NL9000508A - Werkwijze en inrichting voor het omhullen van een product en product verkregen met die werkwijze en die inrichting. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het omhullen van een product en product verkregen met die werkwijze en die inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het omhullen van een product, bestaande uit het wikkelen van een uiteinde van een lange omhuiselstrook rond het cilindrische buitenoppervlak van een slanke stoppijp, welke stoppijp voorzien is van een inlaateinde en een uitlaateinde en welke omhulselstrook van elkaar afgekeerde zijranden heeft, het draaien van het uiteinde van de omhulselstrook rond de stoppijp, waarbij het resterende stuk van het omhulsel naar de stoppijp zal worden getrokken en daaromheen zal worden gewikkeld, het toevoeren van het resterende stuk aan de stoppijp onder een zodanige hoek tot de hartlijn van de stoppijp dat de spiraalwindingen wrijvend en overlappend op elkaar aangrijpen, het van het inlaateinde naar het uiteinde en in het omhulsel persen van het product, en het op intervallen draaien van het met product gevulde omhulsel om een productreeks te vormen met draaipunten aan de uiteinden van elk product.

Een dergelijke werkwijze is beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 2.575.476, 4.709.447, 4.660.255 en 4.727. 625. Sindsdien is echter ontdekt, dat de werkwijze voor het maken van een dergelijk product aanzienlijk kan worden vergemakkelijkt door het aantal draaiingen in de draaipunten gelijk te laten zijn aan het aantal spiraalwindingen van de strook van elk product.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting waarmede de bovengenoemde werkwijze in de praktijk kan worden gebracht, alsmede op producten verkregen met behulp van die werkwijze.

De uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin bij wijze van voorbeeld een inrichting volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een bovenaanzicht van de inrichting van fig.

1 / fig. 3 een vooraanzicht van de inrichting van de figuren 1 en 2, fig. 4 op grotere schaal een perspectivisch aanzicht van het uiteinde van de stoppijp, fig. 5 een detaildoorsnede van de opstelling van het omhulsel aan het uiteinde van de stoppijp, fig. 6 een doorsnede volgens de lijn VX-VI van fig.

5, fig. 7 op grotere schaal een detaildoorsnede van het inlaateinde van de stoppijp, fig. 8 een bovenaanzicht van de omhulsel-toevoerin- richting, fig. 9 een doorsnede volgens de lijn IX-IX van fig.

8, fig. 10 op grotere schaal een detailaanzicht van het uitlaateinde van de stoppijp en het koppelorgaan, fig. 11 een doorsnede volgens de lijn XI-XI van fig. 10, fig. 12 een doorsnede zoals een deel van fig. 10 maar van een andere uitvoeringsvorm, fig. 13 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een stuk van de stoppijp op het moment dat het strookmateriaal erom gewonden wordt.

fig. 14 een dwarsdoorsnede volgens de lijn XIV-XIV

van fig· 13,

fig. 15 een langs doorsnede volgens de lijn XV-XV

van fig. 14, fig. 16 een langsaanzicht van een reeks gekoppelde producten die volgens de uitvinding zijn gemaakt, en fig. 17 op grotere schaal een langsaanzicht van het gebied XVII van fig. 16.

De in fig. 1 weergegeven stop- en koppelmachine 10 omvat een tafel 12 met een bovenvlak waarop een pomp 14, een pijp-steun 16, een stoppijp of hoorn 18, en een koppelinrichting 20 zijn aangebracht. Op de tafel 12 is eveneens een omhulselstrook-toevoer-inrichting 22 aangebracht.

De pomp 14 heeft een conventionele constructie en is volgens fig. 7 voorzien van een uitlaat 24 die in verbinding staat met een inlaat 26 van de stoppijp 18. De pijpsteun 16 omvat een het bovenvlak van de tafel 12 aangebracht huis 28 en twee lagers 30 bevat die de stoppijp 18 draaibaar rond een horizontale as ondersteunen. Een riemschijf 32 is binnen het huis 28 op de stoppijp 18 aangebracht. Een drijfriem 36 is geslagen rond riemschijf 32 en een motorschijf 34 die wordt aangedreven door een motor 38 om de stoppijp 18 om zijn langsas te laten draaien.

De stoppijp 18 heeft een dik gedeelte 40 dat aan het inlaateinde 26 grenst, en een slank gedeelte 42 dat zich uitstrekt tussen het dikke gedeelte 40 en een uitlaateinde 44 (fig. 4) van de stoppijp 18.

Zoals is weergegeven in de figuren 4 en 5, is het uitlaateinde 44 voorzien van vier vingers 46 die elk radiaal buitenwaarts overgaan in een vingertop 48, maar er kunnen ook meer of minder vingers zijn zonder aan de uitvinding afbreuk te doen.

Zoals is weergegeven in fig. 6, werken alle vingertoppen 48 samen met de binnenkant van een omhulsel 50, waardoor dit een vierkante vorm krijgt in plaats van de cirkelvormige doorsnede rond het slanke gedeelte 42 van stoppijp 18. Het omhulsel 50 wordt nauwelijks door de toppen 48 belast, omdat de omtrek bij de vingertoppen 48 niet groter is dan de omtrek rond het slanke gedeelte 42 van de stoppijp 18. In fig. 6 stelt pijl X de afstand voor van het middelpunt van de doorsnede van de stoppijp tot de zich buitenwaarts verbredende toppen 48. Bedraagt de afstand X ongeveer 1,11 maal de straal van het slanke gedeelte 42, dan ontstaat door de toppen 48 een vervorming van het omhulsel zonder dat de omtrek daarvan uitrekt of groter wordt·

Het gevolg van de bovengenoemde configuratie van de buitenwaarts breder wordende vingers 46 is, dat een reactiekracht wordt uitgeoefend op het omhulsel zodat de voorwaarts stuwende beweging die door het product wordt uitgeoefend bij het verlaten van het uitlaateinde 44 van de stoppijp 18, wordt tegengewerkt.

De onihulseXstrook-toevoerinrichting 22 bestaat uit een langwerpige hefboom 52 met een enkelvoudig bovenstuk 54 en een onderstuk 56 die zijn verbonden bij een bocht 58. Het onderstuk 56 heeft twee evenwijdige armen 62 die in de bocht 58 met het bovenstuk 54 zijn verbonden.

Een omhulselspoel 64 is draaibaar aangebracht tussen de armen 62 en steunt in de bocht 58 op een aspen 66 die loopt door het middelpunt van spoel 64 en een draaibare ondersteuning van spoel 64 om een horizontale as verschaft.

Om de spoel 64 is een langwerpige omhuiselstrook 68 gewonden, die twee van elkaar afgekeerde zijranden 70, 72 heeft (fig. 13). De strook 68 bestaat uit een cellulose materiaal dat gewoonlijk voor een worstvel wordt gebruikt. De dikte ervan is ongeveer 0,03 mm; de breedte kan verschillen, maar ligt meestal tussen 2½ en 10 cm.

Het ondereinde van het onderstuk 56 omvat een verticale bus 74 (fig* 9) die zich bevindt tussen twee verticaal op afstand gelegen uitsteeksels 76, 78 van een zwenkblok 80. Een bout 82 loopt zowel door de uitsteeksels 76 en 78 als door de bus 74, zodat de hefboom 52 draaibaar bevestigdis om een verticale as. Zoals is weergegeven in fig. 9, is de lengte van de bus 74 iets groter dan de dikte van het onderstuk 56, zodat dit vrij om de bus 74 kan draaien zonder tegen de uitsteeksels 76 en 78 te wrijven.

Het zwenkblok 80 omvat ook twee van elkaar afgelegen flenzen 83, 84 die om een steunblok 86 sluiten dat stevig op de tafel 12 is aangebracht. Het zwenkblok 80 is draaibaar op het steunblok 86 bevestigd door een pen 88 die zowel door de flenzen 83 en 84 als dor het steunblok 86 loopt, zodat dit vrij kan zwenken om de verticale as die door de pen 88 gevormd wordt.

Een stelplaat 89 is met bouten 92 stevig op het bovenvlak van het steunblok 86 aangebracht. Ook de pen 88 loopt door de plaat 89.

De stelplaat 89 bezit een boogvormige sleuf 90 die concentrisch is met de zwenkas die door pen 88 gevormd wordt. De bout 82 loopt door sleuf 90 en vandaar naar beneden door uitsteeksels 76, 78 en bus 74. Wanneer bout 82 wordt aangedraaid, houdt deze het zwenkblok 80 tegen roterende beweging rond pen 88 vast doch laat terzelfdertijd de hefbomen 52 vrij draaien of zwenken rond de verticale as die door de bout 82 gevormd wordt. Wanneer het wenselijk is het zwenkblok 80 te laten draaien kan het zwenkblok 80 rond de pen 88 naar de gewenste positie worden gezwenkt.

Een strooksteunpen 94 (figuren 2 en 3) is aangebracht op het boveneinde van het bovenstuk 54 en vormt een glijvlak voor de strook 68 als deze van de spoel 64 wordt getrokken.

Terwijl het vrije uiteinde van de strook van de spoel 64 wordt afgewonden, glijdt het over de pen 94 en wordt als een spiraal rond de stoppijp 18 gewikkeld, zodat het lange cilindervormige omhulsel 50 wordt gevormd. In fig. 15 is weergegeven dat elke spiraalwinding 68A overlappende stukken 68B en 68C omvat. De mate van overlappen kan verschillen maar moet voldoende groot zijn, zodat spiraalwindingen 68A niet loskomen nadat ze gevuld zijn met vleesproduct. Een overlapping gelijk aan de helft van de breedte van de strook 68 is ruim voldoende.

Zoals is weergegeven fig. 2 en 3, bevindt de pen 94 zich voor de bout 82. De spoel 64 en de pen 94 liggen dus aan weerszijden van de as die door de bout 82 wordt gevormd. Als de strook 68 over de pen 94 getrokken wordt, kan de hefboom 52 vrij draaien om de bout 82, zodat de spoel 64 zich op een lijn stelt met de hoek van de spiraalwindingen die de strook om de stoppijp vormt.

De koppelinrichting 20 heeft een conventionele constructie en omvat twee draaiende koppelkettingen 100 met enige V-vormige knijpers 102 en meerdere V-vormige houders 104. De kettingen 100 lopen over op onderlinge afstand aangebrachte ketting-wielen 106, en een paar steunen 108 zijn zo geplaatst, dat ze de kettingen onderling gescheiden houden, zodat tussen deze kettingen een koppelbaan 110 ontstaat voor het ontvangen van het draaiende omhulsel 50 uit het uitlaateinde van de stoppijp 18 en voor het op conventionele wijze vormen van gedraaide koppelingen uit het gevulde omhulsel.

De in de fig. 1-11 weergegeven uitvoeringsvorm heeft een draaiende stoppijp 18. De uitvinding kan echter ook worden gebruikt in combinatie met de vaste stoppijp 110 van fig. 12 die naast zijn uitlaateinde een draaiende kleminrichting 112 omvat, die is te vergelijken met de draaiende klemmen die op het moment gebruikt worden in machines voor het van een omhulsel voorzien van producten. De inrichting 112 omvat een draaibaar drijfstuk 114 met een opening 116 die voorzien is van meerdere radiaal binnenwaarts uitstekende ribben 118 die zodanig zijn uitgevoerd, dat Ze op het buitenvlak van het omhulsel aangrijpen nadat dit via het uitlaateinde van de stoppijp 110 met aangevoerd product is gevuld. Het drijfstuk 114 brengt op het gevulde omhulsel een draaibeweging over, zodat het omhulsel draait op het moment dat hij in de koppel-inrichting 20 komt.

De werkingt van de in fig. 1—11 afgeheelde inrichting is als volgt: de medewerker bepaalt eerst de hoek waaronder hij wenst dat de strook 68 op de stoppijp 18 komt· Dit gebeurt door de bout 82 los te draaien en het zwenkblok 80 in de boogvormige sleuf 92 tot de gewenste hoek te draaien. De bout 82 wordt dan weer aangedraaid zodat verdere beweging van blok 80 uitgesloten is. De vrij draaiende bevestiging van hefboom 52 om bout 82 maakt het mogelijk dat de spoel 64 vrij om de verticale as van de bout 82 draait. Dit laat toe dat spoel 64 zich zelf richt als de strook van de spoel wordt getrokken.

Nadat hij de juiste afstelling voor blok 80 heeft gekozen, trekt de medewerker het losse eind van de strook 68 over de pen 94 zoals te zien is in de fig. 3 en 4. Dan wikkelt hij het omhulsel spiraalsgewijs om de stoppijp 50 zoals te zien is in fig· 2, totdat een stuk van het omhulsel voorbij het uitlaateinde van de stoppijp uitsteekt. Terwijl de medewerker de strook van de spoel 64 trekt, vertonen de overlappende stukken 68B en 68C de neiging zich al wrijvend aan elkaar te hechten; ze behouden op die manier de constructie van het omhulsel 50. Wanneer de strook om stoppijp 18 gewikkeld is, overlappen de zijranden 70, 72 elkaar dus; ze grijpen aan elkaar aan en hechten zich wrijvend aan elkaar; ze zorgen er voor dat de strook wordt gevormd tot het lange cilindervormige omhulsel 50.

De medewerker zet vervolgens de machine aan waardoor de pomp 14 het product door de stoppijp perst en tegelijkertijd de stoppijp 18 draait. Terwijl de stoppijp draait, leidt de wrijving tussen de stoppijp en het omhulsel 50 ertoe dat het omhulsel 50 meedraait met de stoppijp. Het product dat door de stoppijp gepompt wordt, verlaat de stoppijp door het uitlaateinde van de stoppijp en vult het omhulsel dat voorbij de stoppijp uitsteekt zodat een gevulde reeks gevormd wordt die door de koppelinrichting op conventionele wijze gegrepen wordt zoals in de fig. 10 en 11 te zien is. De vulling van het omhulsel oefent op de spiraalwindingen 68Ά een buitenwaartse kracht uit wat ertoe leidt dat de overlappende stukken 68B en 68C elkaar sterker aangrijpen en al wrijvend aan elkaar hechten.

De vingertoppen 48 grijpen aan op het binnenvlak van het omhulsel wanneer dit van het uitlaateinde van de stoppijp weggetrokken wordt, en vertragen of remmen op die manier de axiale beweging van het omhulsel. Dit laat toe dat het omhulsel tenminste gedeeltelijk gevuld wordt voor de koppeloperatie. De snelheid van de koppelinrichting zorgt ervoor dat de reeks naar wens wordt afgevuld. De vingertoppen 48 vergemakkelijken eveneens de rotatie van het omhulsel 50 ingevolge de rotatie van de stoppijp.

De draaiing van de stoppijp en de axiale beweging van het omhulsel 50 vanuit het uitlaateinde van de stoppijp zorgen ervoor dat de strook 68 continu van spoel 64 getrokken wordt en als een spiraal om stoppijp 18 gewikkeld wordt.

Omdat hefboom 52 vrij kan draaien om de verticale as van bout 82, kan de spoel 64 zich plaatsen op een rechte lijn met betrekking tot de lijn tussen de pennen 82, 88.

Indien het wenselijk is de plaats te veranderen waar de strook aan de draaiende stoppijp 18 wordt toegevoerd, hoeft de medewerker slechts de bout 82 los te draaien. Daardoor is de onderlinge ligging van de spoel en de stoppijp gewijzigd zodat het punt waar de strook zich om de pijp begint te wikkelen ook gewij- zigd is.

De aanvalshoek van de strook 68 en de breedte van de strook 68 zijn zo gekozen, dat de randen van de strip naast elkaar liggen of elkaar overlappen wanneer de strook om stoppijp 18 gewikkeld wordt.

De omhulselrol is aangebracht op een omhulsel-strook-toevoerinrichting 22 die stationair is met betrekking tot de stoppijp· Tegelijkertijd zorgt de onderhavige uitvinding ervoor dat omhulsel 50 aan het einde van de stoppijp 18 draaiende is; dit is nodig om de gedraaide koppelingen door de koppelinrichting 20 te laten vormen.

De voorwaartse snelheid van het gevormde buisvormige omhulsel 50 wordt geregeld door de koppelinrichting en door de snelheid waarmee de pomp 14 het product uit het einde van de stoppijp drukt. De draaisnelheid van het omhulsel bepaalt de dwarsbewe-ging van de omhuiseistrook. Door deze twee snelheden te regelen en door de juiste strookbreedte te gebruiken, is het mogelijk de ge wenste aanvalshoek van de strip te verkrijgen, en een buisvormig omhulsel van de gewenste diameter te produceren die op precies die snelheid draait waardoor het gewenste aantal draaiingen en de gewenste lengte per koppeling worden verkregen.

In fig. 12 is de stoppijp 110 stationair en heeft geen verbreed einde. De draaibeweging van het omhulsel wordt echter verschaft door de draaiende kleminrichting 112 die op het gevulde omhulsel aangrijpt naast het uitlaateinde van de stoppijp. Daardoor draait het omhulsel om de stoppijp; daarbij wordt hetzelfde effect gesorteerd als wanneer de strook 68 van de toevoerinrich-ting 22 getrokken wordt en de spiraalwindingen vormt waaruit het omhulsel 50 bestaat.

De functie van de koppelinrichting 20 (fig. 10 en 11) is het stoppen van de rotatie van het gevulde omhulsel als deze het uitlaateinde van de stoppijp verlaat, zodat de productreeks 50 (fig. 16) wordt gerealiseerd; dat product bestaat uit spriaalwin— dingen van strookmateriaal 50A, 50B, 50C, 50D en 50E met draaipunten 5OF aan tegenovergestelde uiteinden daarvan.

Het aantal draaiingen 51A, 51B, 51C, 51D en 51E van het omhulsel in elk van de draaipunten 50F zal altijd gelijk zijn aan het aantal spiraalwindingen van strookmateriaal in het omhulsel van de productreeks 50, want het aantal omwentelingen van het om-hulsel-materiaal dat nodig is om een productreeks te produceren doet ook de draaipunten 5OF ontstaan. Indien de lengte van het omhulsel zes spiraalwindingen omvat, bestaan de draaipunten ook uit zes draaiingen. De overeenkomst tussen het aantal draaiingen in de draaipunten en het aantal daaraan gelijke spiraalwindingen in de productschakel, draagt bij tot het vereenvoudigen van het koppelen van zo'n spiraalvormig omhulsel. Op een andere manier te werk gaan zou belangrijk bijdragen aan het complexer maken van de machines die nodig zijn om het in het omhulsel gestopte product te koppelen.

Claims (3)

1· Werkwijze voor het omhullen van een product, bestaande uit: het wikkelen van een uiteinde van een lange omhul-selstrook rond het cilindrische buitenoppervlak van een slankke stoppijp, welke stoppijp voorzien is van een inlaateinde en een uitlaateinde en welke omhulselstrook van elkaar afgekeerde zijran den heeft; het draaien van het uiteinde van de omhulselstrook rond de stoppijp waarbij het resterende stuk van het omhulsel naar de stoppijp zal worden getrokken en daaromheen zal worden gewikkeld; het toevoeren van het resterende stuk aan de stoppijp onder een zodanige hoek tot de hartlijn van de stoppijp dat de spiraalwindingen wrijvend en overlappend op elkaar aangrijpen; het van het inlaateinde naar het uitlaateinde en in het omhulsel^ persen van het product, het op intervallen draaien van het met product gevulde omhulsel om een productreeks te vormen met draaipunten aan de uiteinden van elk product, eet het kenmerk, dat het aantal draaiingen in de draaipunten gelijk is aan het aantal spiraalwindingen van de strook van elk product.

2. Inrichting voor het omhullen van een plastisch product, bestaande uit: een steun een langwerpige omhulselstrook met van elkaar afgekeerde randen, een eerste orgaan op de steun voor het vormen van de strook tot een aantal spiraalwindingen waarbij de zijranden van de strook in elke winding wrijvend met elkaar samenwerken en de zijranden van de strook overlappen binnen diegene van de de spi-raalaandrijvingen die grenzen aan deze ene spiraalwinding teneinde een langwerpig buisvormig omhulsel te vormen, welke overlappende randen van het buisvormige omhulsel elkaar voldoende overlappen om voldoende wrijvingssamenwerking teweeg te brengen en de spiraalwin-dingen te handhaven in een zelfdragende buisvormig omhulsel dan het plastische product bevat, een tweede orgaan op de steun om het plastische product aan het omhulsel tot te voeren; en een derde orgaan voor het vervolgens op intervallen draaien van het met plastisch product bevattende omhulsel voor het vormen van een gekoppeld product met draaipunten aan de van elkaar afgelegen einden ervan, waarbij het aantal draaiingen van het cilindrische omhulsel in de draaipunten nagenoeg gelijk is aan het aantal spiraalwindingen van de strook in elk der gekoppelde producten.

3. Langwerpig gekoppeld product, bestaande uit: een samengesteld omhulselmateriaal van hol langwerpig cilindrisch uiterlijk dat gevuld is met een plastisch product, welk omhulselmateriaal is gvormd tot een langwerpig buisvormig uiterlijk met op intervallen draaipunten van kleinere diameter, welk omhulselmateriaal bestaat uit meerdere spiraalwindingen van strookmateriaal, waarbij de zijranden van het strookmateriaal overlappend samenwerken met de zijranden van aangrenzende spiraalwindingen, en waarbij het aantal spiraalwindingen van het strookmateriaal tussen die draaipunten gelijk is aan het aantal draaiingen in elk draaipunt.