NL8702623A - Toestel voor het afmeten van een foeliestrook voor het verpakken van op een horizontale ondersteuning aangevoerde voorwerpen. - Google Patents

Description

Lx 875105/Mm/T g

Titel: Toestel voor het afmeten van een foeliestrook voor het verpakken van op een horizontale ondersteuning aangevoelde voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een toestel voor het afmeten van een foeliestrook voor het verpakken van op een horizontale ondersteuning aangevoerde voorwerpen, welke foeliestrook van een voorraadrol wordt afgewikkeld, en zich verti-5 kaal neerwaarts door de verplaatsingsbaan van de voorwerpen uitstrekt, waarbij het vrije eind van de foeliestrook beneden deze verplaatsingsbaan is gelegen, zodat bij voortbeweging van een voorwerp deze strook wordt meegenomen, terwijl boven deze baan een snijwerKcuig is opgesteld, waarmede de afgemetei lp strook kan worden losgesneden, welk voorwerp dan naar een aansluitend toestel voor het dichtvouwen en vastlassen van de foelie-omhuiling kan worden afgevoerd.

Bij de bekende toestellen van deze soort hangt de afgewikkelde foeliestrook vrij in de baan van het te omwikke-15 len voorwerp. Een bezwaar daarvan is, dat het foelie onder het eigen gewicht naar beneden moet zakken. Wanneer grote voorwerpen moeten worden omwikkeld dient de strook langer te zijn, waarbij het moeilijk wordt de strook voldoende snel te laten zakken, wanneer de voorwerpen in snellere opeenvolging 2C worden toegevoerd, hetgeen met het oog op een nuttig gebruik van de verpakkingsinrichting, waarvan dit toestel deel uitmaakt, gewenst is.

De uitvinding beoogt een toestel te verschaffen, dat dit bezwaar niet vertoont, en dat daartoe als kenmerk heeft, 25 dat tussen de voorraadrol en het snijwerktuig een afmeetrollenpaar is opgesteld, waartussen het af te meten foeliemate-riaal wordt doorgevoerd, welk rollenpaar met een aandrijving is gekoppeld, die op een gewenste strooklengte kan worden ingesteld, en dat voorbij het snijwerktuig een meeneemsamenstel 3C voor het vrije eind van de door het afmeetrollenpaar aangevoerde foeliestrook is aangebracht, dat vanuit een uitgangs-stand met de aanvoersnelheid van deze strook vertikaal neerwaarts beweegbaar is. en het vrije strookeind met enige wrijving kan vastgrijpen, welke wrijving zodanig :s,‘ dat bij onder-5: breking van de toevoer door het afmeetrollenpaar dit eind wordt losgelaten, waarbij de lengte van de bewegingsbaan van het meeneemsamenstel met de grootste af te meten strookienate 8702 6 23; ( - 2 - overeenkomt, terwijl dit samenstel weer naar de uitgangsstand kan worden teruggevoerd alvorens de toevoer van de volgende foeliestrook begint.

Doordat nu het vrije eind van de strook wordt doorge-5 trokken en het eigen gewicht geen rol meer speelt, kan de toe-voersnelheid worden vergroot, en kan de doorvoer van te verpakken voorwerpen, ook bij grote afmetingen daarvan, worden versneld en dus het nuttig gebruik van de inrichting worden verbeterd.

10 In het bijzonder kan het meeneemsamenstel uit twee paren van vertikaal gerichte eindloze kettingen of dergelijke bestaan, die elk over een bovenste en een onderste omkeerwiel zijn geleid, welke paren zich ter weerszijden van de baan van de af te meten foeliestrook bevinden, waarbij de kettingen van 15 elk paar elk met een part op een geringe afstand van een part van de andere zijn gelegen, welke parten in dezelfde zin en met een snelheid kunnen worden aangedreven, die althans ongeveer gelijk is aan de toevoersnelheid van de foeliestrook, dat tussen een tweetal kettingen van verschillende paren, die aan 20 dezelfde zijde van de foeliestrookbaan zijn gelegen, dwars-stangen zijn aangebracht, die van wrijvingsonderdelen zijn voorzien, welke stangen van verschillende tweetallen bij aandrijving van de kettingen paarsgewijs zodanig tegenover elkaar komen te liggen, dat deze het vrije eind van een tussengele-25 gen foeliestrook kunnen grijpen, dat de lengte van de parten van deze kettingen tenminste gelijk is aan de grootste af te meten strooklengte, en dat de aandrijving van deze kettingen zodanig met het afmeetrollenpaar is gekoppeld, dat bij het begin van de foeliestrooktoevoer door dit rollenpaar de dwars-30 stangen zich weer in de uitgangsstand bevinden.

Het gebruik van kettingen of dergelijke vereenvoudigt de terugvoer van de klemonderdelen, terwijl de wrijvings-klem toelaat een steeds over dezelfde afstand verplaatste klem te gebruiken, waarvan de werkzame slag alleen wordt bepaald 35 door de afmeetrollen. Kettingen, die door kettingwielen worden aangedreven, verschaffer een nauwkeurige synchronisatie van de beide dwarsstangen va*1 deze kettingen.

Deze werking ken nog worden verbeterd, wanneer elk tweetal kettingen van twee of meer dwarsstangen is voorzien, ,8702623 - 3 - zodanig, dat wanneer een stel dwarsstangen zich aan het eind van de meeneemslag in de laagste stand bevindt, een ander stel zich in de uitgangsstand bevindt. De terugloop van de ene klem vindt dan plaats tijdens de werkzame salg van een andere.

5 In het bijzonder zijn de kettingen van tasters voor zien, die, zodra een stel dwarsstangen de uitgangsstand heeft bereikt, de aandrijving van deze kettingen kan onderbreken, welke aandrijving weer wordt ingeschakeld, zodra een signaal van het afmeetrollenpaar is ontvangen. Om een foeliebaan on-10 dubbelzinnig naar het snijwerktuig te voeren wordt bij voorkeur een bijkomend aangedreven rollenpaar aangebracht, dat nabij het snijwerktuig is opgesteld, terwijl het snijwerktuig voorts van een wrijvingsklem kan worden voorzien, die het afgesneden gedeelte met enige wrijving kan vasthouden tot dit 15 door het te omwikkelen voorwerp wordt meegesleept.

Daar voor het afmeten van geschikte strooklengten ook het snijwerktuig moet worden verplaatst, wordt bij voorkeur het meeneemsamenstel met dit snijwerktuig vertikaal verstelbaar uitgevoerd.

20 De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van de tekening; hierin toont: fig. 1 een sterk vereenvoudigde voorstelling van een inrichting voor het met foelie omwikkelen van voorwerpen, voorzien van het toestel volgens de uitvinding; en 25 fig. 2 een aanzicht van dit toestel in de verplaat- singsrichting van de te omwikkelen voorwerpen gezien.

In fig. 1 is een deel van een foelie-omwikkelinrich-ting op sterk vereenvoudigde wijze voorgesteld. Deze inrichting omvat een toevoerbaan 1 voor te omwikkelen voorwerpen 2, 30 alsmede een in het verlengde daarvan gelegen afvoerbaan 3, die van niet nader aangeduide middelen is voorzien voor het verder dichtvouwen en vastlassen van het omwikkelingsfoelie.

Het foeliemateriaal bevindt zich op een afwikkelrol 4, waarvan een baan 5 langs een spanrol 6 naar een afgeef-35 rollenpaar 7 wordt gevoerd. Dit rollenpaar 7 is met een bestuurbare aandrijving 8 gekoppeld, die is ingericht om steeds een vooraf ingestelde lengte van de baan 5 tussen de rollen 7 door te voeren.

Vcorbij de rollen 7 hangt de baan 5' vertikaal naar '·· - W.* .

.8702623 - 4 - beneden, en nel boven een onderbreking 9 tussen de transportbanen 1 en 3 voor de voorwerpen 2. Het is de bedoeling de afgewikkelde strooklengte 5" zover voorbij het vlak van de transportbanen 1 en 3 door de doorgang 9 te voeren, dat een naar 5 links opgeduwd voorwerp 2 de foeliestrook meeneemt, nadat deze door een snijwerktuig 10 wordt afgesneden.

Teneinde de foeliebaan 5' snel en zonder door luchtstromen te worden gestoord,doeltreffend door de doorgang 9 te voeren, is een doorvoersamenstel aangebracht.

10 Dit samenstel omvat twee bovenste assen 11a en 11b ter weerszijden van de baan 5" en twee onderste assen 12a en 12b, eveneens ter weerszijden van de baan 5", waarbij de bovenste assen zich nabij het snijwerktuig 10 bevinden, en de onderste assen 12 op enige afstand onder het vlak van de trans-15 portbanen 1 en 3 zijn gelegen. Deze assen dragen aan de uiteinden kettingwielen 13, waarover kettingen 14a resp. 14b zijn geleid, die evenwijdig aan de foeliebaan 3" verlopen. Een schematisch met 15 aangeduide aandrijving zorgt voor het aandrijven van de kettingen 14 in de met pijlen aangeduide zin, 20 waarbij de het dichtst bij de baan 5" gelegen parten naar beneden bewegen.

Tussen de kettingen 14a en 14b zijn dwarsstangen 16a resp. 16b aangebracht. In het beschouwde geval is elk paar kettingen van twee stangen 16 voorzien, waarbij de uitgangs-25 toestand is afgebeeld, waarin voor elk kettingpaar de ene stang zich nabij de bovenste kettingwielen, en de andere zich nabij de onderste kettingwielen bevindt. De baan 5' bevindt zich boven de bovenste kettingwielen 13.

Zodra de toevoerrollen 7 beginnen te draaien, zakt 30 het eind var· de baan 5' naar beneden tussen de bovenste kettingwielen 13. Tevens worden dan de kettingen 14 in beweging gebracht, en wel zodanig, dat twee stangen 16a en 16b gelijktijdig over de bovenste kettingwielen worden bewogen, en dan het inmiddels tussen de assen 11a en 11b gezakte eind van de 35 baan 5' kunnen grijpen. De ene stang 16b is bijvoorbeeld voorzien van rollen 17 uit rubber of kunststof, die het einde van de foeliebaan tegen de andere stang 16a drukken. De aandrijving van de kettingen geschiedt met een snelheid, die gelijk is aan de s~elheid, waarmede de baan 5' door de rollen 7 wordt ,8702623 - · «μ U? ·· —.«vsaswi ? *...*· * ' 1 ^ ' > - 5 - toegevoerd.

De aandrijving 8 voor de rollen is zodanig ingesteld, dat een strooklengte wordt afgegeven, die overeenkomt met de voor het omwikkelen van een voorwerp 2 vereiste lengte. De 5 afstand tussen de assen 11 en 12 is daarbij zodanig, dat de verplaatsing van de stangen 16 door middel van de kettingen 14 tussen het hoogste en het laagste punt tenminste gelijk is aan de maximaal voorkomende strooklengte.

In het geval van een geringere door de rollen 7 af-10 gegeven strooklengte houdt de toevoer van de foelbaan 51 op voordat de stangen 16 de laagste stand hebben bereikt. De wrijving, waarmede deze stangen of de daarop aangebrachte rollen 17 de foeliebaan 5' vastgrijpen, of, in het geval van draaibare stangen 16 en/of rollen 17 de wrijving, waarmede 15 deze kunnen draaien, is zodanig gekozen, dat deze stangen dan de foeliebaan kunnen loslaten en verder naar het eind van hun baan bewegen.

Terwijl de stangen 16a en 16b, die zich in de afge-beelde uitgangsstand aan de bovenzijde bevinden, naar beneden 20 bewegen, bewegen de beide andere stangen 16a en 16b zich naar boven, zodat deze tenslotte de afgebeelde hoogste stand bereiken. Op dat ogenblik wordt de aandrijving voor de kettingen 14 onderbroken. Deze beweging wordt weer op gang gebracht, zodra de rollen 7 een nieuwe foeliestrook kunnen toevoeren. Voor-25 dien is het snijwerktuig 10 in werking gesteld om de afgegeven foeliestrook los te snijden.

Op deze wijze wordt verzekerd, dat de af te geven foeliestrook steeds strak wordt gehouden en snel over de gewenste lengte wordt verplaatst, terwijl geen tijd verloren 30 gaat voor het terugvoeren van de meeneemstangen, daar een tweede stel zich dan reeds in de uitgangsstand bevindt, en onmiddellijk weer in werking kan komen. Daardoor kan een zeer snelle verplaatsing van de foeliestrook worden verkregen, zonder door luchtstromen of dergelijke te worden gehinderd.

35 Daar bij het omwikkelen van grotere voorwerpen de daartoe dienende strook niet alleen verder onder het transport-oppervlak 1, 3 moet hangen, doch ook verder daarboven moet worden afgesneden, dient de stand van het snijwerktuig 10 daaraan te worden aangepast. Om een goede toevoer tussen de meeneem- .8702623 ·- n . ** · >#.» * rJ' _ / 1 * i - 6 - stangen 16 te verzekeren, wordt bij voorkeur het samenstel van kettingwielen en kettingen op een slede geplaatst, die met het snijwerktuig 10 is gekoppeld, en samen daarmede naar boven of naar beneden kan worden verplaatst.

5 De besturing van de aandrijving 15 van de kettingen 14 kan bijvoorbeeld zodanig zijn uitgevoerd, dat deze aandrijving wordt ingeschakeld door een signaal, dat door de aandrijving 8 van de rollen 7 bij het inschakelen daarvan wordt afgegeven, bijvoorbeeld op het tijdstip, dat een taster het 10 naderen van een voorwerp 2 vaststelt. De aandrijving 15 kan dan weer worden uitgeschakeld, wanneer een taster heeft vastgesteld, dat een stangenpaar 16 de uitgangsstand heeft bereikt. Daarbij dient in het bijzonder de neerwaartse snelheid van de stangen 16 gelijk te zijn aan de door de rollen 7 verschafte 15 toevoersnelheid van de baan 5. Deze snelheid is in het bijzonder instelbaar om een aanpassing aan de toevoer van voorwerpen 2 en/of aan de af te geven strooklengte te verkrijgen.

Om ervoor te zorgen, dat de baan 5' ondubbelzinnig naar het snijwerktuig 10 wordt gevoerd, wordt bij voorkeur een 20 bijkomend aangedreven rollenpaar 7' aangebracht, dat de door de rollen 7 toegevoerde baan 5' in de juiste stand nabij het werktuig 10 ondersteunt. Dit werktuig kan daarbij worden voorzien van een wrijvingsklem 10', die het afgesneden eind van de baan 5" vasthoudt, totdat het afgesneden gedeelte 5" door 25 het voorwerp 2 wordt meegenomen.

.8702623 -

Claims (7)

1. Toestel voor het afmeten van een foeliestrook voor het verpakken van op een horizontale ondersteuning aangevoerde voorwerpen, welke foeliestrook van een voorraadrol wordt afgewikkeld, en zich vertikaal neerwaarts door de verplaat-5 singsbaan van de voorwerpen uitstrekt, waarbij het vrije eind van de foeliestrook beneden deze verplaatsingsbaan is gelegen, zodat bij voortbeweging van een voorwerp deze strook wordt meegenomen, terwijl boven deze baan een snijwerktuig is opgesteld, waarmede de afgemeten strook kan worden losgesneden, 10 welk voorwerp dan naar een aansluitend toestel voor het dichtvouwen en vastlassen van de foeiie-omhulling kan worden afgevoerd, met het kenmerk, dat tussen de voorraadrol (4) en het snijwerktuig (10) een afmeetrollenpaar (7) is opgesteld, waartussen het af te meten foeliemateriaal (5) 15 wordt doorgevoerd, welk rollenpaar (7) met een aandrijving (8) is gekoppeld, die op een gewenste strooklengte kan worden ingesteld, en dat voorbij het snijwerktuig (10) een meeneemsa-menstel (11..16) voor het vrije eind van de door het afmeetrollenpaar (7) aangevoerde foeliestrook (5') is aangebracht, 20 dat vanuit een uitgangsstand met de aanvoersnelheid van deze strook vertikaal neerwaarts beweegbaar is, en het vrije strook-eind met enige wrijving kan vastgrijpen, welke wrijving zodanig is, dat bij onderbreking van de toevoer door het afmeetrollenpaar (7) dit eind wordt losgelaten, waarbij de lengte 25 van de bewegingsbaan van het meeneemsamenstel (11..16) met de grootste af te meten strooklengte overeenkomt, terwijl dit samenstel weer naar de uitgangsstand kan worden teruggevoerd, alvorens de toevoer van de volgende foeliestrook (5') begint.

2. Toestel volgens conclusie 1, met het ken-30 m e r k, dat het meeneemsamenstel uit twee paren (14a, 14b) van vertikaal gerichte eindloze kettingen of dergelijke bestaan, die elk over een bovenste en een onderste om-keerwiel (13) zijn geleid, welke paren zich ter weerszijden van de baan van de af te meten foeliestrook (3') bevinden, 35 waarbij de kettingen van elk paar (14a. 14b) elk met een part op een geringe afstand van een part var de andere zijn gelegen, welke parten in dezelfde zin en met een snelheid kunnen .8702623 „ O «V _ ’ . - ·*- " *·« β - 8 - worden aangedreven, die althans ongeveer gelijk is aan de toe-voersnelheid van de foeliestrook (5'), dat tussen een tweetal kettingen van verschillende paren (14), die aan dezelfde zijde van de foeliestrookbaan (5') zijn gelegen, dwarsstangen (16a, 5 16b) zijn aangebracht, die van wrijvingsonderdelen zijn voorzien, welke stangen (16) van verschillende tweetallen bij aandrijving (15) van de kettingen paarsgewijs zodanig tegenover elkaar komen te liggen, dat deze het vrije eind van een tus-sengelegen foeliestrook (5') kunnen grijpen, dat de lengte 10 van de parten van deze kettingen tenminste gelijk is aan de grootste af te meten strooklengte, en dat de aandrijving (15) van deze kettingen zodanig met het afmeetrollenpaar (7) is gekoppeld, dat bij het begin van de foeliestrooktoevoer door dit rollenpaar (7) de dwarsstangen (16) zich weer in de uitgangs- 15 stand bevinden.

3. Toestel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elk tweetal kettingen (14) van twee of meer dwarsstangen (16) is voorzien, zodanig, dat wanneer een stel dwarsstangen (16) zich aan het eind van de meeneemslag in de 20 laagste stand bevinden, een ander stel (16) zich in de uit-gangsstand bevindt.

4. Toestel volgens conclusie 2 of 3, m e t h e t kenmerk, dat de kettingen (14) van tasters zijn voorzien, die, zodra een stel dwarsstangen (16) de uitgangsstand 25 heeft bereikt, de aandrijving (15) van deze kettingen kan onderbreken, welke aandrijving (15) weer wordt ingeschakeld, zodra een signaal van het afmeetrollenpaar (7) is ontvangen.

5. Toestel volgens een van de conclusies 1..4, met het kenmerk, dat in de nabijheid van het snijwerk- 30 tuig (10) een bijkomend aangedreven rollenpaar (7') is aangebracht .

6. Toestel volgens een van de conclusies 1..5, met het kenmerk, dat het snijwerktuig (10) is voorzien van een wrijvingsklem (10') voor het met wrijving vasthouden 35 van de afgesneden foeliestrook (5").

7. Toestel volgens een van de conclusies 1..6, met het kenmerk, dat het meeneemsamenstel (11..16) samen met het snijwerktuig (10) vertikaal instelbaar is. .8702623 ... · ‘ ·· ïfc··.. . \ __** l , p# — · t