NL1008034C2 - Kunstmeststrooier. - Google Patents

Description

NL 2238-dV/hv

Kunstmeststrooier

De uitvinding heeft betrekking op een kunstmeststrooier, voorzien van een in hoofdzaak trechtervormige houder met een bodem en in de bodem tenminste een uit-stroomopening, een onder de uitstroomopening aangebracht 5 strooi-element en een in de houder aangebrachte roereenheid, die is voorzien van een naaf met een aantal uitstekende roervingers, welke naaf vrij draaibaar is om een eerste, in bedrijf althans nagenoeg verticale as die in een cirkelbeweging rond een tweede as aandrijfbaar is.

10 Een dergelijke kunstmeststrooier is bijvoorbeeld bekend uit DE-A-36 37 045. Bij deze bekende kunstmeststrooier is in de trechtervormige houder boven de roereenheid een kap aangebracht, om te voorkomen dat de zich in de houder bevindende kunstmest druk kan uitoefenen op de kunstmest die 15 zich ter plaatse van de roereenheid bevind. Door deze druk zou de werking van de roereenheid nadelig worden beïnvloed. Niettemin kan zich bij de bekende kunstmeststrooier het probleem voordoen, in het bijzonder wanneer gedurende korte tijd geen kunstmest via de uitstroomopening wordt afgegeven, 20 dat de roereenheid de kunstmest zodanig beschadigt en een zodanige warmteontwikkeling veroorzaakt, dat een vaste massa kunstmest wordt gevormd, die het uitstromen van de kunstmest belemmert of zelfs geheel blokkeert.

De uitvinding beoogt een kunstmeststrooier van de 25 in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij dit nadeel op eenvoudige doch niettemin doeltreffende wijze is ondervangen.

Hiertoe heeft de kunstmeststrooier volgens de uitvinding het kenmerk, dat het werkgebied van de roereen-30 heid op een afstand boven de bodem is gelegen.

De uitvinding berust op het inzicht, dat het voor een goede afgifte van de kunstmest via de uitstroomopening niet noodzakelijk is het werkgebied van de roereenheid zo 10080344 2 dicht mogelijk bij deze uitstroomopening te positioneren. Door bewust te kiezen voor een werkgebied van de roereenheid op een afstand boven de bodem, wordt bereikt dat ter plaatse van de uitstroomopening ook bij tijdelijk onderbreken van 5 afgifte van kunstmest altijd een laag onbeschadigde kunstmest aanwezig is, die door de roereenheid evenmin kan worden beschadigd. Wanneer de uitstroomopening weer wordt geopend, zal de stroming van de kunstmest altijd weer op gang komen. Doordat de roereenheid werkzaam is in een werkgebied op een 10 afstand boven de bodem, kan de kunstmest hier gemakkelijker worden losgemaakt door de roervingers en kan door de werking van de roereenheid tijdens een onderbreking van het strooien van kunstmest eventueel beschadigde kunstmest omlaag zakken in de tussen het roerwerk en de bodem gelegen laag kunst-15 mest, zodat ter plaatse van het werkgebied van de roereenheid geen samengeklonterde massa kunstmest kan ontstaan.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de naaf op een afstand boven de bodem gelegen en steken de roervingers vanaf de naaf in de houder in een van 20 de bodem afgekeerde richting.

i

Op deze wijze kan met een tweede as die slechts over geringe hoogte vanaf de bodem omhoog steekt een roereenheid worden verkregen, waarvan het werkgebied op de gewenste afstand boven de bodem ligt.

25 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de kunstmeststrooier volgens de uitvinding sterk schematisch is I weergegeven.

Fig. 1 is een schematisch weergegeven doorsne-| 30 de/zijaanzicht van een gedeelte van een uitvoeringsvorm van i de kunstmeststrooier volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een bovenaanzicht van het bodemdeel van de kunstmeststrooier uit fig. 1.

Fig. 3 is een zijaanzicht van het strooielement en 35 de roereenheid van de kunstmeststrooier uit fig. 1.

In fig. 1 is een deel van een kunstmeststrooier weergegeven, die is voorzien van een in hoofdzaak trechter- : 1 Π Π o n Q A .*ï !. j U U o -J ^ *t -> 3 vormige houder 1 welke slechts gedeeltelijk zichtbaar is. De houder 1 omvat een vaste bodemplaat 2 met drie ronde uit-stroomopeningen 3 (zie fig. 2). Op de bodemplaat 2 is een bus 4 ondersteund, waarvan de bodem 3 geprofileerde openin-5 gen 5 heeft, die door verdraaien van de bus 4 in meerdere of mindere mate in lijn met de uitstroomopeningen 3 kunnen worden gebracht voor het instellen van de dosering waarmee de kunstmeststrooier werkt. Zoals in fig. 1 zichtbaar is, heeft de bus 4 aan de bovenzijde een buitenwaarts gerichte 10 eindrand 6, die de open onderzijde 7 van de houder 1 omringt. De opening tussen de eindrand 7 en de buitenwand van de houder 1 is in de praktijk afgesloten door een rubber manchet die in de tekening niet is weergegeven. Opgemerkt wordt dat de beschreven constructie van de kunstmeststrooier 15 op zichzelf bekend is en niet tot het onderwerp van de uitvinding behoort.

De kunstmeststrooier is voorzien van een in fig. 3 weergegeven tussenplaat 8, waaronder eventueel via een verlengde as een strooi-element kan worden gemonteerd. De 20 tussenplaat 8 is via een as 9 op op zichzelf bekende wijze roterend aandrijfbaar met een variabel toerental afhankelijk van het gewenste strooibereik. Op het uiteinde van de as 9, dat in de bus 4 omhoog steekt, is door middel van een montagebus 10 een as 11 excentrisch bevestigd. Op de as 11 25 is een naaf 12 vrij draaibaar bevestigd. De naaf 11 is voorzien van vier roervingers 13, die elk haakvormig zijn uitgevoerd en een eerste deel 14 omvatten, dat vanaf de naaf 12 schuin van de bodemplaat 2 afloopt, en een daarop aansluitend tweede deel 15 dat in hoofdzaak verticaal in de 30 houder 1 omhoog steekt. Deze verticale delen 15 zijn met een in dwarsdoorsnede driehoekig eindgedeelte uitgevoerd, waarvan een vlak schuin op de radiale richting staat. De naaf 12 vormt tezamen met de roervingers 13 een roereenheid, waarmee de kunstmest in de houder 1 wordt losgemaakt, zodat 35 een gelijkmatig uitstromen van de kunstmest via de uitstroomopeningen 3 naar de tussenplaat 8 wordt gewaarborgd. De aandrijving van deze roereenheid 12, 13 vindt " v - ·Ί! ·*» 4 plaats door de niet weergegeven aandrijving van de as 9. Doordat de as 11 excentrisch is geplaatst ten opzichte van de as 9, zal de naaf 12 een cirkelbaan beschrijven. De roervingers 13 worden door deze beweging in de kunstmest 5 gedrukt en ten gevolge van de schuine vlakken aan de eindge-deelten van de roervingers wordt een rotatie van de naaf 12 om de as 11 veroorzaakt. Het toerental van de roereenheid 12, 13 is veel kleiner dan het toerental van de tussenplaat 8 respectievelijk de as 9.

10 Bij de beschreven kunstmeststrooier is het van . belang, dat het werkgebied van de roereenheid 12, 13 op een afstand boven de bodemplaat 2 is gelegen. Hierdoor wordt beschadiging van de kunstmest door de roervingers 13 en de naaf 12 tot een minimum beperkt. De roervingers 13 kunnen 15 relatief gemakkelijk in de kunstmest worden gedrukt, omdat de kunstmest in de bovenwaarts uitlopende houder 1 kan uitwijken. Bovendien zal bij het tijdelijk afsluiten van de j uitstroomopeningen 3, waarbij de aandrijving in werking ^ blijft, altijd een laag kunstmest onder het werkgebied van j 20 de roereenheid 12, 13 aanwezig zijn, waarin eventueel door . de werking van de roereenheid veroorzaakt kunstmestpoeder kan uitwijken, zodat in het werkgebied 16 geen samengeklonterde kunstmestmassa wordt gevormd. Voorts zal bij het openen van de uitstroomopeningen 3 de stroming van de 25 kunstmest altijd goed op gang komen.

Bij de beschreven uitvoeringsvorm is de roereenheid ; 12, 13 nog van een extra roervinger 17 voorzien, die vanaf de naaf 12 schuin naar de bodemplaat 2 is gericht. Deze extra roervinger 17 bevordert het los houden van de kunst-30 mest in het gebied onder het werkgebied 16 van de roereenheid 12, 13. Hoewel slechts één extra roervinger 17 is getekend, kunnen desgewenst ook twee of meer roervingers 17 worden aangebracht. Voorts kunnen in plaats van vier roervingers 13 ook drie of meer dan vier roervingers 13 worden 35 toegepast.

-Φ* De afstand tussen de hartlijnen van de as 9 en de *m- as 11 bedraagt bij voorkeur althans ongeveer 7 mm. Proefne- ri Ή ; j i_.

’* -a 5 mingen hebben aangetoond, dat met deze afstand bij de gebruikelijke toerentallen van de tussenplaat 8 een goede roerwerking bij minimale beschadiging van de kunstmest wordt bereikt.

5 De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven voorbeeld, dat binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

100803 4 i

Claims (6)

1. Kunstmeststrooier, voorzien van een in hoofdzaak trechtervormige houder met een bodem en in de bodem ten minste een uitstroomopening, een onder de uitstroomopening aangebracht strooi-element en een in de houder aangebrachte 5 roereenheid, die is voorzien van een naaf met een aantal uitstekende roervingers, welke naaf vrij draaibaar is om een eerste, in bedrijf althans nagenoeg verticale as die in een cirkelbeweging rond een tweede as aandrijfbaar is, met het kenmerk, dat het werkgebied van de roereenheid op een 10 afstand boven de bodem is gelegen.

2. Kunstmeststrooier volgens conclusie 1, waarbij de naaf op een afstand boven de bodem is gelegen en de roervingers vanaf de naaf in de houder uitsteken in een van de bodem afgekeerde richting.

3. Kunstmeststrooier volgens conclusie 1 of 2, waarbij ten minste drie, bij voorkeur vier, roervingers die vanaf de naaf in de houder uitsteken in een van de bodem afgekeerde richting, regelmatig over de omtrek van de naaf zijn verdeeld.

4. Kunstmeststrooier volgens conclusie l, 2 of 3, waarbij de roervingers elk haakvormig zijn uitgevoerd, waarbij een eerste deel vanaf de naaf schuin van de bodem af loopt en een daarop aansluitend tweede deel in hoofdzaak verticaal in de houder omhoog steekt.

5. Kunstmeststrooier volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een roervinger is aangebracht, die vanaf de naaf in de richting van de bodem verloopt.

6. Kunstmeststrooier volgens één der voorgaande 30 conclusies, waarbij de afstand tussen de eerste en de tweede as althans ongeveer 7 mm bedraagt. 1000034S