NL8700672A - Ritssluiting uit geweven draagbanden en ingeweven, geprefabriceerde sluitdeelreeksen. - Google Patents

Description

-. 1 NL 34.193-Vo/hp *

Ritssluiting uit geweven draagbanden en ingeweven, geprefabriceerde sluitdeelreeksen

De uitvinding heeft betrekking op een ritssluiting uit geweven draagbanden en ingeweven, geprefabriceerde sluitdeelreeksen uit een schroeflijnvormig gevormd kunststof monofilament, waarbij de sluitreeksen, gezien in een projectie op 5 het ritssluitingvlak, tenminste aan de zijde van de koppel-koppen over elkaar gelegen benen, buiten de rand van de draagbanden uitstekende koppelkoppen alsmede een aangebrachte vulstreng en bevestigingsdelen bezitten, waarbij de sluitdeelreeksen door, aan de zijde van de koppelkoppen over de 10 sluitdelen grijpende inbindkettingdraden en door tenminste een over de bevestigingsdelen alsmede de vulstreng grijpende, in de draagband ingebonden inslagdraad op het oppervlak van de afzonderlijke draagbanden zijn bevestigd en waarbij de inbindkettingdraden tussen de sluitdelen zich kruisend zijn ge-15 leid en de inslagdraden de inbindkettingdraden tussen de sluitdelen met een lus omringen.

Bij dergelijke ritssluitingen.worden de sluitdeelreeksen niet, zoals bij zogenaamde geweven ritssluitingen, door een weefproces tijdens het weven van de draagbanden ver-20 vaardigd, echter geprefabriceerd en als gerede sluitdeelreeksen tijdens het weven van de draagbanden kettingdraadvormig toegevoerd. De inslagdraden kunnen hierbij als normale inslagdraden, echter ook als kettingdraden met een bijzondere binding (bijvoorbeeld keperbinding) worden toegevoerd.

25 Bij de (uit de praktijk) bekende ritssluitingen van - het in de aanhef genoemde type vormen de bevestigingsdelen gelijktijdig de verbindingsdelen van sluitdelen voor de sluitdeelreeks, namelijk aan de achterzijde gelegen verbindingsdelen, die boogvormig zijn aangesloten op de benen, en, 30 gezien in de richting van de koppeldeelreeksen schubvormig op elkaar liggen, zonder dat tussen aangrenzende verbindingsdelen grotere ü-vormige gebieden vrijblijven. De inslagdraden grijpen derhalve niet over de bevestigingsdelen in het centrale gebied van de sluitdelen, echter aan de voetzijde aan 35 de van de koppelkoppen afgekeerde zijde. De inbindkettingdraden liggen, afgekeerd van de koppelkoppen, voor de aan de achterzijde gelegen verbindingsdelen. Dit alles is niet vrij 8700672 * -2- van nadelen. De inslagdraden zijn in de gebieden, in welke ze over de verbindingsdelen grijpen, in contact met de zijden van de daarbij behorende ritssluitingschuif, wanneer de ritssluiting onder dwarsbelasting staat. Hierbij ontstaan bij een 5 bediening van de schuif slijtagebelastingen van de inslagdraden en komt het tot een voortijdige, de inbinding vernielende slijtage. Bij een dwarsbelasting kunnen de sluitdelen in hun inbinding uit de inbindkettingdraden en de inslagdraden verschuiven, hetgeen tot gevolg heeft, dat de beschreven, door 10 de schuif veroorzaakte slijtagebelastingen op de inslagdraden worden versterkt.

Bij een andere ritssluiting met ingeweven, geprefabriceerde sluitdeelreeksen en een vulstreng (DE-A-25 19 829), die geen inbindkettingdraden bezit, omringen inslagdraden de 15 vulstreng en bevestigingsdelen, die eveneens bij aan de achterzijde gelegen verbindingsdelen horen. Hier ontstaan dezelfde nadelen, alhoewel een extra, in de lengterichting verlopende, onder de sluitdeelreeksen aangebrachte en in groeven van de benen van de sluitdelen aangebrachte inlegdraad is 20 toegepast, die met de sluitdelen is ingebonden en verschuivingen ten gevolge van een dwarsbelasting moet. verhinderen.

De beschreven nadelen gelden tenslotte tevens voor een verdere uitvoeringsvorm (DE-A- 28 55 370), waarbij de sluitdeelreeksen niet op de bovenzijde van de draagbanden zijn beves-25 tigd, doch als het ware in het midden zijn ingebonden alsmede zijn voorzien van een vulstreng. Ook hier treden onder invloed van een dwarsbelasting verschuivingen van de sluitdelen in de inbinding op, die ertoe leiden, dat ondanks de aangebrachte vulstreng de inslagdraden in aanraking komen met de 30 schuifzijden.

De uitvinding beoogt een ritssluiting van het in de aanhef genoemde type zodanig verder te ontwikkelen, dat een nadelig contact van de inslagdraden met de zijden van de daarbij behorende schuif niet meer optreedt, namelijk ook 35 niet bij een aanzienlijke dwarsbelasting.

Hiertoe bezit de ritssluiting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de bevestigingsdelen, gezien in een projectie op het ritssluitingvlak, in het centrale gebied van de sluitdelen op een afstand van de koppelkoppen alsmede op een 40 afstand van aan de achterzijde gelegen omkeerdelen zijn ge- .170 0 6 72 -3- ' * plaatst en dat de inbindkettingdraden in de draagbanden onder het centrale gebied van de sluitdelen zijn geplaatst alsmede door de lussen van de de bevestigingsdelen gedeeltelijk omringende inslagdraden tegen de bevestigingsdelen zijn getrok-5 ken.

Volgens de uitvinding liggen de inslagdraden als het ware verzonken tussen de benen van aangrenzende sluitdelen. Dit verhindert een storend contact met de zijden van de ritssluitingschuif. Aangezien echter tevens de inbindketting-10 draden in de draagbanden onder de centrale gebieden van de sluitdelen zijn gelegen alsmede door de inslagdraden tegen de in dit centrale gebied geplaatste bevestigingsdelen zijn getrokken, liggen de sluitdelen en derhalve de sluitdeelreeksen zo stevig op de draagbanden, dat ook onder invloed van een 15 dwarsbelasting geen storende verschuivingen plaatsvinden, die de inslagdraden en de zijden van de daarbij behorende schuif in onderlinge aanraking zouden kunnen brengen. Hieraan dragen tevens de vulstrengen bij, die bij voorkeur eveneens in de centrale gebieden van de sluitdelen zijn geplaatst. De in het 20 voorgaande beschreven slijtagebelastingen ter plaatse van de inslagdraden bij de bediening van de schuif, die een voortijdige vernieling van de inbinding bewerkstelligen, worden op eenvoudige wijze vermeden.

In het bij zonder kan de uitvinding op diverse ma-25 nieren worden gerealiseerd. Zo wordt een uitvoeringsvorm hierdoor gekenmerkt, dat de aan de achterzijde gelegen om-keerdelen zijn uitgevoerd als verbindingsdelen van de sluitdelen in de sluitdeelreeks en dat de bevestigingsdelen door U-vormige verbredingen tussen aangrenzende omkeerdelen zijn 30 gevormd.

Een andere uitvoeringsvorm bezit als kenmerk, dat de bevestigingsdelen gelijktijdig als verbindingsdelen van de sluitdelen in de sluitdeelreeks zijn uitgevoerd en zijn vastgegrepen door de inslagdraad.

35 Verder ligt het binnen het kader van de uitvinding, dat onder de centrale gebieden van de sluitdeelreeksen een extra kettingdraad is aangebracht en tussen de sluitdelen in de draagband is ingebonden.

In het kader van de uitvinding kan voor elke sluit-40 deelreeks worden gewerkt met een inslagdraad. Al naar gelang 8700672 -4- <4 -¾ de grootte van de ritssluiting/ de dikte van de textieldra-den, die voor de draagbanden worden toegepast en de dikte van het kunststofmonofilament/ uit welke de sluitdeelreeksen zijn gevormd, kan het doelmatig zijn, wanneer voor elke sluitdeel-5 reeks twee inslagdraden zijn aangebracht/ die de inbindket-tingdraad, de bevestigingsdelen en de vulstreng samenbinden, en dat van de inslagdraden de ene bij elke sprongvorming, de andere slechts bij elke tweede sprongvorming in de draagband is ingeweven. Op deze wijze wordt bereikt, dat de draagbanden 10 telkens met twee inslagdraden worden geweven en twee inslagdraden ook de bevestigingsdelen, de vulstreng en de inbind-kettingdraden samenbinden. Verder kan een afstemming van de textielstructuur van de draagbanden enerzijds, en de structuur van de sluitdeelreeksen anderzijds worden gerealiseerd.

15 De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeel-den zijn weergegeven.

Fig. T toont op sterk vergrote schaal en schematisch een gedeelte van een helft van een ritssluiting volgens 20 de uitvinding in bovenaanzicht, waarbij _ in het bovenste gedeelte van de figuur de inbindkettingdraden en de inslagdraden zijn verwijderd?

Fig. 2 toont een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1?

25 Pig. 3 toont een doorsnede volgens de lijn III-III

in fig. 1 ?

Fig. 4 toont overeenkomstig de fig. 1 een andere uitvoeringsvorm van een ritssluiting volgens de uitvinding, en 30 Fig. 5 toont een doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 4.

De in de figuren weergegeven ritssluitingen bestaan in principe uit geweven draagbanden 1 en ingeweven, geprefabriceerde sluitdeelreeksen 2 uit een schroeflijnvormig geleid 35 kunststofmonofilament. Uit de fig. 1 en 5 blijkt, dat de sluitdelen 3, gezien in een projectie op het ritssluiting-vlak, tenminste aan de zijde van de koppelkoppen over elkaar gelegen benen 4, buiten de rand 5 van de draagbanden 1 uitstekende koppelkoppen 6 alsmede een aangebrachte vulstreng 7 40 en bevestigingsdelen 8 bezitten. Verder ziet men bij een ver- 870 0 S72 -5- * ' * gelij king van in het bijzonder de fig. 1 en 2 respectievelijk 4 en 5, dat de sluitdeelreeksen 2 door aan de zijde van de koppelkop over de sluitdelen 3 grijpende inbindkettingdraden 9 en door tenminste één, over de bevestigingsdelen 8 alsmede 5 de vulstreng 7 grijpende, in de draagband 1 ingebonden in-slagdraad 10 op de bovenzijde van de draagbanden 1 zijn bevestigd. De inbindkettingdraden 9 zijn zich onderling kruisend tussen de sluitdelen 3 geleid. De inslagdraden 10 omringen de inbindkettingdraden 9 tussen de sluitdelen 3 met een 10 lus 11.

De vormgeving is zodanig gekozen, dat de bevestigingsdelen 8, gezien in een projectie op het ritssluiting-vlak, in het centrale gebied B van de sluitdelen 3 op een afstand van de koppelkoppen 6 alsmede op een afstand van de aan 15 de achterzijde gelegen omkeerdelen 12 zijn geplaatst, waarbij de inbindkettingdraden 9 in de draagbanden 1 onder het centrale gebied B van de sluitdelen 3 zijn aangebracht alsmede door de lussen 11 van de, de bevestigingsdelen 8 gedeeltelijk omringende inslagdraden 10 tegen de bevestigingsdelen 8 zijn 20 getrokken.

Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 en 2 zijn de aan de achterzijde gelegen omkeerdelen 12 als verbindingsdelen uitgevoerd en zijn de bevestigingsdelen 8 gevormd door U-vormige verbredingen tussen de aangrenzende verbindingsde-25 len. Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 4 en 5 vormen de bevestigingsdelen 8 tegelijkertijd verbindingsdelen van de sluitdelen 3 in de sluitdeelreeksen 2 en grijpen over deze de inslagdraden 10. Uit fig. 2 blijkt, dat onder de centrale gebieden B een extra kettingdraad 13 is aangebracht en tussen 30 de sluitdelen 3 in de daarbij behorende draagband 1 is ingebonden. De vulstrengen 7 zijn verder in het uitvoeringsvoor-beeld en volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding in het centrale gebied B van de sluitdelen 3 geplaatst.

Niet weergegeven is, dat voor elke sluitdeelreeks 2 twee in-35 slagdraden 10 kunnen worden toegepast, die de inbindkettingdraden 9, de bevestigingsdelen 8 en de vulstreng 7 samenbinden, waarbij echter van de beide inslagdraden 10 de ene bij elke sprongvorming, en de andere slechts bij elke tweede sprongvorming in de draagband 1 is ingeweven.

40 De uitvinding is niet beperkt tot de in het voor- 8700672 -6- gaande gegeven uitvoeringsvormen, die binnen het kader der uitvinding op velerlei wijzen kunnen worden gevarieerd.

8700572

Claims (6)

1. Ritssluiting uit geweven draagbanden en ingeweven, geprefabriceerde sluitdeelreeksen uit een schroeflijnvormig gevormd kunststofmonofilament, waarbij de sluitreek-sen, gezien in een projectie op het ritssluitingvlak, tenmin-5 ste aan de zijde van de koppelkoppen over elkaar gelegen benen, buiten de rand van de draagbanden uitstekende koppelkoppen alsmede een aangebrachte vulstreng en bevestigingsdelen bezitten, waarbij de sluitdeelreeksen door, aan de zijde van de koppelkoppen over de sluitdelen grijpende inbindketting-10 draden en door tenminste een over de bevestigingsdelen alsmede de vulstreng grijpende, in de draagband ingebonden inslag-draad op het oppervlak van de afzonderlijke draagbanden zijn bevestigd en waarbij de inbindkettingdraden tussen de sluitdelen zich kruisend zijn geleid en de inslagdraden de inbind-15 kettingdraden tussen de sluitdelen met een lus omringen, met het kenmerk, dat de bevestigingsdelen (8), gezien in een projectie op het ritssluitingvlak, in het centrale gebied van de sluitdelen (3) op een afstand van de koppelkoppen (6) alsmede op een afstand van aan de achterzijde 20 gelegen omkeerdelen (12) zijn geplaatst en dat de inbindkettingdraden (9) in de draagbanden (1) onder het centrale gebied (B) van de sluitdelen (3) zijn geplaatst alsmede door de lussen (11) van de de bevestigingsdelen (8) gedeeltelijk.omringende inslagdraden (10) tegen de bevestigingsdelen (8) 25 zijn getrokken.

2. Ritssluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aan de achterzijde gelegen omkeerdelen (12) zijn uitgevoerd als verbindingsdelen van de sluitdelen (3) in de sluitdeelreeks (2) en dat de bevestigingsdelen (8) 30 door U-vormige verbredingen tussen aangrenzende omkeerdelen (12) zijn gevormd.

3. Ritssluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bevestigingsdelen (8) gelijktijdig als verbindingsdelen van de sluitdelen (3) in de sluitdeelreeks 35 (2) zijn uitgevoerd en zijn vastgegrepen door de inslagdraad (10).

4. Ritssluiting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat onder de centrale gebieden 8700372 " ' -8- (B) van de sluitdeelreeksen een extra kettingdraad (13) is aangebracht en tussen de sluitdelen (3) in de draagband (1) is ingebonden.

5. Ritssluiting volgens een der conclusies 1-4, 5met het kenmerk, dat de vulstreng (7) in de centrale gebieden (B) is aangebracht.

6. Ritssluiting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat voor elke sluitdeelreeks twee inslagdraden (10) zijn aangebracht, die de inbindket- 10 tingdraad (9), de bevestigingsdelen (8) en de vulstreng (7) samenbinden, en dat van de inslagdraden (10) de ene bij elke sprongvorming, de andere slechts bij elke tweede sprongvor-ming in de draagband (1) is ingeweven. 9 7 0 0 S 7 2