NL8501997A - Transport- en produktie-inrichting. - Google Patents

Description

• λ * VO 7275

Transport- en produktie-inrichting.

De uitvinding betreft een in het bijzonder als vertikale lift op bouwplaatsen of produktieinrichtingen voor bedrijven binnenshuis toe te passen transport- en produktfieinrichting.

Bekende inrichtingen van dit type hebben het nadeel, dat 5 zij zuiver mechanisch van aard zijn en een grote investering vereisen. Ook zijn zij zeer duur in aanschaffing en toezicht en vertonen een hoge slijtage. Zo zijn bijvoorbeeld bij produktieinrichtingen voor bedrijven binnenshuis zeer lange kettingen noodzakelijk, welke over tandwielen gevoerd worden, en welke zelf via een ketting- of riemaan-10 drijving aangedreven worden, om de transportkettingen te bedienen.

Hierbij zijn dus twee gescheiden dure systemen nodig, waarvan het ene de aandrijving en de andere het gedreven systeem verwezenlijkt.

Door hoge belastingen zijn de afzonderlijke kettingschalmen alsmede de tanden van de tandwielen aan zeer hoge slijtage blootgesteld.

15 Een verder nadeel van dergelijke inrichtingen is hun gebrekkige mobiliteit, omdat zij, eenmaal gemonteerd, slechts met grote moeite op een andere plaats weer gebruikt kunnen worden.

Het doel van de uitvinding is deze nadelen te ondervangen, en een transport- en produktieinrichting te verschaffen, welke 20 goedkoop in fabricage, tijdens bedrijf slijtarm en zeer gemakkelijk te onderhouden is en welke zonder veel moeite op wisselende plaatsen kan worden aangebracht en opgesteld.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat de transport- en produktie-inrichting een flexibele en buigbare slang-25 achtige aan beide einden gasdicht afgesloten drukleiding en een met de drukleiding corresponderende schuifconstructie bevat, welke een in de drukleiding zich bevindend, deze in twee gescheiden drukkamers afdichtend onderverdelend scheidingslichaam en een de drukleiding in het bereik van het scheidingslichaam geheel of ten dele omvattend geleidingslichaam 30 bezit, dat de beide lichamen door krachten met elkaar verbonden zijn, dat de schuifconstructie en de drukleiding ten opzichte van elkaar in de langsrichting van de leiding beweegbaar zijn, en dat de drukleiding voor elke drukkkamer een aansluitmogelijkheid voor het verzorgen · met een drukmedium heeft. Door de genoemde maatregelen wordt bereikt, V '· 4 ·" Λ ' C -* . ,· v ’ ƒ * i ï -2- dat het weinig slijtende ketting-tandwielsysteem door een slijtarm drukleiding-schuifconstructiesysteem vervangen wordt. De flexibele en buigbare uitvoeringsvorm van de drukleiding maakt een zeer gemakkelijk . leggen, in het bijzonder ook een boogvormige, of in 5 de vorm van een curve leggen om eventuele hindernissen te omgaan, zonder daarbij vormdelen zoals bochten of hoekstukken of dergelijke te moeten inbrengen. Doordat de drukleiding aan beide einden gasdicht is afgesloten, bestaat de mogelijkheid deze met een inwendige druk te belasten. In het bijzonder is het mogelijk, de beide drukkamers 10 in de drukleiding, welke door het ingezette scheidingslichaam ontstaan, afwisselend met een drukmedium te belasten. Daardoor wordt bereikt, dat de drukleiding en het scheidingslichaam ten opzichte van elkaar in de langsrichting van de drukleiding een beweging kunnen uitvoeren.

Om elke beweging van het scheidingslichaam in de drukleiding naar 15 buiten toe te kunnen overdragen, is dit door krachten met een de drukleiding in zijn bereik geheel of ten dele omsluitend geleidings-lichaam gekoppeld. In vergelijking tot de stand der techniek heeft deze constructie het voordeel, dat de drukleiding zowel "trekkabel" -alsook "draagkabel1*-functies uitvoert. Dit feit vermindert de materiaal-20 kosten aanzienlijk. Een verder voordeel van de uitvinding zijn de kleine produktiekosten, omdat de drukleiding zonder grote moeite in fabricage als waar per meter vervaardigd kan worden.

De uitvinding kan op vele manieren . worden toegepast, omdat deze zeer gemakkelijk op verschillende plaatsen voor gebruik 25 aangebracht kan worden en omdat deze geen afzonderlijke aandrijf-eenheid vereist, zoals bijvoorbeeld een motor voor het aandrijven van tandwielen.

Een de voorkeur verdienende verdere afwikkeling van de uitvinding stelt voor, de door krachten gevormde verbinding tussen 30 scheidings- en geleidingslichaam via een magneetconstructie te doen plaatsvinden. Daartoe wordt doelmatig de drukleiding uit een niet magnetiseerbaar materiaal vervaardigd, om de magnetische krachten tussen de beide lichamen niet te beïnvloeden. Deze maatregel heeft het voordeel, dat de verbinding tussen de beide lichamen geheel 35 zonder contact uitgevoerd kan worden, in het bijzonder wordt geen .. --¾ ; j (3 ^ ‘W ·,'·/ v 3 »c* ^ -3- * i * starre verbinding noodzakelijk- Daardoor wordt gewaarborgd, dat de drukleiding op alle plaatsen gasdicht kan worden uitgevoerd en ook geen afdichtingen nodig zijn, welke kunnen slijten.

Een andere voordelige maatregel is het, de magneetconstructie 5 zowel in het scheidings- als in het geleidingslichaam uit een aantal achteer elkaar gezette, axiaal gepolariseerde ringmagneetschijven uit te voeren, waarbij steeds tussen twee magneetschijven een ijzerjuk-schijf kan komen te liggen. Deze wijze van aanbrengen van de magneet brengt in het bijzonder door gebruik vein ijzerjuKschijven een buitenge-10 woon versterkte magneetkracht met zich, welke zonder vergroting van de constructieve vormen van de schuifconstructie kan worden gerealiseerd.

Een verdere voordelige maatregel van de uitvinding stelt voor tussen de afzonderlijke magneetconstructies en de drukleiding een radiale spleet te vormen, welke het aanliggen van de magneetconstructie 15 tegen de drukleiding verhindert. Aldus worden wrijvingskrachten uitgesloten en de relatieve beweging tussen drukleiding en schuifconstructie is zonder grote kracht mogelijk.

Een andere, zeer voordelige maatregel volgens de uitvinding stelt voor, dat de drukleiding in de vorm van een spoel oprolbaar 20 is in een soort kabeltrommel. Dit feit maakt een zeer eenvoudig transport mogelijk, welke zeer weinig plaats vereist. De toepassing van de uitvinding op verschillende bestemmingsplaatsen wordt hiermede zeer begunstigd en maakt het bijvoorbeeld mogelijk een toepassing als lift of kraan op bouwplaatsen, waar op zeer grote schaal mobiliteit nood-25 zakelijk is.

Door de maatregel, het geleidingslichaam van de schuifconstructie aan de buitenzijde vast te zetten, bijvoorbeeld door een ophanging, ontstaat de mogelijkheid, de drukleiding als kabel te gebruiken. Door de krachtige koppeling van het scheidingslichaam met het gelei-30 dingslichaam is ook dit vast en door belasting met druk van een van de drukkamers in de drukleiding wordt een relatieve beweging van de drukleiding met betrekking tot het schuiflichaam bereikt. De uitvinding is dus als hefwerktuig of kraan toe te passen, waartoe aan een einde van de drukleiding een ophanginrichting kan worden aangebracht.

35 Wordt in tegenstelling tot de zojuist genoemde maatregel de druk- $01 y ^ ö fr » -4- leiding vastgezet, dan is via een druktoevoer in de drukkamers een relatieve beweging van de schuifconstructie in de langsrichting van de druk-leiding mogelijk. In dit geval kan de uitvinding bijvoorbeeld als inwendige transportinrichting of als terughaalinrichting voor kabel-5 banen bij kinderspeelplaatsen toegepast worden. De flexibele uitvoeringsvorm van de drukleiding maakt zelfs een boogvormige doorhan gende montage mogelijk, zonder daarbij de functie te benadelen. Aldus kunnen grote trajecten overbrugd worden, zonder de drukleiding op tussenplaatsen te moeten ophangen.

10 Een verdere voordelige maatregel is het, de drukleiding aan zijn buitenomtrek van in langsrichting strokende ophangelementen of van een doorlopende ophangrail te voorzien, om de drukleiding vast te zetten, ingeval deze in bijzondere toepassingsgevallen noodzakelijk is. Daartoe wordt dan bij voorkeur het geleidingslichaam van de 15 schuifconstructie zodanig uitgeveerd, dat de doorsnede niet volledig ringvormig is, doch een zich in radiale richting zich uitstrekkende V-vormige spleet heeft, welke op de plaats van de drukleiding komt te liggen, waar de ophangelementen, resp. -rails aanwezig zijn. Door deze maatregel wordt gelijktijdig een borg tegen verdraaiing van het geleidings-20 lichaam bereikt en gelijktijdig een verstijving van de gehele eenheid.

Wordt het geleidingslichaam in het bereik van de spleet met twee bij voorkeur axiaal verzette steunrollen uitgevoerd, waarvan de omtrek over de drukleiding kan af rollen en het geleidingslichaam steunen., bereikt men een verhoging van de mogelijke draagkracht, omdat ook bij 25 zeer hoge belasting vermeden wordt, dat het geleidingslichaam tegen de magneetkracht tegen de drukleiding komt te liggen, resp. kantelt en de beweging hindert.

De voordelige maatregel, de drukleiding uit kunststofmate-riaal of uit buigzaam metaal zoals koper of messing te vervaardigen, 30 maakt het oprollen van de drukleiding alsmede een boogvormig overbruggen van grote trajecten mogelijk. Bovendien kan dit materiaal per meter op een spoel opgerold gekocht worden, hetgeen de aanschaffingskosten van de drukleiding laag houdt.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen worden aan de hand van 35 de tekening nader toegelicht. Daarin tonen: fig. 1 een langsdoorsnede door de transport- en produktie- 8501998 # « -5- eenheid, fig. 2 een doorsnede door de transport- en produktie-eenheid volgens de lijn II-ÏI in fig. 1, fig. 3 een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding, 5 fig. 4 een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding, fig. 5 een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding, fig. 6 een doorsnede door het onderwerp van de uitvinding volgens fig. 5 volgens de lijn VI-VI.

10 De uitvinding bestaat uit een flexibele en buigbare , slangachtige drukleiding 1 en een met de drukleiding corresponderende schuifcon-structie 2. De schuifconstructie 2 bevat een in de drukleiding 1 axiaal beweeglijk gevoerd scheidingslichaam 3 en een aan de buitenomtrek van de drukleiding 1 axiaal beweegbaar geleid geleidingslichaam 4. Bij 15 voorkeur ligt de binnenomtrek 7 van het buitenlichaam 4 direct tegenover de buitenomtrek 8 van het scheidingslichaam 3. De drukleiding 1 is aan beide einden door een kopwand 5, 6 gasdicht afgesloten, zodat in de drukleiding een eerste drukkamer 9 gevormd wordt, welke uit de kopwand 5, de drukleiding 1 en een kopwand van het scheidingslichaam 10 20 bestaat, alsmede een tweede drukkkamer 11, gevormd door de tweede kopwand 6, de drukleiding 1 en de tweede kopwand 12 van het scheidingslichaam. Voor elk van de drukkamers bestaat via een opening 31,31' in de drukleiding 1, bij voorkeur in het bereik van de kopwanden 5,6, de aansluitmogelijkheid op een de drukmedium voerende leiding. Volgens 25 fig. 2 heeft het geleidingslichaam bij voorkeur een ringvormige doorsnede en het scheidingslichaam 3 de vorm van een cilinder. Het scheidingslichaam 3 heeft aan zijn buitenomtrek 8 in het bereik van zijn kopwanden 10 en 11 een omtreksgroef 13, waarin een afdichtring 14 ingelaten is.De dichtringen liggen met hun buitenomtrek tegen het 30 binnenoppervlak van de drukleiding 1 afdichtend aan en vormen een gasdich-te scheidingswand tussen de beide drukkamers 9 en 11. Voorts zijn in het scheidingslichaam 3 aan zijn buitenomtrek 8 twee andere omtreks-groeven 15 aangebracht, welke zich eveneens in het bereik van de zuiger-kopwanden bevinden en over een kleine afstand axiaal verzet is ten 35 opzichte van de omtreksgroeven 13. De omtreksgroeven 15 kunnen hierbij vanuit de dichtring 14 aan de zijde van het scheidingslichaam of aan de zijde van de kopwand van het scheidingslichaam zijn aangebracht.

-3 y i W 9 0 ö ( -6-

De buitendiameter van het scheidingslichaam3 is iets kleiner dan de binnendiameter van de drukleiding 1, hetgeen in een radiale spleet 17 tussen beide constructiedelen resulteert- De spleet verhindert, dat het scheidingslichaam 3 tegen de drukleiding 1 kan komen aan te 5 liggen, de spleetafstand wordt constant gehouden door glijringen 16, welke in omtreksgroeven 15 ingelaten zijn en buiten de omtrek 8 van het scheidingslichaam ter grootte van de spleetmaat uitsteken.

Het geleidingslichaam 4, dat bij voorkeur dezelfde axiale afmetingen heeft als het scheidingslichaam 3, bezit radiaal tegenover 10 de omtreksgroeven 13 en 15 in het scheidingslichaam 3 eveneens omtreksgroeven 18 en 19 in zijn binnenomtrek 7. Ook hier draagt een van de beide groeven een dichtring 20 en de andere een glijring 21.

De glijringen steken hierbij enigermate buiten de binnenoppervlak van het geleidingslichaam uit en verhinderen het aanliggen van 15 het geleidingslichaam tegen de drukleiding. De binnendiameter van het geleidingslichaam is,dus iets groter dan de buitendiameter van de drukleiding 1. De dichtringen 20 hebben de functie, het binnendringen van verontreinigingen in de spleet 22 tussen gëbèidingslichaam en druk-liding te verhinderen, om een probleemloze relatieve beweging tussen ge-20 leidingslichaam en drukleiding te waarborgen.

De beide axiale spleten 17 en 22 zijn dus noodzakelijk, omdat zowel scheidings- als geleidingslichaam aan hun naar de drukleiding toegekeerde omtrek een magneetconstructie hebben, weJke de drukleiding niet mag raken. De magneetconstructie bewerkstelligt een 25 door krachten verkregen verbinding tussen het scheidingslichaam 3 en het geleidingslichaam 4, hetgeen beide lichamen in elke stand tot een synchroon bewegen dwingt .Volgens fig. 1 is een magneetconstructie 23 zodanig in het scheidingslichaam 3 uitgevoerd, dat in een in de buitenomtrek 8 van het scheidingslichaam ingelaten omtreksgroef 24 30 ringmagneetschijven 25 afwisselend met ijzeren jukschijven 26 opgetrokken zijn, waarbij de ringmagneetschijven bij voorkeur axiaal gepolariseerd zijn. De ringmagneetschijven zijn zodanig aangebracht, dat steeds gelijksoortige polen tegenover elkaar liggen. Nauwkeurig radiaal tegenover de magneetconstructie 23 is een· magneetconstructie 30 in een 35 aan de binnenomtrek 7 van het geleidings lichaam 4 ingebrachte om- λ r» λ Ί ,r> *% £i X -¾ ij ; ie y srt > « -7- treksgroef 27 ingelaten, welke eveneens bij voorkeur ringmagneet- en ijzerjukschijven bevat. De ringmagneetschijven 28 van de magneet-constructie 30 liggen daarbij nauwkeurig radiaal tegenover de ring mag-neetschijven 25 en de ijzerjukschijven 29 van de magneetconstructie 30 5 liggen nauwkeurig tegenover de ijzerjukschijven 26. Ook bij deze magneetconstructie liggen de gelijkmatige polen van de axiaal gepolariseerde ringmagneten tegenover elkaar, waarbij echter de plaatsing van de poolreeksvolgorde nauwkeurig tegengesteld is als bij de magneetconstructie 23.

10 Het tussenleggen van de ijzerjukschijven versterkt de magne tische kracht, en er wordt een ongelijk sterkere aantrekking van beide magneetconstructies bereikt dan bij uitsluitend toepassen van enkelvoudige en magneten uit één stuk.

Van de glijringen 16 en 21 kan bij een bijzondere uitvoerings-15 vorm van de schuif constructie 2 afgezien worden, wanneer de diameter van de ringmagneet- en ijzerjukschijven zodanig gekozen wordt, dat die oppervlakken, welke naar de drukleidihg toegekeerd zijn, binnen de buitenomvang 8 resp. de binnenomvang 7 van het scheidings- resp. geleidingslichaam komen te liggen.

20 De werking van de transport- en produktieinrichting volgens de uitvinding is als volgt: Het scheidingslichaam 3 ligt met zijn glijringen 16 tegen de binnenomvang 7 van de drukleiding 1 aan. Gelijktijdig dichten de dichtringen 14 het scheidingslichaam ten opzichte van • de drukleiding af. Wordt nu bijvoorbeeld via de aansluitopening 31 25 naar de eerste drukkamer 9 een drukmedium gevoerd en gelijktijdig de tweede drukkamer 11 via de opening 31' ontlucht, dan wordt het volume van de drukkamer 9 in dezelfde mate groter als het volume van de drukkamer 11 kleiner wordt en het scheidingslichaam en de drukleiding voeren ten opzichte van elkaar een beweging in de langsrichting van de 30 drukleiding uit. Op grond van de magnetische koppeling van de magneetconstructie 30 van het geleidingslichaam 4 met de magneetconstructie 23 van het scheidingslichaam 3 neemt het geleidingslichaam steeds een synchrone stand ten opzichte van het scheidingslichaam 3 in. Wordt de drukrnediumtoevoer omgepoold, dan verandert de relatieve beweging 35 naar de andere richting.

- .‘3 0 9 6

» V

-8-

In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de transport- produktieinrichting bijvoorbeeld als schuine lift voor dakbedekkers, vertikale lift op bouwplaatsen voor materiaal-kisten of als gevellift voor buitenmontage gebruikt worden, een dergelijke 5 uitvoeringsvorm toont fig. 3. Het geleidingslichaam 4 is hierbij aan de buitenzijde vastgezet en voert geen beweging uit. Wordt nu naar een van de openingen 31 of 31' een drukmedium gevoerd, dan zal, omdat het scheidingslichaam 3 door krachten met het geleidingslichaam 4 gekoppeld is en derhalve ook vaststaat, dat de drukleiding ten op-10 zichte van de schuifconstructie bewegen en wel in die richting van de drukleiding, waarin de drukkamer ligt, welke met het drukmedium belast wordt. Aan een einde van de drukleiding kan nu b.v. een haak 33 of dergelijke aangebracht worden, waarin lasten hangen en getransporteerd kunnen worden. Voor een beter hanteren kan de drukleiding aan het eind 15 dat tegenover het bevestigingseinde voor de haak 33 ligt, op een trommelachtige inrichting 34 op de wijze van een spoel op- en afgewikkeld worden. Dit voordeel wordt door de flexibele en buigbare materiaaleigenschappen van de drukleiding mogelijk. Voor het transport naar een andere plaats van bestemming wordt op praktische, wijze de gehele druklei-20 ding op de trommelachtige inrichting 34 gerold en neemt aldus slechts . een minimum aan plaats in. De toevoer van het drukmedium naar de opening 31 is bij voorkeur zodanig, dat de trommel een binnenliggend niet nader aangeduid kanaal of een verbindingsleiding heeft, waarop, resp. aan een einde waarvan·, . de drukleiding 1 met zijn opening 31 kan 25 worden aangesloten. Het andere einde van het kanaal resp. de verbin dings-leiding mondt in het bereik van de draaiingsas van de trommelachtige inrichting 34 in de atmosfeer uit, zodat hier centraal een drukverzorging aangesloten kan worden, welke vast is . De aansluiting van de drukverzorging op de opening 31' geschiedt eenvoudig via een vrije leiding welke 30 los naar omlaag hangt, en wel praktisch via een toevoerleiding welke ongeveer evenwijdig aan de drukleiding 1 loopt en met deze de beweging meemaakt. Voor dat doel kan ook de drukleiding 1 zodanig zijn uitgevoerd, dat deze een binnenliggend tweede, in de langs-richting van de drukleiding uitgevoerd kanaal heeft, waarvan het ene einde 35 op de plaats 31' direct in het inwendige van de drukleiding wijst.

850199^ -9-

Het andere einde van dit kanaal, dat zich bij voorkeur over de gehele lengte van de drukleiding uitstrekt,kan dan ook in het bereik van het centrum van de trommelachtige inrichting 34 met een drukmedium verzorgd worden, (deze speciale uitvoeringsvormen zijn in de tekeningen 5 niet weergegeven).

Volgens een andere uitvoeringsvorm volgens fig. 4 is de drukleiding 1 in het bereik van zijn kopwanden 5 en 6 via een ophanginrichting 35 bijvoorbeeld op de wijze van een kabelzadel van een niet nader beschreven houder 36 bevestigd. De met de drukleiding corresponderende schuif-10 inrichting draagt aan zijn geleidingslichaam 4 bijvoorbeeld een ophanginrichting 37 zoals bijvoorbeeld een haak, waaraan lasten gehangen kunnen worden. Door toevoer van een drukmedium in de drukkamer 9 of 11 van de drukleiding 1 via de openingen 31 of 31' kan de in de drukleiding 1 zich bevindende scheidingslichaam 3 in de langsrichting van de druk-15 leiding bewogen worden, waarbij deze beweging gelijktijdig ook door de door krachten gekoppeld geleidingslichaam 4 gevolgd wordt. Het is duidelijk, dat slechts door een van de openingen 31 of 32 een drukmedium toegevoerd wordt, waarbij gelijktijdig de andere opening ontlucht wordt.

De beschreven uitvoeringsvorm kan bijvoorbeeld als pneumatische buispost 20 voor grote stukken gebruikt worden, welke groter zijn dan de buis-diameter, dan wel als transportinrichtingbinnenshuis tussen twee werkplaatsen, zonder daarbij kettingen of tandwielen te moeten toepassen.

De flexibele en buigbare uitvoeringsvorm van de drukleiding maakt 25 zelfs een boogvormig doorhangend leggen van de drukleiding mogelijk zonder functioneel te moeten inboeten. Ook kunnen grote trajecten overbrugd worden, zonder dat de drukleiding op tussenpunten afzonderlijk moet worden vastgehouden. Verdere toepassingsmogelijkheden voor de betreffende uitvoeringsvorm zijn bijvoorbeeld de toepassing bij het naar 30 omhooghalen van vlaggen of signalen of bij het naar omhoog trekken van zeilen op zeilschepen. In deze gevallen zal de inrichting de hoofdbeweging in wezen in vertikale richting uitvoeren. De constructie volgens de uitvinding kan ook bijvoorbeeld gebruikt worden voor het bewegen van schietkaarten op schietbanen of als terughaalinrichting voor 35 hangkabelbanen bij kinderspeelplaatsen of als katapult voor modelvliegtuigen. Naargelang het betreffende toepassingsdoel wordt het 350 1 9 9 ΰ Λ » -10- geleidingslichaam 4 van de schuifconstructie 2 van aanhangelementen voorzien, waarvan het doel met het probleem overeenstemt.

Een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is in fig. 5 weergegeven. Hierbij heeft de drukleiding 1 in de langsrichting een 5 opgezette ophang:rails 38, waaraan de drukleiding bij bijzondere toepassingsgevallen, waarin het op een rechtgeleiding van de drukleiding aankomt, gevoerd kan worden. De ophangrail 38 is in het getekende uitvoeringsvoorbeeld doorgaand uitgevoerd, het kan echter ook vervangen worden door afzonderlijke ophangmiddelen, welke als een geheel met de 10 drukleiding verbonden zijn of op de wijze van een zadel deze omvatten.

Bij voorkeur worden deze afzonderlijke ophangmiddelen strokend in de langsrichting van de drukleiding 1 achter elkaar aangebracht. In combinatie met de genoemde ophangmogelijkheid van de drukleiding is het geleidingslichaam 4' in een andere vorm uitgevoerd. Zijn cilindrische 15 vorm heeft op een plaats aan de omtrek een radiale sleuf 39, waarvan de lengte zich axiaal over de gehele lengte van het geleidingslichaam 4' uitstrekt. Zijn breedte is echter zodanig gekozen, dat deze ten minste met de breedte van het voe.t gedeelte 40 van de ophangrails 38 overeenstemt, bij voorkeur echter groter is. Om een goede geleiding van het 20 geleidingslichaam 4 over de drukleiding 1 te waarborgen, moet de breedte van de sleuf 39 een vierde deel van de cilinderomtrek van het geleidingslichaam niet overschrijden. Volgens fig. 6 is de schuifconstructie nu zodanig aan de drukleiding 1 gekoppeld, dat het voetdeel 40 van de ophangrails 38 in de sleuf 39 van het geleidingslichaam 4' komt 25 te liggen. Aldus heeft het geleidingslichaam 4' onbeperkte bewegingsvrijheid in de langsrichting van de drukleiding en is gelijktijdig tegen verdraaiing geborgd. De magneetconstructie 30 in het geleidingslichaam 4’ is bij voorkeur niet uit ringschijven samengesteld, doch kan over twee reeksen magneten 41 en 42 verdeeld worden, welke, in de langsrichting 30 van het geleidingslichaam 4' gezien, elk uit een wisselend plaatsen van magneet- en ijzerjuksegmenten bestaan. De dikte van de afzonderlijke segmenten stemt daarbij ongeveer overeen met de dikte van de ringschijven 28,29, zoals in fig. 1 weergegeven zijn. De afzonderlijke magneet- en ijzerjuksegmenten strekken zich in de omtreksrichting van het gelei-35 dings lichaam 4' gezien ongeveer een vierde deel van de omtrek uit en liggen bij voorkeur nauwkeurig tegenover elkaar. Uiteraard kan de mag- 8501996 m · -11- neetconstructie 30 ook uit slechts een reeks magneten zijn samengesteld, welke dan bij voorkeur aan de vorm van het geleidingslichaam 4' is aangepast. De uitvoeringsvorm van de magneetconstructie 23 in het schei-dingslichaam 3 kan, zoals in fig. 1 beschreven, aangehouden worden.

5 Omdat op de plaats van het geleidingslichaam 4' waar deze een sleuf 39 heeft, geen magneten aangebracht kunnen worden, is het voordelig, vooral bij een eventuele hoge belasting van het geleidingslichaam in de door een pijl in fig. 6 getoonde richting, in het bereik van de einden 43,44 van het geleidingslichaam in het geleidingslichaam 4' 10 een steunwiel 45,46 aan te brengen, waarvan de draaiingsassen tangentiaal ten opzichte van de omtreksrichting zijn aangebracht. Voor het geleiden van de steunwielen zijn in het geleidingslichaam 4' uitsparingen 47 ingelaten, waarin de steunwielen zo ver verzonken gelagerd zijn, dat zij in radiale richting enigermate uit het geleidingslichaam 4' 15 uitsteken, overeenstemmend met de spleetbreedte van de spleet 22. Bij voorkeur zijn de steunwielen 45 en 46 in langsrichting verzet ten opzichte van elkaar aangebracht, een steunwiel bevindt zich in het bereik van de ene kopwand van het geleidingslichaam, het andere steunwiel bevindt zich in het bereik van de kopwand van het geleidingslichaam.

20 Aldus is onder hoge belasting een storingsvrij bewegen van het geleidingslichaam 4 in de langsrichting van de drukleiding mogelijk gemaakt, waarbij gelijktijdig kantelen verhinderd wordt.

Een verdere niet weergegeven uitvoeringsvorm stelt voor, dat de ophangrail terzijde langs de drukleiding is aangebracht en dat het 25 geleidingslichaam 4 in doorsnede een C-vormig profiel heeft, welke aan zijn naar de bovenzijde van de omtrek van de drukleiding toegekeerde einde tenminste een steunrol bezit, en dat in zijn naar de onderste omtrekszijde van de drukleiding toegeljeerde bereik een magneetsegmentconstructie bezit, welke zich over een vierde gedeelte van de omtrek van de drukleiding uit-30 .strekt.

85 *> 1 9 S 5

Claims (19)

1. Transport- en produktieinrichting in het bijzonder als vertikale lift op bouwplaatsen of als produktieinrichting binnenshuis toepasbaar, met het kenmerk, dat deze een flexibele en buigbare, slangachtige, aan weerskanten gasdicht afgesloten drukleiding (1) en een 5 met de drukleiding (1)corresponderende schuifconstructie (2) bevat, welke een in de drukleiding zich bevindend, deze in twee gescheiden drukkamers (9,11) afdichtend onderverdelend scheidingslichaam (3) en een de drukleiding in het bereik van het scheidingslichaam (3) 10 geheel of ten dele omvattend geleidingslichaam (4) bezit, dat de beide lichamen door krachtwerking met elkaar verbonden zijn, dat de schuif-constructie en de drukleiding ten opzichte van elkaar in de langs-richting van de drukleiding beweegbaar zijn, en dat de drukleiding voor elke drukkamer een aansluitmogelijkheid (31) voor het verzorgen met 15 een drukmedium bezit.

2. Transport- en produktieinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drukleiding (1) uit niet-magnetiseerbaar materiaal bestaat en dat de door krachten veroorzaakte verbinding tussen het scheidingslichaam (3) en het geleidingslichaam (4) door een in het scheidings- 20 lichaam (3) zich bevindende magneetconstructie (23)' en een hiermee samenwerkende magneetconstructie (30) in het geleidingslichaam (4) bewerkstelligd wordt.

. 3. Transport- en produktieinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de magneetconstructie (23) in het scheidingslichaam • 25 (3) en die (30) in het geleidingslichaam (4) afwisselend een aantal aan elkaar geregen ijzerjukschijven (29) en axiaal gepolariseerde ringmagneetschijven (28) bevat, waarbij tussen twee magneetschijven een ijzerjukschijf komt te liggen.

4. Transport- en produktieinrichting volgens conclusie 3, 30 met het kenmerk, dat gelijknamige pooleinden van de ringmagneetschijven (28) van elke magneetconstructie (23,30) tegenover elkaar liggen.

5. Transport- en produktieinrichting volgens een van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de polarisatie van de magneetcon- 35 structie (23) in het scheidingslichaam (3) tegengesteld aan de pola- 855 1 9 9 6 -13- risatie van de magneetconstructie (30) in het geleidingslichaam (4) uitgevoerd is.

6. Transport- en produktieinrichting volgens een van de conclusies 2-5, met het kenmerk, dat tussen de magneetconstructies 5 (23,30) en de drukleiding (1) zich een radiale spleet (17,22) uitstrekt.

7. Transport- en produktieinrichting volgens een van de conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de drukleiding (1) op de wijze van een spoel oprolbaar is.

8. Transport- en prcductieinrichting volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het geleidingslichaam (4) van de schuifconstructie (2) van buiten af kan worden vastgezet.

9. Transport- en produktieinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de drukleiding op de wijze van een trekkabel 15 beweegbaar is.

10. Transport- en produktieinrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de drukleiding (1) in het bereik van ten minste een van zijn einden een ophanginrichting heeft.

11. Transport- en produktieinrichting volgens een van de 20 conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de drukleiding (1) van buiten af vastzetbaar is.

12. Transport- en produktieinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat met de drukleiding grote trajecten in de vorm van een boog doorhangend overbrugbaar zijn.

13. Transport- en produktieinrichting volgens een van de conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de drukleiding (1) aan zijn buitenomtrek in de langsrichting van de leiding strokende ophangelementen heeft, door middel waarvan de drukleiding in de ophangpunten kan worden vastgezet.

14. Transport-en produktieinrichting volgens een van de conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de drukleiding (1) aan zijn buitenomtrek een in de langsrichting van de leiding zich uitstrekkende ophangrails (38) heeft.

15. Transport- en produktieinrichting volgens een van de con- 35 clusies 1-14, met het kenmerk, dat het geleidingslichaam een ringvormige doorsnede heeft, welke door een in radiale richting zich ·**«'· « .s ’ i * % * KJ •4 V -14- uitstrekkende, V-vormige spleet voorzien is.

16. Transport- en produktieinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het geleidingslichaam aan zijn omvang tenminste twee steunrollen heeft, welke axiaal verzet zijn aangebracht.

17. Transport- en produktieinrichting volgens conclusie 15 of 16, 0 met het kenmerk, dat de magneetconstructie in het geleidingslichaam uit twee tegenover elkaar gelegen onderling gescheiden magneetreeksen (41, 42) gevormd wordt.

18. Transport- en produktieinrichting volgens een van de 10 conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de drukleiding (1) uit kunststofmateriaal bestaat.

19. Transport- en produktieinrichting volgens een van de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de drukleiding uit buigzaam metaal zoals koper of messing bestaat. 8501990