NL8400887A - Scheerapparaat. - Google Patents

Description

*fc_ -¾ PHN 10.969 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Scheerapparaat. -------

De uitvinding betreft een scheerapparaat met een eerste uitwendig kniporgaan met een ringvormig wanddeel met haarvangopeningen en een met het eerste kniporgaan corresponderende tweede inwendig knip-argaan met een krans van knipelementen, welk tweede kniporgaan met een 5 oscillerend roterende beweging om een denkbeeldige rotatieas ten opzichte van het eerste kniporgaan aandrijf baar is.

Een dergelijk scheerapparaat is bijvoorbeeld bekend uit het Amerikaanse octrooi 1.941.583. Bij deze bekende uitvoeringsvorm worden de knipelementen van het tweede inwendige kniporgaan door middel van een 10 in axiale richting werkende veer tegen het eerste uitwendige kniporgaan gedrukt. Dit heeft het nadeel dat een deel van het vermogen van de aandrijfinotor nodig is voor het overwinnen van de wrijving tussen de beide kniparganen terwijl tevens slijtage en warmte-ontwikkeling ontstaat.

15 De uitvinding waarmee wordt beoogd deze nadelen te vermijden heeft als kenmerk, dat het eerste en het tweede kniporgaan met elkaar zijn verbonden door tenminste twee verende elementen, waarbij elk verend element zich in hoofdzaak in radiale richting uitstrekt tussen een uiteinde dat met het eerste kniporgaan is verbonden en een uiteinde dat met 20 het tweede kniporgaan is verbonden en welke verende elementen tengevolge van de elastische eigenschappen de oscillerende rotatie van het tweede kniporgaan toelaten, maar stijf zijn in axiale en radiale richting.

Bijzondere uitvoeringsvormen zijn in de onderconclusies weergegeven.

25 De uitvinding zal hier an warden toegelicht met behulp van een beschrijving van enkele in de figuren weergegeven uitvoer ingsvoor-beelden.

Figuur 1 toont in langsdoorsnede een scheerapparaat met een eerste en een tweede kniporgaan.

30 Figuur 2 toont schematisch een dwarsdoorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1.

Figuur 3 is een perspectivische schets van de kniparganen en verende ondersteuning van figuur 1. ..............

84 0 0 8 8 7 ¥ EHN 10.969 2

Figuur 4 temt in doorsnede een variant op de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 tot en met 3.

Figuur 5 toont een onderaanzicht van een kop van een scheer-apparaat met drie scheereenheden.

5 Figuur 6 toont in perspectief een scheer apparaat met drie scheereenheden.

De uitvoeringsvorm volgens de figuren 1, 2 en 3 omvat een eerste uitwendige kniporgaan 1 en een tweede inwendige kniporgaan 2. Kniporgaan 1 is voorzien van een ringvormig wanddeel 3 met haarvang-10 openingen 4. De krans van knipelementen 5 van kniporgaan 2 correspondeert met het ringvormige wanddeel 3 met de haarvangopeningen 4 van kniporgaan 1, zodat bij een relatieve beweging van kniporgaan 2 ten opzichte van kniporgaan 1 een haar welke in een haarvangopening wordt gevangen door samenwerking van een knipelement 5 en ringvormig wand-15 deel 3 wordt afgeknipt.

Het kniporgaan 2 omvat een kunststof lichaam 7 met spaken 8 waarin de knipelementen 5 zijn aangebracht. De knipelementen 5 zijn aan weerszijden voorzien van knipkanten 10 (figuur 3).

Het eerste en het tweede kniporgaan zijn met elkaar verbonden 20 door twee elkaar onder een rechte hoek kruisende verende elementen 11 welke zich in hoofdzaak in radiale richting ten opzichte van de rotatie-as 9 uitstrekken. De uiteinden 12 van de verende elementen 11 zijn ingeklemd in een ringvormig deel 13 dat is bevestigd aan het eerste kniporgaan 1. De verende elementen 11 passeren openingen 14 in een 25 busvormig deel 15 en zijn aan de uiteinden 16 ingeklemd in de diametraal tegenover de openingen 14 gelegen wanddelen van tusvormig deel 15. Dit busvormige deel 15 is bevestigd aan het tweede kniporgaan 2.

Duidelijkshalve is in figuur 3 het eerste kniporgaan 1 ten dele weggelaten en zijn de verbindende delen, te weten het ringvormig 30 deel 13, de verende elementen 11 en het busvormige deel 15 op enige afstand van de kniporganen 1. en 2 getekend.

De verende elementen 11 zijn uitgevoerd als bladveren met een grote stijfheid in axiale en radiale richting zodat de beide kniporganen in deze richtingen slechts zeer geringe verplaatsingen ten op-35 zichte van elkaar kunnen ondergaan.

Door de elastische eigenschappen van de verende elementen zijn echter, in richtingen in een vlak loodrecht de rotatieas 9, deformaties mogelijk zoals in figuur 2 met stippellijnen 11' zijn weer- 8400887 * 5 PHN 10.969 3 gegeven. Hierdoor heeft het tweede kniporgaan 2 voldoende bewegingsvrijheid ten opzichte van het eerste kniporgaan 1 voor het rond de denkbeeldige rotatieas 9 uitvoeren van de oscillerend roterende beweging zoals aangeduid met de pijlen P (figuur 2). De amplitude van 5 de oscillerend roterende beweging behoeft slechts overeen te komen met een deel van een omwenteling van het kniporgaan 2 maar is bij voorkeur niet kleiner dan de halve hoeköd tussen twee spaken 8 (figuur 3).

Voor de aandrijving van het tweede kniporgaan 2 is een motor 17 toegepast waarvan de rotor 18 direct is bevestigd aan het 10 busvormig deel 15. De rotor 18 wordt gevormd door een schijf van permanent magnetisch materiaal welke schijf diametraal is gepolariseerd.

De stator. omvat een drager 19 met een juk 20 voorzien van een spoel 21 en is ondergebracht in het huis 22. Het eerste kniporgaan 1 en het huis 22 zijn met behulp van de flensranden 23 respektievelijk 24 .

15 aan elkaar bevestigd.

Door de motor 17 aan te sluiten op een elektrische energiebron en een op zich bekend regelmechanisme kan via de stator JS' aan de rotor 18 pulsen warden gegeven waardoor het geheel van tweede snij-orgaan 2, busvormig deel 15 en rotor 18 een oscillerend roterende be-20 weging zal uitvoeren. Bij voorkeur worden de pulsen gegeven in de resonantiefrequentie van dit geheel. Door de rechtstreekse bevestiging van de rotor 18 aan het tweede kniporgaan 2, zonder tussenkomst van bijvoorbeeld tandwielen en een aandrijfas F uit kniporganen en motor, verkregen.

25 Uiteraard kan het huis 22 in axiale richting worden verlengd waardoor ruimte wordt verkregen voer bijvoorbeeld de reeds genoemde energiebron en de onderdelen van het regelmechanisme.

Bij het knippen van een haar zullen in het algemeen krachten optreden welke zullen trachten de beide kniporganen 1 en 2 in axiale 30 richting van elkaar weg te duwen. Door de grote stijfheid van de verende elementen 11 in deze richting zal de uitwijking van kniporgaan 2 ten opzichte van kniporgaan 1 ten gevolge van deze tijdens het knippen optredende krachten slechts zeer gering zijn hetgeen de knipwerking ten goede km*. Een extra verend element dat een aandrukkracht uitoefent 35 op het kniporgaan 2 in axiale richting, dat wil zeggen in de richting van het kniporgaan 1, is bij de hierboven beschreven constructie overbodig.

De kracht waarmee door· de verende: elementen 11 kniporgaan 2 8400887 y 'f PHN 10.969 4 in axiale richting tegen kniporgaan 1 wordt aangedrukt in de rust-| toestand of tijdens de aandrijving van kniporgaan 2 als er geen haren worden geknipt, kan nu zeer gering zijn. De constructie kan zeis zodanig zijn dat tussen de uiteinden van de knipelementen 5 en de binnen-5 zijde van de krans 3 met haarvangqpeningen 4 een knipspleet 26 van zeer geringe afmetingen aanwezig is waardoor bewegende delen van het kniporgaan 2 niet in aanraking zijn met het kniporgaan 1. Vergeleken met de constructie van bekende scheer apparaten wordt hiermee een aanzienlijke vermindering verkregen van nadelige verschijnselen zoals 10 slijtage, warmte-ontwikkeling en lawaai. Een ander belangrijk voordeel is dat vrijwel geen wrijvingsverliezen optreden tussen de beide knip-organen. Voor de aandrijving kan nu een kleinere motor met een geringer vermogen worden toegepast waardoor het gehele scheerapparaat lichter en kleiner kan worden uitgevoerd en meer mogelijkheden ten aanzien van de 15 vormgeving van het apparaat ontstaan. In het geval van een accu- of een batterij scheerapparaat kan langer met het apparaat worden geschoren voordat de accu behoeft te worden opgeladen of de batterij behoeft te worden verwisseld.

Uiteraard kunnen ook meer dan twee verende elementen tussen 20 de beide kniporganen worden aangebracht.

De uitvoering volgens figuur 4 betreft een variant op de uitvoering volgens de figuren 1, 2 en 3. De veren tussen de beide kniporganen zijn hierbij echter uitgevoerd als U-vormige bladveren 27 waarvan de beide benen 28 en 29 van de U zich in axiale richting uitstrek-25 ken. Ook hier heeft de veer 27 weer een grote stijfheid in axiale en radiale richting en een geringe stijfheid in richtingen in een vlak in hoofdzaak loodrecht op de rotatieas.

Bij deze uitvoeringsvorm, zijn de uiteinden van de benen 28 rechtstreeks bevestigd aan het eerste kniporgaan 1 terwijl de uiteinden 30 van de benen 29 rechtstreeks zijn bevestigd aan het tweede kniporgaan 2.

• Voor de aandrijving is het tweede kniporgaan voorzien van een pin 30 welke bijvoorbeeld kan worden gekoppeld via een excentermechanisme aan een elektromotor zodat het het tweede kniporgaan 2 weer met een oscillerend roterende beweging ten opzichte van het eerste kniporgaan 1 kan 35 worden aangedreven.

Figuur 5 toont schetsmatig een onderaanzicht van een scheer-kqp met drie eenheden bestaande uit een eerste kniporgaan 1 en een tweede kniporgaan 2 overeenkomstig de uitvoering volgens figuur 4. De 8400887 PHN 10.969 5 m aandrijfpennen 30 van de kniporganen 2 zijn gekoppeld door middel van een stervorrnig koppelorgaan 31. Het centrum 32 van het stervormig koppelorgaan is bijvoorbeeld gekoppeld met een op zich bekend excenter op de metaras van een elektromotor waardoor het centrum 32 een cirkel-5 vormige beweging beschrijft. De drie kniporganen 2 worden hierdoor gelijktijdig oscillerend roterend aangedreven door een enkele motor .

De veren 27 zijn in figuur 5 slechts schematisch aangegeven.

Figuur 6 tenslotte toont een scheerapparaat met een huis 33 en drie afzonderlijk getekende scheereenheden, bijvoorbeeld de scheer-10 eenheden 25 volgens de figuren 1 tot en net 3. Het scheerapparaat omvat een handvat 34 waarin onder andere ruimte is voor een elektrische energiebron, terwijl in de scheerkop 35 de drie scheereenheden kunnen worden ondergebracht. In de gemonteerde toestand zijn de scheereenheden 25 opgesloten in de scheerkop 35 met behulp van de plaat 36 waarbij de 15 eerste kniporganen 1 door de openingen 37 steken en de flensranden 23 aan de binnenzijde tegen de plaat 36 rusten. Veren 38 kunnen voor verende ondersteuning van de scheereenheden 25 binnen de scheerkop zorgen.

Op deze wijze ontstaat dank zij de compacte bouw van de scheereenheden een zeer grote vrijheid in de vormgeving van scheerappa-20 raten met één of meer scheereenheden. De scheereenheden zijn bovendien zeer eenvoudig monteerbaar en demonteerbaar. Het huis 33 van het scheerapparaat bevat in het geheel geen bewegende delen meer.

Als bij de scheereenheid volgens de figuren 1 tot en met 3 tussen de flensranden 23 en 24 een losneembare verbinding aanwezig is, 25 kunnen de eenheden worden geopend voor bijvoorbeeld reinigingsdoeleinden.

De eenheden kunnen door de geringe afmetingen en daardoor de geringe materiaalkosten en door de simpele constructie en het geringe aantal onderdelen goedkoop worden gefabriceerd zodat ze ook kunnen warden beschouwd als wegwerpartikelen welke na verloop van tijd worden 30 vervangen.

35 8400887

Claims (5)

1. Scheer apparaat met een eerste uitwendig kniporgaan net een ringvormig wanddeel met haarvangopeningen en een met het eerste kniporgaan corresponderende tweede inwendig kniporgaan met een krans van knipelementen, welk tweede kniporgaan met een oscillerend roterende 5 beweging om een denkbeeldige rotatieas ten opzichte van het eerste kniporgaan aandrijfbaar is, met het kennerk, dat het eerste en het' tweede kniporgaan met elkaar zijn verbonden door tenminste twee verende elementen, waarbij elk verend element zich in hoofdzaak in radiale richting uitstrekt tussen een uiteinde dat met het eerste kniporgaan 10 is verbonden en een uiteinde dat met het tweede kniporgaan is verbonden en welke verende elementen tengevolge van de elastische eigenschappen de oscillerende rotatie van het tweede kniporgaan toelaten, maar stijf zijn in axiale en radiale richting.

2. Scheer apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 15 eerste en het tweede kniporgaan zijn verbonden door twee zich in hoofdzaak in radiale richting uitstrekkende bladveren welke elkaar onder een rechte hoek kruisen.

3. · Scheerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste en. het tweede kniporgaan. zijn verbonden door twee diametraal 20 tegenover elkaar gelegen U-vormige bladveren/ waarbij de benen van een ü zich uitstrekken in axiale richting.

4. Scheerapparaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede kniporgaan één geheel vormt met de rotor van een aandrijfmotor.

5. Scheerapparaat volgens conclusie 1, 2 of 3, met meerdere combinaties van een eerste, en een tweede kniporgaan, met het kenmerk, dat de tweede kniporganen door middel van een gemeenschappelijk koppelstuk met een aandrijfmotor zijn gekoppeld. 30 35 8400887