NL8901154A

NL8901154A - Magneetbandeenheid.

Info

Publication number: NL8901154A
Application number: NL8901154A
Authority: NL
Original assignee: Mitsubishi Electric Corp
Priority date: 1988-05-30
Filing date: 1989-05-08
Publication date: 1989-12-18
Also published as: NL193509C; KR920006620B1; DE3917435A1; KR890017665A; US5021908A; JPH01302564A; NL193509B; DE3917435C2

Description

Λ VO 2146

Magneetbandeenheid.

De uitvinding heeft betrekking op een magneetbandeenheid, zoals een DAT {digitale audioband registratie-inrichting), meer in het bijzonder op de constructie van het roteerbare trommelgedeelte daarvan.

5 In het gepubliceerde Japanse gebruiksmodel nr. 61-61611 is in fig. 6 een magneetbandeenheid aangegeven, waarvan de componenten zoals een roteerbare trommel 2, voorzien van een (niet weergegeven) mag-neetkop, welke om een rotatieas 1 kan roteren, een vaste trommel 3 voor het ondersteunen van de roteerbare trommel 2, een ondersteunings-10 onderdeel 4 voor het ondersteunen van de stationaire trommel 3 en een motor 5 om de roteerbare trommel 2 te roteren, tezamen een roteerbare kopcomponent 6 vormen, welke aan een grondplaat 8 via een schroef 7 bij het buitenste randgedeelte 4a van het ondersteuningsonderdeel 4 is bevestigd.

15 Bij de magneetbandeenheid met de bovenbeschreven con structie is het ondersteuningsonderdeel 4 in het algemeen vervaardigd uit gegoten zink of een uit kunststof bestaand materiaal, terwijl de grondplaat 8 bestaat uit een metalen plaat, in hoofdzaak om economische redenen. De materialen van de bovenstaande twee onderdelen verschillen der-20 halve van elkaar wat betreft de respectieve warmteuitzettingscoëfficiën-ten daarvan en tevens wat betreft de mate van uitzetting en samentrekking bij een fluctuatie van de omgevingstemperatuur, waarbij tenminste één van deze materialen wordt vervormd en leidt tot een positionele fout tussen de grondplaat 8 en de roteerbare kopcomponent 6, Anderzijds 25 wordt de (niet weergegeven) magneetband in contact met de roteerbare trommel 2 en de stationaire trommel 3 gebracht via een (niet weergegeven) bandgeleidingsmechanisme, dat op de grondplaat 8 aanwezig is, waardoor een voorafbepaalde hoek (hierna betiteld als "bandhellingshoek") ten opzichte van het rotatieoppervlak van de magneetkop wordt gevormd ten-30 einde signalen in/uit het oppervlak van de magneetband te registreren/ uit te lezen.

Wanneer derhalve de kleine positionele fout tussen de 8901154/ 2 grondplaat 8 en de roteerbare kopcomponent 6 bij een temperatuurfluctua-tie optreedt, wordt de bovengenoemde bandhellingshoek waarschijnlijk niet onderhouden en kan de magneetkop daardoor de op de magneetband opgeslagen signalen niet uitlezen. Dit verschijnsel doet zich meer in het bij-5 zonder voor bij een in een voertuig gemonteerde magneetbandeenheid, welke wat betreft de juiste werking daarvan op een schadelijke wijze wordt beïnvloed door de abrupte temperatuurtluctuaties, welke binnen het voertuig optreden.

Het voornaamste doel van de uitvinding is derhalve het 10 elimineren van de bovenstaande problemen, welke zich bij de conventionele < eenheid voordoen, met andere woorden het verschaffen van een magneetbandeenheid, waarin de voorafbepaalde bandhellingshoek niet door een fluctuatie van dè temperatuur daaromheen wordt beïnvloed.

De magneetbandeenheid volgens de uitvinding omvat een 15 geleidingsplaat met een bandgeleidingsmechanisme voor het zodanig ondersteunen van een kopcomponent, dat rotatieoppervlak van de magneetkop onder de voorafbepaalde hoek ten opzichte van het oppervlak van de geleidingsplaat helt, een steunplaat met een andere warmteuitzettingscoëf-ficiënt dan de geleidingsplaat en bufferorganen om het verschil in de 20 mate van uitzetting en samentrekking in de richting van het geleidings-plaatoppervlak, veroorzaakt door het genoemde verschil in warmteuitzet-tingscoëfficiënten tussen de genoemde platen op te nemen.

Door gebruik te maken van de magneetbandeenheid met de bovenbeschreven structuur nemen de bufferorganen het verschil in het 25 niveau van uitzetting en samentrekking tussen de geleidingsplaat en de ondersteunende grondplaat in de richting van het geleidingsplaatopper-vlak, veroorzaakt door het verschil in de respectieve warmteuitzet-tingscoëfficiënten van de bovenstaande twee platen op, zodat de daartussen aanwezige hellingshoek steeds op het voorafbepaalde niveau wordt ge-30 houden bij fluctuaties van de temperatuur, welke daaromheen worden veroorzaakt.

De uitvinding zal onderstaand nader worden beschreven aan de hand van de figuurbeschrijving, waarin

FiS· 1 is een eerste uitvoeringsvorm van een magneetbandeenheid volgens de uitvinding; 89 01 15 4.' 35 ft ir 3 fig. 1 een doorsnede beschouwd over de lijn I-I van fig. 2; fig. 2 een bovenaanzicht; fig. 3 een perspectivisch aanzicht; 5 fig. 4 en 5 een tweede uitvoeringsvorm van de magneet- bandeenheid volgens de uitvinding; fig. 4 een doorsnede beschouwd over de lijn IV-IV van fig. 5; fig. 5 een bovenaanzicht; en 10 fig. 6 een vooraanzicht van een magneetbandeenheid voor conventioneel type.

In deze figuren tonen de onderdelen, welke worden aangegeven door dezelfde verwijzingen, dezelfde onderdelen of een overeenkomstig gedeelte daarvan.

15 In.de figuren 1 - 3 is 9 een roteerbare trommel, voor zien van een magneetkop 10, 11 een stationaire trommel, welke dient voor het ondersteunen van de roteerbare trommel 9, 12 een motor voor het activeren van de roteerbare trommel 9, waarbij de bovenstaande roteerbare trommel 9 en de stationaire trommel 11 tezamen een kopcomponent 20 13 vormen, 14a - 14d geleidingsassen om de magneetband 15 in aanraking met de kopcomponent 13 te voeren, 16a en 16b respectievelijk geleidings-asondersteuningsonderdelen, en 17 een geleidingsplaat bestaande uit een materiaal waarin de geleidingsgroeven 17a en 17b aanwezig zijn.

Zoals boven vermeld, omvatten de geleidingsassen 14a — 25 14d, de geleidingsasondersteuningsonderdelen 16a en 16b en de geleidings groeven 17a en 17b tezamen een bandgeleidingsmechanisme 18. De geleidingsplaat 17 met het bovenstaande bandgeleidingsmechanisme 18 regelt de loop-positie van de magneetband 15 op een zodanige wijze, dat de magneetband 15 een voorafbepaalde bandhellingshoek ten opzichte van het rotatie-30 oppervlak A van de magneetkop 10 kan vormen. 19 is een ondersteunende grondplaat bestaande uit gegoten zink of een kunststofmateriaal, welke grondplaat dient om de kopcomponent 13 op een stevige wijze te ondersteunen via een bevestigingsschroef 20, waarvan de warmteuitzettingscoëffi-ciënt verschilt van die van de geleidingsplaat 17, terwijl de gedeelten 35 19a en 19b daarvan star met de gedeelten 17c en 17d van de geleidings plaat 17 zijn verbonden.

89 01 154 .’ 4 *

Voorts is het centrale gedeelte van de ondersteunende grondplaat 19, als aangegeven in fig. 1, naar beneden naar links hellend, waardoor de door het rotatieoppervlak A van de magneetkop 10 en het oppervlak B van de geleidingsplaat 17 gevormde hoek wordt vastgelegd 5 bij de voorafbepaalde montagehoek. In dit geval wordt de voorafbepaalde montagehoek nauwkeurig gesynchroniseerd met de magnetische bandhel-lingshoek. Voorts zijn het rotatieoppervlak A en het oppervlak C van de ondersteunende grondplaat 19 evenwijdig aan elkaar, waardoor de door het oppervlak C van de ondersteunende grondplaat 19 en het oppervlak 10 B van de geldidingsplaat 17 gevormde hoek wordt vastgelegd om eveneens gelijk te zijn aan de montagehoek.

Ten aanzien van de bij elkaar behorende gedeelten 17c en 19a is 21a een bevestigingsschroef om de ondersteunende grondplaat 19 aan de geleidingsplaat 17 te bevestigen en ten aanzien van de gerelateer-15 de gedeelten 17b en 19b, is 21b een bevestigingsschroef, welke los met de geleidingsplaat 17 is verbonden via de pasopening 19d, waarbij een voorafbepaalde ruimte aan de zijde van de ondersteunende grondplaat 19 aanwezig is, en waarbij 22 een spoel is, welke los in de bevestigingsschroef 21a is ingebracht en tussen de ondersteunende grondplaat 19 20 en het kopgedeelte van de bevestigingsschroef 21b wordt samengedrukt.

Bij de bovenbeschreven constructie vormen de schroef 21b en de pasgedeelten 17d en 19b montage-organen 23, waardoor de voorafbepaalde ruimte, welke aanwezig is in de pasopening 19d op een zodanige wijze wordt gevormd, dat het verschil in de mate van uitzetting en samentrekking 25 tussen de geleidingsplaat 17 en de ondersteunende plaat 19, veroorzaakt door temperatuurfluctuaties, in hoofdzaak wordt opgenomen.

Bij de uitvoeringsvorm met de bovenbeschreven constructie voeren de geleidingsassen 14a - 14d de magneetband 15 uit een (niet weergegeven) cassettehuis uit, waarna elk van de geleidingsas-ondersteu-30 ningsonderdelen 16a en 16b langs de geleidingsgroeven 17a en 17b worden verschoven teneinde daardoor de magneetband 15 in contact te brengen met respectievelijk de roteerbare trommel 9 en de stationaire trommel 11. Door deze werking onderhouden de magneetband 15 en het rotatie-opper-vlak A van de magneetkop 10 een voorafbepaalde bandhellingshoek tenein-35 de een registratie of uitleeswerking van de op de band opgeslagen signalen op de juiste wijze uit te voeren.

8901 154 5

Bij de bovenbeschreven constructie worden, zelfs wanneer de omgevingstemperatuur toeneemt, de pasgedeelten 17c en 19a niet beïnvloed aangezien deze stevig aan elkaar zijn bevestigd, terwijl ten aanzien van de montagegedeelten 17d en 19b, omdat de mate van uitzetting 5 van de ondersteunende grondplaat 19 groter is dan die van de geleidings-plaat 17, het geëxpandeerde gedeelte van de ondersteunende grondplaat 19 naar rechts wordt verschoven, wordt uitgegaan van het feit, dat de beide pasgedeelten 17c en 19a evenwijdig zijn aan het oppervlak B van de geleidingsplaat 17. Derhalve kan de montagehoek, gevormd tussen het 10 rotatieoppervlak A van de magneetkop 10 en het oppervlak B van de geleidingsplaat 17 op één niveau worden gehouden ondanks de temperatuurtoename. Het is duidelijk, dat hierdoor de bovenstaande hoek eveneens bij één niveau wordt gehouden wanneer de temperatuur afneemt. Derhalve kan de tandhellingshoek bij een eventuele temperatuurfluctuatie worden on-15 derhouden, zodat een nauwkeurige registratie of uitlezing van de in de band opgeslagen signalen kan plaatsvinden.

Voorts wordt bij de bovenbeschreven uitvoeringsvorm, aangezien het pasgedeelte 19b van de ondersteunende grondplaat 19 aan het pasgedeelte 17d van de geleidingsplaat 17 onder invloed van de 20 spoel 22 onder druk is bevestigd, de ondersteunende grondplaten 19 niet gemakkelijk beïnvloed door trillingen of stoten, waardoor de bandhel-lingshoek wordt onderhouden, terwijl in het geval, dat een betrekkelijk sterke stoot de ondersteunende grondplaat 19 doet trillen, de inwendige onderdelen van de kopcomponent 13 kunnen worden beveiligd omdat de spoel 25 22 deze opneemt. Fig. 4 en 5 tonen een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de veerkrachtige plaat 24 welke dient om het pasgedeelte 19b van de ondersteunende grondplaat 19 aan het pasgedeelte 17d van de geleidingsplaat 17 onder druk te bevestigen, via een bevestigings-schroef 25 aan de geleidingsplaat 17 is bevestigd, waardoor men hetzelf-30 de effect krijgt als bij de eerste uitvoeringsvorm.

Bij de beide bovenstaande uitvoeringsvormen zijn de pasgedeelten 17c en 19a aan elkaar bevestigd, doch deze gedeelten kunnen ook zijn uitgevoerd als de andere gedeelten 17d en 19b. Voorts kunnen evenals op de DAT deze uitvoeringsvormen ook worden toegepast op andere 35 typen magneetbandeenheden, zoals VTRs, waarin een kopcomponent aanwezig is.

89 01 154 :

Claims

1. Magneetbandeenheid, gekenmerkt door een kopcomponent met een roteerbare trommel, voorzien van een magneetkop, een geleidings-plaat met een bandgeleidingsmechanisme en een magneetband in aanraking met de kopcomponent te voeren, een ondersteunende grondplaat om de 5 kopcomponent zodanig te ondersteunen, dat het rotatieoppervlak van de magneetkop onder een voorafbepaalde hoek ten opzichte van de gelei-dingsplaat helt, waarbij de warmteuitzettingscoifficiënt daarvan verschilt van die van de geleidingsplaat, en montage-organen om de ondersteunende grondplaat met de geleidingsplaat te verbinden en het ver-10 schil in de mate van uitzetting en samentrekking daartussen, welke optreedt in een richting evenwijdig aan het oppervlak van de geleidingsplaat en wel tengevolge van het verschil van de warmteuitzettingscoëf-ficiënt

2. Magneetbandeenheid volgens conclusie 1, met het ken-15 merk, dat de montage-organen bestaan uit respectieve pasgedeelten van de ondersteunende grondplaat en de geleidingsplaat en een bevestigings-schroef, welke in een in de ondersteunende grondplaat aanwezige pas-opening is ingebracht.

3. Magneetbandeenheid volgens conclusie 2, met het ken-20 merk, dat de montage-organen zijn voorzien van een spoel, welke onder druk tussen de bevestigingsschroef en de ondersteunende grondplaat is aangebracht.

4. Magneetbandeenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de montage-organen zijn voorzien van een veerkrachtige plaat, welke 25 onder druk tussen het pasgedeelte van de ondersteunende grondplaat en dèt van de geleidingsplaat is aangebracht. 89 01154