NL8602750A - Roerwerk voor een meststrooier. - Google Patents

Description

ψ % VO 8451

Roerverk voor een meststrooier.

De uitvinding heeft betrekking op een roerverk voor een mest-strooier, in het bijzonder op een strooiïnrichting, bestemd voor fijnpoedervormige of gegranuleerde minerale mest) waarbij een onder een houder aangebracht strooiaggregaat, bij voorkeur een strooischijf, 5 waaraan het te verstrooien materiaal uit een houder met een in hoofdzaak trechtervormige uitloopopening wordt gevoed, waarbij een voor roterende aandrijving ingericht roerverk in de bodem van de houder is aangebracht.

Uit de Duitse octrooipublikatie no. 3.337.812 is een roerverk bekend dat bestaat uit een naafdeel en radiaal daarvan naar buiten rei-10 kende vleugels, waarbij de naaf is bevestigd op een as die om een met de as van de strooischijf samenvallende as roteert. Het roerverk wordt geroteerd in dezelfde richting als de strooischijf, echter door gebruik te maken van een reductiedrijfwerk, met een aanzienlijk lager toerental.

Het is echter gebleken, dat een roerverk van deze soort hetzij 15 het samenkleven van de te verspreiden minerale mest bewerkstelligt, doordat het roerverk met een te grote snelheid roteert,hetzij het te verdelen materiaal in de trechtervormige uitloopopening niet effectief wordt geroerd, zodat het gevaar voor brugvorming optreedt.

De uitvinding beoogt een roerverk te verschaffen, dat zonder 20 gebruikmaking van versnelling of reductiedrijfwerken direct op de as is gekoppeld en een effectief roereffect in de trechteruitloopopening waarborgt zonder dat zoveel wrijvingswarmte wordt ontwikkeld dat het te verspreiden materiaal gaat samenkleven.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bij een roerverk van de 25 in de aanhef vermelde soort bereikt, doordat het roerverk bestaat uit een centraal naafdeel dat met radiaal naar buiten reikende vingers is uitgerust en zodanig is uitgevoerd, dat het om de eigen, in hoofdzaak evenwijdig aan de langsrichting van de houder verlopende as roteert, en tegelijkertijd daarmee roteert om een met betrekking tot de 30 houder vaste as die evenwijdig is aan de as van het naafdeel.

Door de excentrische legering van het roerverk wordt een groter gebied effectief bestreken, zodat de gehele trechtervormige uitloopopening bij een rotatie om de vaste as wordt doorgeroerd. Door de rotatie van het roerverk om de vaste as wordt het gevaar van samenkleven bovendien 35 aanzienlijk verminderd, omdat de vingers van het roerwerk niet telkens ? "V Λ ' ·4 V v» «· > '> > t -2- gedurende lange tijd met het te verspreiden materiaal in aanraking zijn.

Boven het roerwerk kan volgens de uitvinding een omlaag gewelfd deksel zijn aangebracht.

5 Door deze maatregel wordt het koppel verminderd, dat nodig is om het roerwerk om de vaste as te roteren, doordat de druk van de boven het roerwerk gelegen minerale mest op af staid wordt gehouden van de bovenzijde van het roerwerk en in plaats daarvan onder een schuine hoek ten opzichte van de genoemde vertikale as tegen de zijkant van het 10 roerwerk wordt toegevoerd. Dit is in het bijzonder van betekenis dat het in bedrijf stellen van de inrichting waarbij is gebleken dat een groter anloopkoppel nodig is bij samengekoekte mest, dan met hydraulisch aangedreven conventionele tracties bereikbaar is, wanneer boven het roerwerk geen deksel wordt toegepast.

15 Volgens de uitvinding kan het deksel als een trechtervormig lichaam met een in hoofdzaak met de diameter van het roerwerk corresponderende uitloopopening zijn uitgevoerd.

Daardoor wordt het roerwerk gevrijwaard van vertikaal werkende drukcomponenten en worden tegelijkertijd schuine drukcomponenten 20 direct bij de omtrek van het roerwerk in stand gehouden, zodat geen opeenhoping van mest onder het deksel plaatsheeft.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding heeft de omhullende kromming van de vingers een grotere diameter dan de uitloopopening van de trechter.

25 Op deze wijze wordt gewaarborgd, dat de vingers minerale mest uit de zone direct onder het deksel en bij de omtrekszone daarvan losmaken en verwijderen.

De afstand van de trechter tot het roerwerk kan volgens de uitvinding instelbaar zijn.

30 Daardoor wordt de mogelijkheid verkregen, een afhankelijk van de verspreidingsvorm en de wateropname uit de lucht optimale afstand in te stellen, zodat een constante afgifte van minerale mest door de uitloop van de houders naar de strooischijf plaatsheeft.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is het naaf- 35 deel van het roerwerk vrij draaibaar gelegerd.

V's n v ·- ) iJ

·# v ·/ 'J \:l -3-

Het is gebleken, dat de druk van het zich in de houder bevindende materiaal een zodanige druk op de vingers uitoefent, dat het naafdeel die met een aangepaste lage snelheid in een rotatiezinttegengesteld is aan de draairichting om de vaste as, in rotatie wordt gebracht.

5 Volgens de uitvinding kan het naafdeel roterend om de vaste as worden aangedreven.

Daardoor wordt de mogelijkheid verschaft de draaisnelheid van het roerwerk in te stellen.

Volgens de uitvinding kan de roterende aandrijving worden 10 verkregen door verbinding met de as van de strooischijf-

Daardoor wordt een niet gecompliceerde, directe mechanische verbinding bereikt. Bij een mogelijke uitvoeringsvorm van het roerwerk volgens de uicinding zijn de vingers haakvormig en met de vrije einden naar de bodem van de houder gericht, waarbij de vingers tijdens de samenge-15 stelde roterende beweging een zone om de uitloopopening van de houder bestrijken.

Indien de vingers naar de bodem van de houder wijzen, is de mogelijkheid aanwezig, de zone die direct om de uitloopopening van de houder is gelegen, effectief te roeren en de haakvormige vingers 20 ondervinden in verhouding tot het roereffect minimale weerstand zodat de ook de daaruitvolgende warmteontwikkeling minimaal is.

Het onderste vrije deel van de vingers kan volgens de uitvinding een glad, aërodynamisch opperv^lak hebben aan de in de rotatiezin van de naaf naar voren gekeerde zijde en een vlakke weerstand 25 biedende naar achter gekeercb rand hebben.

Deze uitvoering van de vingers waarborgt een relatief hoge draaisnelheid voor het roerwerk om de as van het naafdeel, aangezien de aërodynamische voorkant de weerstand ten opzichte van de aandrijving door het mestmateriaal zal reduceren en tegelijkertijd 30 zal de druk van hetSaestmateriaal in de houder de volle inwerking van de achterzijde van de vingers ondervinden.

Aangezien de vingers over de verschillende radiale afstand uitsteken wordt volgens de uitvinding een uiterst effectief roereffect verkregen, waarbij eventuele mestklompen worden verbroken.

35 Bij een in de praktijk de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm r* "ï *? t - . · «. ^ t' -4- zijn geschikte toerentallen en gelijkmatige uitstroming uit de uitlaatopening bij afstanden van 5 tot 15 mm tussen de vaste rotatieas en de rotatieas van het naafdeel verkregen.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing 5 naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van het roerwerk voor een meststrooier worden beschreven.

Fig. 1 toont een volgens, de uitvinding uitgevoerd roerwerk in de bodem van een op een gestel geplaatste houder; fig. 2 toont het roerwerk in een vertikale doorsnede; 10 fig. 3 toont het roerwerk in horizontale doorsnede, en fig. 4 toont een bij het roerwerk behorende vinger.

In fig. 1 is ter illustratie van het gebied van de uitvinding een conventionele, konische houder 1 weergegeven die via een buizenstelsel 10 is bestemd voor koppeling bijvoorbeeld aan een tractor.

15 De houder 1 bevat poedervormige of gegranuleerde minerale mest 13.

In de bodem van de trechtervormige uitloop 2 is een uitloopopening voor het uit te strooien materiaal aangebracht. Via de uitloopopening 8 wordt een strooischij.f 3 met het materiaal gevoed, welke strooischijf door verbinding met bijvoorbeeld de aftakas van de tractor roterend wordt 20 aangedreven. In de trechtervormige uitloop 2 is in het hierna volgende nader te beschrijven roerwerk aangebracht. Boven het roerwerk 30 is een trechterv,-ormige, met de opening laag naar het roerwerk toegekeerd deksel 31 aangebracht.

Het in fig. 2 en 3 weergegeven roerwerk bestaat uit een centraal 25 naafdeel 4, waaraan radiaal buitenwaarts en omlaag uitstekende vingers 5 zijn bevestigd. Bij de afgebeelde uitvoeringsvorm worden totaal zes vingers toegepast. Het naafdeel 4 is vrij roteerbaar om een legerpen 6.

In een praktij kuitvoeringsvorm is het naaf deel 4 in een conventioneel kogelleger van het axiale type gelegerd.

30 De legerpen 6 is met de as 7 van de roterende schijf vast verbonden en bevindt zich op een afstand e daarvan. Bij lége houder zal rotatie van de as 7 tot gevolg hebben, dat de aspen 'ó in een cirkelbeweging om de as 7 wordt gevoerd en dat het naafdeel 4 met de vingers 5 in deze beweging wordt meegenomen zonder om de legerpen te roteren.

35 Wanneer daarentegen mestmateriaal 11 in de houder aanwezig is, zal de druk van het mestmateriaal een rotatie van het naafdeel 4 met de vingers 5 om de legerpen 6 tegen de rotatie van de as 7 in bewerkstelligen, zoals door de pijlen in fig. 1 is aangegeven.

A

.·· ·*' , ·* : ï ' * -f -y1 %*· V*! * 'i -5-

De in fig. 4 en 5 weergegeven uitvoeringsvorm van een roerverk correspondeert met de in fig· 2 en 3 weergegeven uitvoeringsvorm, waarbij echter de vingers een andere vorm hebben. Bij de uitvoering volgens fig. 4 en 5 strekken de twee vingers 5' zich rechtlijnig 5 van het naafdeel shin omlaag naar de bodem van de houder uit. Proefonder vindelijk is gebleken, dat deze combinatie van haakvormige vingers 5 en rechte vingers 5* een bijzonder doelmatige roerbewerking in de zone onder het deksel 31 verschaft.

Teneinde de werking van het roerwerk 30 door verhogen door het door 10 de rotatie van de as 7 overgedragen rotatiekoppel kunnen de vingers 5 op de in fig. 6 afgebeelde wijze zijn uitgevoerd, d.w.z met een benedendeel 9 dat in dwarsdoorsnede driehoekig is, en met het spitse gedeelte in de bewegingsrichting voorwaarts wijst.

De uitvinding is niet tot de in het voorgaande afgebeelde en 15 beschreven aspecten beperkt.Het roerwerk kan derhalve met meer of minder vingers <ian de in de tekening weergegeven zes vingers zijn uitgevoerd en vingers met verschillende uitvoering kunnen op verschillende wijze worden gecombineerd. Het deksel boven het roerwerk kan eveneens anders zijn uitgevoerd en het zal zelfs mogelijk zijn 20 een halve bolschaal toe te passen.

Λ λ ft Λ -7 - * 3 ο vn - : υ

Claims (13)

1. Roerwerk voor een meststrooier, in het bijzonder voor een strooi-inrichting, bestemd voor het verspreiden van poedervormige of gegranuleerde minerale mest, waarbij een onder een houder (1)aangebracht strooiaggregaat, bij voorkeur een strooischijf (3), met het te ver- 5 spreiden materiaal wordt gevoed uit een houder met een in hoofdzaak trechtervormige uitloopopening (2), waarbij een voor roterende aandrijving ingericht roerwerk (30) in de bodem van de houder is aangebracht, met het kenmerk, dat het roerwerk (30) bestaat uit een centraal naafdeel (4), dat is uitgerust met radiaal uistekende 10 vingers en dat voor rotatie om de eigen, in hoofdzaak evenwijdig aan de langsrichting van de houder verlopende as (6) is ingericht, en gelijktijdig kan roteren om een ten opzichte van de houder vaste as (7) die evenwijdig is aan de as van het naafdeel (6).

2. Roerwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een omlaag 15 gewelfd deksel (31) boven het roerwerk is aangebracht.

3. Roerwerk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het deksel (31) als een trechtervormig lichaam met aan- de diameter van het roerwerk in hoofdzaak aangepaste uitloopopening is uitgevoerd.

4. Roerwerk volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het modulatie-20 verloop van het roerwerk een grotere diameter heeft dan de uitloopopening.

5. Roerwerk volgens een van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de afstand boven het roerwerk instelbaar is.

6. Roerwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het naafdeel 25 vrij draaibaar is gelegerd.

7. Roerwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het naafdeel (4) om de vaste as roterend aandrijfbaar is.

8. Roerwerk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de roterende aandrijving wordt bewerkstelligd door verbinding met de as van de strooi- 30 schijf (3) .

9. Roerwerk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vrije einden van de vingers (5) naar de bodem van de houder zijn gericht, waarbij de vingers (5) tijdens de samengestelde roterende beweging een zone om de uitloopopening (8) van de 35 houder bestrijken. .>*? -? Λ -) “7 h 0 \J 'j / w V -7-

10. Roerwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het onderste vrije einde van de haakvormige vingers (5) een glad, aërodynamisch bovenvlak aan de in de rotatiezin van de naaf naar voren gekeerde kant heeft en een vlak, weerstand biedende, naar achter gekeerde kant heeft.

11. Roerwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand waarover de vingers zich radiaal uitstrekken, verschillend is.

12. Roerwerk volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de vingers haakvormig of rechtlijnig zijn.

13. Roerwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand (e) 10 tussen de evenwijdige rotatieassen (6,7) in hoofdzaak 5 tot 15 mm bedraagt. '60 273 0