NL8500135A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8500135A
NL8500135A NL8500135A NL8500135A NL8500135A NL 8500135 A NL8500135 A NL 8500135A NL 8500135 A NL8500135 A NL 8500135A NL 8500135 A NL8500135 A NL 8500135A NL 8500135 A NL8500135 A NL 8500135A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
roller
soil cultivation
machine according
cultivation machine
shaped
Prior art date
Application number
NL8500135A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8500135A priority Critical patent/NL8500135A/nl
Priority to EP19860200076 priority patent/EP0189957B1/en
Priority to DE8686200076T priority patent/DE3672618D1/de
Publication of NL8500135A publication Critical patent/NL8500135A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B29/00Rollers
    • A01B29/04Rollers with non-smooth surface formed of rotatably-mounted rings or discs or with projections or ribs on the roller body; Land packers
    • A01B29/045Rollers with non-smooth surface formed of rotatably-mounted rings or discs or with projections or ribs on the roller body; Land packers the soil-pressing body being a drum

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

C. van der lely N.V., Maasland v ...... 'ï
Grondbewerkingsmachine
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één rol met af-schrapers.
Bij bekende machines van deze soort zijn de 5 afschrapers veelal aan de achterzijde van de rol aangebracht, waarbij deze afschrapers aan de achterzijde geen vrij uiteinde hebben waardoor onder ongunstige omstandigheden de afschrapende werking voor een deel of zelfs geheel verloren kan gaan.
10 Met de constructie volgens de uitvinding wordt nu een afschrapende werking mogelijk, waarbij de afgeschraapte aarde via een vrij uiteinde van de afschraper kan worden gelost.
Volgens de uitvinding wordt dit bereikt 15 doordat een afschraper een ondersteuning omvat, die althans gedeeltelijk aan de voorzijde van de rol is gelegen en een afschrapend deel heeft dat zich aan de achterzijde van de rol bevindt. Met behulp van deze voorziening is het mogelijk een trekkend afstrijken van de aarde te verkrijgen, waarbij 20 deze geleidelijk wordt losgemaakt om uiteindelijk via het vrije einde van de afschraper te worden gelost.
Volgens een verder facet van de uitvinding kan men een vrij uiteinde van een afschrapend deel van een afschraper verkrijgen indien het afschrapende deel 25 van de afschraper twee einden heeft, waarvan één einde nabij de rol is aangebracht, terwijl het andere einde vrij is gelegen.
Een verder facet van de uitvinding betreft een constructie waarbij de rol tussen de afschrapers is 30 voorzien van kammen die ten opzichte van de draairichting van de rol naar achteren verlopen en tevens een zich althans nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkend deel omvatten. Met behulp van deze voorziening kan men de draaiing van de rol 35 geforceerder doen plaatsvinden, terwijl men bovendien een intensieve vermenging van de aarde met plantenresten, zoals stro en onkruid, kan teweegbrengen.
8500135
» I
- 2 -
Een volgend facet van de uitvinding betreft een constructie waarbij het afschrapend deel van de af-schraper een voor- en een achtereinde heeft met een geringere breedte dan nabij het midden. Deze vorm van de af-5 schraper kan voorkomen dat indien veel gewasresten aanwezig zijn, verstoppingen optreden. Volgens de uitvinidng kan een afschraper zich hoofdzakelijk langs een kam van de rol uitstrekken waardoor de aanhangende aarde direkt in de nabijheid van de kam kan worden aangegrepen. Verder kan een 10 afstrijker volgens de uitvinding zijn uitgevoerd als een staaf, waardoor men een brekende werking verkrijgt en de afstrijker met een minimum aan materiaal op goedkope wijze kan worden vervaardigd.
Aan de hand van een aantal in de tekening 15 weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Fig. 1 geeft in bovenaanzicht een grond-bewerkingsmachine weer voorzien van een rol volgens de uitvinding, 20 Fig. 2 geeft op vergrote schaal een aanzicht weer volgens de lijn II - II in fig. 1
Fig. 3 geeft een aanzicht weer volgens de pijl III in fig. 2,
Fig. 4 geeft een aanzicht weer volgens fig. 25 2, van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding, terwijl
Fig. 5 een aanzicht weergeeft volgens de pijl V in fig. 4,
Fig. 6 geeft een aanzicht weer volgens 30 fig. 2 van een derde uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding, terwijl de figuren 7 en 8 een aanzicht weergeven volgens de pijl VII resp. VIII in fig. 6,
Fig. 9 geeft een aanzicht weer volgens 35 fig. 2 van een vierde uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding, terwijl
Fig. 10 een aanzicht weergeeft volgens de pijl X in fig. 9, 8500135 * i - 3 -
Fig. 11 geeft een aanzicht weer volgens fig. 2 van een vijfde uitvoeringsvoorbeeld van een constructie volgens de uitvinding terwijl
Fig. 12 een aanzicht weergeeft volgens de pijl XII 5 in figuur 11.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een machine voor de bereiding van een zaaibed.
De machine omvat een zich dwars op de voortbewegings-richting A uitstrekkend kokervormig gesteldeel 1 waarin op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm de zich in opwaartse, bij voorkeur, verticale richting uitstrekkende assen 2 van bewerkingsorganen 3 zijn ondersteund.
Elk van de bewerkingsorganen 3 omvat een althans 15 nagenoeg horizontale drager 4, die op het onder uit het gesteldeel 1 stekende einde van een as 2 is aangebracht. De drager 4 is aan de einden voorzien van zich naar beneden uitstrekkende bewerkingselementen 5 in de vorm van tanden. De einden van het kokervormig gesteldeel 1 20 zijn voorzien van zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekkende platen 6 die tot boven het gesteldeel 1 reiken. Nabij de voorzijde zijn de platen 6 voorzien van een tap 7, die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt 25 en waarom zich langs de binnenzijde van de platen naar achteren uitstrekkende armen 8 verzwenkbaar zijn aangebracht. Elk van de armen 8 is aan de achterzijde voorzien van een drager 9 die zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekt. Tussen de ondereinden van de 30 dragers9 is vrij draaibaar een rol 10 aangebracht, welke rol bij dit uitvoeringsvoorbeeld is uitgevoerd als een pakkerrol. Nabij de achterzijde van het gesteldeel 1 is een verstelinrichting aanwezig, die wordt gevormd door een schroefspindel 11 en met behulp waarvan de armen 8 om de 35 nabij de voorzijde van het gesteldeel 1 gelegen tappen 7 in hoogterichting verzwenkbaar zijn, een en ander zodanig, dat met behulp van de rol 10 de werkdiepte van de bewerkingsorganen 3 instelbaar is. De rol 10 omvat een cylindrische drager 12, waarop, op gelijke afstand van elkaar groepen 8500135 i ; - 4 - plaatvormige tanden of kammen 13 zijn aangebracht.
Hierbij zijn telkens twee tanden of kammen 13 uit een stuk plaat gevormd. De tanden of kammen 13 omvatten elk een zich althans nagenoeg in radiale richting uitstrekkende 5 rechte zijde die aan het vrije einde aansluit op een S-vormig verlopende althans nagenoeg tangentiaal ten opzichte van de draaiingsas a van de rol 10 gelegen zijde (zie fig. 2) die ten opzichte van de draairichting B van de rol aan de voorzijde is gelegen.
10 Nabij de achterzijde is tussen de armen 8 een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende kokervormige balk 14 aangebracht die zoals uit fig. 2 blijkt, in bovenaanzicht gezien, juist vóór de draaiingsas a van . de rol 10 is gelegen. De balk 14 omvat een uit plaat 15 gevormd ü-vormig deel 15, waarvan de benen zich enigszins naar boven en naar voren uitstrekken. De benen zijn elk voorzien van een haaks omgebogen gedeelte dat door middel van bouten 16 is geklemd tegen een rechte plaat 17. Aan de einden van de balk 14 is het ü -?;vormig deel 15 voorzien 20 van steunen 18 die onder de balk vrij verzwenkbaar zijn om een tap 19 die op de binnenzijde van elk van de armen 8 is aangebracht. De bovenzijde van de steunen 18, die tot boven de bovenzijde van de armen 8 reiken, is voorzien van een verzwenkbaar steundeel 21 dat een van schroefdraad 25 voorziene boring heeft waarmee een schroefspindel 22 kan samenwerken. De schroefspindel 22 strekt zich in de voortbewegingsrichting A van de machine uit en is nabij het .vooreinde ondersteund door middel van een steun 23 die evenals het steundeel 21 verzwenkbaar is om een zich dwars 30 op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as die aan aan weerszijden van de armen 8 aangebrachte lippen 24A is aangebracht. Op de plaat 17 aan de voorzijde van de balk 14 zijn door middel van de bouten 16 waarmee de plaat tegen de omgebogen einden van de benen van het ü-vormig deel 15 35 is geklemd, plaatvormige steunen 24 aangebracht die zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekken. Aan de plaatvormige steunen 24 zijn door middel van bouten 25 afschrapers 26 bevestigd, die, zoals uit figuren 1 en 3 blijkt, zich telkens tussen 85 0 0 1 3 5 * - 5 - twee naast elkaar gelegen kransen tanden of kammen 13 bevinden. De afschrapers 26 omvatten elk een ondersteuning in de vorm van een stripvormige steunarm 27 waarvan de breedste zijde zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt 5 aan een vlak loodrecht op de draaiingsas a van de rol 10.
Elke steunarm 27 omvat een recht gedeelte, dat gerekend vanaf de bevestiging aan de plaatvormige steun 24 een recht gedeelte omvat hetwelk althans nagenoeg tangentiaal ten opzichte van de draaiingsas a van de rol 10 is gelegen en 10 ter hoogte van de draaiingsas overgaat in een concentrisch ten opzichte van de draaiingsas a verlopend gedeelte dat op een geringe afstand van de buitenzijde van de cylinder-vormige drager 12 is gelegen. Zoals uit fig. 2 blijkt,neemt de breedte van het laatstgenoemde gedeelte van de steun-15 arm 27 geleidelijk af tot een punt recht onder de draaiingsas a van de rol 10 vanwaar tot het einde de breedte praktisch constant blijft. De binnenzijde van het einde bevindt zich op een punt waar een radiaal met een vertikaal vlak door de draaiingsas a een hoek insluit van + 45°. Het 20 einde verloopt enigszins naar boven en is voorzien van een plaatvormig deel 28. Het plaatvormig deel 28 heeft een rechthoekig gedeelte dat zich tot voorbij het einde van de stripvormige steunarm 27 uitstrekt over een lengte die ongeveer met de breedte van het einde overeenkomt, een en 25 ander zodanig dat het vrije einde van het plaatvormig deel 28 ter hoogte van de einden van de tanden of kammen 13 is gelegen. Het hoekig gedeelte van het plaatvormig deel 28 reikt to- . nabij de kransen tanden of kammen 13 (fig. 3) en heeft bij voorkeur een breedte van 10 cm. Vanaf de binnenzijde 30 van het einde gaat het rechthoekig gedeelte van het plaatvormig deel 28 via een vouwlijn over in een V-vormig gedeelte waarvan de t.o.v. de draairichting B van de rol naar voren gerichte punt zich op een omtrekshoek van + 30° van het vertikale vlak door de draaiingsas a van de 35 rol 10 bevindt. Het V-vormig gedeelte ligt tegen de buitenomtrek van de cylindrische drager 12 en bepaalt tevens de vrije ruimte tussen de drager 12 en de binnenzijde van het gedeelte van de stripvormige arm 27 dat concentrisch t.o.v. de draaiingsas a is gelegen. Het rechthoekig gedeelte i 8500135 - 6 - van het plaatvormig deel 28 sluit met het tangentiaal vlak ter plaatse van de binnenzijde van het vrije einde van de stripvormige arm 27 een hoek in van + 30°. De stripvormige armen 27 zijn zodanig aangebracht dat zij zich midden 5 tussen twee naast’ elkaar gelegen kransen tanden of kammen 'de 13 bevinden. Met behulp van/boven de armen 8 gelegen schroefspindels 22, die zich in. . de voortbewegingsrich-ting A uitstrekken en althans nagenoeg horizontaal zijn gelegen kan men de balk 14 om de tappen 19 verzwenken waar-10 bij de afstand tussen de binnenzijde van de stripvormige arm 27 , _het plaatvormig deel 28 en de buitenomtrek van de cylindrische drager 12 zich wijzigt. Bij voorkeur is het geheel echter zodanig ingesteld, dat het V-vormig gedeelte van het plaatvormig deel 28 praktisch tegen de 15 buitenomtrek van de cylinder-vormige drager 12 rust.
Nabij de einden van het kokervormig gesteldeel 1 zijn platen 29 aangebracht, welke platen om een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as, gevormd door een deel van een draagarm30 verzwenkbaar zijn en tijdens het 20 bedrijf een stand innemen zoals in fig. 1 is weergegeven. Binnen het kokervormig gesteldeel 1 zijn de assen van de * bewerkingsorganen 3 elk voorzien van een tandwiel 30A met rechte vertanding, een en ander zodanig, dat de tandwielen op de assen 2 van naast elkaar gelegen bewerkingsorganen 3 25 met elkaar in aandrijvende verbinding staan. Nabij het midden is een as naar boven verlengd en reikt met de verlenging tot in een tandwielkast 31 die op de bovenzijde van het kokervormig gesteldeel 1 is aangebracht. Binnen de tandwielkast 31 staat de verlenging via een conische tand-30 wieloverbrenging en een aan de achterzijde van de tandwielkast gelegen toerenvariator 32 in verbinding met een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 33 die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en via een tussenas 34 met de aftakas van een de inrichting voort te 35 bewegen trekker koppelbaar is.
Voor de bevestiging van de machine aan de trekker is de voorzijde van het kokervormig gesteldeel 1 voorzien van een bok 35 die een driepuntsbevestiging omvat voor aan-koppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker.
8500135 • » ' - 7 -
De werking van de in het voorgaande beschreven inrichting is als volgt:
Tijdens het bedrijf is de machine met de bok 35 aan de driepuntshefinrichting van de trekker gekoppeld en 5 worden bij een voortbeweging in een richting volgens pijl A de respectieve bewerkingsorganen 3 vanaf de aftakas van de trekker via de tussenas en de in het voorgaande beschreven overbrenging in draaiing gebracht in een richting zoals met pijlen in fig. 1 is weergegeven, waarbij de zich naar 10 beneden uitstrekkende als tanden uitgevoerde bewegingselementen 5 tenminste aan elkaar grenzende stroken grond bewerken. De werkdiepte van de respectieve bewerkingsorganen 3 kan zoals reeds vermeld met behulp van de rol 10 worden ingesteld. Alvorens met het werk te beginnen kan men 15 met behulp van de schroefspindels 22 de gewenste stand van de afschrapers 26 instellen.
Zoals reeds vermeld wordt hierbij bij voorkeur een stand ingesteld waarbij het plaatvormig deel 28 met zijn V-vormig gedeelte tegen de buitenomtrek van de 20 cylindervormige drager 12 rust. Echter indien de grond gewasresten bevat kan het van voordeel zijn de afstand tussen de buitenomtrek van de drager 12 en de afschrapers 26 wat te vergroten.
Met behulp van de afschraper 26 volgens het weer-25 gegeven uitvoeringsvoorbeeld bereikt men dat eventueel aan de rol aanhangende tussen de kransen tanden of kammen 13 gerakende aarde reeds aan de voorzijde met behulp van de stripvormige steunarm 27 nabij het midden tussen twee kransen tanden of kammen wordt aangegrepen en vervolgens 30 aan de achterzijde van de rol juist boven de grond via het V-vormig verlopende tegen de cylindervormige drager 12 rustende gedeelte en het via een knik afgebogen rechthoekig gedeelte van het plaatvormig deel 28 wordt afgestreken, waarbij de afgestreken aarde via het rechthoekig gedeelte 35 van het plaatvormig deel 28 in kleine hoeveelheden direkt op het door de rol 10 aangedrukte oppervlak wordt gebracht en ongewenste kluitvorming wordt voorkomen. Door de specifieke opstelling van het afschrapende plaatvormige deel 28, waarbij het deel nabij de rol is bevestigd en zich 8500135 - 8 - vrij naar achteren uitstrekt kunnen gewasresten zoals stro en onkruid gemakkelijk worden gelost.
Door de opstelling van de afschrapers 26 volgens de uitvinding krijgt men een zogenaamde trekkende werking 5 waarbij de door de rol 10 meegevoerde aanhangende aarde geleidelijk via de stripvormige arm 27 en tenslotte via het plaatvormige deel 28 wordt afgestreken hetgeen een effectieve schraapwerking zeer ten goede komt. Door vergroting van de afstand tussen de afschrapers 26 en de cylindrische 10 drager 12 kan men het lossen van de afgestreken aarde nog lager doen plaatsvinden wat vooral op zeer zware gronden nuttig kan zijn.
Bij het in de figuren 4 en 5 weergegeven uitvoerings-voorbeeld zijn afschrapers 36 voor de rol 10A op dezelfde 15 wijze aangebracht als bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld; echter is hierbij de balk 14 vast ten opzichte van de armen 8 aangebracht aan delen van de armen die zich tot achter de dragers 9 uitstrekken. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de afschrapers 36 praktisch gelijk aan de afschrapers 20 26 bij het eerste uitvoeringsvoorbeeld. Echter is het vrije einde van een stripvormige arm 37 hoger gelegen, zodat het vrije eine van een plaatvormig deel 38 zich ter hoogte van de draaiingsas a van de rol 10A bevindt (fig. 4). Elk plaatvormig deel 38 heeft een V-vormig ten opzichte van de 25 draairichting van de rol ' naar voren gericht gedeelte waarvan de punt zich op een omtrekshoek van een vertikaal vlak door de draaiingsas a van de rol bevindt, die + 45° bedraagt. Het V-vormig gedeelte van het plaatvormig deel 38 gaat ter hoogte van de binnenzijde van het vrije einde 30 van de stripvormige arm 37 via een vouwlijn over in een gedeelte dat in hoofdzaak V-vormig is met een naar achteren gerichte afgeknotte punt met een zijde die althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas a van de rol 10A (fig.5) is gericht. De rol 10A is voorzien van tanden of kammen 39die 35 elk een althans nagenoeg radiaal verlopende zijde hebben, èie via een hoek van ongeveer 30° overgaat in een althans nagenoeg tangentiaal verlopende zijde (fig. 4), welke aansluit op een radiale zijde van de naast gelegen tand of kam. De althans nagenoeg tangentiaal verlopende zijde van 8500135 - 9 - elke tand of kam 39 omvat een schoep 40 waarvan de zijden aan de naar de naastgelegen tand of kam gekeerde zijde V-vormig verlopen (fig. 5) en althans nagenoeg nabij het midden overgaan in een zich althans nagenoeg evenwijdig aan 5 een vlak loodrecht op de draaiingsas a van de rol uitstrekkende zijde, welke zijden via convergerende zijden overgaan in een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas a van de rol 10A uitstrekkende zijde. De grootste breedte van een schoep 40 is aanwezig tussen de 10 zich althans nagenoeg evenwijdig aan een vlak loodrecht op de draaiingsas a van de rol 10A uitstrekkendë zijden en bedraagt + de helft van de afstand tussen twee tanden of kammen 39 van naast elkaar gelegen kransen. Door de aanwezigheid van de schoepen 40 wordt de rol 10A tijdens 15 het bedrijf geforceerder aangedreven waardoor de werking van de specifieke schrapers 36 beter tot zijn recht kan komen. Door de schoepen 40 wordt tevens een intensieve vermenging van aarde en gewasresten verkregen. Door het V-vormig vrije einde van een plaatvormig deel 38 verkrijgt 20 men een goede lossing van het afgeschraapte materiaal en blijven praktisch geen gewasresten aan dit deel hangen.
Bij het in de figuren 6-8 weergegeven uitvoe-ringsvoorbeeld heeft men de balk 14 eveneens vast tussen de achterzijde van de armen 8 aangebracht waarbij de benen 25 van het ü-vormig deel zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekken.
Bij dit uitvoeringsvoorbeeld zijn afschrapers 41 aanwezig die zich tussen kransen tanden of kammen 13 bevinden en uit één stuk materiaal haarspeldvormig zijn 30 gebogen. Het materiaal heeft zoals uit de figuur blijkt, een hoekige, bij voorkeur, vierkante dwarsdoorsnede. De afschrapers 41 zijn zodanig aangebracht dat de vrije einden van de haarspeld aan de balk 14 zijn bevestigd, terwijl het gebogen einde van de haarspeld zich ter hoogte van de 35 draaiingsas a van de rol 10 aan de t.o.v. de voortbe- wegingsrichting A achterzijde van de rol 10 bevindt. Elke afschraper 41 omvat twee vanaf de bevestiging d.m.v. klem-stukken 42 en de bouten 16, althans nagenoeg tangentiaal verlopende gedeelten, die elk ter hoogte van de draaiingsas a 8500135 - ΙΟ - van de rol overgaan in een concentrisch ten opzichte van de draaiingsas verlopend gedeelte dat zich over een omtrekshoek van + 120° uitstrekt. Laatstgenoemd gedeelte gaat vervolgens over in een recht verlopend deel dat tot 5 aan het gebogen gedeelte van de afschraper reikt en althans nagenoeg evenwijdig is gelegen aan een tangentiaal vlak. Het gebogen deel van de haarspeld bevindt zich op een omtrekshoek van enkele graden onder een horizontaal vlak door de draaiingsas a.
10 Zoals uit de figuren 7 en 8 blijkt zijn de benen van de haarspeld in de onmiddellijke nabijheid van de respectieve kransen tanden of kammen 13 gelegen.
Bij dit uitvoeringsvoorbeeld vindt de aanvang van het "trekkend" afschrapen langs de tanden of kammen 13 plaats 15 en wordt door het tangentiale gedeelte van de benen van de haarspeld de afgeschraapte aarde gelost. Bij voorkeur wordt bij dit uitvoeringsvoorbeeld elastisch materiaal bijv. veren-staal gebruikt. Hierdoor wordt de schrapende werking nog verbeterd, evenals door de hoekigheid van het materiaal.
20 Tussen de afschrapers en de buitenomtrek van de cylindrische drager 12 van de rol is een geringe afstand zodat een verende beweging mogelijk wordt.
Bij het in de figuren 9 en 10 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld heeft men de rol 43 voorzien van op de 25 cylindrische drager 12 aangebrachte kransen tanden of kammen 44 die zijn voorzien van schoepen 45 welke op dezelfde wijze zijn uitgevoerd als de schoepen 40 bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld; echter zijn de schoepen 45 hier aangebracht op een op de radiale zijde van een tand 2° of kam aansluitende volgens een gelijkmatige kromming verlopende zijde (zie fig. 9).
Tussen de einden van de armen 8 is ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld een kokervormige balk 14 aangebracht waaraan door middel van plaatvormige steunen 24 zich naar beneden ^5 uitstrekkende schrapers 46 zijn aangebracht.De schrapers 46 omvatten een midden tussen de kransen tanden of kammen 44 gelegen stripvormige arm 47. De stripvormige armen 47 zijn althans nagenoeg vertikaal gelegen en aan de onderzijde voorzien van een plaatvormig deel 48 dat een direkt aan de arm bevestigd schuin 85 0 0 1 3 5 . & en - 11 - naar beneden/naar voren verlopend gedeelte omvat dat vanaf de achterzijde, die zich althans nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt, divergerende zijden heeft, die juist vóór de arm 47 overgaan in een zich in de 5 voortbewegingsrichting A uitstrekkende zijde. Laatstgenoemde zijden gaan over in convergerende zijden, een en ander zodanig dat de voorzijde van het plaatvormig deel 48 een V-vormig gedeelte heeft, dat via een vouwlijn overgaat in het gedeelte dat aan de onderzijde van de arm 47 is beves-10 tigd. Zoals uit fig. 9 blijkt is het V-vormig gedeelte over ongeveer de voorste helft tegen de buitenomtrek van de cylindervormige drager 12 gelegen. Bet einde van het V-vormige gedeelte dat althans nagenoeg tangentiaal is gelegen bevindt zich ter hoogte van een punt waar een radiaal 15 door dit punt een hoek van + 45° met het horizontale resp. het vertikale vlak door de draaiingsas a van de rol 43 insluit. Q-ok bij dit uitvoeringsvoorbeeld wordt door de aanwezigheid van de schoepen 45 de rotatie van de rol verbeterd en daardoor de afschrapende werking van de in 20 hoofdzaak V-vormige plaatvormige delen 48. De hoek tussen de beide gedeelten van de resp. plaatvormige delen 48 bedraagt + 30°.
Het in de fig. 11 en 12 weergegeven laatste uitvoeringsvoorbeeld omvat een constructie waarbij de armen 8 tot 25 voorbij de zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekkende dragers 9 zijn verlengd en in bovenaanzicht gezien tot achter de rol 10 reiken. De verlengingen van de armen 8 zijn elk voorzien van een zich schuin naar beneden en naar achteren uitstrekkende steun 49 tussen de onderzijden 30 waarvan de holle balk 14 is aangebracht, een en ander zodanig dat de benen van het U-vormig deel naar achteren en enigszins naar beneden zijn gericht. Door middel van klem-platen 50 en de bouten 16 zijn tussen de kransen plaatvormige tanden of kammen 13, afschrapers 51 aangebracht. De af-35 schrapers 51 zijn gevormd door staven die zich respectievelijk nabij de tanden of kammen 13 en nabij het midden tussen de kransen tanden of kammen bevinden. De respectieve af-schrapers 51 zijn vervaardigd uit materiaal dat bij voorkeur verend is en een hoekige bij voorkeur vierkante dwars- 8500135 - 12 - doorsnede heeft. Vanaf de bevestiging strekken de afschrapers 51 zich over. ee.n recht gedeelte enigszins naar voren en naar beneden uit tot een punt dat ter hoogte is gelegen van een punt op de cylinder 12, welke een oratrekshoek van +10° 5 insluit met het horizontale vlak door de draaiingsas a van de rol.
Het betreffende gedeelte gaat via een vloeiende kromming over in een zich in de richting van de cylinder-vormige drager 12 uitstrekkend gedeelte dat althans nagenoeg 10 tegen de buitenomtrek van de cylindervormige drager rust en in dit punt een hoek insluit met een tangentiaal vlak van + 30°. Het punt waar het gedeelte tegen de buitenomtrek van de cylindervormige drager 1? rust is over een omtreks-hoek van + 45° van het vertikale respectievelijk horizontale 15 vlak door de draaiingsas a gelegen.
Bij het laatste uitvoeringsvoorbeeld wordt de afschrapende werking verkregen door de drie staafvormige afschrapers 51 die zich tussen de respectieve kransen tanden of kammen 13 bevinden en waarbij met behulp van het 20 gedeelte dat tegen de buitenomtrek van de cylindervormige drager 12 rust en een hoek insluit van +30° met een tangentiaal vlak door het aanrakingspunt een effectief lossen van de aarde en het onmiddellijk op de grond brengen van deze aarde kan worden verkregen. Zoals uit fig. 12 blijkt 25 zijn telkens twee.afschrapers 51 langs een krans tanden of kammen 13 gelegen, terwijl de derde afschraper zich in het midden bevindt.
De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet 30 beschreven.
Conclusies 85 0 0 1 3 5

Claims (44)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één rol met afschrapers, met het kenmerk, dat een afschraper een ondersteuning omvat die althans gedeeltelijk aan de voorzijde van de rol is gelegen en een afschrapend deel heeft 5 dat zich aan de achterzijde van de rol bevindt.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afschrapende deel met één einde nabij de rol is aangebracht, terwijl het andere einde vrij is gelegen.
3. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één rol met afschrapers, met het kenmerk, dat een afschrapend deel van de afschraper twee einden heeft waarvan één einde nabij de rol is aangebracht, terwijl het andere einde vrij is gelegen.
4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaan de conclusies, met het kenmerk, dat een ondersteuning voor een afschrapend deel van de afschraper wordt gevormd door een steunarm die zich ten minste over de helft van de rol-omtrek uitstrekt.
5. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de steunarm is bevestigd in een punt dat in bovenaanzicht gezien vóór de draaiingsas van de rol is gelegen.
6. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4 of 25 5, met het kenmerk, dat de steunarm een zich althans nage noeg tangentiaal recht verlopend gedeelte omvat, dat ter hoogte van de draaiingsas van de rol overgaat in een concentrisch ten opzichte van de draaiingsas verlopend gedeelte dat aan de achterzijde van de rol eindigt.
7. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het concentrisch ten opzichte van de draaiingsas van de rol verlopend gedeelte eindigt in een punt waar een radiaal door dit punt een hoek insluit van + 45° met een verticaal vlak door de draaiingsas van de rol.
8. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclu sies 4-7, met het kenmerk, dat een steunarm zich althans nagenoeg midden tussen op een cylindrische drager van de rol aangebrachte kransen kammen bevindt. 8500135 - 14 -
9. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclu sies 4-8, met het kenmerk, dat de steunarm stripvormig is, waarbij het breedste deel zich althans nagenoeg evenwijdig aan een vlak loodrecht op de draaiingsas van de rol uitstrekt. 5
10. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclu sies 4-9, met het kenmerk, dat het vrije einde van de steunarm is voorzien van een afschrapend plaatsvormig deel.
11. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het plaatvormig deel een gedeelte omvat 10 dat zich vanaf het vrije einde van de steunarm schuin naar boven en naar achteren uitstrekt.
12. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het gedeelte rechthoekig is.
13. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 11, 15 met het kenmerk, dat het gedeelte V-vormig is met een naar achteren gerichte punt.
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclu sies 10 - 13, met het kenmerk, dat het gedeelte tot nabij de kransen kammen van de rol reikt.
15. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclu sies 11 - 14, met het kenmerk, dat het betreffende gedeelte van het plaatvormig deel ter hoogte van de voorzijde van het vrije einde van de steunarm via een vouwlijn overgaat in een V-vormig, ten opzichte van de draairichting van de rol naar 25 voren verlopend gedeelte.
16. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclu sies 4 - 14 en conclusie 15, met het kenmerk, dat de binnenzijde van de steunarm op een afstand van een cylindervormige drager van de rol is gelegen, die althans nagenoeg gelijk 30 is aan de dikte van het V-vormig gedeelte van het plaatvormig deel van de afschraper.
17. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 10 - 16, met het kenmerk, dat het vrije einde van het plaatvormig deel onder een horizontaal vlak door de draaiings- 35 as van de rol is gelegen.
18. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 4 - 17, met het kenmerk, dat een steunarm is bevestigd aan een balk, waarvan de einden verzwenkbaar zijn ondersteund tussen de armen die de rol dragen. 8500135 - 15 -
19. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de balk een U-vormig deel omvat, waarvan de benen door middel van een plaat met elkaar zijn verbonden, aan welke plaat de steunarmen zijn aangebracht.
20. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de balk door middel van een verstel-inrichting verstelbaar is, welke verstdinrichting een zich althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting uitstrekkende schroefspindel omvat.
21. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol kammen omvat, die zijn voorzien van een deel, dat zich althans nagenoeg evenwijdig aan de draaiingsas van de rol uitstrekt.
22. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste 15 één rol met afschrapers, met het kenmerk, dat tussen de af-schrapers kammen zijn aangebracht die ten opzichte van de draairichting van de rol naar achteren verlopen en tevens een zich althans nagenoeg dwars op de voortbewegingsrichting van de machine uitstrekkend deel omvatten.
23. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat het deel schoepvormig is en naar de einden V-vormig verloopt.
24. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het schoepvormig deel een breedte heeft 25 die althans nagenoeg gelijk is aan de helft van de afstand tussen twee kransen kammen.
25. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 23 of 24, met het kenmerk, dat het schoepvormig deel is aangebracht aan een tangentiaal verlopende zijde van een kam.
26. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de tangentiaal verlopende zijde een vloeiende kromming heeft.
27. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 10 - 26, met het kenmerk, dat het plaatvormig afschrapend 35 deel van de afschraper aan de voor- en achterzijde een geringere breedte heeft dan nabij het midden.
28. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één rol met afschrapers, met het kenmerk, dat het afschrapend deel van de afschraper een vooreinde en een achtereinde heeft 8500135 - 16 - met een geringere breedte dan nabij het midden.
29. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies,, met het kenmerk, dat een af schraper zich hoofdzakelijk langs een op een cylindrische drager van de rol aan- 5 wezige kam uitstrekt.
30. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één rol met afschrapers, met het kenmerk, dat de rol is voorzien van kammen en ten minste één afschraper, die hoofdzakelijk langs een kam is gelegen.
31. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaan de conclusies, met het kenmerk, dat een afschraper wordt gevormd door een staaf.
32. Grondbewerkingsmachine voorzien van ten minste één rol met afschrapers, met het kenmerk, dat een afschraper 15 een staaf omvat.
33. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 31 of 32, met het kenmerk, dat de rol is voorzien van kammen, die in kransen zijn aangebracht en aan weerszijden van een krans kammen een staafvormige afschraper is gelegen.
34. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat twee tussen twee kransen kammen gelegen staafvormige afschrapers uit één stuk materiaal haarspeldvormig zijn gebogen.
35. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 34, met 25 het kenmerk, dat het gebogen deel van de haarspeld zich aan de achterzijde van de rol bevindt en de staafvormige afschrapers zich onder de rol door langs de voorzijde naar boven uitstrekken, waarbij de vrije einden zijn bevestigd aan een drager.
36. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat elk van de langsdelen van de haarspeld vanaf zijn bevestiging althans nagenoeg tangentiaal verloopt en ter hoogte van de draaiingsas van de rol overgaat in een concentrisch deel.
37. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 31 - 33, met het kenmerk, dat het einde van een staaf zich tot een cylindrische drager van de rol uitstrekt.
38. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat het nabij de cylindrische drager gelegen 85 0 0 1 3 5 - 17 - einddeel van de afschraper een hoek insluit met een tangen-tiaal vlak ter plaatse.
39. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclu sies 31 - 33 en een der conclusies 37 of 38, met het kenmerk, 5 dat tussen twee op afstand van elkaar gelegen kransen kammen van de rol drie staafvormige afschrapers zijn gelegen waarbij twee afschrapers zich nabij de kransen kammen en één afschraper zich nabij het midden tussen de kransen kammen bevindt.
40. Grondbewerkingsmachine volgens een der conclusies 31 - 39, met het kenmerk, dat de staven een hoekige dwarsdoorsnede hebben.
41. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een 15 aantal in een rij aangebrachte, om opwaarts gerichte assen draaibare bewerkingsorganen en de rol achter de bewerkings-organen is aangebracht.
42. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 41, met het kenmerk, dat de rol ten opzichte van de bewerkings- 20 organen in meerdere standen in hoogterichting verstelbaar en vastzetbaar is.
43. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol is uitgevoerd als een pakkerrol.
44. Grondbewerkingsmachine zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. -o-o-o-o-o- 8500135
NL8500135A 1985-01-21 1985-01-21 Grondbewerkingsmachine. NL8500135A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8500135A NL8500135A (nl) 1985-01-21 1985-01-21 Grondbewerkingsmachine.
EP19860200076 EP0189957B1 (en) 1985-01-21 1986-01-17 Soil cultivating machine
DE8686200076T DE3672618D1 (de) 1985-01-21 1986-01-17 Bodenbearbeitungsgeraete.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8500135 1985-01-21
NL8500135A NL8500135A (nl) 1985-01-21 1985-01-21 Grondbewerkingsmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8500135A true NL8500135A (nl) 1986-08-18

Family

ID=19845386

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8500135A NL8500135A (nl) 1985-01-21 1985-01-21 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0189957B1 (nl)
DE (1) DE3672618D1 (nl)
NL (1) NL8500135A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8601048A (nl) * 1986-04-24 1987-11-16 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE3778701D1 (de) * 1987-09-03 1992-06-04 Lely Nv C Van Der Geraet zur bodenbearbeitung.
FR2960379B1 (fr) * 2010-05-31 2012-06-29 Kuhn Sa Rouleau de travail du sol et machine de travail du sol comportant un tel rouleau

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE512078C (de) * 1928-12-20 1930-11-06 Fernand Louis Broussouse Zinkenwalze mit zwischen den Zinkensternen liegenden Abstreifern
US3136078A (en) * 1960-10-28 1964-06-09 Gabilan Iron And Machine Compa Earth working roller unit
GB2048634B (en) * 1979-04-27 1983-01-12 Lely Nv C Van Der Soil compacting roller
EP0039792A1 (de) * 1980-05-09 1981-11-18 Ernst Weichel Arbeitsgerät zur Saatbettherrichtung
NL8105506A (nl) * 1981-12-08 1983-07-01 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE3326236A1 (de) * 1982-08-03 1985-02-14 Ernst 7326 Heiningen Weichel Geraetekombination zur bodenbearbeitung und saatbettherrichtung
DE3317485A1 (de) * 1983-05-13 1984-11-15 Lidio 7991 Eriskirch Mantovani Schleppwalze

Also Published As

Publication number Publication date
DE3672618D1 (de) 1990-08-23
EP0189957A3 (en) 1987-08-12
EP0189957B1 (en) 1990-07-18
EP0189957A2 (en) 1986-08-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8100519A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8401507A (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
NL8500135A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8601048A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL8400171A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL8500187A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203748A (nl) Ploeg.
NL8203047A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7810716A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8204655A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0305601B1 (en) A soil cultivating machine
GB2033713A (en) Soil working implement
NL8602301A (nl) Bodembewerkingstoestel met een daarachter geplaatst vereffeningsgedeelte.
NL9101361A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602005A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7810717A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8701010A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8801012A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0305600B1 (en) A soil cultivating machine
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602211A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8501212A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable