NL8600372A - Inrichting voor het bepalen van de plaats van een kettingbreuk bij weefmachines met kettingwachterlamellen. - Google Patents

Description

- 1 - — *

Inrichting voor het bepalen van de plaats van een ket-tingbreuk bij weefmachines met kettingwachterlamellen".

Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het bepalen van de plaats van een kettingbreuk bij weefmachines met kettingwacbterlamellen.

Het is bekend dat bij de konventionele kettingwachtersyste-men gebruik wordt gemaakt van de voornoemde kettingwachterla-mellea. Hierbij is aan iedere kettingdraad op zodanige wijze 10 een lamel bevestigd dat in het geval van breuk in een kettingdraad de bijhorende lamel naar beneden valt op een voor alle lamellen gemeenschappelijke elektrode, waardoor een elektrische stroomkring wordt gesloten, een en ander zodanig dat uiteindelijk de weefmachine stilgelegd wordt. Volgens een va-15 riante bekend uit het Frans oktrooi nr 982.218 en het Duits oktrooi nr 801.920 gebeurt de detektie van een gevallen ket-tingwachterlamel door middel van één of meer foto-elektrische elementen. Gezien de grote dichtheid van de kettingdraden, * A * «r ->* .*} · ÏH i4* ; * * ’ ,4V / r %0 V v ' + * - 2 - namelijk 40 tot 60 draden per centimeter, is het duidelijk dat er een zeer dicht en kompakt lamellenpakket ontstaat. Teneinde elke kettingdraad van een lamel te kunnen voorzien zijn bovendien de lamellen over vijf tot zes rijen in de 5 diepte verdeeld. Het is dan ook duidelijk dat dergelijk groot pakket met stalen lamellen een ondoorzichtbaar geheel vormt, zodanig dat het vrij moeilijk is voor een machinebe-dienaar om te bepalen waar de gevallen lamel zich precies bevindt. Bovendien is het vrij moeilijk om de onderzijde van 10 het lamellenpakket te bekijken, daar het zicht hierop bemoeilijkt wordt door het vlak dat gevormd wordt door de kettingdraden. Dergelijke inrichting heeft dan ook het nadeel dat bij de herstelling van een kettingbreuk dertig tot vijftig procent van de nodige tijd voor de herstelling verloren gaat 15 om de gevallen lamellen op te sporen. De machinebedienaar of de wever moet zich immers bukken om onderaan op het pakket lamelihen te kijken en bovendien moet hij dan nog manueel de exacte positie van de gevallen lamellen bepalen.

Een bekende oplossing om tot een vluggere plaatsbepaling van 20 de gevallen lamel te komen is bekend uit het DOS 1.535.597, waarbij de lamellen of andere kontaktelementen volledig uit het pakket vallen of rollen en in een relatief goed zichtbare - ; ij 0 3 7 2 - 3 ~ r. % goot opgevangen worden. Alhoewel bij dergelijke inrichting, enerzijds, de plaats van de gebroken kettingdraad relatief goed wordt weergegeven, vertoont zij, anderzijds, het nadeel dat het vrij moeilijk is om de exacte plaats te bepalen waar 5 de volledig uit het lamellenpakket gevallen lamel terug zal moeten geplaatst worden. Vergissingen zijn hierbij dan ook niet uitgesloten.

Een tweede bekende oplossing voor het probleem van de plaatsbepaling van de kettingbreuk bestaat erin dat de kontaktelek-10 troden voor de lamellen in zones verdeeld zijn, waarbij door middel van een indikatielampje de zone wordt aangeduid waarin een gevallen lamel aanwezig is. Ook in dit geval blijft het nadeel bestaan dat er nog manueel zoekwerk dient verricht te worden.

15 Volgens een derde oplossing voor het probleem zou men de zones nog verder kunnen opsplitsen en zou men zoals voorgesteld in US nr 3.725.911 en in JP 60-81355 elke lamel van een elektrode of een kontaktelement of dergelijke met een bijhorend indikatie-element kunnen voorzien. Gezien het groot aantal 20 fijne elektroden dat hiervoor voorzien moet worden is dit een zeer dure en bovendien onpraktische aangelegenheid. Dergelijke kontakten zullen bovendien zeer vlug verontreinigd worden door het stof dat aanwezig is in de weefzaal.

^ ^ \ Λ -ïl ^ '· ' J ~*Λ _ 4 -

De huidige uitvinding heeft dan ook een inrichting voor het bepalen van de plaats van de kettingbreuk als voorwerp die de voornoemde en andere nadelen niet vertoont. De inrichting van de uitvinding vertoont hierbij het voordeel dat een geval-5 len kettinglame1 op zeer vlugge wijze automatisch opgespoord wordt en vervolgens de plaats ervan rechtstreeks visueel zichtbaar gemaakt wordt, zodanig dat de wever geen zoekwerk meer dient te verrichten.

Hiertoe bestaat de inrichting voor het bepalen van de plaats 10· van een kettingbreuk volgens de uitvinding hoofdzakelijk in de kombinatie van op zichzelf bekende detektiemiddelen om kettingbreuken waar te nemen; plaatsbepalingsmiddelen om de kettingbreuken te lokaliseren; en inschakelmiddelen, om de plaatsbepalingsmiddelen in werking te stellen, die bevolen 15 worden door de voornoemde detektiemiddelen. Volgens de voor-keurdragende uitvoeringsvorm bestaan de plaatsbepalingsmiddelen hierbij hoofdzakelijk uit een langs de kettingwachter-lamellen beweegbare dêtektie-inrichting, dewelke uitsluitend in werking gesteld wordt als een kettinglamel gevallen is, 20 en dewelke automatisch tot stilstand komt op de plaats waar de gevallen lamel zich bevindt.

Volgens een variante wordt bovendien de gevallen lamel van d-e omliggende lamellen vrijgemaakt, of met andere woorden zodanig gepresenteerd dat de wever, enerzijds deze lamel * ·% - 5 - gemakkelijk weervindt, en, anderzijds, vrij gemakkelijk de herstelling van de gebroken kettingdraad kan uitvoeren.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend 5. karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch de inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 volgens een vergroot -zicht detektiemiddelen ICf weergeeft die in figuur 1 met F2 zijn aangeduid; figuur 3 een variante weergeeft voor de detektiemid-delen van figuur 2; figuur 4 in een bovenaanzicht een mogelijke uitvoeringsvorm weergeeft van de beweegbare detektie-inrichting die 15; hierbij kan aangewend worden; figuur 5 een variante van de inrichting weergeeft volgens pijl F5 in figuur 1; figuur 6 in perspektief nog een variante op figuur 5 weergeeft; 20. figuren 7 tot en met 10 schematisch de werking van een presentatiemechanisme weergeven zoals dat bij de inrichting volgens de uitvinding kan aangewend worden.

-M

- 6 -

Zoals in figuur 1 weergegeven zijn op bekende wijze de kettingdraden 1 van een weefmachine voorzien van daaraan opgehangen kettingwachterlamellen 2 die in rijen 3 zijn opgesteld en als dusdanig ook een kompakt lamellenpakket 4 vormen. In het 5 geval dat een kettingdraad 1 gebroken is zal het lamellenpakket 4 een naar beneden gevallen lamel 5 vertonen. De uitvinding betreft nu een inrichting voor het bepalen van de plaats van zulke gevallen lamel 5 waarbij deze inrichting zoals schematisch weergegeven in figuur 1 hoofdzakelijk bestaat uit de 10 kombinatie van op zichzelf bekende detektiemiddelen 6 om een kettingbreuk waar te nemen, plaatsbepalingsmiddelen 7 om de kettingbreuk te lokaliseren, en inschakelmiddelen 8 om de plaatsbepalingsmiddelen 7 in werking te stellen, dewelke bevolen worden door de voornoemde detektiemiddelen 6.

15 De detektiemiddelen 6 die kontroleren of het lamellenpakket 4 één of meer gevallen lamellen 5 vertoont zijn op zichzelf bekend en kunnen van velerlei aard zijn. In figuren 2 en 3 worden twee mogelijke uitvoeringsvormen hiervan weergegeven. Volgens de uitvoeringsvorm van figuur 2 wordt gebruik ge-20 maakt van twee door middel van een isolatielaag 9 op elkaar bevestigde elektroden 10 en 11 die enerzijds instaan voor de mechanische geleiding van de lamellen 2, en anderzijds door een gevallen lamel 5, zoals weergegeven in de figuur, in de verbinding tussen de elektroden 10 en 11 kunnen voorzien, waar-25 door dan zoals voornoemd de inschakelmiddelen 8 bevolen worden.

:: ? $ • . ! sm *r *v - 7 -

Volgens de variante volgens figuur 3 zijn de lamellen 2 van lippen 12 voorzien, een en ander zodanig dat bij het vallen van een lamel 2 de lichtstraal 13 van een foto-elektrisch circuit wordt onderbroken, waardoor dan weer volgens de uitvin-5 ding de inschakelmiddelen 8 worden bevolen.

De plaatsbepalingsmiddelen 7 bestaan hoofdzakelijk uit een langs de rijen 3 beweegbare detektie-inrichting 14 die gevormd wordt door een geleid draagelement, een aandrijving 15 hiervoor en minstens één daarop bevestigde detektor 16. Het geleid 10 draagelement wordt volgens de weergegeven uitvoeringsvorm gevormd door een wagentje 17 dat verrolbaar is over sporen 18.

De aandrijving 15 bestaat bijvoorbeeld uit een kabel 19 die aan het wagentje 17 is verbonden en die aan weerszijden van de weefmachine over kabelwieltjes 20 wordt geleid, waarbij 15 minstens één van deze kabelwieltjes 20 door middel van een elektrische motor 21 wordt aangedreven.

Volgens de uitvoeringsvorm van figuur 1 wordt de detektor 16 gevormd door een foto-elektrische cel 22 en een lichtbron 23.

Het wagentje 17 is zodanig opgesteld dat het over de volledi-20 ge weefbreedte onder het lamellenpakket 4 heen en weer kan bewegen, waarbij de detektor 16 zodanig is opgesteld dat deze alleen de gevallen lamellen 5 kan detekteren.

t?' ^ - 8 - *

Het is duidelijk dat de detektor 16 van willekeurige aard kan zijn. Ter verduidelijking wordt in figuur 4 nog een uitvoering weergegeven waarbij de detektor 16 hoofdzakelijk gevormd wordt door een elektromechanisch kontaktelement 24 5 dat aan één uiteinde 25 van het wagentje 17 scharnierend is opgesteld, terwijl dit nabij het andere uiteinde 26 van het wagentje 17 door middel van veren 27 en 28 centraal tussen twee kontakten 29 en 30 wordt gehouden. Indien gedurende de verplaatsing van het wagentje 17 het kontaktelement 24 een 10; gevallen lamel 5 raakt, wordt het kontaktelement 24 verplaatst en sluit hierbij een stroomkring met één van de kontakten 29 of 30.

Volgens nog een andere variante kan de detektor 16 gevormd worden door een induktieve of kapacitieve nabijheidsschake-15 laar.

Verder zijn de plaatsbepalingsmiddelen 7 bij voorkeur nog voorzien van een niet in de figuren weergegeven uitschakel-element dat bevolen wordt door de voornoemde detektor 16, zodat van zodra het draagelement of het wagentje 17 een 2:0' gevallen lamel 5 bereikt, de aandrijving 15 ervan wordt stilgelegd door dit uitschakelelement.

Daarnaast bevat de inrichting volgens de uitvinding nog in- Λ

X

- 9 - dikatiemiddelen die de plaats van de beweegbare detektie-in-richting 14 of het draagelement weergeven. Volgens een eerste mogelijkheid kunnen zulke indikatiemiddelen gevormd worden door een lamp of een wijzer die zich bijvoorbeeld boven het 5 vlak gevormd door de kettingdraden simultaan met de beweging van het wagentje 17 verplaatst. Bij voorkeur worden evenwel deze indikatiemiddelen aan de beweegbare detektie-inrichting 14 of het wagentje 17 zelf aangebracht.

Zoals in figuur 5 wordt weergegeven bestaan deze indikatiemid-10 delen uit een lamp 31 die op het wagentje 17 is bevestigd zodanig dat zij zich juist onder de kettingdraden 1 bevindt. Hierdoor kan men zeer duidelijk door de kettingdraden 1 zien waar het wagentje 17 zich bevindt. De lamp 31 kan zowel kontinu ingeschakeld zijn gedurende de beweging van het wagentje 17, doch 15' kan ook slechts ingeschakeld worden op het moment dat het wagentje 17 een gevallen lamel 5 ontmoet.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 6 wordt gebruik gemaakt van indicatiemiddelen die bestaan uit een wijzer 32 die bij stilstand van de beweegbare detektieinrichting 14 ten gevolge 20 van de detektie van een gevallen lamel 5 verplaatst wordt tot hij uit het vlak gevormd door de kettingdraden heen steekt. Het is duidelijk dat deze wijzer 32 ook nog van een lampje kan voorzien zijn. Zoals in figuur 6 ook nog wordt weergege- . - Ί » -10- ven hoeft het draagelement niet noodzakelijk uit een wagentje 17 te bestaan doch kan ook gevormd worden door een slede 33 of dergelijke.

De werking van de hiervoor beschreven inrichting van de uit-5 vinding kan eenvoudig uit de figuren worden afgeleid. Zij bestaat er hoofdzakelijk in dat op het moment dat de detektie-middelen 6 vaststellen dat er een gevallen lamel 5 aanwezig is, de inschakelmiddelen 8 zodanig bevolen worden dat de aandrijving 15 wordt ingeschakeld waardoor de beweegbare detek-10 tie-inrichting 14 onderdoor het lamellenpakket 4 begint te be wegen. Op het moment dat de detektor 16 de lamel 5 waarneemt wordt de aandrijving 15 uitgeschakeld en worden bijvoorbeeld de voornoemde indikatiemiddelen ingeschakeld. De wever kan dan eenvoudige de plaats van de gevallen lamel 5 terugvinden 15 en de herstelling van de gebroken kettingdraad uitvoeren.

In· rusttoestand zal de beweegbare detektie-inrichting 14 zich steeds volledig buiten het lamellenpakket 4 bevinden.

Volgens nog een variante op de hiervoor beschreven inrichting kunnen de voornoemde indikatiemiddelen ook gevormd wor-20 den door een presentatiemechanisme dat schematisch in figuren 7 tot en met 10 wordt weergegeven. Dit presentatiemechanisme bestaat zoals weergegeven in figuur 7 hoofdzakelijk uit een . - - 0 , v 0 / -11 - grijper 34 of dergelijke die op het voornoemde draagelement, hetzij het wagentje 17 of de slede 33, is aangebracht. In het geval dat, zoals in figuur 7 weergegeven, de detektor 16 een gevallen lamel 5 detekteert komt de grijper 34 juist 5' onder deze lamel 5 tot stilstand. Zoals in figuur 8 en 9 weergegeven wordt dan de lamel 5 door de grijper 34 vastgenomen en vervolgens omhooggedrukt zodanig dat deze tot boven het lamellenpakket 4 wordt gepresenteerd. Zoals in figuur 10 nog wordt weergegeven kan het presentatiemechanisme ook nog 10 voorzien zijn van een scheidingsmechanisme om de lamellen 2 die zich links en rechts van de geklemde lamel 5 bevinden zijdelings weg te drukken zodanig dat de gepresenteerde lamel 5 zich volledig vrij in het lamellenpakket 4 .bevindt.

Dit laat de onmiddelijke bereikbaarheid met de handen toe om 15 de gebroken kettingdraad te herstellen. Het scheidingsmechanisme kan zoals schematisch in figuur 10 wordt weergegeven bestaan uit twee armen 35 en 36 die zijdelings uit de grijper 34 kunnen scharnieren en het lamellenpakket 4 op de betreffende plaats kunnen opendrukken.

20 Volgens een andere niet in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm kan het scheidingsmechanisme bestaan uit scheidings-elementen die.links en rechts naast de grijper 34 automatisch zoals hierna beschreven kunnen aangebracht worden. De grijper 34 neemt eerst de gevallen lamel 5 vast. Vervolgens beweegt 25 de grijper - bijvoorbeeld door middel van een kleine ver- - * 1 - 12 - plaatsing van het wagentje 17 of de slede 33 - bijvoorbeeld naar links en drukt de links van de lamel 5 omhoog hangende lamellen 2 opzij. In de ontstane ruimte wordt dan door een passend mechanisme een eerste scheidingselement omhoog ge-5 bracht. Vervolgens beweegt het geheel een weinig naar rechts, en. wordt in de ruimte die nu links naast de grijper ontstaat een tweede scheidingselement aangebracht. IJiteindelijk worden beide scheidingselementen zo ver mogelijk uit elkaar bewogen en kan de gevallen lamel 5 vrij omhoog gebracht en gepresen-10 teerd worden.

Het is duidelijk dat de voornoemde presentatiemechanismen één of meer grijpers 34 of dergelijke kunnen bezitten. Volgens een eerste uitvoering zal één grijper 34 per rij lamellen 3 voorzien worden. Volgens een andere uitvoeringsvorm zullen * 15 op het wagentje 17 één of meer grijpers 34 aangebracht zijn die zich dwars op de bewegingsrichting van het wagentje 17 kunnen verplaatsen, en die elk samenwerken met twee of meer rijen lamellen 3. Het in werking doen treden van de juiste grijper en/of het uitvoeren van de dwarsverplaatsing van 20 één van de grijpers wordt bij voorbeeld bevolen door de voornoemde detektiemiddelen 6.

Een zoals voornoemd vrij gepresenteerde lamel 5 biedt tevens het voordeel dat een automaat zou kunnen aangewend worden om de gebroken kettingdraad te herstellen, daar de lamel 5 nu 7 9 t -» - 13 - niet alleen manueel, doch ook met relatief omvangrijke mechanismen goed bereikbaar is.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven 5 uitvoering, doch zulke inrichting voor het bepalen van de plaats van een kettingbreuk bij weefmachines met kettingwach-terlamellen kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

t

Claims (6)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de plaatsbepalingsmiddelen (7) hoofdzakelijk bestaan uit een langs de kettingwachterlamellen (2, 5) beweegbare detektie-inrichting (14) die de gevallen lamellen (5) kan waarnemen. 15 1..— Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de plaatsbepalingsmiddelen (7) voorzien zijn van een uitschakel-element dat de aandrijving (15) voor de beweging van de beweegbare detektie-inrichting (14) onderbreekt als deze laatste een gevallen lamel (5) detekteert. 20 4.- Inrichting volgens conclusies 2 of 3, met het kenmerk dat zij indikatiemiddelen bevat die de plaats van de beweegbare detektieinrichting (14) weergeven. , X * - 15 -
2. 5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de indikatiemiddelen zijn aangebracht aan de beweegbare detek-tieinrichting (14).
3. 6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de 5 indikatiemiddelen minstens gevormd worden door een lamp (31). 7·— Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de indikatiemiddelen minstens gevormd worden door een wijzer (32).
4. 8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de wijzer (32) verplaatsbaar is tot uit het vlak gevormd door 10 de kettingdraden (1).
5. 9. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de indikatiemiddelen gevormd worden door een presentatiemecha-nisme voor de gevallen lamel (5).
6. 10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat het 15 presentatiemechanisme hoofdzakelijk bestaat uit minstens één grijper (34) die de gevallen lamel (5) tot boven de omliggende lamellen (2) kan presenteren. 11." Inrichting volgens conclusies 9 of 10, met het kenmerk dat het presentatiemechanisme tevens een scheidingsmechanisme * - 16 - bevat om het lame 1lenpakket (4) dat zich rond de gevallen lamel (5) bevindt uiteen te drukken. 12, - Inrichting volgens één der conclusies 2 tot en met 11, met het kenmerk dat de beweegbare detektieinrichting (14) 5 hoofdzakelijk bestaat uit een geleid draagelement, een aandrijving (15) hiervoor, en minstens één daarop bevestigde de-tektor (16). 13, - Inrichting volgens één der conclusies 2 tot en met 12, met het kenmerk dat de beweegbare detektie-inrichting (14) 10 onder de kettingwachterlamellen (2) is opgesteld. 14, - Inrichting voor het bepalen van de plaats van een ket-tingbreuk bij weefmachines met kettingwachterlamellen, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande tekeningen. • · ' ; v