NL8500423A

NL8500423A - Werkwijze en inrichting voor het uit een groep voorwerpen zoals een vangst waterdieren selecteren van gelijksoortige voorwerpen zoals garnalen.

Info

Publication number: NL8500423A
Application number: NL8500423A
Authority: NL
Original assignee: Sikke Koster
Priority date: 1984-10-04
Filing date: 1985-02-14
Publication date: 1986-05-01
Also published as: DE3535035C2; NL183432B; NL183432C; DE3535035A1

Description

'1 .

Werkwijze en inrichting voor het uit een groep voorwerpen zoals een vangst waterdieren selecteren van gelijksoortige voorwerpen zoals garnalen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uit een groep voorwerpen zoals een vangst waterdieren selecteren van ten minste de gelijksoortige niet-platte, langwerpige voorwerpen zoals garnalen.

5 Een dergelijke werkwijze is algemeen bekend en wordt bijvoorbeeld toegepast aan boord van garnalenkotters om uit de met een trek van een sleepnet gevangen waterdieren de gewenste garnalen uit te selecteren. Behalve garnalen bevat een dergelijke vangst bijvoorbeeld krabben en platvis in diverse 10 afmetingen. De waterdieren die dikker zijn dan garnalen worden eerst in een bovenmaatzeef uit de vangst verwijderd doordat deze op de bovenmaatzeef blijven liggen en vandaar kunnen worden afgevoerd. De door de bovenmaatzeef gevallen waterdieren worden vervolgens nogmaals gezeefd met een ondermaatzeef, 15 waarbij de ondermaatse garnalen en alle nog resterende waterdieren met een dikte kleiner dan de ondermaat uit de vangst worden verwijderd en in hét water teruggeworper) kunnen wor-' den.

De nu resterende vangst bevat hoofdzakelijk garnalen 20 maar kan toch nog een aanzienlijke hoeveelheid kleine platvissen en krabben bevatten. Deze moeten alsnog met de hand worden verwijderd. Bij de garnalenvisserij geschiedt dit gewoonlijk nadat de vangst in de kookpot is gekookt. De door het koken steriel geworden garnalenkunnen door dit naselec-25 teren weer met ongewenste bacteriën worden verontreinigd. Wanneer de vangst na het zeven nog een aanzienli jk aantal an- dere waterdieren dan garnalen bevat kost het naselecteren ongewenst veel tijd. Dit houdt in dat in bepaalde visserijge-bieden geen garnalen gevangen kunnen worden omdat de uitein-30 delijke vangst na het zeven nog zoveel ongewenste voorwerpen bevat dat verwerking van een dergelijke vangst economisch niet haalbaar is.

bad dhfeiÖAi. 4 2 3 2

De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen waarmee de genoemde nadelen kunnen worden verholpen.

Dit doel wordt bij een bovenomschreven werkwijze ' volgens de uitvinding bereikt door het in een langsrichting 5 richten van de voorwerpen en het iri de langsrichting naar doorlaatopeningen met in onderling loodrechte richtingen in hoofdzaak gelijke afmetingen transporteren en het aan de andere zijde van de doorlaatopeningen afvoeren van.de geselecteerde voorwerpen. Hierdoor blijkt het mogelijk te zijn om 10 uit de vangst die uit voorwerpen in één maatgroep bestaat, vrijwel volkomen de garnalen uit te selecteren, zonder dat dit een ongewenst Verlies van garnalen in een gedeelte van de maatgroep met zich meebrengt. Wanneer de groep voorwerpen een relatief groot gedeelte aan kleine voorwerpen omvat, kan 15 volgens de uitvinding de werkwijze worden uitgebreid door het tevoren dan wel naderhand verwijderen van voorwerpen met een dikte-afmeting kleinèr dan eén ondermaat. Het naselecteren behoeft ten hoogste nog zeer incidenteel te geschieden. Zelfs vangsten die voor een groot gedeelte uit andere voor-20 werpen dan de gewenste garnalen bestaan, kunnen met de werkwijze volgens de uitvinding op economische en schone wijze . worden verwerkt.

i

Wanneer de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast voor het verwerken van garnalen, wordt een bijzonder 25 gunstige uitvoering verkregen wanneer volgens de uitvinding de voorwerpen met een dikte-afmeting kleiner dan een ondermaat naderhand worden verwijderd door de geselecteerde voorwerpen op gebruikelijke wijze aan een kookbehandeling te onderwerpen en vervolgens de gekookte geselecteerde voorwerpen 30 in een langsrichting te richten en naar de doorlaatopeningen te transporteren, en het aan de andere zijde van de doorlaatopeningen afvoeren van de verwijderde voorwerpen. Door het koken verkrijgen de oorspronkelijk rechte garnalen een gebogen vorm, zodat deze in deze toestand niet meer door de door- 35 laatopeningen bewogen kunnen worden. De kleine voorwerpen «·

die oorspronkelijk mee-uitgeselecteerd waren, verdwijnen wel door de doorlaatopeningen, zodat deze aan de andere zijde afgevoerd kunnen worden en voor de doorlaatopeningen uitslui-BAD ORIGINAL

s 5 o 0 & - * U- ν' V y* i j « · 3 •tend de gewenste garnalen overblijven.

In de praktijk is gebleken dat bij toepassing voor het selecteren van garnalen, een optimaal resultaat wordt bereikt wanneer volgens de uitvinding de doorlaatopeningen rond 5 zijn.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een inrichting voor het uit een groep voorwerpen zoals een vangst waterdieren selecteren van ten minste gelijksoortige,' niet-platte, langwerpige voorwerpen zoals garnalen. Volgens de 10 uitvinding omvat deze inrichting een zeefinrichting omvattende geleidingsmiddelen voorzien van richtelementen voor het in hun· langsrichting richten van de voorwerpen en zich dwars op de door de richtelementen bepaalde langsrichting uitstrekkende doorlaatopeningen met in onderling loodrechte richtin-15 gen in hoofdzaak gelijke afmetingen, bewegingsmiddelen voor het in relatieve zin naar elkaar toe bewegen van de voorwerpen en de doorlaatopeningen, en met de ruimte onder de doorlaatopeningen in verbinding staande afvoermiddelen.

Een gunstige uitvoering van de inrichting volgens de 20 uitvinding wordt verkregen wanneer de zeefinrichting een plaatvormig orgaan omvat dat voorzien is van de richtmidde- len vormende langwerpige. groeven in een bovenoppervlak en / aan een einde van elke groef een daarmee concentrische door-laatopening omvat.

25 Een voor het verwerken van garnalen bijzonder ge schikte uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt verkregen wanneer het plaatvormige orgaan uitgevoerd is als een roteerbaar aan een gestel gelagerde trommel waarbij met het gestel verbonden aandrijfmiddelen de trommel in een rotatierichting 30 aan kunnen drijven, en de doorlaatopeningen aangebracht zijn aan het" in de rotatierichting achterste einde van elke groef.

Bij de rotatie van de trommel schikken de· garnalen zich vanzelf in de groeven en worden met de trommelwand mee omhoog genomen, waarna deze door de zwaartekracht in de groef ver-35 schuiven en door de doorlaatopening heen bewegen. Voorwerpen die niet door de doorlaatopeningen kunn'en passeren maar daar wel in blijven haken, worden met de trommelwand mee omhoog genomen.en vallen over het algemeen weer bij het beneden-BAD ΟΒΙξΙΝΑΙ. , 9 ^ 'p* 'V ,t} / v-<* V/ 4 waarts bewegen van de trommelwand door de zwaartekracht terug in het inwendige van de trommel. De te grote voorwerpen waaronder waterdieren maar ook waterplanten, worden aan het einde van de trommel uit de binnenzijde daarvan afgevoerd.

5 Wanneer volgens een verdere ontwikkeling watertoe- voermiddelen zijn aangebracht die voorzien zijn van naar beneden gerichte waterstralen op het bij rotatie neerwaarts bewegende buitenoppervlakdeel van de trommel richtende straal-mondstukken, wordt te allen tijde verzekerd dat de doorlaat-10 openingen die aan het neerwaarts bewegende buitenoppervlakdeel naar boven toe. open zijn, niet verstopt geraken. Eventueel vastklemmende voorwerpen worden door de waterstralen los gespoten.

In een gunstige uitvoeringsvorm worden de groeven be-15 grensd door zich tot een· boven de doorlaatopening liggend niveau uitstrekkende doorlopende ruggen. Platvissen en dergelijke blijven op de ruggen liggen en belemmeren aldus niet de doorgang naar de doorlaatopeningen. Wanneer volgens een verdere ontwikkeling de groeven volgens schroeflijnen zijn 20 gerangschikt worden de niet door de doorlaatopeningen passerende voorwerpen ten gevolge van de rotatie van de trommel, vanzelf naar één einde afgevoerd.

/

Een zeer belangrijk bijkomend voordeel van de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding is dat hiermee een 25 produkt kan worden verkregen dat aanzienlijk minder verontreinigd is dan het produkt dat met de gebruikelijke wijze wordt verkregen. Na het zeven wordt het overgebleven gedeelte van de vangst direkt aan boord van het vissersschip in een kookpot gekookt. Nog in de uitgezeefde vangst aanwezige plat-30 visjes en dergelijke vallen door dit koken geheel of gedeeltelijk uiteen. Na het uit de kookpot nemen van de garnalen zijn deze dus vermengd met restanten organisch materiaal die zeer gevoelig zijn voor bederf en de smaak van de garnalen kunnen beïnvloeden. Om deze reden wordt de vangst na het ko-35 ken met grote hoeveelheden zeewater gespoeld, teneinde de genoemde restanten te verwijderen. Hierdoor wordt dus bij de bekende verwerkingswijze de na het koken steriele vangst weer verontreinigd met bacteriën uit het zeewater. Doordat BAB,Opi<3IWAL , ,

V -? sL

• · 5 'met de uitvinding een schoon produkt wordt verkregen, behoeft na het koken de vangst niet schoongespoeld te worden met grote hoeveelheden water. De vangst behoeft slechts afgeköeld te '*v worden. Hiervoor is een aanzienlijk geringere hoeveelheid wa-5 ter nodig. De benodigde hoeveelheid is zodanig dat voor dit afkoelen leidingwater vanuit de haven aan boord van het schip meegenomen kan worden. Bij toepassing van de uitvinding komen de garnalen na het koken dus nog slechts in aanraking met nagenoeg kiemvrij leidingwater, in plaats van met sterk met 10 bacteriën verontreinigd zeewater. Er is op gunstige wijze slechts een geringe hoeveelheid leidingwater voor het koelen van dé gekookte garnalen nodig, wanneer . dit koelwater zelf weer wordt gekoeld door warmte-uitwisseling met zeewater.

Dit kan bijvoorbeeld geschieden door het reservoir waarin de 15 gekookte garnalen met het koelwater worden gekoeld dubbelwandig uit te voeren en door de dubbele wand zeewater te pompen.

Verdere, kenmerken en voordelen van de uitvinding blijken uit de volgende beschrijving van enige voorkeursuitvoeringsvormen.

20 Fig. 1 toont in gedeeltelijk weggebroken perspecti visch aanzicht een zeef van een inrichting volgens de uitviQ-ding, voor het uitvoeren van de werkwijze volg^ens de uitvinr ding .

Fig. 2 toont een detailaanzicht van een deel van Fig.

25 i.

Fig.3 en 4 tonen perspectivische detailaanzichten van andere uitvoeringsvormen van de zeef volgens de uitvinding .

Fig. 5 toont een gedeeltelijk weggebroken perspecti-30 visch aanzicht van een zeefinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 6 toont een perspectivisch aanzicht van boven, van weer een andere uitvoeringsvorm van’ de zeef volgens de uitvinding.

Fig.* 7 toont een perspectivisch aanzicht van een 35 zeefinrichting met een als trommel uitgevoerde zeef volgens de uitvinding.

Fig. 8 toont een gedeeltelijk doorgesneden en wegge-broken-perspectivisch detailaanzicht van een als trommel uit- BADO^II^l, , y 6 gevoerde zeef volgens de uitvinding.

Fig. 9 toont schematisch een gedeeltelijke axiale doorsnede van fig. 8.

In fig. 1 wordt een zeeflnrichting volgens de uitvin-5 ding getoond.

De inrichting 1 omvat een gestel 2 waarmee door middel van draagarmen 3 een zeefraam 4 scharnierend is verbonden. Het zeefraam 4 is voorzien van een nog nader te beschrijven zeef 5. Zoals getoond is de inrichting 1 uitgevoerd 10 als schudzeef waarbij voor de aandrijving van de schudbewe-ging een roterende as 6 in het gestel 2 is gelagerd.’ Op de as 6 is een excenter 7 gemonteerd dat aangrijpt op een draag-arm 3. Bij rotatie van de as 6 wordt de draagarm 3 dus heen en weer bewogen in de richting van de pijl 8. De zeef 5 voert 15 hier dus een heen en weer' gaande beweging uit schuin op zijn vlak. Deze beweging heeft op bekende wijze tot gevolg dat aan de voorzijde van de zeef 5 gebrachte voorwerpen geleidelijk naar achteren worden getransporteerd, terwijl deze continu in beweging worden gehouden.

20 De zeefinrichting 1 is bestemd om gebruikt te worden voor het uitselecteren van garnalen uit een vangst, waaruit reeds door middel van een bovenmaatzèef en een ondermaatzeef / ' de zeedieren met een diktemaat groter dan een bepaalde bovenmaat en de zeedieren met een diktemaat kleiner dan een be-25 paalde ondermaat zijn verwijderd. De resterende vangst bevat dus garnalen 15 die aan de maat zijn maar bovendien bijvoorbeeld krabbetjes 16 en platvisjes 17 met eenzelfde diktemaat als de garnalen 15. Om de garnalen 15 nu uit deze resterende vangst uit te selecteren worden alle voorwerpen uit de...vangst 30 in een langsrichting gericht en in deze gerichte toestand naar doorlaatopeningen geleid, welke doorlaatopeningen in onderling loodrechte richtingen in hoofdzaak gelijke afmetingen hebben. De garnalen kunnen in deze gerichte toestand door de doorlaatopening'en bewegen, aangezien deze garnalen in dwars-35 doorsnede gezien ongeveer even breed als dik zijn. Platvisjes en krabbetjes 17 en 16 hebben in dwarsdoorsnede gezien een duidelijk grotere breedte dan dikte en aangezien door de voorafgaande zeefbewerkingen deze overgebleven krabbetjes en

BAD ORIGINAL

a r η n h o % 7 platvisjes een met de -dikte van garnalen 15 overeenkomende dikte hebben, is hun breedte aanzienlijk groter dan deze dikte, zodat deze niet door de doorlaatopeningen kunnen bewegen. Alleen de garnalen 15 kunneq. dus door de zeef bewegen en de 5 overige voorwerpen zoals de platvisjes en krabbetjes worden aan de bovenzijde aan het achtereinde van de zeef afgevoerd.

Bij de in fig. 1 en 2 getoonde uitvoeringsvorm van de zeef 5 worden de richtmiddelen gevormd door langwerpige groeven, die bepaald worden door de golfdalen'van hun golf-10 vormige profilering. In deze groeven 10 worden de voorwerpen 15-17 ten gevolge van de schudbewegingen van de zeef 5 in hun -langsrichting gericht. Door de bewegingen van de schud-zeef worden de voorwerpen bovendien over het oppervlak van de zeef 5 bewogen, zodat de in de groeven 10 liggende voor-15 werpen naar de doorlaatopeningen 11 worden getransporteerd. Zoals fig· 2 laat zien laten deze openingen 11 garnalen 15 wel door maar andere voorwerpen zoals krabbetjes 16 en platvisjes 17 niet. De doorlaatopeningen 11 zijn gevormd ter plaatse waar doorlaatelementen 12 grenzen aan de groeven 10. 20 In de getoonde uitvoeringsvorm worden de doorlaatelementen ook bepaald door een golfvormige profilering van de uit plaatmateriaal vervaardigde zeef 5. Deze profilering is ten opzichte van de de groeven 10 bepalende profilering over een halve golflengte verschoven aangebracht. In de uitvoerings-25 vorm van fig. 2 is tussen de twee genoemde profileringen een overgangsprofilering gevormd, waarin de golfdalen van de respectieve profileringen doorlopen. Ter plaatse van de aansluiting van een golfdal 10 van de ene profilering aan een golftop van de andere is een doorsnijding in de plaat 5 gevormd 30 welke een doorlaatopening 11 bepaalt. Zoals fig. 2 'duidelijk laat zien zijn doorlaatopeningen 11 in twee onderling tegengestelde richtingen gekeerd, zodat de schudbeweging van de zeef optimaal wordt benut. Hoewel het in de figuren niet wordt getoond, kunnen de randen van de doorlaatopeningen 35 trechtervormig zijn uitgevoerd, zodat de garnalen niet achter deze randen blijven steken.

Hoewel in plaatmateriaal eenvoudig de gewenste golf-vormen geperst kunnen worden, voor het verkrijgen van een BAD ORIGINAL· , „ O 0 U U ‘i L i k 8 aan de "kenmerken van de uitvinding voldoende zeefinrichting, is "het uiteraard ook mogelijk om een dergelijke zeefinrich-ting op een andere wijze, bijvoorbeeld van draadmateriaal te vervaardigen.

5 -Fig. 3 toont een andere 'uitvoering van een plaatzeef volgens de uitvinding. Deze zeef 20 is ook vervaardigd van golfvormig geprofileerd plaatmateriaal. Twee golfvormen aangegeven met resp. 21 en 22 zijn afwisselend in de plaat geperst. De golfvorm 22 heeft een tweemaal zo grote golflengte 10 en tweemaal zo grote amplitude als de golfvorm 21. Een golfdal van de golfvorm 22 valt telkens samen met een golfdal van de golfvorm 21, zodat de tussenliggende golfdalen van de golfvorm 21 telkens in het verlengde liggen van de golftoppen van de golfvorm 22. Ter plaatse van de overgang worden 15 daardoor de doorlaatopeningen 23 gevormd, die in het- onderhavige geval een bij benadering vierkante vorm hebben. Ook hier worden de richtmiddelen gevormd door de golfdalen 24.

De zeef 25 van fig. 4 is vervaardigd uit een golfplaat met een trapeziumvormige golfprofilering. De golfdalen 20 26 vormen weer de richtelementen. Op bepaalde plaatsen is telkens een gedeelte 27 van de golfplaat bestaande uit een-, deel van de golfbodem plus de twee aangrenzende opstaande wanden verwijderd. Boven dit gedeelte 27 is een plaat 28 aangebracht. De doorlaatopeningen 29 worden gevormd onder de 25 randen van de 'plaat 28.

In de in fig. 5 getoonde inrichting 30 zijn zowel bo-venmaatzeef, ondermaatzeef als zeef volgens de uitvinding gecombineerd. De inrichting 30 omvat een gestel 31 waarop door middel van beweeglijke ondersteuningen 33 een zeefraam· 32 is 30 gemonteerd. Dit zeefraam 32 kan door middel van de bewegings-inrichting 34 in een gewenste beweging, bijvoorbeeld een . schudbeweging, worden gebracht ten opzichte van het gestel 31. De bovenmaatzeef wordt gevormd door de staafvormige elementen 38 die met een met de bovenmaat overeenkomende tussen-35 afstand zijn opgesteld. De vangst wordt in fig. 5 gezien links op de zeefinrichting gestort. De voorwerpen uit de vangst die groter zijn dan de door de tussenruimte van de staven 3"è bepaalde bovenmaat worden ten gevolge van de door

BAD ORIGINAL

β % *s n i n t o ^ V o C. 3 < ' 9 .

de bewegingsinrichting 34 opgewekte beweging naar rechts boven de staven 38 getransporteerd tot aan het afvoereinde 39, waar deze bovenmaatse voorwerpen worden afgevoerd. De voorwerpen die kleiner zijn d^n de bovenmaat vallen tussen de 5 staven 38 door en komen terecht op de ondermaatzeef 35 die wordt, gevormd door de zeefelementen 36. Deze staafvorraige elementen 36 hebben een in hoofdzaak vierhoekige dwarsdoorsnede waarbij telkens twee aangrenzende elementen 36 met een langsribbe naar elkaar toe gekeerd zijn. De tussenafstand 10 tussen de naar elkaar toe gekeerde ribben is gelijk aan de ondermaat. De voorwerpen met een dikte kleiner dan deze ondermaat vallen dus tussen de zeefelementen 36 door en worden opgevangen onder het linker deel van de zeefinrichting.

Door de vierhoekige dwarsdoorsnede van de staafvormi-15 ge. zeefelementen 36 worden aan weerszijden van elke tussen de naar elkaar toe gekeerde ribben bepaalde sleuf van de ondermaatzeef 35 onderling naar de sleuf convergerende gelei-dingswanden gevormd. Deze zorgen er voor dat voorwerpen zoals platvisjes op hun kant worden bewogen, zodat de piatvis-20 jes met een dikte kleiner dan de ondermaat met zekerheid door de ondermaatzeef 35 worden afgevoerd en niet op de sleuven kunnen blijven liggen. Het gevaar hiervan zou zijn dat platvisjes met een dikte kleiner dan de ondergaat de door-laatopeningen van de additionele zeef 42 verstoppen.

25 Door de werking van de staven 38 en de zeefelementen 36 blijven tussen deze in dus de voorwerpen over met een dik-te-afmeting in de door de bovenmaat en de ondermaat bepaalde groep.

Door de ten gevolge van de bewegingsinrichting 34 op-30 gewekte beweging van de zeefinrichting bewegen deze ’voorwerpen, v/aaronder zich alle garnalen 41 bevinden die aan de maat zijn, in fig. 5 gezien naar rechts, naar de additionele' zeef 42 volgens de uitvinding. Op de beschreven wijze worden door de additionele zeef 42 de garnalen 41 aan de onderzijde 35 afgevoerd, zoals aangegeven bij 43, terwijl de overige voorwerpen, zoals de eerdergenoemde platvisjes en krabbetjes, over de additionele zeef 42 heen naar het afvoereinde 39 worden afgevoerd.

BAD ORI.GJNAL , , _

J·· J ‘ ' ^ ‘~7 Smc \J

10

Het plaatvormige orgaan 51 van fig. 5 is met.een persbewerking geprofileerd. In de plaat zijn ruggen 55 gedrukt, die onder een hoek ten opzichte van elkaar staand De

•V

opstaande zijwanden 52 van de "ruggen 55 vormen de richtele-5 menten waarmee de langwerpige voorwerpen zoals garnalen in hun langsrichting worden gericht. Dit geschiedt door een relatieve beweging van de plaat 51 ten opzichte van de daarop . ·' liggende voorwerpen in de richting van pijl 54.' De voorwerpen op de zeef 51 bewegen relatief in de richting tegenge-10 steld aan pijl 54 en worden door de geleidingswanden .52 naar de openingen 53 geleid. Wanneer de vorm van de doorsnede van deze voorwerpen kleiner is dan die van de opèning 53, vallen deze voorwerpen door de openingen 53 heen.

Bij de inrichting 58 van fig. 7 is het plaatvormige 15 orgaan uitgevoerd als een trommel 60. De trommel 60 is roteerbaar gelagerd op een gestel 59.. Aan de voorzijde omvat de trommel een flens 61 die ondersteund wordt door flenswielen 62. Hierdoor wordt de trommel in axiale richting opgesloten.

Aan het achtereinde is de trommel 60 voorzien van een 20 cilindrische baan 63 die samenwerkt met gladde wielen 64. De wielen 64 zijn gelagerd in een steun 65 van het gestel 59. *· De steun 65 is in hoogte instelbaar teneinde de/ kantelhoek van de trommel 60 ten opzichte van het gestel 59 in te kunnen stellen. Op één van de wielen 64 grijpt een aandrijfinrich-25 ting 66 aan diè het wiel 64 en daardoor de trommel kan doen roteren.

Aan het op een hoger niveau liggende achtereinde van de trommel 60 is een toevoergoot 67 aangebracht die uitkomt in het inwendige van de trommel. De trommel 60 is zodanig 30 uitgevoerd dat de doórlaatopeningen 70 telkens aangebracht zijn aan het in de rotatierichting 68 achterste einde van elke groef 69.

Tijdens de rotatie van de trommel 60 wordt de via de goot 67 in het inwendige, van de trommel gebrachte vangst in 35 beweging gebracht. Hierbij worden de jgarnalen, gericht' in hun langsrichting in de groeven 70 opgenomen en over een zekere afstand mee omhoog bewogen. Ten gevolge van'de zwaarte-BADORfèl^lAlfCÏ1UVen 9arnalen vervolgens in de betreffende /¾ C Λ Λ 1 o 1? ···. I ' ! It :U / \ 11 •groef 69 naar de doorvoeropening 70 toe en vallen daardoorheen. De door de doorlaatopeningen 70 bewegende garnalen vallen op de transportinrichting 72 die onder de trommel is aangebracht. Deze transportinrl-chting 72, omvat een transport-5 band 75 die om een rol 73 is geleid. De rol 73 wordt in rotatie aangedreven door een aandrijfinrichting 74 zodanig dat het bovenste part van de transportband 75 in de richting van de pijl 76 beweegt. De uitgeselecteerde garnalen worden dus met de transportband 72 afgevoerd. De voorwerpen uit de 10 vangst die niet door de doorlaatopeningen kunnen passeren bewegen geleidelijk in de trommel 60 naar beneden en komen ten slotte- in de richting van de pijl 80 uit het ondereinde daarvan naar buiten, waar deze in de afvoerbak 81 vallen. In plaats van een bak kan ook een afvoerinrichting, bijvoorbeeld 15 inde vorm van een afvoergoot zijn aangebracht.

Een belangrijk aspect van de op deze wijze uitgevoerde zeefinrichting is dat de voorwerpen die eventueel in de doorlaatopeningen 70 blijven haken en mee omhoog genomen worden aan de tegenoverliggende zijde van de trommel, dat wil 20 zeggen aan het naar beneden bewegende deel, onder invloed van de zwaartekracht komen te staan en uit de doorlaatopeningen 70 los komen. Om te verzekeren dat inderdaad de in de i doorlaatopeningen 70 stekende voorwerpen daaruit los komen, is een watertoevoerinrichting 84 aangebracht met een aantal 25 straalmondstukken 85 die in de richting van de pijl 86 naar beneden gerichte waterstralen op het bij rotatie neerwaarts bewegende buitenoppervlakdeel 83 van de trommel richten. Aan de buitenzijde zijn de openingen 70 in het neerwaarts bewegende wanddeel 83 naar boven toe open, zodat de . waterstralen 30 met volle kracht eventueel vasthakende voorwerpen los kunnen spuiten". De aldus door de zwaartekracht, eventueel in combinatie met de waterstralen losgemaakte voorwerpen komen weer in het inwendige van de trommel terecht en bewegen uiteindelijk uit het'ondereinde daarvan naar buiten. Naast de trommel 35 60 zijn aan het gestel schermen 82 aangebracht die een af scherming vormen voor wegspattend water*. De schermen 82 kunnen met behulp van de dwarsverstellingen 87 op een geschikte afstand.worden ingesteld.

BAD ORIGINAL

o ·ς η π /. ^7 12

Fig. 8 en 9 laten .een voorkeursuitvoeringsvorm van een in de vorm van een trommel uitgevoerd plaatvormig orgaan volgens de uitvinding zien. Deze trommel is door spuitgieten van synthetisch materiaal vervaardigd. Hierdoor heeft het op-5 pervlak van de trommel geen scherpe randen, zodat onnodige beschadigingen van de garnalen en andere waterdieren worden voorkomen. De vervaardiging behoeft niet in één gang te geschieden. De trommel kan op geschikte wijze ook opgebouwd zijn uit een aantal identieke segmenten.

10 De trommel 89 omvat als richtraiddelen de reeds eerder beschreven groeven of goten 92, die aan hun in de rotatie-richting 94 achterste einden uitmonden in een doorlaatopening 90. De groeven 92 worden begrensd door zich tot een boven de doorlaatopeningen 90 liggend niveau uitstrekkende doorlopende 15 ruggen 91. De ruggen 91 dragen enerzijds bij tot het richten van de garnalen of overeenkomstige voorwerpen en zorgen anderzijds ervoor dat grotere voorwerpen, zoals bijvoorbeeld platvissen en krabben, niet voor de openingen 90 terecht kunnen komen maar op de ruggen 91 blijven liggen.

20. Zoals in relatie tot de eindrand 96 van de trommel is te zien, strekken de groeven en ruggen zich uit volgens schroeflijnen over de omtrek van de trommel. Hierdoor worden*· op de ruggen liggende voorwerpen zoals platvissen vanzelf · naar de afvoer in de richting van de pijl 95 getransporteerd.

25 Zoals fig. 9 laat zien is de trommel 89 zodanig uit gevoerd dat zich achter de doorlaatopeningen 90 nog divergerende wanddelen 93 uitstrekken. Deze wanddelen 93 zorgen ervoor dat de de openingen 90 passerende voorwerpen ook tijdens dit passeren in hun langsrichting blijven bewegen, zodat deze 30 niet door kantelen klem komen te zitten. Bovendien vergemakkelijkt deze vormgeving het losraken van voorwerpen die gedeeltelijk in de opening 90 zijn blijven hangen. De waterstralen die, wanneer het betreffende wanddeel zich in neerwaartse richting beweegt, in de richting van pijl 97 aan de 35 achterzijde van de openingen 90 naar binnen zijn gericht, worden goed geleid zodat de werking daarvan wordt versterkt. Hoewel de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding in het bijzonder geschikt zijn voor het uit een BADOHMMli? ' 13 vangst waterdieren selecteren van garnalen, kunnen deze ook ' worden toegepast voor het uit een andere groep voorwerpen selecteren van gelijksoortige voorwerpen met een vorm vergelijkbaar met die van garnalen. De uitvinding kan derhalve 5 bijvoorbeeld eveneens worden" toegepast bij het sorteren van groenten en dergelijke.

i BAD ORIGINAL Q A 0 %

Claims

1. Werkwijze voor het uit een groep voorwerpen zoals een vangst waterdieren selecteren van ten minste de gelijksoortige, niet-platte, langwerpige voorwerpen zoals garnalen, gekenmerkt door het in een langsrichting richten 5 van de voorwerpen en het in de langsrichting naar doorlaat-openingen met in onderling loodrechte richtingen in hoofdzaak gelijke afmetingen transporteren en het aan de andere zijde • van de doorlaatopeningen afvoeren van de geselecteerde voorwerpen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door het tevoren dan wel'naderhand verwijderen van voorwerpen met een dikte-afmeting kleiner dan een ondermaat.

3. Werkwijze volgens conclusie 2 voor het verwerken van garnalen, met het kenmerk, dat de voorwerpen 15 met een dikte-afmeting kleiner dan een ondermaat naderhand worden verwijderd door de geselecteerde voorwerpen op gebruikelijke wijze aan een kookbehandeling te onderwerpen en ver-, volgens de gekookte geselecteerde 'voorwerpen in^. een langsrichting te richten en naar de doorlaatopeningen te transpor-20 teren, en het aan de andere zijde van de doorlaatopeningen afvoeren van de verwijderde voorwerpen.

4. Inrichting voor het uit een groep voorwerpen zoals een vangst waterdieren selecteren van ten minste de gelijksoortige, niet-platte, langwerpige voorwerpen zoals garnalen, 25 gekenmerkt door een zeefinrichting omvattende geleiding smiddelen voorzien van richtelementen voor het in hun langsrichting richten van de voorwerpen en zich dwars op de door de richtelementen bepaalde langsrichting uitstrekkende doorlaatopeningen met in onderling loodrechte richtingen in 30 hoofdzaak gelijke afmetingen, bewegingsmiddelen voor het in relatieve zin naar elkaar toe bewegen van de voorwerpen . en de doorlaatopeningen, en met de ruimte onder de doorlaatopeningen in verbinding staande afvoermiddelen.

5·. Inrichting volgens conclusie 4, met het 3BADkOei<*INAle r k, dat de doorlaatopeningen rond zijn. «•s'»? o A f o “y

6. Inrichting volgens conclusie 4, ra e t het kenmerk, dat de zeefinrichting een plaatvormig orgaan omvat dat voorzien is van de richtmiddelen vormende langwerpige groeven in een bovenopjJervlak en aan een einde van elke 5 groef een daarmee concentrische doorlaatopening omvat.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het plaatvormige orgaan uitgevoerd is als een roteerbaar aan een gestel gelagerde trommel waarbij met het gestel, verbonden aandrijfmiddelen de trommel in een rota- 10 tierichting aan kunnen drijven, en dat de doorlaatopeningen aangebracht zijn aan het in de rotatierichting achterste einde van elke·groef.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat watertoevoermiddelen zijn aangebracht die 15 vóórzien zijn van naar· beneden gerichte waterstralen op het bij rotatie neerwaarts bewegende buitenoppervlakdeel van de trommel richtende straalmondstukken.

9. Inrichting volgens één van de conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de groeven begrensd worden 20 door zich tot een boven de doorlaatopeningen liggend niveau uitstrekkende doorlopende ruggen.

10. Inrichting volgens één van de conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de groeven volgens schroeflijnen zijn gerangschikt.

11. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het plaatvormige orgaan uit ten minste plaatselijk golfvormig geprofileerd plaatmateriaal bestaat, waarbij de groeven bepaald worden door de golfdalen en de ' dootlaatelementen door een relatief verschoven golfvormige 30 profilering met overeenkomstige golflengte, terwijl de doorlaatopeningen gevormd worden door doorsnijdingen in het plaatmateriaal op de plaats van aansluiting van een golfdal van de ene profilering en een golftop van de andere profilering . ·

12. Inrichting volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat het plaatmateriaal- roestvaste staalplaat is en dat de golfvormige profileringen door persen zijn aan-gebracht. BAD ORtpINAj. ,, , ^ .. 16 -

13. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het plaatvormige orgaan door spuitgieten van synthetisch materiaal is vervaardigd.

14. Inrichting volgens één van de conclusie 4-13, 5 met het kenmerk, dat. de randen van de doorlaat- openinge'n trechter vormig zijn.

15. Inrichting volgens één van de conclusies 4-14, gekenmerkt door een ondermaatzeef met langwerpige sleuven met een, met een ondermaat Overeenkomende breedte 10 waarbij de ondermaatzeef aan weerszijden van elke sleuf voorzien is van onderling naar de sleuf convergerende gelèidings-• wanden.

16. Inrichting volgens conclusie 15, m e t h e t kenmerk, dat de ondermaatzeef een reeks evenwijdige 15 staafvormige elementen omvat met- in hoofdzaak vierhoekige dwarsdoorsnede, waarbij telkens twee aangrenzende elementen met een langsribbe naar elkaar toe gekeerd zijn en de boven-maatzeef een reeks evenwijdige, het verschil tussen de bovenmaat en ondermaat smallere staafvormige elementen omvat, die óp deze zijn aangebracht. / ' A BAD ORtGRNAL/} 4 2 3