NL8600878A - Scheerapparaat. - Google Patents

Description

i PHN 11.704 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Scheerapparaat.

De uitvinding heeft betrekking op een scheerapparaat met een uitwendig kniporgaan met haarvangopeningen en een ten opzichte van het uitwendige kniporgaan aandrijfbaar inwendig kniporgaan, welk inwendig kniporgaan een drager omvat en tenminste één knipelement 5 voorzien van een snijkant.

Een dergelijk scheerapparaat is bijvoorbeeld bekend uit het Amerikaanse octrooi 3.890.709 (PHN 6637).

De uitvinding heeft tot doel de knipwerking van het scheerapparaat te. verbeteren en wordt daardoor gekenmerkt, dat het 10 knipelement is voorzien van een verend element, waarbij tenminste een deel van het knipelement tegen de werking van het verend element in verplaatsbaar is in een richting in hoofdzaak tegengesteld aan de aandri jfrichting.

Bijzondere uitvoeringsvormen zijn weergegeven in de onder-15 conclusies.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht door middel van een beschrijving van enkele in de figuren weergegeven uitvoerings-voorbeelden.

Figuur 1 toont in aanzicht een scheerapparaat met drie 20 uitwendige kniporganen; figuur 2 toont het scheerapparaat van figuur 1 in zijaanzicht en ten dele in doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1; figuur 3 toont schematisch een combinatie van een inwendig en uitwendig kniporgaan waarbij de linker helft van de figuur een 25 doorsnede weergeeft en de rechter helft een aanzicht waarin een deel van het uitwendige snijorgaan is weggelaten; figuur 4 toont in de linker helft een bovenaanzicht en in de rechter helft een onderaanzicht van het inwendige kniporgaan van figuur 3; 30 figuur 5 geeft een detail van een andere uitvoeringsvorm van een combinatie van een inwendig en een uitwendig kniporgaan; figuur 6 geeft een detail van nog een andere uitvoerings- ·.·*/ /' * V \ PHN 11.704 2 vorm van een combinatie van een inwendig en een uitwendig kniporgaan; figuur 7 toont een detail van een combinatie van een inwendig kniporgaan, een uitwendig kniporgaan en een haartrekorgaan;

Het scheerapparaat volgens de figuren 1 en 2 omvat een 5 huis 1, waarvan een deel is uitgevoerd als een houder 2 voor drie uitwendige kniporganen 3. De kniporganen 3 zijn voorzien van spieetvormige haarvangopeningen 4, welke in figuur 1 door een enkele lijn zijn aangegeven, en welke zich bevinden in een ringvormig scheerdeel 5 van het kniporgaan.

10' Zoals in de gedeeltelijke doorsnede volgens figuur 2 is weergegeven, bevindt zich aan de binnenzijde van een uitwendig kniporgaan 3 een inwendig kniporgaan 6. Dit inwendig kniporgaan 6 omvat in hoofdzaak een drager 7 en zich in axiale richting uitstrekkende, naar het scheerdeel 5 toe gerichte knipelementen 8.

15 Het inwendige kniporgaan 6 is door middel van de holle as 9 (figuur 2), de tandwielen 10 en 11 en de as 12 gekoppeld met de elektromotor 13, zodat dit kniporgaan roterend aandrijfbaar is ten opzichte van het bijbehorende uitwendige kniporgaan 3. Het tandwiel 10 is draaibaar gelagerd op een pen 14 welke in een montageplaat 15 is 20 bevestigd. Het tandwiel is voorzien van een holte 16 welke door een afdekplaat 17 is afgesloten. In deze holte bevindt zich de flens 18 aan het uiteinde van de holle as 9. Door de flens 18 een niet-ronde, bijvoorbeeld vierkante, vorm te geven en door de holte 16 overeenkomstig uit te voeren, ontstaat een koppeling voor het overbrengen van de roterende 25' beweging van het tandwiel 10 op de as 9. De veer 19 welke grotendeels in die* holle as 9 is gelegen en welke tussen de holle as 9 en het tandwiel 10 is gespannen, oefent een kracht op de as 9 uit in de richting van het inwendige kniporgaan 6. Doordat het cilindrische deel 20 van de as 9 tegen het kniporgaan 6 rust, wordt deze kracht op dit kniporgaan en via 30 dit inwendige kniporgaan 6 op het uitwendige kniporgaan 3 uitgeoefend, waardoor het uitwendige kniporgaan 3 met de rand 21 tegen de houder 2 wordt gedrukt. Tengevolge van uitwendige krachten, zoals bijvoorbeeld kunnen optreden tijdens het gebruik van het scheerapparaat, kunnen de kniporganen 3 en 6 gezamenlijk met de as 9 tegen de werking van de veer 35 19 in naar binnen worden gedrukt.

De koppeling voor het overbrengen van de roterende beweging tussen de as 9 en het inwendige kniporgaan 6 komt tot stand *rv -iï ΡΗΝ 11.704 3 doordat de as 9 is voorzien van een uiteinde 22 met een rechthoekige doorsnede. Dit uiteinde 22 is in een corresponderende rechthoekige koppelopening 23 van het kniporgaan 6 gelegen.

De hierboven beschreven koppeling aan de elektromotor 13 5 is voor de drie inwendige kniporganen 6 van het apparaat van de figuren 1 en 2 identiek waarbij de drie tandwielen 10 in aangrijping zijn met een enkel centraal tandwiel 11 op de motoras 12.

In de combinatie van een uitwendig kniporgaan 3 en een inwendig kniporgaan 6 volgens de figuren 3 en 4 wordt het inwendige 10 kniporgaan 6 gevormd door een schijfvormige drager 7 met openingen 24 waarin de knipelementen 8 zijn gelegen. De knipelementen 8 worden in axiale richting, volgens de pijl P^, aangedrukt door verende armen 25 welke deel uitmaken van een verend lichaam 26 dat aan de onderzijde aan de drager 7 is bevestigd. De uiteinden 27 van de verende armen 25 zijn 15 haakvormig uitgevoerd en zijn gelegen in openingen 28 aan de benedenuit-einden 8' van de knipelementen 8. De verende armen zijn V-vormig uitgevoerd met benen 25' en 25".

Aan de bovenzijde van de drager 7 is elk knipelement 8 voorzien van een verend element 29, dat tussen de drager 7 en het knip-20 element 8 is gespannen en dat het knipelement in hoofdzaak in de aandrijfrichting P2 veerkrachtig ondersteunt. De verende elementen 29 zijn uitgevoerd als bladveren en vormen één geheel met een centraal lichaam 30 van plaatmateriaal dat aan de bovenzijde aan de drager 7 is bevestigd.

25 Wordt tijdens het gebruik van het apparaat een haar in een haarvangopening 4 gevangen dan zal de knipkant 31 aan het bovenuiteinde 8" van een knipelement 8 in de haar dringen en wordt door samenwerking van knipelement 8 en uitwendig kniporgaan 3 de haar afgeknipt.

De bij het knippen optredende kracht zal een component hebben, 30 welke in een richting ongeveer tegengesteld aan de aandrijfrichting P2 op het knipelement 8 zal werken. Deze kracht K-j zal het knipelement kunnen doen kantelen om het uiteinde 27 van de verende arm 25. Hierdoor zal het bovenuiteinde 8" van het knipelement 8 tegen de werking van het verend element 29 in zich ten opzichte van de drager in de richting van 35 K|, dat wil zeggen in een richting in hoofdzaak tegengesteld aan de aandrijfrichting P2, verplaatsen. De openingen 24 in de drager 7 zijn hiertoe voldoende groot gemaakt. Na het knippen van de haar wordt het PHN 11.704 4 knipelement 8 door het verend element 29 teruggeduwd in de oorspronkelijke positie zoals weergegeven in de figuren 3 en 4.

Op deze wijze kunnen de optredende traagheidskrachten tijdens het knippen van een haar worden verkleind, waardoor de belasting-5 pieken op de motor en op het aandrijfmechanisme tussen de motor en het inwendige kniporgaan 6 worden afgevlakt. Het optreden van storende trillingen wordt hiermee bestreden, het apparaat zal een soepeler werking hebben en de levensduur van de bewegende onderdelen wordt door de hierboven beschreven constructie verhoogd. Na het afknippen van een 10 haar zal het knipelement 8 onder invloed van de aandrukkracht welke door het verend element 29 wordt uitgeoefend, versneld terugkeren tot de in de figuren 3 en 4 weergegeven stand. Door deze versnelling van het knipelement 8 zal de afgeknipte haarstomp welke zich voor het knipelement bevindt, worden weggeschoten zodat het inwendige kniporgaan 6 minder 15 snel zal vervuilen.

De figuren 5, 6 en 7 tonen op vereenvoudigde wijze in een radiaal zijaanzicht overeenkomstig pijl P^ in figuur 4 varianten van een inwendig kniporgaan 6 in combinatie met een in doorsnede weergegeven uitwendig kniporgaan 3 met haarvangopeningen 4.

20 Het inwendige kniporgaan volgens figuur 5 is opgebouwd uit een drager 32, bijvoorbeeld van kunststof, en een plaatvormig deel 33 van metaal. Uit het vlak van het plaatvormig deel 33 zijn armen 34 gebogen met aan de uiteinden de knipelementen 35. Hierbij vormen de armen 34 tevens de verende elementen waardoor de knipelementen 35 in een 25 richting in hoofdzaak tegengesteld aan de aandrijfrichting ver" plaatsbaar zijn, zoals in figuur 5 met onderbroken lijnen is weergegeven met 35'. Deze verplaatsing van het knipelement 35 kan bij benadering worden beschouwd als een rotatie rond de denkbeeldige rotatieas 36.

In de uitvoeringsvorm van figuur 6 is de drager uitge-30 voerd als een, bij voorkeur metalen, plaat 37. Uit het vlak van de plaat 37 zijn de armen 38 met aan de uiteinden de knipelementen 39 gebogen.

Door de uitsparingen 40 in een arm 38 wordt ter plaatse een elastisch scharnierpunt gevormd. De verplaatsing van het knipelement 38 ten opzichte van de drager 37 kan weer bij benadering worden beschouwd als 35 een rotatie rond een denkbeeldige rotatieas 36 tussen de uitsparingen 40. Bij de uitvoeringsvormen van de figuren 5 en 6 ligt de knipkant 31, met betrekking tot de aandrijfrichting, over een afstand A achter bij de ΡΗΝ 11.704 5 Λ~ * denkbeeldige rotatieas 36 zodat geen extra krachten tassen inwendig kniporgaan 6 en uitwendig kniporgaan 3 optreden als knipelement 35 of 38 bij het knippen van een haar, tengevolge van de rotatie om de denkbeeldige rotatieas 36, in een richting tegengesteld aan P2 ten 5 opzichte van de drager 33 respektievelijk 37 wordt verplaatst.

Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm met een inwendig kniporgaan 6 dat is opgebouwd uit een drager 41 met een wanddeel 42 waarop een arm 43 aansluit. Aan het uiteinde van de arm 43 bevindt zich het knipelement 44. Door uitsparingen 45 in wanddeel 42 is ter plaatse 46 10 een elastisch scharnierpunt gevormd met weer een denkbeeldige rotatieas 36. Set knipelement 44 is op een wijze zoals bijvoorbeeld bekend uit US-PS 3 962 784 (PHN 7351) voorzien van een haartrekelement 47 dat onderdeel is van een haartrekorgaan 48. Het elastisch scharnierpunt 46 vormt het verend element onder invloed waarvan het knipelement 44 in een 15 richting in hoofdzaak tegengesteld aan de bewegingsrichting P2 kan uitwijken.

De versnelde terugkeer van het knipelement onder invloed van het verend element zoals .hiervoor beschreven, is van bijzonder belang bij uitvoeringen met haartrekelementen omdat dan eveneens de afge-20 knipte haarstomp, welke zich vóór het knipelement bevindt of aan het haartrekelement is blijven kleven, kan worden weggeschoten. Er zal derhalve bij dergelijke uitvoeringen veel minder snel vervuiling optreden.

Het inwendige kniporgaan 6 is vervaardigd van gelaagd materiaal bijvoorbeeld een kunststoflaag 6' en een metaallaag 6".

25 Hierdoor kunnen de wrijvingsverliezen tussen inwendig en uitwendig kniporgaan worden verminderd terwijl door de dempende eigenschappen van de kunststof het optreden van trillingen nog verder wordt tegengegaan.

Ook het haartrekorgaan 48 kan zijn vervaard van gelaagd materiaal met een kunststoflaag 48' en een metaallaag 48". Op deze wijze kan de 30 dikte van het haartrekelement 47 worden vergroot waardoor de werking van het haartrekelement wordt verbeterd.

Claims (9)

1. 4 PHN 11.704 6
2. 1. Scheerapparaat met een uitwendig kniporgaan met haarvang-openingen en een ten opzichte van het uitwendige kniporgaan aandrijfbaar inwendig kniporgaan, welk inwendig kniporgaan een drager omvat en tenminste een knipelement voorzien van een knipkant, met het kenmerk, dat 5 het knipelement is voorzien van een verend element, waarbij tenminste een deel van het knipelement tegen de werking van het verend element in verplaatsbaar is in een richting in hoofdzaak tegengesteld aan de aandrijf richting.
3. 2. Scheerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 10 het verend element is uitgevoerd als een bladveer welke tussen de drager en het knipelement is gespannen.
4. 3. Scheerapparaat volgens conclusie 2 waarbij het inwendige kniporgaan is voorzien van meerdere knipelementen, met het kenmerk, dat de als bladveren uitgevoerde verende elementen één geheel vormen met 15 een centraal deel uit plaatmateriaal dat aan de drager is bevestigd.
5. 4. Scheerapparaat volgens conclusie 1, waarbij het knipelement is voorzien van een verbindingsarm waarvan een uiteinde aan de drager is bevestigd, met het kenmerk, dat de verbindingsarm als een verend element is uitgevoerd. 20 5. ’ Scheerapparaat volgens conclusie 1 waarbij het knip element is voorzien van een verbindingsarm waarvan een uiteinde aan de drager is bevestigd, met het kenmerk, dat in de verbindingsarm ter plaatse van tenminste één uitsparing een elastisch scharnierpunt is gevormd.
6. 6. Scheerapparaat volgens conclusie 1, 4 of 5, met het ken merk, dat het knipelement ten opzichte van de drager draaibaar is rond een denkbeeldige rotatieas en in de aandrijfrichting de knipkant van het knipelement achter ligt ten opzichte van de denkbeeldige rotatieas.
7. 7. Scheerapparaat volgens een der voorgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat het knipelement is vervaardigd van gelaagd materiaal met een metaallaag welke is voorzien van de knipkant en een kunststof-laag met trillingsdempende eigenschappen.
8. 8. Scheerapparaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het knipelement is voorzien van een haartrekelement.
9. 9. Scheerapparaat volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het haartrekelement is uitgevoerd van gelaagd materiaal. „T* - >