NL8800557A

NL8800557A - Kleurentelevisiestandaardidentificatieschakeling.

Info

Publication number: NL8800557A
Application number: NL8800557A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1988-03-07
Filing date: 1988-03-07
Publication date: 1989-10-02
Also published as: EP0332252A1; DE68908917T2; DE68908917D1; US4933749A; EP0332252B1; JPH01268290A; JP2677659B2

Description

r, / * PHN 12.457 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Kleurentelevisiestandaardidentificatiesignaal.

De uitvinding heeft betrekking op een kleurentelevisie-standaardidentificatieschakeling voor het van elkaar onderscheiden van ten minste een PAL- en een NTSC-kleurentelevisiesignaal, bevattende een eerste demodulatieschakeling voor het demoduleren van ëen zowel bij PAL 5 als bij NTSC optredende referentiecomponent van een kleursynchronisatie-signaal en een tweede demodulatieschakeling voor het demoduleren van een alleen bij PAL optredende kleuridentificatiecomponent van het kleursynchronisatiesignaal en een decodeerschakeling voor het met behulp van uitgangssignalen van de eerste en de tweede demodulatieschakeling 10 vaststellen of het kleursynchronisatiesignaal een PAL- of een NTSC-kleursynchronisatiesignaal is.

Uit IEEE Transactions on Consumer Electronics, Vol. CE 31, No. 3, August 1985, pagina's 147-155 is een kleurentelevisiestandaardidentificatieschakeling van de bovengenoemde 15 soort bekend. Deze schakeling is grotendeels in een geïntegreerde schakeling opgenomen waaraan twee condensatoren moeten worden aangesloten die in de decodeerschakeling een geheugenfunctie vervullen.

De uitvinding heeft ten doel het gebruik van uitwendig 20 aan te sluiten condensatoren zo veel mogelijk te vermijden.

Een kleurentelevisiestandaardidentificatieschakeling van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding heeft daarom tot kenmerk, dat tussen een uitgang van de demodulatieschakelingen en een ingang van de decodeerschakeling een tekenbepalingsschakeling is 25 opgenomen, die een vergelijkingsschakeling bevat waarvan het tekenomslagniveau praktisch gelijk is aan het rustniveau van de demodulatieschakelingen en die verder een bemonsteringsschakeling bevat, terwijl de tweede demodulatieschakeling is ingericht voor het onder een op zodanige wijze iets van de as van de 30 kleuridentificatiecomponent afwijkende as demoduleren van het kleursynchronisatiesignaal dat bij de demodulatie van een NTSC-kleursynchronisatiesignaal de tekenbepalingsschakeling geen onjuist .8800557 y 'i PHN 12.457 2 teken kan bepalen.

Opgemerkt moet worden dat het toepassen van een tekenbepalingsschakeling met een vergelijkingsschakeling en een bemonsteringsschakeling voor het verkrijgen van een decodeerschakeling 5 die dan geen condensatoren meer nodig heeft, bekend is uit de Franse Octrooiaanvrage 2,575,353 voor het identificeren van een bij een bepaalde lijntijd behorend kleurverschilsignaal in een SECAM-ontvanger.

Het is aanvraagster gebleken dat het niet voldoende is om bijvoorbeeld na de demodulatieschakelingen van een 10 kleurentelevisiestandaardidentificatieschakeling een tekenbepalingsschakeling op te nemen.

Om een betrouwbare standaardidentificatie te verkrijgen is het nodig dat de tweede demodulatieschakeling een signaal aflevert waaruit de tekenbepalingsschakeling een zodanig signaal kan verkrijgen 15 dat de decodeerschakeling kan onderscheiden tussen ruis en de aanwezigheid van een NTSC-kleursynchronisatiesignaal.

Als de tweede demodulatieschakeling een demodulatieas zou hebben die volkomen zou samenvallen met de fase van de PAL-kleuridentificatiecomponent, zou deze bij de demodulatie van een 20 NTSC-kleursynchronisatiesignaal een uitgangssignaal leveren dat gelijk zou zijn aan het rustniveau van de tweede demodulatieschakeling. De tekenbepalingsschakeling zou dan, bij een geringe inwendige verschuiving van zijn vergelijkingsniveau, tengevolge van zijn eigen ruis een signaal kunnen afgeven dat niet zou overeenkomen met de voor dat rustniveau van 25 de tweede demodulatieschakeling gewenste teken. Door het iets wijzigen van de demodulatieas van de tweede demodulatieschakeling wordt dit voorkomen.

De uitvinding zal nu aan de hand van de tekening worden toegelicht.

30 In de tekening illustreert:

Figuur 1 met een blokschema een kleurentelevisiestandaardidentificatieschakeling volgens de uitvinding,

Figuur 2 met een wijzerdiagram de demodulatie van de componenten van een PAL-kleursynchronisatiesignaal met een schakeling 35 volgens figuur 1, en

Figuur 3 met een wijzerdiagram de demodulatie van de componenten van een NTSC-kleursynchronisatiesignaal met een schakeling .______ .8800557

Y

k ΡΗΝ 12.457 3 volgens figuur 1.

In figuur 1 wordt aan een ingang 1 een chrominantiesignaal toegevoerd waaruit door een poortschakeling 3 het kleursynchronisatiesignaal wordt geselecteerd en wordt doorgegeven aan 5 een ingang 5 van een eerste demodulatieschakeling 7 en aan een ingang 9 van een tweede demodulatieschakeling 11.

De eerste demodulatieschakeling 7 is een eerste synchrone demodulator die aan een referentiesignaalingang 13 van een uitgang 15 van een 90° fasedraaiend netwerk 17 een referentiesignaal krijgt 10 toegevoerd waarvan de fase 90° gedraaid is ten opzichte van de fase van een aan een ingang 19 ervan optredend referentiesignaal dat afkomstig is van een uitgang 21 van een oscillator 23.

Van de tweede demodulatieschakeling 11 is de ingang 9 tevens een ingang van een tweede synchrone demodulator 25 waarvan een 15 referentiesignaalingang 27 is verbonden met de uitgang 21 van de oscillator 23 en waarvan een uitgang 29 via een laagdoorlaatfilter 31 een regelsignaal levert aan een regelsignaalingang 33 van de oscillator 23.

De oscillator 23, de tweede synchrone demodulator 25 en 20 het laagdoorlaatfilter vormen een fasegekoppelde lus waardoor de fase van het referentiesignaal aan de referentiesignaalingang 27 van de tweede synchrone demodulator 25 zodanig wordt geregeld dat deze negentig graden verschilt met die van de referentiecomponent van het kleursynchronisatiesignaal. Als gevolg hiervan treedt bij de synchrone 25 demodulatie van een PAL-kleursynchronisatiesignaal aan de uitgang 29 van de tweede synchrone demodulator 25 de gedemoduleerde kleuridentificatiecomponent van het kleursynchronisatiesignaal op terwijl bij de synchrone demodulatie van een NTSC-kleursynchronisatie-signaal de fasegekoppelde lus die uitgang 29 vrijwel op zijn rustniveau 30 zal regelen.

De demodulatieas van de tweede synchrone demodulator 25 is in de figuren 2 en 3 aangegeven als de negentig graden as terwijl de demodulatieas van de eerste synchrone demodulator 7 is aangegeven als de nul as. De referentiecomponent van het kleursynchronisatiesignaal 35 is in beide figuren aangeduid met R en heeft een fase van honderdtachtig graden. Het PAL-kleursynchronisatiesignaal is in figuur 2 aangegeven met B respektievelijk B' afhankelijk van de lijntijd waarin het optreedt.

.8800557 <4 PHN 12.457 4

In figuur 1 levert verder een uitgang 35 van de eerste synchrone demodulator 7 de gedemoduleerde referentiecomponent R van het kleursynchronisatiesignaal, die een negatieve polariteit heeft, af aan een ingang 37 van een omschakelaar 39 en via een verzwakker 41 aan een 5 ingang 43 van een optelschakeling 45 waarvan een uitgang 47 tevens de uitgang van de tweede demodulatieschakeling 11 is.

De uitgang 29 van de tweede synchrone demodulator 25 levert de gedemoduleerde kleuridentificatiecomponent via een verdere verzwakker 49 aan een verdere ingang 51 van de optelschakeling 45. De 10 uitgang 47 van de tweede demodulatieschakeling 11 levert nu aan een verdere ingang 53 van de omschakelaar 39 een gedemoduleerd kleursynchronisatiesignaal af dat gedemoduleerd is volgens een as die in de figuren 2 en 3 is aangegeven met D en die iets afwijkt van de negentig graden as. Deze afwijking wordt bepaald door de verhouding van 15 de verzwakkingen van de verzwakkers 41 en 49.

In de figuren 2 en 3 is te zien dat in het geval van PAL een enigszins asymmetrische demodulatie van de kleuridentificatiecomponent plaatsvindt met een amplitude A in de ene lijntijd en een amplitude A' in de volgende terwijl in het geval van 20 NTSC een kleine negatieve amplitude C wordt gedemoduleerd door de tweede demodulatieschakeling 11.

In figuur 1 is een uitgang 55 van de omschakelaar 39 via een laagdoorlaatfilter 56 met een integratietijd van ongeveer een halve microseconde verbonden met een ingang 57 van een 25 tekenbepalingsschakeling 59. De ingang 57 is tevens een ingang van een vergelijkingsschakeling 61 waarvan een referentieniveau-ingang 63 het rustniveau van de eerste en de tweede demodulatieschakeling 7, 11 krijgt toegevoerd hetgeen symbolisch is aangeduid met een verbinding tussen deze ingang 63 en een rustniveau-uitgang 65 respektievelijk 67 van de 30 eerste respektievelijk tweede synchrone demodulator 7 respektievelijk 25.

Een uitgang 69 van de vergelijkingsschakeling 61 is verbonden met een D ingang 71 van een als bemonsteringsschakeling dienende D-flip-flop 73 waarvan een kloksignaalingang 75 telkens aan het 35 einde van het optreden van een kleursynchronisatiesignaal een impuls krijgt toegevoerd. Hierdoor wordt aan een uitgang 77 van de D-flip-flop 73, die tevens de uitgang van de tekenbepalingsschakeling 59 is, een ,8800557 * $ PHN 12.457 5 logische waarde één verkregen als het signaal aan de ingang 57 van de tekenbepalingsschakeling 59 positief was ten opzichte van het referentieniveau aan de referentieniveau-ingang 63 van de vergeli jkingsschakeling 61 en een logische waarde nul als het signaal 5 aan de ingang 57 negatief was ten opzichte van dat referentieniveau.

De uitgang 77 van de tekenbepalingsschakeling 59 levert dit logisch-één of logisch-nul signaal af aan een ingang 79 van een decodeerschakeling 81 die aan een uitgang 83 bij ontvangst van een PAL signaal een schakelsignaal van de halve lijnfrequentie en de juiste fase 10 levert voor het omschakelen van de demodulatieas van een (R-Y) demodulator, aan een uitgangscombinatie 85 een signaalcombinatie die een kleurentelevisie-ontvanger met de kleuridentificatieschakeling in een PAL- of NTSC-ontvangsttoestand kan brengen en aan een uitgang 87 een schakelsignaal dat in een bepaalde ontvangsttoestand van de ontvanger de 15 omschakelaar 39 achtereenvolgens zijn beide posities kan laten innemen en dat daartoe aan een schakelsignaalingang 89 van de omschakelaar 39 wordt toegevoerd.

De decodeerschakeling 81 vergelijkt het patroon van logische niveau's aan zijn ingang 79 met een in een bepaalde 20 ontvangsttoestand en een bepaalde stand van de omschakelaar 39 te verwachten patroon en bepaalt aan de hand van het aantal afwijkingen daarvan per tijdsperiode, bijvoorbeeld per rasterperiode, of de ontvangsttoestand van de ontvanger de gewenste is of dat er geen kleurinformatie wordt ontvangen. Dit gebeurt met behulp van een teller 25 die bijvoorbeeld als een pseudorandomteller kan zijn uitgevoerd om een gering aantal componenten te verkrijgen.

Door de van negentig graden afwijkende demodulatieas D van de tweede demodulatieschakeling 11 kan nu een duidelijk onderscheid worden verkregen tussen het patroon van logische niveau's dat aan de 30 uitgang 77 van de tekenbepalingsschakeling optreedt tengevolge van een ruissignaal of tengevolge van een NTSC-kleursynchronisatiesignaal dat aan de ingang 9 van de tweede demodulatieschakeling 11 optreedt als de omschakelaar 39 in de niet getekende stand staat.

Bij de aanwezigheid van een NTSC-kleursynchronisatie-35 signaal zal de ingang 57 dan tengevolge van de negatieve amplitude C van het gedemoduleerde kleursynchronisatiesignaal tijdens het optreden ervan negatief zijn ten opzichte van het rustniveau aan de rustniveau-ingang .8800557 PHN 12.457 6 63 zodat de uitgang 77 van de tekenbepalingsschakeling steeds logisch nul blijft. Bij de aanwezigheid van een ruissignaal, dus bij het afwezig zijn van een kleursynchronisatiesignaal, zal de uitgang 77 gemiddeld ongeveer even vaak een logisch-nul niveau als een logisch-een niveau 5 aannemen.

Zou de demodulatieas van de tweede demodulatieschakeling 11 op negentig graden hebben gelegen dan zou er geen onderscheid te maken zijn omdat de eigen ruis van de vergelijkingsschakeling 61 dan eenzelfde logisch signaalpatroon aan de ingang 79 van de 10 decodeerschakeling 81 zou kunnen veroorzaken in het geval van de aanwezigheid van een ruissignaal als in het geval van de aanwezigheid van een NTSC-kleursynchronisatiesignaal aan de ingang 9 van de tweede demodulatieschakeling 11.

Een geringe afwijking van negentig graden zal, zoals te 15 zien is in figuur 2, een geringe asymmetrie in een gedemoduleerde kleuridentificatiecomponent veroorzaken die evenwel geen verandering brengt in het logische signaalpatroon aan de ingang 79 van de decodeerschakeling 81.

Desgewenst kan de schakeling uitgebreid wordt met een 20 gedeelte voor de identificatie van een SECAM-kleurentelevisiesignaal bijvoorbeeld door aan een derde ingang van de omschakelaar 39 een frequentiegedemoduleerd SECAM-kleursynchronisatiesignaal toe te voeren.

Voor de identificatiefunctie zijn nu geen condensatoren meer vereist omdat deze in een digitaal signaalverwerkingsgedeelte wordt 25 uitgevoerd.

In plaats van het combineren van de uitgangssignalen van de eerste en de tweede synchrone demodulator met behulp van de optelschakeling 51 zou in de tweede demodulatieschakeling ook een derde synchrone demodulator toegepast kunnen worden waarvan het 30 referentiesignaal de gewenste fase D zou hebben.

De eerste en de tweede synchrone demodulator 7, 25 kunnen ook als kleurverschilsignaaldemodulator dienen als de poortschakeling 3 wordt weggelaten en de gedemoduleerde kleursynchronisatiesignalen met behulp van poortschakelingen uit de uitgangssignalen van de synchrone 35 demodulatoren worden verkregen.

Desgewenst kan na elke demodulatieschakeling een tekenbepalingsschakeling worden opgenomen en kan de omschakelaar 39 .8800557 * PHN 12.457 7 vervallen als de decodeerschakeling 81 wordt ingericht voor het gelijktijdig verwerken van de uitgangssignalen van de tekenbepalingsschakelingen.

In plaats van het toepassen van verzwakkers 41 en 49 5 kunnen de demodulatoren 7 en 25 zodanig worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door het kiezen van een bepaalde verhouding van door stroombronnen van als synchrone demodulatoren uitgevoerde vermenigvuldigers geleverde stromen, dat de optelschakeling 45 de juiste amplitudeverhouding krijgt toegevoerd in de niet getekende stand van de omschakelaar 39.

.8806557

Claims

1. Kleurentelevisiestandaardidentificatieschakeling voor het van elkaar onderscheiden van ten minste een PAL- en een NTSC-kleurentelevisiesignaal, bevattende een eerste demodulatieschakeling (7) voor het demoduleren van een zowel bij PAL als bij NTSC optredende 5 referentiecomponent (R) van een kleursynchronisatiesignaal en een tweede demodulatieschakeling (11) voor het demoduleren van een alleen bij PAL optredende kleuridentificatiecomponent (A, Ar) van het kleursynchronisatiesignaal en een decodeerschakeling (81) voor het met behulp van uitgangssignalen van de eerste en de tweede 10 demodulatieschakeling vaststellen of kleursynchronisatiesignaal een PAL-of een NTSC-kleursynchronisatiesignaal is, met het kenmerk, dat tussen een uitgang (35, 47) van de demodulatieschakelingen en een ingang (79) van de decodeerschakeling een tekenbepalingsschakeling (59) is opgenomen, die een vergelijkingsschakeling bevat waarvan het 15 tekenomslagniveau (63) praktisch gelijk is aan het rustniveau (65, 67) van de demodulatieschakelingen en die verder een bemonsteringsschakeling (73) bevat, terwijl de tweede demodulatieschakeling (11) is ingericht (45) voor het onder een op zodanige wijze iets van de as (90°) van de kleuridentificatiecomponent afwijkende as (D) demoduleren van het 20 kleursynchronisatiesignaal dat bij de demodulatie van een NTSC-kleursynchronisatiesignaal de tekenbepalingsschakeling geen onjuist teken kan bepalen.

2. Kleurentelevisiestandaardidentificatieschakeling volgens conclusie 1, met hetkenmerk, dat de tweede demodulatorschakeling (11) 25 een optelschakeling (45) bevat waarvan een ingang (43) is gekoppeld met een uitgang (35) van een als eerste demodulatieschakeling dienende eerste synchrone demodulator (7) en waarvan een verdere ingang (51) is gekoppeld met een tweede synchrone demodulator (25) die is opgenomen in een fasegekoppelde lus (27, 29, 31, 23, 27) voor het regelen van de fase 30 van een oscillator (23) voor het leveren van referentiesignalen voor de synchrone demodulatoren.

3. Kleurentelevisiestandaardidentificatieschakeling volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tussen een ingang (57) van de tekenbepalingsschakeling (59) en een uitgang (35 respektievelijk 47) van 35 de eerste respektievelijk tweede demodulatieschakeling (7 respektievelijk 11) een omschakelaar (39) is opgenomen waarvan een schakelsignaalingang (89) is gekoppeld met een uitgang (87) van de decodeerschakeling. .8800557