NL8500197A

NL8500197A - Reproductieinrichting waarin de breedte van de beeldvrije randzones op een kopie kan worden gevarieerd.

Info

Publication number: NL8500197A
Application number: NL8500197A
Authority: NL
Original assignee: Oce Nederland Bv
Priority date: 1985-01-25
Filing date: 1985-01-25
Publication date: 1986-08-18
Also published as: EP0189949A1; DE3666883D1; JPS61175632A; EP0189949B1; US4674864A; JPH0731468B2

Description

* '· -1- üitvinders: A.G.F. Stakenborg A.T. Heijnen G.J.M. Hendericks

Océ-Nederland B.V., te Venlo

Reproductieinrichting waarin de breedte van de beeldvrije randzone3 op een kopie kan worden gevarieerd

De uitvinding betreft een reproduotieinriohting omvattende middelen om een beeld vanaf een tijdelijke beelddrager over te dragen op een blad ontvangstmateriaal, procesfuncties, waaronder afbeeldingsmid-delen waarvan de afbeeldingsverhouding kan worden gevarieerd, om het 5 beeld van een origineel op de tijdelijke beelddrager aan te brengen en middelen om een blad ontvangstmateriaal aan de overdrachtsmiddelen toe te voeren, alsmede besturingsmiddelen voor het besturen van de procesfuncties.

Het Amerikaanse octrooischrift 3 967 396 beschrijft een 10 kopieerinrichting als bovenbedoeld waarmee kopieën kunnen worden vervaardigd waarvan de beeldvrije randzones ter linker- en rechterzijde van de kopie (kantlijnen) zijn gewijzigd, om de kopieën aldus aan de linkerzijde te voorzien van een voldoende brede hechtrand of inbindrand.

15 Het optreden van informatieverlies als gevolg van de verandering van de breedte van de beeldvrije randzones kan daarbij worden voorkomen door het beeld van het origineel enigszins verkleind op de kopie weer te geven. De juiste instellingen van de kopieerinrichting kunnen door de bedienaar worden gevonden door het vervaardigen van één of meer 20 proefkopieën.

De Amerikaanse octrooischriften 4 162 844 en 4 187 024 beschrijven soortgelijke kopieerinrichtingen die geschikt zijn voor het vervaardigen van dubbelzijdige kopieën (duplexkopieën) en die instelmogelijkheden hebben om de beeldvrije randzones op de kopie voor- en 25 achterzijde met elkaar in overeenstemming te brengen. Ook bij deze inrichtingen dient de bedienaar de juiste instellingen te bepalen door S3 0 0 1 9 7 1____ -2- het maken van proefkopieën.

De noodzaak tot het maken van proefkopieën is bezwaarlijk. Vooral wanneer een verkleining van het beeld noodzakelijk blijkt te zijn om informatieverlies op de kopieën te voorkomen, kan het uitzoeken van de 5 juiste apparaatinstellingen tijdrovend zijn.

De uitvinding voorziet in een reproduotieinrichting volgens de aanhef die is gekenmerkt doordat middelen aanwezig zijn waarmee aan de besturingsmiddelen gegevens kunnen worden toegevoerd omtrent de breedte van elk van twee tegenover elkaar gelegen beeldvrije randzones van een 10 te reproduceren origineel en omtrent de vereiste minimum breedte van de overeenkomstige randzones op het blad ontvangstmateriaal en doordat de besturingsmiddelen middelen omvatten die aan de hand van de toegevoerde gegevens de afbeeldingsverhouding en een instelling dan wel een aotiveringstijdstip van ten minste één der procesfuncties berekenen, 15 teneinde de vereiste minimum-breedte van de randzones op het ontvangstmateriaal te realiseren en die besturingssignalen opwekken om de betreffende procesfuncties overeenkomstig de berekende waarden te sturen.

Doordat de besturingsmiddelen zelf de afbeeldingsverhouding en de definitieve breedte van de beeldvrije randzones op het ontvangst-20 materiaal bepalen, waarbij rekening wordt gehouden met de door de bedienaar aangegeven minimum-eisen, wordt volgens de uitvinding bereikt, dat het maken van proefkopieën om de juiste apparaatinstellingen te bepalen, achterwege kan blijven. Een kopieertaak kan daardoor sneller worden uitgevoerd.

25 Volgens een geprefereerde uitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de besturingsmiddelen een geheugen waarin de gegevens omtrent de te realiseren minimum breedte van de beeldvrije randzones permanent kunnen worden geprogrammeerd. Hierdoor wordt bereikt dat de bedienaar deze gegevens niet bij elke kopieertaak opnieuw hoeft in te voeren. Het geheugen 30 is bij voorkeur een lees/schrijfgeheugen (RAM), waardoor het voor de bedienaar mogelijk is om de geprogrammeerde gegevens te wijzigen of door een service-technicus te laten wijzigen.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de reproduotieinrichting bovendien voorzien van middelen waarmee aan de 35 besturingsmiddelen gegevens kunnen worden toegevoerd omtrent de afmetingen van het origineel en het blad ontvangstmateriaal. Hierdoor kan de breedte van de beeldvrije randzones op de kopie bij elk willekeurig 8500197 i * -3- formaat van het origineel en elk willekeurig formaat van het ontvangst-materiaal naar wens worden ingesteld.

De uitvinding, alsmede de verdere voordelen ervan, zullen hierna nader worden toegelicht, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde 5 figuren, waarin:

Fig. 1 een schematische doorsnede van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft,

Fig. 2 een besturingsinrichting voor het besturen van de inrichting weergeeft, 10 Fig. 3A - 3D elk een stroomdiagram van een door de centrale ver-werkingseenheid uitgevoerde rekenroutine weergeeft.

In Fig. 1 is schematisch een electrofotografische kopieerinriohting weergegeven, die is uitgerust met een recirculerende originelen aan- en afvoerinrichting die bestaat uit een houder 1 met 15 een bladscheidingsmechanisme 2, een aanvoerbaan 3, 4, een in transportrichting omkeerbare transportband 5, een terugvoerbaan 6,7 en een omkeerbaan die wordt gevormd door het baanstuk 6, wals 8 en het baanstuk 4. Een via aanvoerbaan 3»4, vanaf de onderzijde van een originelenstapel in houder 1 aangevoerd origineel, wordt door de transport-20 band 5 over het belichtingsvenster 9 verder getransporteerd tot tegen “een op het belichtingsvenster 9 rustende liniaal 10. Na de belichting wordt het origineel, als het enkelzijdig van een beeld is voorzien, via de terugvoerbaan 6,7 teruggevoerd naar de bovenzijde van de stapel in houder 1. Is het origineel aan beide zijden van een beeld voorzien, dan 25 wordt het na de eerste belichting getransporteerd door de omkeerbaan 6,8,4 waardoor het omgekeerd op het belichtingsvenster 9 wordt teruggevoerd. Na de tweede belichting wordt het origineel dan via de terugvoerbaan 6,7 naar de houder 1 teruggevoerd.

De belichtingsinrichting van de kopieerinrichting omvat flitslam-30 pen 11, een vlakke spiegel 12 en een zoomlens 13 die ter regeling van de afbeeldingsmaatstaf verplaatsbaar is langs de lijn 14. Met 15 is een fotogeleidend element aangeduid dat loopt over een aantal in Fig. 1 niet genummerde walsen en een aandrijfwals 16. Langs de omloopbaan van het fotogeleidend element 15 zijn achtereenvolgens 35 opgesteld: een oplaadinrichting 17, een ontladingsinrichting 18 die dient voor het uitbelichten van de buiten het afbeeldingsvlak vallende zones van het fotogeleidend element 15, een ontwikkelinrichting 20 voor 33 «δ 1 97 -4- hefc ontwikkelen van een in het beliohtingsvlak 19 gevormd ladingsbeeld, een transferinrichting 21 en een reinigingsinrichting 22. De trans-ferinrichting 21 omvat een eerste eindloze band 23» die voorzien is van een zachte, elastische buitenbekleding van siliconenrubber en een 5 tweede soortgelijke eindloze band 24.

Band 23 wordt door in de Fig. 1 niet weergegeven verwarmingsmiddelen verwarmd. In een eerste drukzone 25 drukt de band 23 tegen het fotoge-leidend element 15 en neemt daar het poederbeeld over van het fotoge-leidend element. In een tweede drukzone 26 wordt het beeld, dat inmid-10 dels is verweekt, van band 23 overgedragen op een blad ontvangst- materiaal. Dit blad ontvangstmateriaal wordt via de geleidingen 27» 28 en 29 aangevoerd, eerst tot tegen een tegenhoudorgaan 30, waar het blad wordt rechtgelegd en daarna tot in de kneep van de transportrollen 43. Vandaar wordt het blad op het juiste tijdstip naar de drukzone 26 15 getransporteerd. Een bedrukt blad wordt via de geleiding 33 afgevoerd. Wanneer enkelzljdig bedrukte kopieën worden verlangd, wordt dit blad vervolgens tussen de samenwerkende transportbanden 34 en 35 en de daarop aansluitende geleidenden 36, 37 en 38 naar een opvangtafel 39 geleid. Wanneer dubbelzijdig bedrukte kopieën worden verlangd, wordt 20 het afleidorgaan 40 omhoog bewogen, waardoor een via geleiding 33 aangevoerd enkelzijdig bedrukt blad naar een houder 41 wordt geleid. Houder 41 wordt daarna in de door stippellijnen aangegeven positie gebracht en het enkelzijdig bedrukte blad wordt door de rollen 42 naar de kneep tussen de rollen 43 getransporteerd. Vandaar wordt het blad op 25 het juiste tijdstip opnieuw naar de drukzone 26 getransporteerd. Een dubbelzijdig bedrukte kopie wordt naar de opvangtafel 39 gevoerd via de geleidingen 33, 36, 44, 45, 46 en 38 of via de geleidingen 33, 36, 37 en 38. Wanner dubbelzijdig bedrukte kopieën worden vervaardigd van enkelzijdige originelen, geschiedt het transport van de kopieën steeds 30 via de geleidingen 33, 36, 44,45, 46 en 38. Worden de dubbelzijdig bedrukte kopieën vervaardigd van dubbelzijdige originelen, dan geschiedt het kopietransport tijdens de vervaardiging van de oneven koplesets (1e, 3e .... kopieset) via de geleidingen 33, 36, 44,45, 46 en 38 en tijdens de vervaardiging van de even kopiesets (2e,4e, ....

35 kopieset) via de geleidingen 33,36,37en 38. Een en ander zoals uitvoerig is beschreven in de Europese octrooiaanvrage nr. 0073071.

Voor het besturen van de kopieerinrichting is een besturingsin- 8500197 * · -5- richting 50 aanwezig. Zoals in Fig. 2 weergegeven omvat de besturings-inrichting 50 een centrale verwerkingseenheid 51, die via een databus 52, een adresbus 53 en een besturingsbus 54 is verbonden met een uitsluitend leesbaar geheugen (ROM) 55, een willekeurig toegankelijk 5 lees/schrijfgeheugen (RAM) 56, een bedieningspaneel 57 voor het invoeren van gegevens en het weergeven van de ingevoerde gegevens over een gewenste kopieeropdracht en verbindingsschakelingen 58 en 58A. Verbindingsschakeling 58 omvat een aantal ingangspoorten 60,....., 62 i en een aantal uitgangsregisters 63,.···, 71. Via adresbus 53 kan de i 10 centrale besturingseenheid 51 een van de ingangspoorten 60,..,62 of een van de uitgangsregisters 63,...,71 selecteren. Via databus 52 kan de centrale verwerkingseenheid 51 de ingangssignalen van de geselecteerde ingangspoort lezen of een geselecteerd uitgangsregister laden. Het laad-of leesproces bestuurt de centrale verwerkingseenheid 51 langs 15 besturingsbus 54. De ingang van ingangspoort 60 is verbonden met een detector 74 (zie Fig.1). De ingangen van de andere ingangspoorten zijn verbonden met elders in de kopieerinrichting aanwezige detectoren, die voor de bewaking van het kopieerproces dienen en o.a. controleren of de originelen en bladen ontvangstmateriaal op de juiste wijze worden 20 getransporteerd. De uitgangen van de uitgangsregisters 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70 en 71 zijn verbonden met de besturingsingangen van resp. de originelen aan- en afvoerinrichting, de ontstekingsinrichting voor de flitslampen 11, de oplaadinrichting 17, de ontladingsinrichting 18, de bekrachtigingsinrichting van het tegenhoudorgaan 30 en 25 transportrollen 30A, de aandrijfmiddelen voor de rollen 43, het afleidorgaan 40, de bedieningsorganen van de houder 41 en transportrollen 42, en de bedieningsorganen voor het bedienen van het afleidorgaan vóór de ingang tot de geleidingen 37 en 44.

Verbindingsschakeling 58A omvat een aantal uitgangsregisters, waarvan 30 de ingangen zijn verbonden met databus 52 en waarvan de uitgangen via een bus 58B zijn verbonden met de instelinrichting van de zoomlens 13·

Verder is de verbindingsschakeling 58A aangesloten op adresbus 53 en besturingsbus 54. Bij het laden van de uitgangsregisters wordt verbindingsschakeling 58a eerst geselecteerd via adresbus 53 en wordt zij 35 vervolgens via de besturingsbus 54 zó gestuurd dat de via databus 52 aangeboden data in de uitgangsregisters worden geladen. Via bus 58C worden de in verbindingsschakeling 58A geladen data aangeboden aan de 8500197 4 * -6- instelinriehting voor de zoomlens 13, waarna de instelinrichting de zoomlens overeenkomstig de aangeboden data instelt.

Een pulsgenerator 75 is verbonden met de programmaonderbrekings-ingang van de centrale verwerkingseenheid 51 en geeft pulsen af met een 5 frequentie die evenredig is met de snelheid van het fotogeleidend element 15.

Voor het sturen van het kopieerprooes voert de centrale verwerkingseenheid 51 een programma uit, dat is opgeslagen in het uitsluitend leesbaar geheugen 55. Afhankelijk van de via het bedieningspaneel inge-10 voerde kopieeropdracht en de posities waarin de diverse in vorming zijnde kopieën zich binnen het kopieerapparaat bevinden, commandeert de centrale verwerkingseenheid 51 het in- en uitschakelen van de organen en inrichtingen, nodig voor het vormen van de kopie. Voor het bijhouden van de posities van de in vorming zijnde kopieën maakt het programma 15 gebruik van een pulsenteller, waarbij voor elke in vorming zijnde kopie het aantal pulsen wordt bijgehouden dat door de pulsgenerator 75 is opgewekt vanaf het tijdstip waarop het kopieerprooes voor die betreffende kopie werd gestart. De uitvoeringstijdstippen van elk in-en uitschakelcommando van de diverse functies van de kopieerinrichting 20 zijn in het geheugen vastgelegd in een actietabel en zijn in die actietabel uitgedrukt in het aantal pulsen dat moet worden geteld vanaf de start van het kopieerprooes voor de betreffende kopie. Na elke nieuw opgewekte puls van pulsgenerator 75 wordt de pulsenteller bijgewerkt en wordt de bijgewerkte tellerstand vergeleken met de inhoud van de 25 betreffende actietabel en, indien een tellerstand is bereikt waarbij een commando moet worden uitgevoerd, wordt de daarvoor benodigde programma-subroutine gestart.

Bij de uitvoering van een kopieeropdracht, waarbij via het bedieningspaneel 57 geen instructie is gegeven om de breedte van de beeldvrije 30 randzones op de kopieën te veranderen, worden de diverse functies van de kopieerinrichting volgens een standaard-actietabel zó gestuurd, dat de tegen liniaal 10 gelegen rand van een origineel op de achterlopende rand van het blad ontvangstmateriaal wordt weergegeven. De originelen en het ontvangsmateriaal worden in dwarsrichting door de kopieer-35 inrichting gevoerd.

Door het indrukken van toets M op het bedieningspaneel 57 wordt de centrale verwerkingseenheid 51 geïnstrueerd dat een kopieeropdracht moet worden 8500197 -7- Λ . ft uitgevoerd, waarbij de breedte van de beeldvrije randzones aan de linker-en rechterzijde van de kopie moet worden gewijzigd. Ma het indrukken van toets M, voert de bedienaar via het bedieningspaneel 57 de gegevens in over de breedte van de beeldvrije linker- en rechterrandzone van het 5 origineel en deze gegevens worden opgeslagen op daarvoor bestemde plaatsen in het lees/schrijfgeheugen 56. Als de originelen dubbelzijdig zijn, hetgeen de bedienaar heeft aangegeven door het indrukken van een daarvoor bestemde toets op het bedieningspaneel 57, dan worden na het invoeren van de gegevens over de origineel-voorkant, 10 ook de gegevens over de breedte van de beeldvrije randzones van de origineel-achterkant ingevoerd. Worden geen gegevens over de origineel-achterkant ingevoerd, dan gaat de centrale verwerkingseeheid 51 ervan uit, dat de beeldspiegels van de origineel voor- en achterkant samenvallen, dus dat de linker-randzone van de achterkant gelijk is aan de 15 rechter-randzone van de voorkant en de rechter-randzone van de achterkant gelijk is aan de linker-randzone van de voorkant.

Ma het invoeren van de gegevens over het origineel worden via het bedieningspaneel 57 de gegevens ingevoerd omtrent de vereiste minimum breedte van de overeenkomstige beeldvrije randzones op het ontvangst-20 materiaal en deze gegevens worden eveneens op daarvoor bestemde plaatsen in het lees/schrijfgeheugen 56 opgeslagen.

Bijvoorkeur zijn echter deze laatste gegevens reeds geprogrammeerd in een niet vluchtig gedeelte van het lees/schrijfgeheugen 56, omdat zij dan niet telkens opnieuw door de bedienaar hoeven te worden ingevoerd, 25 maar zij dan toch door een servicetechnicus of door de bedienaar zelf kunnen worden gewijzigd. De gegevens over de beeldvrije randzone op de kopie geven bijvoorbeeld aan de gewenste breedte van de beeldvrije randzone op de linkerzijde van de kopie en de minimum-breedte van de beeldvrije randzone op de rechterzijde van de kopie (gezien in de 30 leesrichting).

Aan de hand van de ingevoerde gegevens betreffende de afmetingen van de beeldvrije randzones van het origineel, de ingevoerde of reeds opgeslagen gegevens over de minimaal te realiseren afmetingen van de overeenkomstige randzones op de kopie, en de ontvangen of opgeslagen 35 gegevens betreffende de afmetingen van het origineel en het ontvangst-materiaal, voert de centrale verwerkingseenheid 51 een rekenroutine uit, waarmee de afbeeldingsverhouding en de noodzakelijke instelling 85 C0 1 9 7 i i____^ -8- en/of activeringstijdstippen van een of meer procesfuncties worden berekend. Conform de bepaalde waarden worden daarna de betreffende procesfuncties ingesteld, respectievelijk geactiveerd.

Procesfuncties, waarvan een wijziging van de instelling een verandering 5 van de afmetingen van de beeldvrije randzones op een kopie tot gevolg heeft zijn: de liniaal 10 ( die over het belichtingsvenster 9 naar links of naar rechts kan worden verschoven); de zoomlens 13 (die kan worden verplaatst in een richting loodrecht op de optische as); de aandrijving van het fotogeleidend element 15 (de snelheid van het ele-10 ment 15 verhogen of verlagen).

Procesfuncties, waarvan een wijziging van het activeringstijdstip een verandering van de afmetingen van de beeldvrije randzones op de kopie tot gevolg heeft zijn: het activeringstijdstip van de flitslampen 11, het activeringstijdstip van de transportrollen 43· 15 Door de afbeeldingsverhouding te wijzigen (i.c. het beeld te verkleinen) wordt het totaal van de afmetingen van de beeldvrije randzones vergroot. Door een of meer der hiervoor genoemde procesfuncties te beïnvloeden blijft het totaal van de afmetingen constant, maar verandert de verhouding tussen de afmetingen onderling.

20 In Fig. 3A is voor de kopieeropdracht enkelzijdige originelen/enkelzijdige kopieën, het stroomdiagram weergegeven van de rekenroutine, die de centrale verwerkingseenheid 51 invoert om de afbeeldingsverhouding en de instelling c.q. het activeringstijdstip van één der bovengenoemde procesfuncties te bepalen, bijvoorbeeld het acti-25 veringstijdstip van de transportrollen 43·

Eerst wordt uit de gegevens betreffende de breedte van de beeldvrije randzones van het origineel, de vereiste breedte van de overeenkomstige randzones op de kopieën, de lengte van het origineel en van het ont-vangstmateriaal (beide gezien in de transportrichting), de afbeeldings-30 verhouding berekend volgens de betrekking (A): K1 + K2 - t+ F 5 Dl '+ D2 - t ' <A) waarin F de afbeeldingsverhouding i3, K1 de gewenste breedte van de beeldvrije randzone aan de linkerzijde van de kopie, K2 de gewenste 35 minimum-breedte van de beeldvrije randzone aan de rechterzijde van de kopie, t+ de lengte van het ontvangstmateriaal, D1 de breedte van de beeldvrije randzone aan de linkerzijde van het origineel, D2 de breedte 8500197 -9- van de beeldvrije randzone aan de rechterzijde van het origineel en t de lengte van het origineel.

De berekende afbeeldingsverhouding F wordt vergeleken met de door de bedienaar gekozen afbeeldingsverhouding (Fb) en de kleinste waarde van 5 de twee wordt als de definitieve afbeeldingsverhouding Fd gekozen.

Daarna wordt de verandering S van het aotiveringstijdstip van de transportrollen 43 bepaald uit de relatie (B): S = K1 - t+ - Fd (Dl - t) (B) Vóór de aanvang van de kopieeropdracht commandeert de besturings-10 inrichting de zoomlens in de positie die hoort bij de definitieve afbeeldingsverhouding Fd en past zij de standaard-actietabel bestemd voor de kopieeropdracht enkelzijdige originelen/ enkelzijdige kopieen overeenkomstig de berekende verandering S aan.

Als S positief is, wordt het aotiveringstijdstip van de 15 transportrollen 43 ten opzichte van het aotiveringstijdstip, dat in de standaard actietabel is opgeslagen, vervroegd met een aantal pulsen van pulsgenerator 75, dat overeenkomt met de voor S berekende waarde. Als S negatief is, wordt het aotiveringstijdstip verlaat.

Fig. 3B geeft de rekenroutine weer die wordt uitgevoerd bij de 20 kopieeropdracht enkelzijdige originelen/dubbelzijdige kopieën. Eerst wordt weer de afbeeldingsverhouding Fd bepaald op de wijze zoals hiervoor met betrekking tot Fig. 3A beschreven is. Voor de kopie-voorkant wordt daarna S bepaald volgens bovenstaande betrekking (B). Voor de kopie-achterkant geldt evenwel, dat de beeldvrije randzone aan de 25 rechterzijde gelijk moet worden aan de beeldvrije randzone aan de linkerzijde van de kopie-voorkant.

Voor de kopie-achterkant wordt de verandering S+ van het acti-veringstijdstip van de transportrollen 43 nu bepaald uit de betrekking (O; 30 S+ = Fd.D2 - K1 (C)

Weer geldti als S+ positief is, wordt het aotiveringstijdstip van de transportrollen 43 vervroegd en als S+ negatief is, wordt het aoti-veringstijdstip verlaat.

Fig. 3C vertoont de rekenroutine voor de kopieeropdracht dub-35 belzijdige originelen/enkelzijdige kopieen. De afbeeldingsverhouding wordt nu berekend uit de relaties (A) en (G).

8500197 -10- F. * *Ρ·-**- (A) D1 + D2 - t

Fs £1..,+, K2 - t+ (G) 5 D+1 + D+2 - t waarin D+1 de breedte van de beeldvrije randzone aan de linkerzijde van de origineel-achterkant is en D+2 de breedte van de beeldvrije randzone aan de rechterzijde van de origineelachterkant is.

De uitkomsten van (A) en (G) worden met elkaar vergeleken en de 10 kleinste waarde van F wordt gekozen.

De definitieve afbeeldingsverhouding Fd wordt vervolgens vastgesteld op de wijze zoals hiervoor bij de kopieeropdracht enkelzij-dige originelen/enkelzijdige kopieën is beschreven, door de kleinste, berekende waarde van F te vergelijken met de waarde (Fb) die de 15 bedienaar heeft aangegeven.

Voor kopieën afkomstig van een origineel-voorkant wordt de verandering S van het activeringstijdstip van de transportrollen 43 vervolgens bepaald met de relatie (B): S = K1 - t+ - Fd (Dl - t) (B) 20 Voor kopieën afkomstig van een origineel-achterkant wordt de verandering S2 van het activeringstijdstip van de transportrollen 43 bepaald met de relatie (H): S2 s K1 - t+ - Fd (D+1 - t) (H)

Bij een positieve uitkomst voor S of S2 wordt het acti-25 veringstijdstip vervroegd en bij een negatieve uitkomst wordt het verlaat.

Fig. 3D vertoont het stroomdiagram van de rekenroutine die wordt uitgevoerd bij de kopieeropdracht dubbelzijdige originelen/dubbelzijdige kopieën. Fd wordt bepaald zoals zojuist is 30 beschreven voor de kopieeropdracht dubbelzijdige originelen/enkelzijdige kopieën.

Voor de kopie-voorkant wordt de verandering S van het activeringstijdstip van de transportrollen 43 weer bepaald met de relatie (B): 35 S = K1 - t+ - Fd (D1 - t) (B)

Voor de kopie-achterkant wordt de verandering S+ vaa het acti- 8500197 i' -11- veringstijdstip bepaald met de relatie (I): S+ = Fd.D+2 - K1 (I)

Weer geldt, dat het activering3tijdstip van de transportrollen 43 wordt vervroegd bij een positieve uitkomst voor S of S* en wordt 5 verlaat bij een negatieve uitkomst voor S of S+. Uit bovenstaande betrekkingen blijkt dat de centrale verwerkingseenheid 51 voor het berekenen van de waarden van F, S en S2 geïnformeerd moet zijn over de lengte van het origineel en het ontvangstmateriaal, gezien in hun transportrichting. Indien de kopieerinrichting voor de verwerking van 10 slechts één formaat origineel en ontvangstmateriaal is uitgevoerd, zullen deze gegevens zijn opgeslagen in een der geheugens 55 of 56. Is de kopieerinrichting bedoeld voor de verwerking van verschillende formaten origineel en ontvangstmateriaal dan kan zij, in op zichzelf bekende wijze in bijvoorbeeld de houder 1 en het voorraadmagazijn voor 15 de stapel ontvangstmateriaal, zijn uitgerust met detectoren die aan de centrale verwerkingseenheid 51 signalen afgeven, die representatief zijn voor het formaat origineel en het formaat ontvangstmateriaal.

Ook kan de kopieerinrichting dan zó zijn uitgevoerd dat de bedienaar de gegevens betreffende het formaat van het origineel en van het ont-20 vangstmateriaal via het bedieningspaneel 57 kan invoeren.

De reproductieinrichting volgens de uitvinding kan vanzelfsprekend ook zó worden uitgevoerd dat de besturingsinrichting 50» ingeval een opdracht is ontvangen tot het veranderen van de afmetingen der beeldvrije randzones van een kopie, als definitieve afbeeldingsverhouding Fd 25 altijd de door centrale verwerkingseenheid 51 berekende afbeeldings-verhouding F kiest. In alle gevallen waarin de berekende afbeeldings-verhouding F ligt binnen het met de zoomlens 13 instelbare gebied, zullen dan kopieën worden verkregen, waarvan de breedte der beeldvrije randzones gelijk is aan de waarden die de bedienaar heeft opgegeven.

30 Ligt de berekende afbeeldingsverhouding F buiten het met de zoomlens 13 instelbare gebied, dan wordt voor Fd de diehtstbij gelegen instelbare waarde gekozen. Is de berekende afbeeldingsverhouding F groter dan 1, dan wordt het beeld op de kopie vergroot, voor zover de reproductieinrichting daartoe de mogelijkheid heeft. Het is evenwel ook mogelijk 35 de besturingsinrichting zó te programmeren, dat nooit een beeld- vergroting wordt uitgevoerd. Als de berekende afbeeldingsverhouding F groter is dan 1, zal dan voor Fd de waarde 1 worden gekozen.

8500197 -12-

De besturingsinrichting 50 kan zó zijn uitgevoerd, dat de bedienaar voor elk te kopiëren origineel afzonderlijk de waarden van D1, D2, D+1 en D+2 via het bedieningspaneel kan invoeren, of zo, dat de bedienaar bij elke uit te voeren kopieeropdraoht slechts één waarde voor respec-5 tievelijk D1, D2, D+1 en D+2 kan invoeren.

Aangezien de tot eenzelfde document behorende originelen in de praktijk vrijwel altijd dezelfde afmetingen van de beeldvrije randzones hebben, levert laatstgenoemde uitvoeringsmogelijkheid vrijwel nooit problemen op en heeft zij heb voordeel, dat het invoeren van de gegevens over de 10 uit te voeren kopieeropdraoht snel kan geschieden. Mocht het toch voorkomen dat enkele originelen in een document beeldvrije randzones hebben, waarvan de afmetingen afwijken van die der overige originelen, dan kan de bedienaar van deze afwijkende originelen eerst kopieën vervaardigen, waarvan de afmetingen der beeldvrije randzones met die van 15 de andere originelen overeenkomen. De kopie kan hij dan in de plaats van de afwijkende originelen in het te kopieëren originelenpakket opnemen. In veel kopieerafdelingen komt het voor dat de originelen uit verschillende documenten bijna altijd dezelfde afmetingen van de beeldvrije randzones vertonen. Om kopieeropdrachten met zulke 20 "standaard - originelen" snel te kunnen uitvoeren, is het mogelijk de besturingsinrichting 50 zó uit te voeren dat in het geheugen 56 een vaste waarde voor respectievelijk D1, D2, D+1 en D+2 van het origineel kan worden geprogrammeerd, die via het bedieningspaneel kan worden opgeroepen telkens wanneer "standaard originelen” gekopieerd moeten 25 worden.

8500197

Claims

1. Reproductieinrichting omvattende middelen (23>24) om een beeld vanaf een tijdelijke beelddrager (15) over te dragen op een blad ont-vangstmateriaal, procesfuncties, waaronder afbeeldingsmiddelen (11>13) waarvan de afbeeldingsverhouding kan worden gevarieerd, om het beeld 5 van een origineel op de tijdelijke beelddrager (15) aan te brengen en middelen (43) om een blad ontvangstmateriaal aan de overdrachtsmiddelen (23>24) toe te voeren en besturingsmiddelen (50) voor het sturen van de procesfuncties, met het kenmerk, dat middelen (56,57) aanwezig zijn waarmee aan de besturingsmiddelen (50) gegevens kunnen worden toege-10 voerd omtrent de breedte van elk van twee tegenover elkaar gelegen | beeldvrije randzones van een te reproduceren origineel en omtrent de vereiste minimum breedte van de overeenkomstige randzones op het blad ontvangstmateriaal, en dat de besturingsmiddelen (50) middelen (51) omvatten die aan de hand van de toegevoerde gegevens de afbeeldings- ! 15 verhouding en een instelling dan wel een activeringstijdstip van ten ! minste één der procesfunkties berekenen, teneinde de vereiste minimum breedte van de randzones op het ontvangstmateriaal te realiseren en die besturingssignalen opwekken om de betreffende procesfunkties overeenkomstig de berekende waarden te sturen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gege vens omtrent de te realiseren minimum breedte van de beeldvrije randzones op het ontvangsmateriaal in een lees/schrijfgeheugen (56) zijn geprogrammeerd.

3· Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn om de besturingsmiddelen (50) te informeren over het formaat van het origineel en het formaat van het ontvangstmateriaal.

4. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat in een lees/schrijfgeheugen (56) gegevens omtrent de 30 breedte van beeldvrije randzones van een "standaard origineel" zijn geprogrammeerd. 8500197