NL9400474A - Inrichting en werkwijze voor het verwerken van schaaldieren. - Google Patents

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET VERWERKEN VAN SCHAALDIEREN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het verwerken van schaaldieren of delen van schaaldieren. Wanneer in de beschrijving of in de conclusies wordt gesproken over schaaldieren, moet hier ook onder worden verstaan delen van schaaldieren, zoals de staart van de nephrops norvegicus.

De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op het in een bepaalde stand brengen van schaaldieren, teneinde deze schaaldieren te kunnen verwerken. Een dergelijke behandeling van schaaldieren is bijvoorbeeld nodig wanneer de schaaldieren op maat gesorteerd moeten worden, waarbij doorgaans de breedte van het schaaldier bepalend is voor de maat. Om de breedte van het schaaldier automatisch te kunnen waarnemen is het nodig dat het schaaldier in een vooraf bepaalde stand wordt gebracht. Ook wanneer het vlees van de schaaldelen gescheiden moet worden, kan het vereist zijn de schaaldieren eerst in een vooraf bepaalde stand te brengen.

De uitvinding beoogt een behandeling van schaaldieren, waarbij deze schaaldieren op effectieve wijze in een vooraf bepaalde stand worden gebracht.

Hiertoe is de inrichting volgens de uitvinding voorzien van geleidingsmiddelen die zodanig kunnen trillen dat de schaaldieren zich over de geleidingsmiddelen verplaatsen, welke geleidingsmiddelen zijn voorzien van blaasmondstukken voor het tot stand brengen van in hoofdzaak opwaarts gerichte luchtstromen. In de praktijk is gebleken dat onder invloed van een of meer opwaarts gerichte blaasmondstukken de schaaldieren die zich op een triltransporteur bevinden worden omgekeerd wanneer zij niet met de schaal (rug) naar beneden liggen.

Volgens een kenmerk van de uitvinding omvatten de ge-leidingsmiddelen langsgerichte goten, die gevormd kunnen worden door horizontaal aangebrachte holle staven, waarbij de blaasmondstukken in de staven kunnen zijn aangebracht. Door de holle staven kan lucht worden toegevoerd die door de blaasmondstukken tegen de passerende schaaldieren wordt gericht. Daarbij zullen de schaaldieren uiteindelijk op de rug en in lengterichting in een goot komen te liggen.

Door de staven uit te voeren met een in hoofdzaak vierkante dwarsdoorsnede kan een goot gevormd worden als de vlakke zijden van twee naast elkaar gelegen staven schuin verlopen. Wanneer in deze vlakke zijden blaasmondstukken zijn aangebracht, wordt het schaaldier omhoog geworpen wanneer het schaaldier niet met de relatief gladde schaal naar beneden ligt. Het omhoog werpen van de schaaldieren wordt mede veroorzaakt door de trilbeweging van de goot, welke trilling zorgt voor het transport van de schaaldieren door de goot.

Wanneer een aantal van deze staven naast elkaar is aangebracht kunnen meerdere naast elkaar gelegen goten worden gevormd. Wanneer daarbij een schaaldier niet in lengterichting in een goot ligt, maar zich in dwarsrichting uitstrekt, kan een blaasmondstuk aan de bovenzijde in het midden van een staaf ervoor zorgen dat een dergelijk schaaldier omhoog wordt geworpen zodat het uiteindelijk met de schaal naar beneden in langsrichting in een goot terecht komt.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding kan de bodem van een goot worden gevormd door een ronde staaf die in langsrichting is aangebracht. Deze ronde staaf kan hol zijn uitgevoerd en aan de bovenzijde gaten bevatten die blaasmondstukken vormen, zodat deze blaasmondstukken opwaartse luchtstromen tot stand brengen die het omkeren van schaal dieren tot gevolg hebben wanneer het schaaldier zich niet in de juiste stand bevindt.

Een goede werking van de inrichting kan volgens de uitvinding worden bevorderd door de lucht die door de blaas-mondstukken wordt geperst vooraf te bevochtigen, bijvoorbeeld met water. Daarmee wordt enerzijds een koeling bereikt terwijl anderzijds de inrichting minder aan vervuiling onderhevig is.

De uitvinding kan met name worden toegepast in een sorteer-inrichting voor het op grootte sorteren van schaaldieren, welke inrichting voorzien is van een aantal in hoofdzaak horizontaal aangebrachte en naast elkaar gelegen staven waarover de schaaldieren kunnen worden verplaatst door trilling van de staven en waarbij de ruimte tussen de staven in de verplaatsingsrichting van de schaaldieren toeneemt, zodat de schaaldieren tussen de staven naar beneden vallen op een plaats die afhankelijk is van de breedte van de schaaldieren. Daarbij kan het eerste deel van de naast elkaar gelegen staven volgens de uitvinding zijn uitgevoerd met blaasmondstukken. Op deze wijze kan de sorteerinrichting op eenvoudige wijze de schaaldieren afhankelijk van de breedte sorteren, ook als een andere afmeting van de schaaldieren, bijvoorbeeld de dikte, kleiner is dan de breedte.

De uitvinding kan ook worden toegepast in een inrichting voor het verwerken van schaaldieren, waarbij het vlees van de schaaldelen wordt verwijderd, en waarbij het noodzakelijk is dat de schaaldieren eerst in een vooraf bepaalde stand worden gebracht. De toevoerinrichting in een dergelijke machine kan overeenkomstig de uitvinding worden uitgevoerd .

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het verwerken van schaaldieren waarbij de schaaldieren over trillende geleidingsmiddelen worden verplaatst en waarbij volgens de uitvinding de schaaldieren door opwaarts gerichte luchtstromen worden omgekeerd wanneer de schaaldieren niet met de schaal naar beneden liggen. Daarbij kan volgens een ander kenmerk van de uitvinding de lucht die tegen de schaaldieren wordt geblazen vooraf worden bevochtigd.

Verdere kenmerken van de uitvinding zullen worden genoemd en toegelicht in de figuurbeschrijving en in de conclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, naar een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het in een vooraf bepaalde stand brengen van schaaldieren worden beschreven.

Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een inrichting voor het sorteren van schaaldieren;

Figuur 2 toont een zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 1;

Figuur 3 toont een gedeelte van de inrichting volgens figuur 1, en

Figuur 4 toont een doorsnede langs de lijn IV-IV van fig. 3.

De figuren zijn slechts schematische weergaven, waarbij overeenkomstige delen met gelijke verwijzingscijfers zijn aangegeven.

Fig. 1 en 2 tonen een voorraadhouder 1 waarin schaaldieren kunnen worden gestort die door middel van de inrichting zullen worden gesorteerd. Uit de voorraadhouder 1 worden de schaaldieren door middel van opvoerband 2 naar een eerste behandelingseenheid 3 gevoerd. De eerste behandelings eenheid 3 bestaat uit vier zeefdekken 4 die zijn aangebracht in frame 5. Elk zeefdek bestaat uit een aantal naast elkaar gelegen horizontale staven, met onderlinge tussenruimte. Frame 5 met de zeefdekken 4 kan door middel van trilmotor 6 in trilling worden gebracht op een zodanige wijze dat de schaaldieren zich over de zeefdekken 4 verplaatsen. Hierdoor worden de schaaldieren gelijkmatig over de breedte van de inrichting verdeeld, terwijl tevens ongerechtigheden zoals vuil en losse schaaldelen uit de stroom schaaldieren wordt verwijderd.

Na het passeren van de zeefdekken 4 worden de schaaldieren naar de sorteereenheid 7 geleid. Deze sorteereenheid 7 is voorzien van een aantal in langsrichting aangebrachte en naast elkaar gelegen staven 8 waarvan de tussenruimte in de voortgangsrichting van de schaaldieren enigszins toeneemt. De staven 8 zijn bevestigd in een frame 9 dat door middel van trilmotor 10 zodanig in trilling wordt gebracht dat de schaaldieren zich over de sorteereenheid 7 verplaatsen, in de figuren 1 en 2 naar rechts. Afhankelijk van de afmeting van elk schaaldier kan deze tussen de staven 8 naar beneden vallen op een plaats waar de tussenruimte tussen de divergerende staven 8 voldoende groot is. Daarbij worden de schaaldieren die op bepaald gedeelte van de sorteereenheid naar beneden vallen in een opvangbak verzameld.

In het frame 11 van de in de figuren 1 en 2 weergegeven inrichting kunnen opvangbakken 12,13,14,15 worden geplaatst. Hetgeen door de zeefdekken 4 uit de stroom schaaldieren wordt verwijderd, wordt opgevangen in opvangbak 12. In de opvangbakken 13,14,15 worden de schaaldieren opgevangen die tussen de staven 8 van de sorteereenheid naar beneden vallen. Daarbij worden de grootste schaaldieren opgevangen in bak 15, omdat daar de onderlinge afstand tussen de staven 8 het grootst is. De schaaldieren die zo groot zijn dat zij niet tussen de staven 8 naar beneden vallen, of die niet in de juiste stand op de staven 8 liggen, of andere grote voorwerpen die zich in de stroom schaaldieren bevinden, passeren de sorteereenheid 7 en worden afgevoerd naar opvangbak 16. In fig. 2 zijn meerdere opvangbakken weergegeven die met de eerder genoemde opvangbakken verwisseld kunnen worden wanneer deze laatste zijn gevuld.

Fig. 3 toont een gedeelte van de inrichting zoals die in fig. 1 is weergegeven en fig. 4 toont een doorsnede van dat gedeelte. Volgens deze figuren zijn een aantal holle staven 8 met een vierkante dwarsdoorsnede naast elkaar in een in hoofdzaak horizontaal vlak aangebracht. In dit uitvoerings-voorbeeld lopen de staven 8 onderling niet parallel, doch enigszins divergerend, zodat de onderlinge afstand tussen de staven 8 in één richting toeneemt (in fig. 3 naar rechts). Op elk van de buitenste staven 8 is een zijplaat 17 geschroefd die de baan die de schaaldieren volgen zijdelings begrensd.

De staven 8 strekken zich uit over de gehele sorteereenheid 7, doch in fig. 3 is slechts een gedeelte van de staven 8 weergegeven, welk gedeelte is voorzien van middelen om de schaaldieren in een vooraf bepaalde stand te brengen. In dit gedeelte van de sorteereenheid 7 zijn tussen de staven 8 ronde staven 18 aangebracht, die zich in bovenaanzicht (fig. 3) tussen de staven 8 bevinden. De ronde staven 18 vormen de bodem van goten die tussen de staven 8 worden gevormd. Door de gehele sorteereenheid 7 in trilling te brengen worden de schaaldieren door deze goten verplaatst.

In fig. 4 zijn schematisch enkele schaaldieren 19,20,21 aangegeven. Daarbij ligt schaaldier 19 in de gewenste stand, dat wil zeggen in lengterichting in de goot met de rugzijde (de schaal) naar beneden. Schaaldier 20 ligt daarentegen omgekeerd, dat wil zeggen met de schaal naar boven, hetgeen een ongewenste positie, is. Ook schaaldier 21, dat in dwarsrichting ligt, ligt in een ongewenste positie.

In de praktijk is gebleken dat schaaldieren die niet in de gewenste positie liggen in die gewenste positie kunnen worden verplaatst door vanuit holle staven 18,8 met lucht tegen de schaaldieren te blazen. Schaaldier 19, die in een stabiele positie ligt, zal daardoor niet van positie veranderen, terwijl schaaldieren 20,21 in dezelfde positie als schaaldier 19 terecht zullen komen. De luchtstromen vanuit de holle staven 8,18 zijn in fig. 4 aangegeven met pijlen 22. Daartoe is een luchtaansluiting 23 aanwezig waardoor lucht in holle buis 24 kan worden geperst. De staven 8,18 zijn zodanig aan holle buis 24 bevestigd dat de lucht vanuit holle buis 24 in de staven 8,18 kan stromen. In de staven 8,18 zijn gaten, bijvoorbeeld van ongeveer 1 mm. aangebracht die als blaasmondstuk dienen en waardoorheen de lucht naar buiten wordt geblazen. Het in de gewenste stand keren van de schaaldieren wordt naast het blazen ook bevorderd door het trillen van de sorteereenheid door middel van trilmotor 10.

In fig. 3 zijn schematisch enkele schaaldieren 26,27,28 aangegeven met streeplijnen. Daarbij liggen schaaldieren 27,28 in lengterichting, terwijl schaaldier 26 dwars op de staven 8,18 ligt. Door één of enkele keren blaasmondstukken te passeren komen alle schaaldieren in lengterichting te liggen, zoals schaaldieren 27,28, en wel op de rugzijde, dat wil zeggen met de schaal naar beneden.

Bij voorkeur wordt via aansluiting 23 bevochtigde lucht toegevoerd. Daarmee wordt het uitdrogen van de schaaldieren tegengegaan, terwijl bovendien vervuiling van de inrichting wordt tegengegaan en de inrichting wordt gekoeld.

Claims (14)

1. Inrichting voor het verwerken van schaaldieren of delen van schaaldieren, waarbij de schaaldieren in een vooraf bepaalde stand worden gebracht, welke inrichting is voorzien van geleidingsmiddelen die zodanig kunnen trillen dat de schaaldieren zich over de geleidingsmiddelen verplaatsen, welke geleidingsmiddelen zijn voorzien van blaas-mondstukken voor het tot stand brengen van in hoofdzaak opwaarts gerichte luchtstromen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen langsgerichte goten omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de goten gevormd worden door in hoofdzaak horizontaal aangebrachte holle staven, welke staven zijn voorzien van gaten die blaasmondstukken vormen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de staven een in hoofdzaak vierkante dwarsdoorsnede hebben, waarbij de vlakke zijden van de staven schuin zijn gericht.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat aan de bovenkant van de staven gaten zijn aangebracht.

6. Inrichting volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat aan de schuine zijde van de staven gaten zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de bodem van een goot wordt gevormd door een ronde staaf die in langsrichting is aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de ronde staaf hol is en aan de bovenzijde gaten bevat die blaasmondstukken vormen.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn om de lucht die door de blaasmondstukken wordt geperst te bevochtigen.

10. Sorteerinrichting voor het op grootte sorteren van schaaldieren of delen van schaaldieren, voorzien van een aantal in hoofdzaak horizontaal aangebrachte en naast elkaar gelegen staven waarover de schaaldieren kunnen worden verplaatst door trilling van de staven, waarbij de ruimte tussen de staven in de verplaatsingsrichting van de schaaldieren toeneemt zodat de schaaldieren tussen de staven naar beneden vallen op een plaats die afhankelijk is van hun afmeting, en waarbij het stroomopwaarts gelegen deel van de staven is uitgevoerd als een inrichting volgens een der conclusies 1-9.

11. Toevoerinrichting voor het toevoeren van schaaldieren of delen van schaaldieren aan een verwerkingsinrichting, met het kenmerk dat de toevoerinrichting is voorzien van een inrichting volgens een der conclusies 1-9.

12. Inrichting voor het uit de schaaldelen verwijderen van vlees van schaaldieren, waarbij de schaaldieren in een bepaalde stand worden gebracht met een inrichting volgens conclusie 11.

13. Werkwijze voor het verwerken van schaaldieren of delen van schaaldieren, waarbij de schaaldieren over trillende geleidingsmiddelen worden verplaatst en gelijktijdig door opwaarts gerichte luchtstromen worden omgekeerd wanneer de schaaldieren niet met de schaal naar beneden liggen.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de lucht bevochtigd wordt voordat de lucht tegen de schaaldieren wordt geblazen.