NL8900091A - Vat. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Vat.

De uitvinding heeft betrekking op een vat uit thermoplastische kunststof met een uit de vatmantel in de nabijheid der vatbodem inde axiale verlenging van het cylindrisch manteldeel uitstekende rolring, waarbij de zich aan de > groeibodem tussen rolring en vatmantel aansluitende mantel-zone conisch overgaat in de vatbodem.

Op de gebruikelijke wijze zijn vaten voorzien van aan de vatmantel, in de nabijheid van de eindvlakken daarvan gelegen, in dwarsdoorsnede massieve draag- en transportrin-gen met een horizontaal en een verticaal oplegvlak voor de grijperarmen van een gebruikte vatgrijper.

Deze vaten zijn in hun geheel door blazen vervaardigd, waarbij de draag- en transportringen bij de vervaardiging in een deel aan de vatmantel worden uitgevormd. Echter zijn ook vaten bekend waarbij het buisvormige vatmanteldeel en de vateindzones apart worden vervaardigd. De met spuitgieten vervaardigde einddelen met de daaraan aanwezige draag- en transportringen worden in een apart proces op de buisvormige vatromp gelast.

Omdat de draag- en transportringen bij een schuin van uit een bepaalde hoogte vallend, gevuld vat als gevolg van de betrekkelijk geringe manteldikte buitengewoon worden belast moet vóór de ringen een zogenaamde kreukelzone zijn aangebracht, waarin het grootste gedeelte der valenergie wordt opgenomen. Dit geschiedt doordat de ringen op afstand van de kop- respectievelijk bovenkanten van het vat worden aangebracht. De over de ringgroef uitstekende vatmantelzones lopen kegelvormig ten opzichte van de vatas op.

Bij een schuin of verticaal treffen van het vallend vat worden de boven de ringen gelegen elastische vateindzones gedeformeerd voordat de ringen worden bereikt. Tengevolge van de betrekkelijk kleine afstand van de ringen tot vatkop respectievelijk vatbodem kan de gebruiker bij het schuin rollen van het vat de ring met de hand omvatten, zodat een gunstige "handling" wordt verkregen.

Bij een schuin verrollen van het gevulde vat wordt de bodemkant door het gewicht van het vat plat ingedrukt, zodat bij het rollen een storende hobbelbeweging ontstaat. Door het steunen van de betreffende draag- en transportringen op de bodem moet de bodemkantdeformatie gedeeltelijk worden i opgevangen en moet de storende hobbelbeweging worden tegengegaan .

Desondanks wordt het rollen van een vat over de onderkant nog steeds aanzienlijk bemoeilijkt. Bovendien is de kantzone in de overgang van de vatmantel in de vatbodem betrekkelijk dun en bij ruw gebruik, in het bijzonder bij schuin rollen met de hand, kan overbelasting optreden.

Voorts is er het gevaar van omvallen bij kantelen en rollen van het vat door de omhoog gerichte rolring, waaronder de voet van de gebruiker kan worden ingeklemd, vergroot.

Daar de bovenste draag- en transportring het tegenleger vormt voor een gebruikte vatgrijper, waarmee het vat moet worden geheven en getransporteerd, is de onderste draag- en transportring beschikbaar om te worden omgevormd voor een andere functie. Daarbij moet echter rekening gehouden worden met het feit dat de deformatiekrachten bij het vallen van een gevuld vat zonder vernieling moeten worden opgenomen.

Hiertoe moet de onderste draag- en transportring worden omgevormd tot een rolring en een wat andere plaats aan de vatmantel innemen.

Dit geschiedt volgens de uitvinding doordat de rolring in doorsnede bij benadering de vorm van een trapezium heeft, waarvan de nauwste plaats ligt in de groeibodem van de ring en van daaruit in de verdikte eindzone van de ring oploopt, en het axiale eindvlak van de ring eindigt in het vlak van de vatbodem.

Hieruit blijkt dat de onderste kreukelzone is teruggeplaatst, opdat het vat slechts over de rolring kan worden gerold.

De bij schuin of verticaal treffen van een vallend vat ontstane valenergie wordt direct opgenomen in de rolring die om de smalle verbindingsplaats aan de vatmantel naar binnen inknikt en zich daarbij elastich deformeert totdat deze het konisch manteldeel treft en daar wordt ondersteund. Op deze wijze wordt de valenergie door de zich deformerende rolring opgenomen.

De verticale stapelkrachten worden door de rolring en door de vatbodem opgenomen, waarbij een verdeling der i krachten over het cylindrisch manteldeel in de ring en over het conisch manteldeel in de vatbodem optreedt. Het eindvlak van het vatdeel kan ten opzichte van het sociale eindvlak van de rolring enigszins zijn teruggeplaatst om een vlak aanliggen op de neerzetondergrond te bereiken.

Bij het rollen van het op de kant geplaatst vat helt dit enigszins. De bij het afrollen over de kant optredende diagonale belasting kan volgens de uitvinding beter worden opgenomen wanneer de rolring, uitgaand van de groeibodem enigszins naar buiten helt, waarbij de verlenging van door de ringdoorsnede gaande middenas de zwaartepuntzone binnen het vat snijdt. Hierdoor wordt de rolring bij het afrollen vergaand ontlast van buigkrachten, zodat tengevolge van de slechts geringe vervorming een betrekkelijk nauw begrensd bodemsteunoppervlak wordt verkregen wat het afrollen begunstigt. De stapelkrachten worden direct via de rolring in de vatmantel ingeleid.

Wanneer volgens de uitvinding de buitendiameter van de radiale eindvlakken van de rolring overeenkomen met de omtreksdiameter van de vatmantel, is een palettering van het vat zonder verliezen verzekerd.

In de figuur is een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding bij wijze van voorbeeld afgeheeld. Daarbij tonen:

Figuur 1 een sponvat in zijaanzicht?

Figuur 2 een doorsnede van een deel van de kop van het vat op vergrote schaal? en

Figuur 3 een doorsnede van een deel van de bodem van het vat op vergrote schaal.

In de figuur is met 4 aangegeven het cylindrisch deel van de vatmantel van het vat 9, met 9 het kopeindvlak en met 7 het eindvlak van de vatbodem. In de vatkop bevinden zich de niet-getekende sponnen.

In de nabijheid van de vatkop ligt de in doorsnede massieve draag- en transportring 1 met een horizontaal aanlegvlak 13 en een verticaal aanlegvlak 14 voor de in de figuur niet-getekende grijperarmen van een vatgrijper.

De draag- en transportring 11 is via de verbindingsring 15, waaraan zich het horizontaal oplegvlak 13 aansluit, in > een deel met de vatmantel 4 verbonden. De groefbodem tussen de verbindingsring 15 en het kegelvormig ten opzichte van de vateindzone 10 oplopend manteldeel 2 is bij het uitvoerings-voorbeeld op afstand onder het horizontale oplegvlak 13 van de draag- en transportring 11 aangebracht. De rolring 1 in de vatbodemzone heeft in doorsnede bij benadering de vorm van een trapezium. De nauwste of smalste plaats van de rolring 1 ligt in de groefbodem 2. Behalve de betere lasbaarheid van het bij de vervaardiging gestuikte materiaal wordt hier een soort scharnier gevormd om de ring > 1 bij zijdelings optredende deformatiekrachten naar binnen kan inknikken. Van de smalste plaats loopt de ring 1 in de verdikte eindzone op.

Het axiale eindvlak 5 van de ring eindigt bij benadering in het vlak van de vatbodem 7 dat via het conisch manteldeel 6 overgaat in de cylindrische vatmantel 4. Het radiale eindvlak 3 komt overeen met de omtreksdiameter van de vatmantel 4.

De rolring 1 helt, uitgaande van de voegbodem 2, enigszins conisch naar buiten. De verlenging van de door de ringdoorsnede gaande, met streeppuntlijnen aangegeven middenas 8 snijdt de in de figuur niet afgebeelde zwaartepunt zone van het vat 9.

Claims (4)

1. Vat uit thermoplastische kunststof met een uit de vatmantel in de nabijheid der vatbodem inde axiale verlenging van het cylindrisch manteldeel uitstekende rolring, waarbij de zich aan de groefbodem tussen rolring en vatman- ► tel aansluitende mantelzone conisch overgaat in de vatbodem, met het kenmerk, dat de rolring (1) in doorsnede bij benadering de vorm van een trapezium heeft waarvan de smalste plaats ligt in de groefbodem (2) van de ring (1) en vandaar in de verdikte eindzone van de ring oploopt, en dat het axiale eindvlak (5) van de ring (1) eindigt in het vlak van de vatbodem (7).

2. Vat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rolring (1), uitgaande van de groefbodem (2) enigszins kegelvormig naar buiten helt, waarbij de verlenging van door de ringdoorsnede gaande middenas (8) de zwaartepuntzone snijdt binnen het vat (9).

3. Vat volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de buitendiameter van het radiale eindvlak (3) van de rolring (1) overeenkomt met de omtreksdiameter van de vatmantel (4).

4. Vat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rolring (1) in zijn nauwste doorsnede in de binnenste en buitenste omtrekszones is versterkt door gelijkmatige verdeelde axiale ribben.