NL8800309A - Inrichting voor het vervoer van voorwerpen. - Google Patents

Description

* 9 V.0. 1041

Inrichting voor het vervoer van voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervoer van voorwerpen, voorzien van een in zichzelf gesloten baan met rechtlijnige baangedeelten in welke zich over de baan verschuifbare dragers voor het dragen van de 5 voorwerpen bevinden, en van aandrijforganen werkzaam op telkens de achterste drager van een serie opeenvolgende dragers voor het stapsgewijs schuiven van de dragers over de drager-baan,

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Duitse 10 octrooischrift 149306 als een vul- en verpakkingsmachine die een rechthoekige baan omvat waarin eveneens rechthoekige dragers rondlopen die elk een aantal voorwerpen dragen. Zowel in de lange als de korte benen van de dragerbaan bevinden zich series opeenvolgende dragers. Deze series worden 15 telkens over een bepaalde afstand langs de dragerbaan geschoven door middel van aandrijforganen die tegen de achterste drager van een serie dragers duwen.

Tijdesn stilstand van de dragers wordt de voorste drager van een serie daarvan verwijderd, hetgeen geschiedt 20 door deze drager naar een nabijgelegen andere serie te schuiven. Tevens wordt achteraan de eerstgenoemde serie dragers een drager vanuit een andere serie dragers toegevoegd.

Hierna wordt de gehele serie dragers met thans nieuwe achterste en voorste dragers wederom over een afstand voortge-25 schoven. Tijdens stilstand van de serie kunnen de door de dragers gedragen voorwerpen aan een behandeling worden onderworpen door een of meer stationair opgestelde behandelings-inrichtingen. Teneinde deze behandelingen zonder storingen uit te kunnen voeren is het nodig dat de drager met de te 30 behandelen voorwerpen ten opzichte van de behandelingsin-richting een nauwkeurige positie inneemt. Aangezien echter de dragers van een serie onderling niet aan elkaar zijn gekoppeld kunnen bij het opduwen van de serie kleine onderlinge verplaatsingen tussen opeenvolgende dragers optreden. Na 35 stilstand van de serie zal daardoor een drager bijvoorbeeld . 88 0 030 9 ---- T' ψ * -2- ten opzichte van een behandelingsinrichting niet steeds de juiste plaats innemen. Volgens de bekende inrichting worden afwijkingen in de juiste plaats van de drager gecorrigeerd door ter plaatse van een behandelingsinrichting twee vingers 5 van een centreerorgaan in openingen van de drager te steken, welke vingers de drager naar de juiste plaats schuiven.

Ook in andere opzichten is het nadelig als de individuele dragers van een serie niet steeds goed aaneengesloten liggen. Zo ontstaat door botsingen tussen de dragers onder-10 ling een verhoogde stijtage van de dragers en de dragerbaan, en kunnen storingen optreden bij het opduwen van de serie door de aandrijforganen en bij het wegduwen van de voorste drager van een serie naar een andere serie. Ook het behandelen van de voorwerpen op de dragers tijdens de beweging daar-15 van wordt bemoeilijkt.

De uitvinding beoogt een verbetering van de bekende inrichting te verschaffen waarbij geen verstoringen of afwijkingen optreden in de bewegingen van de individuele dragers van de serie, noch tijdens de voortbeweging noch tijdens 20 stilstand daarvan, en geen corrigerende maatregelen zoals de toepassing van centreerorganen nodig zijn.

Daartoe is de inrichting voor het vervoer van voorwerpen volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van op de dragers van een serie werkzame 25 aansluitorganen voor het aaneengesloten houden van de dragers van de serie tijdens het verschuiven daarvan.

In het algemeen zullen de aansluitorganen vanaf een buiten de dragers gelegen locatie bedienbaar zijn.

De aansluitorganen kunnen electromagneten omvatten die 30 op een of beide eindvlakken en/of een of beide zijkanten van elke drager zijn gemonteerd en die van buiten de dragers, bijvoorbeeld via langs de dragerbaan lopende electrische leidingen, kunnen worden in- of uitgeschakeld.

Tijdens het opduwen van een serie dragers worden de 35 electromagneten tussen telkens twee opeenvolgende en tegen elkaar liggende dragers ingeschakeld met aan elkaar tegenge- .8800309 * -3- stelde magnetische polariteit waardoor de dragers onderling bijeen blijven. De op een tijdstip na het beëindigen van de beweging van de serie worden althans de electromagneten tussen de twee voorste dragers uitgeschakeld waarna de voorste 5 drager van de serie kan worden verwijderd en naar een andere serie dragers kan worden geschoven. Eventueel worden telkens de twee of meer voorste dragers tegelijk van de serie verwijderd, in welk geval uiteraard de magnetische binding tussen het groepje voorste dragers met de serie achterblijvende 10 dragers dient te worden verbroken.

De eerstgenoemde serie ontvangt aan het achtereinde een of meer nieuwe dragers, waarna de serie met de nieuwe achterste dragers wederom na inschakeling van de electromagneten tussen de dragers wordt opgeduwd. Indien in de inrich-15 ting een serie van met de zijkanten tegen elkaar liggende dragers wordt gevormd kunnenop soortgelijke wijze tegenover elkaar liggende electromagneten op de zijvlakken van de dragers worden in- of uitgeschakeld.

Eventueel bevindt zich in genoemde gevallen telkens 20 slechts een electromagneet tussen twee opeenvolgende dragers van een serie, welke electromagneet op een der dragers samenwerkt met een element van weekijzer of een ander magnetiseer-baar materiaal op de andere drager.

Het zal duidelijk zijn dat telkens tijdens het voort-25 schuiven van een serie de dragers onderling door magnetische kracht van de electromagneten bijeen worden gehouden, en dat telkens indien de voorste drager van de serie moet worden verwijderd de electromagnetische kracht die deze drager aan de serie vasthoudt wordt opgeheven om verwijdering van de 30 drager mogelijk te maken.

Volgens een andere en bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de aansluitorganen een tegendrukorgaan dat bij het voortbewegen van de tegen elkaar liggende serie dragers op telkens de voorste drager daarvan 35 een aan de bewegingsrichting tegengestelde kracht uitoefent voor het aaneengesloten houden van de dragers.

.0800309 ..._ __

P

Μ -4-

Uiteraard dient de door het tegendrukorgaan op de serie dragers uit te oefenen kracht geringer te zijn dan de duwkracht van het aandrijforgaan op de serie dragers, zodat per saldo een positieve duwkracht overblijft die de serie 5 vooruit doet bewegen. De tegendruk kan op verschillende manieren worden verkregen, bijvoorbeeld met electromagnetische, hydraulische of pneumatische middelen, al of niet in samenhang met mechanische middelen. Het tegendrukorgaan kan ook uitsluitend mechanisch zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld met hef-10 boomsysteem en/of met behulp van een veer. De voorkeur verdient een systeem waarbij het tegendrukorgaan een tegen de voorste drager aan te duwen aanslag bevat die in de bewegingsrichting van de serie dragers heen- en weerbeweegbaar is. De aanslag kan bijvoorbeeld zijn verbonden met een plunjerstang 15 die in een hydraulisch of pneumatische bediende cilinder heen- en weerbeweegbaar is. Hierbij kan de cilinder zo zijn uitgevoerd dat alvorens de serie dragers wordt bewogen de aanslag door toevoer van een drukmedium naar de cilinder in de richting van de voorste drager wordt bewogen tot de aan-20 slag tegen deze drager komt te rusten. Als nu de serie dragers door het aandrijforgaan wordt opgeduwd, wordt hierdoor ook de aanslag weer teruggeduwd. Bij deze terugduwbeweging kan door de aanslag tegendruk worden uitgeoefend door de weerstand die de met de aanslag verbonden plunjerstang ondervindt 25 bij de teruggaande slag in de cilinder. Deze weerstand is bijvoorbeeld het gevolg van het wegstromen van het drukmedium uit de cilinder door een afvoerleiding. In de afvoerleiding kunnen middelen zijn ingebouwd waarmede de grootte van de stromingsweerstand in de leiding kan worden verhoogd of ge-30 controleerd, zoals een al- of niet verwisselbare plaat met vernauwde doorstroomopening in de leiding, en/of een drukre-gelaar.

Een eenvoudige en daarom de voorkeur verdienende wijze van uitvoering van het tegendrukorgaan is die waarbij zo-35 wel dit orgaan als de aandrijforganen uit hydraulische cilinders met plunjers bestaan en deze cilinders alle worden be- .8800309 -5-.

r diend met een hydraulische vloeistof van gelijke druk, doch waarbij de doorsnede van de plunjer van het tegendrukorgaan geringer is dan die van het aandrijforgaan. Hierdoor wordt bereikt dat de door het tegendrukorgaan op de series uitge-5 oefende tegenkracht vanzelf een lagere waarde bezit dan de door het aandrijforgaan op deze series uitgeoefende opduw-kracht.

De inrichting kan zijn voorzien van meerdere tegen-drukorganen die elk samenwerken met een aandrijforgaan.

10 Een verder voordeel van de uitvinding is dat kortere bewegingstijden van de serie dragers mogelijk zijn. Bij de bekende inrichting hebben korte bewegingstijden, en dus hoge snelheden, tot gevolg dat de versnellingskrachten op de dragers bij het opduwen daarvan toenemen waardoor ook de ver-15 plaatsingen van de dragers onderling sterker van elkaar kunnen gaan afwijken. Door de toepassing van aandrijforganen die de dragers steeds bijeenhouden en waardoor de dragers bij het opduwen alle in precies gelijke mate worden verplaatst treedt dit bezwaar in de inrichting volgens de uitvinding 20 niet op.

In het algemeen wordt een serie dragers telkens over een afstand nagenoeg gelijk aan een of meer malen de afmeting van een drager (gezien in de voortbewegingsrichting daarvan) opgeschoven totdat de serie dragers tegen een vaste 25 aanslag in de dragerbaan stuit. Bij de bekende inrichting is er geen controle op de verplaatsing van elke drager uit de bewegende serie afzonderlijk. Bij de inrichting met tegen-drukrgaan volgens de uitvinding vindt de beweging van de serie dragers op volledig gecontroleerde wijze plaats tussen 30 een aandrijforgaan en een tegendrukorgaan. Het is daardoor mogelijk de beweging van de serie dragers op geordende wijze op elke willekeurige plaats van het uiteindelijk door de serie te doorlopen traject, bijvoorbeeld reeds na het afleggen van een afstand gelijk aan een halve dragerlengte, te 35 onderbreken om op die plaatsen de door de dragers meegevoerde voorwerpen een behandeling te doen ondergaan. Met andere .8800309 -6- woorden, een behandeling van de voorwerpen is niet alleen mogelijk aan het begin of einde van het totale door de (ongewijzigde) serie te doorlopen traject maar eveneens op elke gewenste tussengelegen plaats en zelfs tijdens de bewe-5 ging zonder dat de onderlinge positie van de dragers wordt gewijzigd.

De uitvinding zal verder worden toegelicht bij wijze van voorbeeld aan de hand van de bijgaande schematische tekening. Hierin toont: 10 fig. 1 in bovenaanzicht een inrichting volgens de uit vinding waarin de aansluitorganen zijn uitgevoerd als tegen-drukorganen en fig. 2a-h in bovenaanzicht de inrichting van fig. 1 tijdens opeenvolgende stappen bij gebruik daarvan.

15 Figuur 1 toont een rechthoekige dragerbaan 1 met twee lange rechtlijnige baangedeelten la en twee korte baangedeel-ten lb. In de baan bevinden zich over de baan verschuifbare identieke dragers 2 voor het dragen van een of meer voorwerpen. In het voorbeeld zijn de dragers 2 uitgevoerd als vier-20 kante vlakke tegels, totaal twaalf stuks. De dragers rusten met de onderzijde op geleidignen in de dragerbaan, terwijl de baan tevens is voorzien van geleidingen voor het geleiden van de dragers langs de zijkanten daarvan.

De dragerbaan is uitgevoerd als een matrixsysteem, 25 dat wil zeggen dat zowel de lange als korte baangedeelten een baanlengte bezitten die een geheel aantal malen de lengte van de drager in het desbetreffende baangedeelte bedraagt. In fig. 1 is de lengte van de lange baangedeelten la gelijk aan zes maal de., dragerlengte; de lengte van de korte baan-30 gedeelten lb bedraagt driemaal de dragerlengte. Zoals te zien bevat de dragerbaan twee open plaatsen waar zich geen dragers bevinden. De positie van de open plaatsen in de dragerbaan wisselt echter voortdurend, zoals later zal blijken.

De inrichting omvat verder een viertal aandrijforga-35 nen 3a-d die zich elk nabij een hoek van de baan bevinden. Tegenover elk aandrijforgaan bevindt zich een tegendrukor- »8800309 -7- gaan 4a-d. De organen 3 en 4 zijn alle identiek uitgevoerd als hydraulische cilinders, waarbij in de cilinder 5 een dunne piunjerstang 6 heen- en weerbeweegbaar is. De plunjer-stang 6 bevat aan het buiten de cilinder stekende einde een 5 aanslag 8. In ingeschoven stand van de piunjerstang bevindt de aanslag 8 zich in een zijdelingse uitsparing van de dra-gerbaan waardoor de dragers zonder belemmering de aanslag kunnen passeren. De cilinders zijn verbonden met leidingen voor toe- en afvoer van vloeistof naar en van de cilinders.

10 De aandrijforganen 3 worden alle bediend met een gelijke vloeistofdruk? de tegendrukorganen 4 worden eveneens alle bediend met onderling gelijke vloeistofdruk die echter lager is dan die van de aandrijforganen. Hierdoor wordt bereikt dat de door de tegendrukorganen 4 uit te oefenen tegenduwkracht 15 geringer is dan de aandrijfkracht van de aandrijforganen 3.

Een alternatief is de tegendrukorganen uit te voeren met plunjers met kleinere doorsnede dan die van de aandrijf-organen. In dit geval kunnen alle cilinders met eenzelfde hydraulische druk worden bediend terwijl toch de tegendruk-20 kracht geringer is dan de aandrijfkracht.

Langs de dragerbaan kunnen een of meer (niet weergegeven) behandelingsorganen zijn opgesteld teneinde de door de dragers meegevoerde voorwerpen tijdens stilstand of tijdens de voortbeweging daarvan langs de baan aan. een behandeling 25 te onderwerpen. In dit laatste geval kan het bijeen blijven van de dragers van bijzonder belang zijn indien de voorwerpen op een aantal van de bewegende dragers tegelijk vanuit een of meer behandelingsorganen worden behandeld.

De werking van de inrichting wordt verder toegelicht 30 met verwijzing naar fig. 2. Fig. 2a toont een positie van de dragers waarbij de open plaatsen in de dragerbaan zich in de rechterbovenhoek en linkerbenedenhoek bevinden. De plunjer-stangen van zowel de aandrij forganen 3 als de tegendrukorganen 4 bevinden zich alle acht in ingetrokken stand. De plun-35 jerstangen van de tegendrukorganen 4a en 4c worden nu gelijktijdig uitgeschoven waarbij de aanslagen tegen de voorste ____ _«g: .8800309 -8- drager van de zich in de korte baangedeelten bevindende kortere series dragers komen te rusten (fig. 2b). Vervolgens worden de aandrijforganen 3a en 3c geactiveerd waardoor de korte series gelijktijdig langs de korte baanlengten worden 5 verschoven (fig. 2c). Door deze schuifbeweging worden de plunjerstangen van de tegendrukorganen 4a en 4c teruggeduwd, waarbij de aanslagen van deze stangen steeds in aanraking blijven met de dragers. De op de dragers werkende schuif-kracht is gelijk aan de door de aandrijforganen uitgeoefende 10 duwkracht verminderd met de door de tegendrukorganen uitgeoefende tegendrukkracht. De schuifbeweging van de korte dra-gerseries duurt voort totdat het einde van de korte baangedeelten is bereikt, waarna de plunjerstangen van deaandrijf-organen 3a en 3c weer worden ingetrokken (fig. 2d). In deze 15 situatie kan de voorste drager van elke korte serie thans als achterste drager van een in het lange baangedeelte gelegen lange serie dragers worden beschouwd.

Fig. 2e toont dat vervolgens de plunjerstangen van de tegendrukorganen 4d en 4b worden uitgeschoven. Door active-20 ren van de aandrijforganen 3b en 3d worden nu de lange series dragers gelijktijdig verschoven op soortgelijke wijze als hierboven beschreven met betrekking tot de korte series (fig. 2f). Bij het bereiken door de lange series van het einde van de lange baangedeelten is de situatie zoals weerge-25 geven in fig. 2g. Tenslotte worden de plunjerstangen van de aandrijforganen 3b en 3d ingetrokken (fig. 2h) waarbij weer dezelfde situatie ontstaat als getoond in fig. 2a bij het begin van de cyclus die nu kan worden herhaald.

.8800309

Claims (10)

1. Inrichting voor het vervoer van voorwerpen voorzien van een in zichzelf gesloten baan met rechtlijnige baange-deelten in welke zich over de baan verschuifbare dragers voor het dragen van de voorwerpen bevinden, en van aandrijforga- 5 nen werkzaam op telkens de achterste drager van een serie opeenvolgende dragers voor het stapsgewijze schuiven van de dragers over de dragerbaan, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een op de dragers van een serie werkzaam aansluitorgaan (4) voor het aaneengesloten houden van 10 de dragers van de serie tijdens het verschuiven daarvan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aansluitorgaan vanaf een buiten de dragers gelegen locatie bedienbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 15 het aansluitorgaan een tegendrukorgaan (4) omvat dat bij het voortbewegen van de opeenvolgende serie dragers op telkens de voorste drager daarvan een aan de bewegingsrichting tegengestelde kracht uitoefent.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 20 het tegendrukorgaan een tegen de voorste drager aan te duwen in de bewegingsrichting van genoemde serie dragers heen-en weerbeweegbare aanslag (8) bevat.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de aanslag (8) is verbonden met de plunjerstang (6) van een 25 door een drukmedium bediende cilinder (5).

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij ook de aandrijf organen een plunjerstang in een door een drukmedium bediende cilinder omvatten, met het kenmerk dat de doorsnede van de aan de plunjerstang bevestigde en in de cilinder be- 30 weegbare plunjer (7) van het tegendrukorgaan kleiner is dan die van het aandrijforgaan. .8800309 -10- ft

7. Inrichting volgens een der conclusies 3-6, waarbij de baan rechthoekig is en zich in elke zijde van de rechthoek een serie dragers bevindt met bijbehorend aandrijforgaan, met het kenmerk dat voor elk van de series dragers 5 een tegendrukorgan (4) is aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aansluitorgaan van buiten de dragers in- en uitschakel-bareen op de dragers gemonteerde electromagneten omvat.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk dat 10 de electromagneten via langs de dragerbaan lopende electri- sche leidingen worden ingeschakeld.

10. Inrichting volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk dat deze verder is voorzien van een behandelings-orgaan voor het aan een behandeling onderwerpen van de voor- 15 werpen op de dragers van genoemde serie(s) tijdens het voortbewegen daarvan. .8800309