NL1023881C2 - Inspectie van landbouwproducten. - Google Patents

Description

Titel: Inspectie van landbouwproducten I

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor I

het inspecteren en verwerken van landbouwproducten, in het bijzonder van I

tuinbouwproducten zoals bloembollen, sinaasappels enzovoort. I

PCT octrooiaanvrages No. WO 01/07950 en WO 01/00333 I

5 beschrijven sorteerinrichtingen voor landbouwproducten, waarin gebruik I

gemaakt wordt van automatische visuele inspectie van de producten om op I

basis van de inspectie de producten te sorteren. De producten worden I

aangevoerd met een lopende band en vallen vervolgens langs een I

inspectiestation. In het inspectiestation wordt met een scanner een beeld I

10 van het uiterlijk van de producten gevormd. Dit beeld wordt verwerkt en op I

basis van verwerkingsresultaten worden de producten nog tijdens de val I

met blaasmonden gesorteerd. I

Uit US octrooi No. 5,738,224 is een sorteersysteem voor afval I

bekend waarin afval met Röntgenstralen geïnspecteerd wordt. Het afval I

I 15 wordt over een lopende band aangevoerd en vervolgens langs een helling I

naar een inspectiezone geleid. Een inspectieinrichting zorgt voor I

I Röntgenbelichting in een vlak dat nagenoeg aan het eind van de helling I

I dwars op de helling staat. De helling zorgt voor versnelling en verenkeling I

I van de voorwerpen. Na het passeren van de inspectiezone vallen de I

I 20 voorwerpen van de helling omlaag en worden tijdens de val op basis van de I inspectieresultaten gesorteerd.

I Voor de verwerking van landbouwproducten is het wenselijk dat I het uiterlijk van de producten van alle kanten geïnspecteerd wordt. De I genoemde documenten voorzien hier niet in: in de genoemde PCT aanvrages I 25 wordt slechts de naar de scanner gekeerde kant van de producten geïnspecteerd en bij US 5,738,224 speelt de naar de inspectieinrichting I gekeerde kant geen rol omdat er van Röntgenstralen gebruik gemaakt I wordt.

I 1023881·

H

H Voor meerzijdige inspectie van landbouwproducten wordt verder wel gebruik gemaakt van een lopende band waarvan het oppervlak is voorzien van rollen, zodat het product tot omwenteling gebracht wordt als het op de lopende band ligt. Dit vraagt echter om een complexe constructie.

Het is, onder meer, een doel van de uitvinding om te voorzien in een werkwijze en inrichting voor de inspectie van landbouwproducten waarin meerzijdige inspectie op een constructief eenvoudige wijze mogelijk gemaakt wordt.

10

De uitvinding voorziet in een inrichting volgens conclusie 1 en een H werkwijze volgens conclusie 10. Volgens de uitvinding worden de producten H naar een hellend oppervlak toegevoerd, eraf gerold en wordt beeldinformatie H van het oppervlak van de producten vergaard terwijl ze de helling afrollen.

H 15 De beeldopname gebeurt optisch over een traject van het hellend oppervlak dat minstens zich uitstrekt dat een deel van een buitenkant van het product I waarmee het product op een eerste locatie in het traject op het hellend oppervlak steunt op een tweede locatie in het traject door het rollen I zichtbaar wordt voor de beeldopnemer.

I 20 Bijvoorkeur strekt het hellend oppervlak zich zover uit dat de producten erop bij het rollen rondom in beeld komen. Dat is bijvoorbeeld het I geval als de producten in het traject tenminste één omwenteling maken, I maar minder dan één omwenteling tot weinig meer dan een halve omwenteling volstaat ook als in een enkel beeld bijvoorbeeld het product al I 25 over bijna 180 graden zichtbaar is. Zelfs kan onder omstandigheden met wat minder dan een halve omwenteling volstaan worden, als de beeldopname gebruikt wordt voor inspectie van beschadigingen waarvan bekend is dat deze zich altijd over een flink deel van het oppervlak uitstrekken.

De beeldinformatie wordt bijvoorbeeld gebruikt voor inspectie van 30 de buitenkant van de producten voor het goed- of afkeuren van de producten 1023881· t f 3 en/of voor het besturen van de verdere verwerking van de producten. Bij de inspectie wordt bijvoorkeur een reeks beelden van het product op verschillende locaties op het hellend oppervlak opgenomen, waaruit een inspectieresultaat wordt samengesteld. Zodoende kunnen de producten op 5 eenvoudige en niet-beschadigende wijze meerzijdig, en bijvoorkeur alzijdig geïnspecteerd worden.

In een uitvoeringsvorm vormt het transportoppervlak tenminste over een deel van het onder een helling aflopende gedeelte een goot. De goot geleidt de producten terwijl ze het hellend oppervlak afrollen. Dit maakt 10 automatische inspectie van de producten eenvoudiger. Bijvoorkeur wordt gebruik gemaakt van een veeltal goten parallel aan elkaar. Zodoende wordt de inspectiecapaciteit verhoogd.

In een uitvoeringsvorm wordt tenminste een deel van het hellende oppervlak aangedreven in een beweging langs het oppervlak. Met een 15 beweging hellingopwaarts of dwars op de helling kan bijvoorbeeld achterblijvend afval van het hellend oppervlak weggevoerd worden. Een beweging hellingopwaarts kan het rollen bevorderen. Een beweging dwars op de helling kan gebruikt worden om de producten ook rond as die langs de helling staat te wentelen. Zodoende komt het gehele oppervlak beter in 20 beeld.

In een verdere uitvoeringsvorm heeft het hellend oppervlak de vorm van een goot met wanden die onder een hoek ten opzichte van elkaar staan en de producten ondersteunen terwijl ze omlaag rollen. De wanden worden daarbij ten opzichte van elkaar aangedreven in een beweging 25 hellingopwaarts of hellingafwaarts, zodat de producten ook rond een niet-horizontale as wentelen. Zodoende komt het gehele oppervlak beter in beeld.

In een andere uitvoeringsvorm heeft de goot een bodem die relatief ten opzichte van de wanden van de goot beweegt. De bodem vormt bijvoorbeeld een lopende band die de helling af loopt. Zodoende kan 30 achterblijvend afval van het hellend oppervlak weggevoerd worden. Ook kan 1023881· I 4 Η de goot het rollen bevorderen, door de lopende band tegen de helling op te laten lopen.

I In een andere uitvoeringvorm omvat de inrichting een transportorgaan met daarop een reeks houders, elk voor een enkel product.

H 5 De houders reizen met de producten mee het hellend oppervlak af, waarbij H de producten enerzijds contact maken met het hellend oppervlak en I anderzijds door de houders worden tegengehouden. De houders I vereenvoudigen inspectie op het hellend oppervlak door te zorgen voor een I welbepaalde snelheid. Bij de inspectie kan een visueel kenmerk, of zelfs een I 10 productidentificatie op de houder gebruikt worden om de producten te I lokaliseren. Producten die bij aanvoer naar het hellend oppervlak al verenkeld zijn hoeven dankzij de houders niet opnieuw verenkeld te worden.

I In een verdere uitvoeringsvorm is elke houder bijvoorbeeld I

voorzien van een bodem die onder het hellende oppervlak doorgevoerd wordt I

I 15 (om het rollen van de producten op het hellend oppervlak mogelijk te I

maken) terwijl een wand van de houder boven het hellende oppervlak I

I gevoerd wordt en zo het product blijft tegenhouden terwijl het het hellend I

I oppervlak afrolt. I

I 20 Deze en andere doelstellingen en voordelige aspecten zullen verder I

I beschreven worden aan de hand van de volgende figuren. I

Figuur 1 toont een verwerkingsinrichting I

I Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van een eerste goot I

I 25 Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een tweede goot I

I Figuur 4a,b tonen producten op houders I

Figuur 1 toont schematisch een verwerkingsinrichting. De I

I verwerkingsinrichting omvat een vóórbewerkingsdeel 10 en een I

I 30 nabewerkingsdeel 19, waartussen producten 12 getransporteerd worden via I

I 102388W I

5 een transportoppervlak 14a-c. Producten 12 zijn land- of meer bijzonder tuinbouwproducten zoals bloembollen, sinaasappels enzovoort. Voorbewerkingsdeel 10 en nabewerkingsdeel 19 zijn schematisch weergegeven omdat de details ervan niet van belang zijn voor de uitvinding.

5 Deze delen 10,19 zorgen bijvoorbeeld voor de verenkeling van producten 12, schoonmaak van producten 12, verwijdering van afgekeurde producten 12, verpakking van producten 12 enzovoort.

- - - - £en ^eej van het'transportoppervlak vormt een hellend oppervlak 14b. Een camera 16 (met een schematisch aangegeven beeldveld 17) is zo 10 opgesteld dat deze een beeld van producten 12 op hellend oppervlak 14b vormt. Camera 16 is gekoppeld aan een beeldverwerkingseenheid 18 die op zijn beurt aan nabewerkingsdeel 19 gekoppeld is.

In bedrijf worden producten 12 via een eerste deel 14a van het transportoppervlak naar het hellend oppervlakl4b gevoerd. De hellingshoek 15 van het hellende deel is zo gekozen dat de producten rollend over de helling naar beneden rollen, waarbij afwisselend verschillende kanten van producten 12 naar camera 16 gekeerd worden. De hellingshoek is bijvoorbeeld 45 graden, en ligt bijvoorkeur in een bereik van bijvoorbeeld 20—45 graden ten opzichte van de horizontaal. De keuze van de 20 hellingshoek hangt af van de "rolbaarheid" van de producten: voor goed rollende producten zoals sinaasappels kan volstaan worden met een kleine hellingshoek, en voor minder goed rollende producten zoals tulpenbollen wordt een grotere hellingshoek gebruikt. Het is overigens niet nodig dat de hellingshoek constant is: het hellend oppervlak mag gekromd zijn, met 25 bijvoorbeeld een afnemende hellingshoek lager op de helling.

Camera 16 neemt elektronisch beelden op van producten 12 terwijl deze van het hellend oppervlak 14b afrollen over een traject binnen beeldveld 17 dat voldoende lang is om beelden van verschillende kanten van producten 12 te krijgen. In een uitvoeringsvorm met tulpenbollen, 30 bijvoorbeeld, blijkt een traject van ongeveer 18 centimeter al voldoende.

1023881· I 6

I Beeldverwerkingseenheid 18 verwerkt de opgenomen beelden, bijvoorbeeld I

I door eerst vast te stellen waar eenzelfde product 12 achtereenvolgens in de I

I opeenvolgende beelden zichtbaar is. I

I Bij de inspectie combineert beeldverwerkingseenheid 18 informatie I

5 uit achtereenvolgende beelden op verschillende locaties op het hellend I

oppervlak 14b, waarvan bepaald is dat het hetzelfde product op I

I verschillende locaties tijdens de rol naar beneden betreft. I

I Beeldverwerkingseenheid 18 vormt voor eenzelfde product 12 in elk van de I

I beelden een deelresultaat van inspectie, bijvoorbeeld met betrekking tot de I

I 10 zichtbare aanwezigheid van beschadigingen, of kale plekken, kwaliteit enz. I

I op het oppervlak van het product 12, en combineert de resultaten in een I

overall inspectieresultaat. Beeldverwerkingseenheid 18 geeft dit overall I

inspectieresultaat door aan nabewerkingsdeel 19, waar het product I

afhankelijk van het overall inspectieresultaat behandeld wordt, bijvoorkeur I

15 door het afhankelijk van het resultaat naar een verpakkingseenheid of een I

I afvalbak te voeren. I

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van I

I het hellend oppervlak 14b, dwars op rolrichting van producten 12. Het I

I hellende deel heeft hier de vorm van een goot, met bodem 20 en opstaande I

I 20 zijwanden 22a,b. Product 12 rolt in een richting loodrecht op het vlak van de I

I figuur omlaag. I

I In bedrijf rollen producten 12 door de goot de helling omlaag, I

I waarbij producten 12 door zijwanden 22a,b binnen een voorafbepaalde baan I

I gehouden worden, zodat beeldverwerkingseenheid 18 in wezen slechts in I

I 25 één dimensie de positie van producten 12 hoeft te selecteren. Hiertoe is de I

I afstand tussen zijwanden bijvoorbeeld niet groter dan 150% van de I

gemiddelde diameter van producten 12 en bijvoorkeur 130% of minder. I

I Bodem 20 maakt bijvoorkeur deel uit van een lopende band die I

bijvoorbeeld in de richting van de helling aangedreven wordt. De lopende I

30 band kan bijvoorbeeld omhoog lopen om het rollen te bevorderen, of, als I

I 1023881* 7 producten 12 nog voldoende rollen, ook omlaag om vuil af te voeren. De lopende band keert bij de overgangen tussen de vlakke delen 14a,c van het transportoppervlak en het hellend oppervlak 14b en bevat bij de overgang waar de lopende band onderduikt een ruimte tussen de vlakke delen 14a,c 5 en het hellend oppervlak 14b, om afval af te voeren. Het rollen kan ook bevorderd worden door zijwanden 22a,b als onderdeel van een lopende band te laten lopen, waarbij de bodem stilstaat.

In een uitvoeringsvorm wordt een aantal goten van de getoonde vorm parallel aan elkaar opgenomen, zodat meerdere producten 12 parallel 10 aan elkaar de helling af kunnen rollen. Daarbij wordt zonodig gebruik gemaakt van een verdelingsmechanisme (niet getoond) dat achtereenvolgende producten over verschillende goten verspreidt.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een andere uitvoeringsvorm van het hellend oppervlak 14b, dwars op rolrichting van 15 producten 12. Hier heeft de goot twee schuine zijwanden 30a,b waarvan tenminste één als een lopende band is uitgevoerd, met een aandrijving zodat de ene zijwand 30a beweegt ten opzichte van de andere zijwand 30b. Bijvoorkeur worden beide zijwanden 30a,b met onderling verschillende snelheden aangedreven. Daarbij kunnen beide wanden bijvoorbeeld de 20 helling af bewegen, of beide helling op, of één helling op en de ander helling af.

In bedrijf bevordert het onderlinge snelheidsverschil tussen de wanden het effect dat de producten nog meer gekeerd worden: behalve omwentelingen rond een horizontale as, ten gevolge van het rollen ontstaan 25 ook omwentelingen rond een as loodrecht op het oppervlak van de helling.

Figuur 4a,b tonen een uitvoeringsvorm respectievelijk in een doorsnede parallel aan de rolrichting en in een aanzicht dwars op rolrichting van producten 12.. In deze uitvoeringsvorm bevat de inrichting een veeltal houders met een wand 40 voor individuele producten 12.

1023881«

I 8 I

Figuur 4a toont wanden 40 opgesteld op een aangedreven lopende I

I band 44 die de wanden 40 naar het hellend oppervlak 14b voert, vervolgens I

I langs de helling omlaag en daarna van de helling af. Via een terugkeerpad I

(niet getoond) lopen wanden 40 weer terug naar het aanvoergedeelte. Wand I

I 5 40 heeft van boven gezien bijvoorbeeld een V-vorm. Op het hellend gedeelte I

I ligt boven lopende band 44 een bodem 42 die het hellend oppervlak 14b I

I vormt. I

I Figuur 4b toont lopende band 44, bodem 42 en wand 40 op het I

hellende gedeelte in aanzicht gezien langs de bewegingsrichting. Wand 40 I

I 10 wordt aan één zijde van bodem 42 ondersteund op lopende band 44, met een I

I doorlopend gedeelte 46. Bodem 42 wordt aan de andere zijde gesteund I

I (ondersteuning niet getoond). Uiteraard kan ook van andere soorten I

I ondersteuning gebruik gemaakt worden, bijvoorbeeld van een tweedelige I

bodem die aan beide zijden ondersteund wordt met tussen de twee delen een I

I 15 smalle sleuf, waardoor de ondersteuning van wand 40 uitsteekt. I

I In bedrijf worden producten 12 individueel over lopende band I

aangevoerd. Tussen opeenvolgende wanden 40 ligt telkens één product 12, I

I bijvoorkeur tegen wand 40 aan. Bij het bereiken van het hellende deel I

I onderschept bodem 42 producten 12, zodat de producten op het hellende I

20 deel daar niet langer op lopende band 44 rusten, maar op bodem 42. Bodem I

I 42 is bijvoorkeur vast opgesteld, waardoor producten 12 op de helling aan I

I het rollen gebracht worden, waarbij producten 12 echter door wanden 40 I

tegengehouden worden, zodat de daalsnelheid door lopende band 44 bepaald I

I wordt (bijvoorkeur op een vaste snelheid). Na afloop van de helling houdt I

I 25 bodem 42 weer op, zodat producten 12 weer op lopende band 44 komen te I

rusten en verder getransporteerd worden. I

I Zodoende blijven producten 12 verenkeld, kunnen ze apart I

I geïnspecteerd worden en houden producten 12 een vaste snelheid. I

I Desgewenst kan ook bodem 42 als een verdere lopende band uitgevoerd I

I 30 worden, die relatief ten opzichte van lopende band 44 beweegt, om het rollen I

I 1023881· » 9 te bevorderen en/of vuil af te voeren. Ook kan in plaats van een vlakke bodem een goot, of een V-vormige goot zoals eerder beschreven gebruikt worden, waarbij wand 40 om de goot heen, of door de bodem van de goot ondersteund wordt. Verder kan bijvoorbeeld lopende band 44 vervangen 5 worden door een ketting of snaar, waarmee een aantal schuitjes voor producten 12 meegevoerd wordt, waarbij elk schuitje een wand 40 heeft.

Hoewel de uitvinding is beschreven aan de hand van een aantal Uitvoeringsvormen zal het duidelijk zijn dat de uitvinding niet tot deze uitvoeringsvormen beperkt is. Zo kan in plaats van een beeldopnemer in de 10 vorm van een enkele camera bijvoorbeeld ook gebruik gemaakt worden van een beeldopnemer die meerdere camera's omvat, bijvoorbeeld boven opeenvolgende posities langs de helling, of van een beeldopnemer die een reeks andere optische eenheden omvat, zoals laser scanners op opeenvolgende posities langs de helling. Daarbij worden de producten 15 voldoende fijnmazig gescand om beschadigingen e.d. te onderkennen.

Ook in de verdere constructie zijn uiteraard andere uitvoeringen mogelijk. Zo kan ook de inspectie zonder gebruik van goten uitgevoerd worden, hetgeen mogelijk meer rekenwerk vraagt van beeldverwerkingseenheid 18. Ook kan het eventuele tegenhouden van de 20 producten in plaats van met wanden 40 bijvoorbeeld ook met een boven de helling op gehangen systeem van bewegende wanden worden uitgevoerd. Verder kan bijvoorbeeld het hellend oppervlak, of meer in het bijzonder de bodem van de goot of goten, aangedreven worden in een beweging in een richting dwars op de helling (dus in het geval van een goot van de ene wand 25 naar de andere). Hiermee kan bijvoorbeeld vuil worden afgevoerd of een extra wenteling van de producten verkregen worden.

1023881«

Claims (16)

1. Inrichting voor het verwerken van landbouwproducten, welke I I inrichting is voorzien van I I - een transportpad voor transport van de producten, dat voor een deel over I I een hellend oppervlak loopt dat een zodanige helling heeft dat de producten I I 5 van het hellende oppervlak afrollen; I I - een beeldopnemer die de producten op het hellend oppervlak in beeld I I brengt over een traject dat zich tenminste zover langs het hellend oppervlak I I uitstrekt dat een deel van een buitenkant van het product waarmee het I I product op een eerste locatie in het traject op het hellend oppervlak steunt I I 10 op een tweede locatie in het traject door het rollen zichtbaar wordt voor de I I beeldopnemer; I - een beeldverwerkingseenheid voor het verwerken van informatie van de I I beeldopnemer. I

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin het traject zich tenminste I I 15 zover langs het hellende oppervlak uitstrekt dat de producten in het traject I I bij het rollen in de beeldopnemer rondom in beeld gebracht worden. I

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin het hellend oppervlak I I tenminste over een deel van de helling de vorm van een goot heeft met aan I I weerszijden opstaande wanden, door welke goot de producten naar beneden I I 20 rollen, waarbij de wanden bewegingen van de producten dwars op de helling I I beperken. I

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, voorzien van een aandrijving I I om tenminste een deel van het hellend oppervlak in een beweging langs het I I hellend oppervlak aan te drijven. I I 25

5. Inrichting volgens conclusie 3, waarin het hellend oppervlak de I I vorm heeft van een goot met een paar wanden die onder een hoek ten I I opzichte van elkaar zijn opgesteld, op een zodanige afstand van elkaar dat I I 1023881*· 4 het product door beide wanden tegelijk ondersteund kan worden, en waarin de aandrijving ingericht is om tenminste één van de wanden hellingopwaarts of hellingafwaarts aan te drijven met een eindige snelheid ten opzichte van de andere wand.

6. Inrichting volgens conclusie 3 of 5, waarin het transportoppervlak tenminste over een deel van de helling parallel aan elkaar een veeltal dergelijke goten vormt.

7. Inrichting"volgens één dër“vöorafgaande conclusies, voorzien van een transportorgaan met daarop een reeks houders, elk voor een enkel 10 product, waarbij het transportorgaan is ingericht de houders langs het hellend oppervlak te bewegen, met een eindige snelheid ten opzichte van het hellend oppervlak, zó dat het product bij het rollen enerzijds in contact komt met het hellend oppervlak en anderzijds de houder het product tegenhoudt, zodat een daalsnelheid van het product met die van de houder overeenkomt. 15

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarin het transportorgaan is voorzien van een steunvlak en elke houder een wand omvat die het product tenminste in een hellingafwaartse richting tegenhoudt en welke wand aan het steunvlak is vastgemaakt, waarbij het transportorgaan het steunvlak van de houder onder het hellende oppervlak meevoert terwijl de wand boven 20 het hellend oppervlak uitsteekt.

9. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de beeldverwerkingseenheid ingericht is om van elk product een reeks beelden in te nemen van boven het hellend oppervlak, waarin de beelden verschillende locaties op het hellend oppervlak omvatten die het product 25 achtereenvolgens bereikt terwijl het door het traject rolt, en waarin de beeldverwerkingseenheid ingericht is om een inspectieresultaat samen te stellen door combinatie van informatie uit meerdere beelden uit genoemde reeks.

10. Werkwijze voor het verwerken van landbouwproducten, 30 omvattende de stappen van 1023881· I 12 I * de producten aan te voeren naar een hellend oppervlak; I I - de producten het hellend oppervlak af te laten rollen; I I - met een beeldopnemer beeldinformatie over de producten op het hellend I oppervlak op te nemen over een traject dat zich tenminste zover langs het I I 5 hellende oppervlak uitstrekt dat een deel van een buitenkant van het I product waarmee het product op een eerste locatie in het traject op het I I hellend oppervlak steunt op een tweede locatie in het traject door het rollen I I zichtbaar wordt voor de beeldopnemer. I

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarin het traject zich tenminste I I 10 zover langs het hellende oppervlak uitstrekt dat de producten in het traject I bij het rollen in de beeldopnemer rondom in beeld gebracht worden. I

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, waarin het hellend oppervlak I I de vorm van een goot heeft met onderling tegenoverliggende wanden op I I zodanige afstand dat de producten tegelijkertijd door beide wanden I I 15 ondersteund kunnen worden, en waarin de wanden ten opzichte van elkaar I I in beweging gebracht worden. I

13. Werkwijze volgens conclusie 10,11 of 12, waarin tenminste een I I deel van het hellend oppervlak in een beweging langs het hellend oppervlak I aangedreven wordt. I I 20

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarin het hellend oppervlak de I I vorm heeft van een goot met een paar wanden die onder een hoek ten I I opzichte van elkaar zijn opgesteld, op een zodanige afstand van elkaar dat I I het product door beide wanden tegelijk ondersteund kan worden, en waarin I I tenminste één van de wanden met een eindige snelheid ten opzichte van de I I 25 andere wand in een beweging hellingopwaarts of hellingafwaarts I I aangedreven wordt. I

15. Werkwijze volgens conclusie 10,12,13 of 14, waarin de producten I I elk samen met een eigen houder langs het hellende oppervlak bewogen I I worden, waarbij het product bij het rollen enerzijds in contact komt met het I I 1023881· I « hellende oppervlak en anderzijds de houder het product tegenhoudt, zodat een daalsnelheid van het product met die van de houder overeenkomt.

16. Werkwijze volgens conclusie 10, 11, 12, 13,14 of 15 waarin - van elk product een reeks beelden gemaakt wordt die verschillende locaties 5 omvatten op het hellende oppervlak die het product achtereenvolgens aanneemt terwijl het rolt, een inspectieresultaat samengesteld wordt door combinatie van informatie uit meerdere beelden uit genoemde reeks. 7033881· __