail en het aantal panelen verbindt waarbij 5 het bevestigingsorgaan met om het bovenste in lengterichting verlopende I gebied met ieder van het aantal panelen vastgehouden gepositioneerd is, I en een openingsorgaan de koprail en het aantal panelen verbindt, waarbij I het openingsorgaan verder is voorzien van een oprol orgaan, dat zich I uitstrekt door het door het bovenste in lengterichting verlopende gebied I 10 begrensde gat en met het voorvlak van het paneel bevestigd is om een gebied nabij het onderste in lengterichting verlopende gebied; en een I verticaal instel mechanisme, dat werkzaam verbonden is met het I openingsorgaan om het openingsorgaan uit te schuiven en terug te trekken voor het bewegen van de vensterafscheming tussen de gesloten stand en de I 15 open stand.

64. Vensteraf scheming volgens conclusie 63, met het kenmerk, I dat ieder van het aantal panelen bestaat uit een aantal in lengterichting I verlopende latten.