NL8501629A

NL8501629A - Digitaal videobandapparaat.

Info

Publication number: NL8501629A
Application number: NL8501629A
Authority: NL
Original assignee: Sony Corp
Priority date: 1984-06-08
Filing date: 1985-06-05
Publication date: 1986-01-02
Also published as: SE8502828D0; ATA171585A; US4819089A; IT8548179A0; AT397897B; CA1295047C; DE3520537A1; FR2569073A1; SE8502828L; FR2569073B1; JPS615475A; JP2569462B2; GB8414657D0; NL192643B; NL192643C; SE465340B; IT1206175B; DE3520537C2

Description

• i « C/Ca/ar/1694

Digitaal videobandapparaat.

De uitvinding heeft betrekking op een digitaal j videobandapparaat (DVTR) met een koppentrommel, vier paarsgewijze aan de koppentrommel aangebrachte transducentkoppen voor opname van schuine registratiesporen op een magneet-5 band, waarbij de koppenparen over een hoek van 180° ten opzichte van elkaar verschoven zijn aangebracht, en met een demultiplexeereenheid voor zodanige verdeling van op te nemen, met een videosignaal overeenkomende digitale informatie, dat ieder beeldraster van het videosignaal wordt verdeeld in 10 segmenten, welke ieder de op een groep opeenvolgende beeld-regels van het beeldraster betrekking hebbende, digitale informatie bevatten.

Voor een beter begrip van de uitvinding wordt eerst verwezen naar de fig. 1-3 van de bijbehorende tekening, 15 welke betrekking hebben op een dergelijk videobandapparaat van eerder voorgesteld type.

Zoals fig. 1 laat zien, zijn daarbij aan een roteerbare koppentrommel 1 vier roteerbare opneem- en weer-geefkoppen A,B,C en D als twee paren A en B, C en D aange-20 bracht. Een analoog ingangssignaal wordt bemonsterd, waarna de resulterende monsterwaarden aan impulscodemodulatie worden onderworpen ter verkrijging van digitale informatie, welke door het digitale videobandapparaat volgens schuine registratiesporen op een magneetband 2 wordt opgenomen. Voor de opname 25 wordt de informatie verdeeld in segmenten van ieder 50 beeld-regels? de monsterwaarden voor ieder dergelijk segment worden gelijkelijk over de beide koppen van een paar verdeeld. _

Voor een televisiestelsel met 625 beeldregels en 50 beeld-rasters per seconde wordt uitgegaan van 300 actieve beeld-30 regels per beeldraster; voor een televisiestelsel met 525 beeldregels en 60 beeldrasters per seconde wordt uitgegaan van 250 actieve beeldregels per beeldraster, zodat een beeldraster bij bedrijf met 625 beeldregels 12 registratiesporen beslaat, doch bij bedrijf met 525 beeldregels 10 registratie-35 sporen beslaat. Dit is schematisch weergegeven in fig. 2, welke een ruimtelijke weergave vormt van schuine registratiesporen A,B,C en D, zulks in navolging van de deze registra- 850 1 52 9 t - 2 - tiesporen respectievelijk vormende koppen A,B,C en D.

Uit fig. 2, en mogelijkerwijze nog duidelijker uit de fig. 3A en 3B welke respectievelijk op tijd-basis laten zien, welke van de koppen A-D tijdens bedrijf 5 met 525 beeldregels en tijdens bedrijf met 625 beeldregels voor opname actief zijn, komt naar voren, dat tijdens bedrijf met 625 beeldregels de eerste 50 beeldregels van ieder beeld-raster steeds aan een zelfde paar koppen A,B of C,D wordt toegewezen; dit is het gevolg van het feit, dat ieder beeld-10 raster in een dergelijk geval 12 registratiesporen beslaat. Tijdens bedrijf met 525 beeldregels worden de eerste 50 beeldregels van ieder beeldraster daarentegen afwisselend aan de paren A,B en C,D toegewezen, aangezien ieder beeldraster in dat geval slechts 10 registratiesporen beslaapt.

15 Zowel bij bedrijf met 625 beeldregels als bij « . bedrijf met 525 beeldregels doen zich onder foutomstandigheden, dat wil zeggen omstandigheden waarin fouten optreden, bepaalde problemen voor. Indien bijvoorbeeld aan de kop A een vervuiling of andere ophoping optreedt, welke een totale 20 signaaluitval veroorzaakt, worden bij bedrijf met 625 beeldregels afwisselende segmenten van 50 beeldregels daardoor getroffen, hetgeen een "bandvormend" effect heeft, waarbij drie banden per videobeeld resulteren. Wanneer zich hetzelfde ongewenste verschijnsel bij bedrijf met 525 beeldregels voor-25 doet, zal het genoemde bandvormende effect van beeldraster tot beeldraster van positie veranderen, hetgeen ongewenste flikkerverschijnselen in het videobeeld teweegbrengt.

De onderhavige uitvinding beoogt deze onge-wenste verschijnselen tegen de gaan en een digitaal video-30 bandapparaat zodanig uit te voeren, dat dergelijke verschijnselen niet op storende wijze zichtbaar worden.

Daartoe stelt de uitvinding bij een digitaal videobandapparaat van het in de aanhef genoemde type voor, dat bij opname de digitale informatie voor ieder beeldraster 35 gelijkelijk over alle vier de koppen wordt verdeeld en dat ieder registratiespoor een blok met digitale informatie van een bepaald segment en een door een tussenruimte daarvan ge- 850 1629 5 « - 3 - scheiden blok met digitale informatie van een ander segment bevat.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende 5 tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening worden de met elkaar overeenkomende onderdelen zoveel mogelijk met dezelfde ver-wijzingssymbolen aangeduid. In de tekening toont, respectievelijk tonen: 10 fig. 1, schematisch, een roteerbare koppen trommel van een digitaal videobandapparaat (DVTR), fig. 2, schematisch, door het videobandapparaat volgens fig. 1 tijdens opname op een magneetband gevormde registratiesporen, 15 fig. 3A en 3B, schematisch, respectievelijk bedrijf met 525 beeldregels en bedrijf met 625 beeldregels van de vier opneemkoppen van het videobandapparaat volgens • fig· 1r fig. 4, schematisch, een uitvoeringsvorm van 20 een digitaal videobandapparaat volgens de uitvinding, fig. 5A en 5B, schematisch, de verdeling van een beeldraster met respectievelijk 525 en 625 beeldregels in respectievelijk 5 en 6 segmenten, fig. 6, schematisch, de verschillende delen 25 van één enkel door het digitale videobandapparaat volgens fig. 4 bij opname op een magneetband gevormd registratie-spoor, fig. 7A en 7C, schematisch, welke koppen tijdens bedrijf met 625 beeldregels in respectieve verschil-30 lende bedrijfstoestanden voor opname werkzaam zijn, fig. 7B en 7D, schematisch, welke koppen tijdens bedrijf met 525 beeldregels in respectieve verschillende bedrijfstoestanden voor opname werkzaam zijn, en i.

fig. 8A-8D, schematisch, respectievelijk 'i 35 bij de fig. 7A-7D behorende registratiesporen op een mag- <

neetband. I

Zoals fig. 4 laat zien, bevat het hier be- f 8501629 ί < - 4 - schreven videobandapparaat volgens de uitvinding een koppen-trommel 1, welke tijdens bedrijf aan rotatie met 150 omwentelingen per seconde wordt onderworpen en waaraan vier opneem-en weergeefkoppen A,B,C en D volgens twee respectieve, over 5 180° ten opzichte van elkaar verschoven paren A,B en C,D zijn aangebracht. Een magneetband 2 is over een hoekgebied van 240-330° om de koppentrommel 1 gewikkeld.

Via een ingangsaansluiting 3 wordt een analoog ingangsvideosignaal toegevoerd aan een codeereenheid 4, 10 door welke het ingangsvideosignaal wordt bemonsterd en de daaruit resulterende monsterwaarden door impulscodemodulatie in voor opname geschikte, digitale informatie worden omgezet.

Deze digitale informatie wordt door de codeereenheid 4 toegevoerd aan een demultiplexeereenheid 5, welke de informatie 15 over vier uitgangsaansluitingen A,B,C en D verdeelt, welke respectievelijk bij de genoemde koppen A,B,C en D behoren.

Zoals de fig. 5A en 5B laten zien, wordt bij bedrijf met 525 beeldregels en 50 beeldrasters per seconde aangenomen, dat ieder beeldraster 250 actieve beeldregels 20 omvat, welke worden verdeeld in 5 segmenten van ieder 50 beeldregels? bij bedrijf met 625 beeldregels en 50 beeldrasters per seconde wordt aangenomen, dat ieder beeldraster 300 actieve beeldregels bevat, welke worden verdeeld in 6 segmenten van ieder 50 beeldregels. Indien over een in geringe 25 mate afwijkend aantal actieve beeldregels per beeldraster dient te worden beschikt, kan het aantal beeldregels per segment uiteraard worden gewijzigd, zonder dat ook het aantal segmenten per beeldraster behoeft te worden gewijzigd. Binnen ieder segment kan de digitale informatie zijn "geschud".

30 Tijdens de vorming van de schuine registra- tiesporen op de magneetband 2 door opname van informatie wordt ieder door iedere van de koppen A-D opgenomen registra-tiespoor gevormd als twee halfsporen met een tussenruimte, waarin een "spoormiddenredactiepunt" ligt; ieder registratie-35 spoor bevat in de twee halfsporen respectievelijk op twee \ verschillende segmenten betrekking hebbende, opgenomen infor- ·· matie. Fig. 6 toont schematisch een dergelijk registratie- ï 850 1 62 s ! i *- - 5 - « fa spoor met twee video-informatieblokken V1 en V2, welke respectievelijk aan het begin en aan het einde van het spoor worden voorafgegaan, respectievelijk gevolgd, door audio-informatieblokken A1 en A2. Ieder informatieblok wordt op 5 zijn beurt voorafgegaan door een inloopperiode R1,R2,R3 en R4, welke bij decodering de noodzakelijke aanwijzing verschaffen, dat een informatieblok volgt. Bovendien bevindt j

zich op de drie punten tussen de informatieblokken in het J

spoor, dat wil zeggen tussen de informatieblokken A1 en V1, j 10 V1 en V2, en V2 en A2, een respectieve redactietussenruimte E1,E2 of E3. Iedere van deze redactietussenruimten E1-E3 kan na weergave van de informatie worden gebruikt wanneer dan behoefte aan een dergelijke tussenruimte voor redactiedoel-einden bestaat, en meer in het bijzonder wanneer een derge-15 lijke tussenruimte voor synchronisatie van aan een redactie-bewerking te onderwerpen Signalen nodig is. Desgewenst kunnen in ieder registratiespoor meer dan twee audio-informatie-blokken worden toegepast; eventueel kunnen ëén of meer audio-informatieblokken tussen de video-informatieblokken worden 20 toegepast.

Vervolgens zal de werking van de in fig. 4 weergegeven demultiplexeereenheid 5 voor bedrijf met 525 beeld-regels en voor bedrijf met 625 beeldregels worden beschreven.

In wezen is de werking van de multiplexeereenheid 5 zodanig, 25 dat de informatie voor ieder uit 50 beeldregels bestaand segment wordt verdeeld over alle vier de koppen A-D. In plaats van dat de informatie voor ieder segment met 50 beeldregels - twee schuine registratiesporen in beslag neemt, zoals bij het hiervoor beschreven digitale videobandapparaat van eerder 30 voorgesteld type, neemt de informatie voor ieder segment met 50 beeldregels derhalve bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding vier halfsporen inbeslag, zodat een uit 525 beeldregels bestaand videobeeld 20 halfsporen, doch een uit 625 beeldregels bestaand videobeeld 24 halfsporen beslaat. i « 35 Meer in details zal de werking van de demulti- ! plexeereenheid 5 nu worden beschreven aan de hand van de fig. [ 7A-7D en 8A-8D. Eerst zal een bedrijfstoestand bij bedrijf met | 8501328 j - 6 - 625 beeidregels worden beschouwd aan de hand van fig. 7A. In deze figuur heeft de bovenste lijn betrekking op opname door de koppen A en B, terwijl de onderste.lijn betrekking heeft op opname door de koppen C en D. De aan iedere van deze lij-5 nen toegevoegde getallen hebben betrekking op de 50-beeld-regel segmenten 1-6 van een 625-beeldregel beeldraster, zoals fig. 5B laat zien. De op segment 1 betrekking hebbende informatie wordt bijvoorbeeld gelijkelijk verdeeld over alle vier de koppen A-D, zodanig, dat deze informatie bij opname 10 aftasting van een eerste halfspoor door de koppen A en B en aftasting van een eerste halfspoor door de koppen C en D met zich meebrengt. Zoals is aangeduid, wordt de informatie voor één beeldraster gelijkelijk verdeeld over 24 halfspooraftas-* tingen. Dezelfde bedrijfswijze is aangeduid in fig. 8A, welke 15 schematisch en serie paren schuine registratiesporen laat zien, waaraan de op de segmenten 1-6 betrekking hebbende getallen en de op de koppen A-D betrekking hebbende letters zijn toegevoegd.

De fig. 7B en 8B tonen een soortgelijke be-20 drijfswijze bij bedrijf met 525 beeidregels. In dit geval wordt de informatie voor ieder 50-beeldregel segment weer gelijkelijk verdeeld over alle vier de koppen A-D, waarbij de informatie voor ieder 50-beeldregelsegment weer vier halfsporen in beslag neemt. De informatie voor segment 1 25 in bijvoorbeeld een eerste beeldraster leidt op deze wijze tot aftasting van een eerste halfspoor door de koppen A en B en tot aftasting van een eerste halfspoor door de koppen C en D, terwijl een tweede beeldraster tot aftasting van een tweede halfspoor door de koppen A en B en aftasting van een 30 tweede halfspoor door de koppen C en D leidt.

Op soortgelijke wijze laten de figuren 7C en 8C een andere bedrijfswijze met 625 beeidregels zien. Het verschil met de bedrijfswijze volgens de fig. 7A en 8A is, dat de op het segment 1 betrekking hebbende informatie bij-35 voorbeeld tot aftasting van een eerste halfspoor door de koppen A en B en tot aftasting van een tweede halfspoor door de koppen C en D leidt. In de praktijk is het belangrijkste 8501629

V

- 7 - verschil tussen deze bedrijfswijze en die volgens de fig.

7A en 8A, dat de totale voor opname of weergave van een beeldraster benodigde tijdsduur bij de bedrijfswijze volgens de fig. 7C en 8C in geringe mate kleiner is dan bij de be-5 drijfswijze volgens de fig. 7A en 8A. Dit heeft het voordeel, dat de voor verwerking van de informatie aan de demultiplex-eereenheid 5 e.d. voorafgaande en daarop volgende bewerkings-eenheden een geringe opslagcapaciteit kunnen hebben.

Op soortgelijke wijze tonen de fig. 7D en 8D 10 een andere bedrijfswijze met 525 beeldregels. Het verschil ten opzichte van de bedrijfswijze volgens de fig. 7B en 8B is, dat de op het segment 1 van bijvoorbeeld een eerste beeldraster betrekking hebbende informatie aftasting van een eerste halfspoor door de koppen A en B en aftasting van een tweede 15 halfspoor door de koppen C en D veroorzaakt, doch in een tweede beeldraster aftasting van een tweede halfspoor door de koppen A en B en aftasting van een eerste halfspoor door de koppen C en D met zich meebrengt.

In alle beschreven gevallen, dat wil zeggen 2Q zowel voor bedrijf met 625 beeldregels als voor bedrijf met 525 beeldregels, heeft de gelijkelijke verdeling van de informatie over alle vier de koppen A-D tot gevolg, dat onder foutomstandigheden een beter zichtbaargemaakt beeld kan worden verkregen dan bij toepassing van het digitale videobandappa-25 raat van eerder voorgesteld type, dat aan de hand van de fig. 1-3 is beschreven. Indien bijvoorbeeld vervuiling of een andere ophoping aan de opneemkop A optreedt, zal dit ~ onder alle omstandigheden tot een verlies van 25% aan uitgelezen informatie leiden, doch de verloren geraakte informa-30 tie wordt bij een videobandapparaat volgens de uitvinding gelijkelijk over ieder beeldraster verdeeld. Dit verschaft de mogelijkheid tot optimale toepassing van eventuele foutcorrectie- en foutmaskeringsmethoden; meer in het bijzonder geldt, dat geen ongewenste bandvormings- en flikkerverschijn-35 selen in het zichtbaargemaakte beeld optreden, doch slechts een zich over het gehele beeld uitstrekkende kwaliteitsvermindering kan plaatsvinden, welke voor een kijker minder ,01628 - 8 - goed waarneembaar of minder verwerpelijk is. Bovendien verschaft de voorgestelde halfspooraftasting zowel bij bedrijf met 525 als bij bedrijf met 625 beeldregels nuttige redactie-punten binnen een opgenomen videobeeldraster.

5 ---- 0 8501629

Claims

1. Videosignaalregistratiestelsel met opname van een videosignaalbeeldraster in een aantal schuine sporen op een magneetband, met het kenmerk, dat de schuine sporen ieder in een eerste en een tweede halfspoor 5 worden verdeeld en het videosignaal voor één beeldraster in ι een met het aantal schuine sporen overeenkomend aantal seg- ! mentsignalen wordt verdeeld, welke ieder in het eerste half- ' spoor van een schuin spoor en in het tweede halfspoor van het daaraan grenzende, schuine spoor worden opgenomen.

2. Videosignaalregistratiestelsel volgens ; conclusie 1,met het kenmerk, dat tussen het eerste en het tweede halfspoor een tussenruimte voor schei- I ding van de respectievelijk daarin opgenomen segmentsignalen aanwezig is.

3. Videosignaalregistratiestelsel volgens con clusie 2 met een koppentrommel en vier paarsgewijze daaraan aangebrachte transducentkoppen voor vorming van een paar schuine sporen voor iedere aftastbeweging van de transducentkoppen, met het kenmerk, dat de segmentsignalen 20 zijn verdeeld in een paar subkanaalsignalen, welke respectievelijk aan de transducentkoppen van een paar worden toegevoerd.

4. Videosignaalregistratiestelsel volgens conclusie 3, waarbij de koppenparen over een hoek van 180° ten opzichte van elkaar verschoven zijn aangebracht en de magneet- 25 band over een hoek van meer dan 180° om de koppentrommel wordt gewikkeld, met het kenmerk, dat de segmentsignalen aan met de wikkelhoek van de magneetband overeenkomende tijd-basisexpansie worden onderworpen.

5. Videosignaalregistratiestelsel volgens con-30 clusie 1,met het kenmerk, dat het beeldraster voor een videosignaal van het NTSC-type wordt verdeeld in vijf segmentsignalen, welke ieder worden verdeeld in vier blokken voor opname in de halfsporen, een en ander zodanig, dat een beeldraster van het videosignaal in twintig half-35 sporen wordt opgenomen.

6. Videosignaalregistratiestelsel volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat het beeldraster 8501 - 10 - ft w voor een videosignaal van het CCIR-tvpe wordt verdeeld in zes segmentsignalen, welke ieder worden verdeeld in vier blokken voor opname in de halfsporen, een en ander zodanig, dat een beeldraster van het videosignaal in vierentwintig 5 halfsporen wordt opgenomen.

7. Digitaal videobandapparaat met een koppentrommel, vier paarsgewijze aan de koppentrommel aangebrachte transducentkoppen voor opname van schuine registratiesporen op een magneetband, waarbij de koppenparen over een hoek van T0 180° ten opzichte van elkaar verschoven zijn aangebracht, en met een demultiplexeereenheid voor zodanige verdeling van op te nemen, met een videosignaal overeenkomende digitale informatie, dat ieder beeldraster van het videosignaal wordt verdeeld in segmenten, welke ieder de op een groep opeenvolgende beeld-15 regels van het beeldraster betrekking hebbende, digitale' informatie bevatten, met het kenmerk, dat bij opname de digitale informatie voor ieder beeldraster gelijkelijk over alle vier de koppen (A-D) wordt verdeeld en dat ieder registratiespoor een blok met digitale informatie van een be-20 paald segment en een door een tussenruimte daarvan gescheiden blok met digitale informatie van een ander segment bevat.

8. Digitaal videobandapparaat volgens conclusie 7, waarbij de koppentrommel voor bedrijf bij 525 beeld-regels per videobeeld en 60 beeldrasters per seconde aan 25 rotatie bij 150 omwentelingen per seconde wordt onderworpen, met het kenmerk, dat de demultiplexeereenheid (5) ieder beeldraster in vijf segmenten verdeelt en de digitale informatie voor ieder dergelijk segment in vier blokken digitale informatie verdeelt, zodanig, dat de digitale informatie 30 voor een beeldraster in twintig halfsporen wordt opgenoraen.

9. Digitaal videobandapparaat volgens conclusie 7, voor bedrijf bij 625 beeldregels per videobeeld en vijftig beeldrasters per seconde, met het kenmerk, dat de demultiplexeereenheid (5) ieder beeldraster in zes 35 segmenten verdeelt en de digitale informatie voor ieder derge- 830162S - 11 - lijk segment in vier blokken digitale informatie verdeelt, zodanig, dat de digitale informatie voor een beeldraster in vierentwintig halfsporen wordt opgenomen.

10. Digitaal videobandapparaat volgens conclu-5 sie 9,met het kenmerk, dat ieder dergelijk segment vijftig actieve beeldregels van een beeldraster bevat.

11. Digitaal videobandapparaat volgens één of meer der conclusies 7-10, waarin de tussenruimte een 10 redatietussenruimte, gevolgd door een inloopperiode, gevolgd door éën van de blokken met digitale informatie, bevat.

12. Digitaal videobandapparaat volgens conclusie 7,met het kenmerk, dat ieder dergelijk regis-tratiespoor in volgorde een blok digitale audio-informatie, 15 een tussenruimte, een dergelijk blok digitale video-informatie, een tussenruimte, een dergelijk blok digitale video-informatie, een tussenruimte en een blok digitale audio-informatie bevat.

13. Digitaal videobandapparaat volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat iedere dergelijke 20 tussenruimte een redactietussenruimte, gevolgd door een inloopperiode, bevat. j 85 0 1 6 29