NL8500101A - Plateautransporteur. - Google Patents

Description

-ί *,· · ·'· NL 32.385-Jb/Me/ak Plateautransporteur.

De uitvinding heeft betrekking op een plateautransporteur, voorzien van een aantal, in één richting buig-slappe, rechthoekige plateaus en twee paar even lange, elk met de hoekpunten aan de voor-, respectievelijk de achterzij-5 de van de plateaus verbonden, over paren in lijn liggende om-leidwielen gevoerde, eindloze kettingen, welke althans in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar verlopen en de plateaus via een transportpart in een althans ongeveer horizontale stand van een bovenste aan- of afvoerplaats naar een onderste af-10 of aanvoerplaats geleiden, of omgekeerd, en via een terugloop-part terugbrengen, waarbij het transportpart een traject omvat, dat een belangrijke verticale component bezit, terwijl de plateaus bij de beide aan-, respectievelijk afvoerplaatsen afbuigen.

15 Een dergelijke plateautransporteur is reeds be kend en wordt toegepast voor het in de hoogterichting transporteren van goederen, waarvan het ondervlak te allen tijde in een horizontale stand moet worden gehouden, zoals dit bijvoorbeeld bij op pallets gestapelde goederen het geval is.

20 Bij deze bekende plateautransporteur bezit het hoogteverschil tussen de bovenste aan- of afvoerplaats en de onderste af- of aanvoerplaats een vaste waarde.

Er komen evenwel in de praktijk situaties voor, waarbij variaties in het hoogteverschil tussen de aan- res-25 pectievelijk afvoerplaats zeer gewenst zouden zijn, bijvoorbeeld bij het laden en lossen van schepen. Dit laden en lossen van schepen moet bij voorkeur op verschillende niveaus kunnen worden uitgevoerd.

Verder heeft het beladingspercentage van het schip 30 invloed op de diepgang daarvan, zodat tijdens het laden, respectievelijk het lossen het schip lager, respectievelijk hoger zal komen te liggen.

Voorts ontstaat een extra variatie in het hoogteverschil in havens waar een getijde heerst.

35 Deze variaties zullen bij de toepassing van de bekende plateautransporteur moeten worden gecompenseerd door 8500101 , k - 2 - een hoogteverstelling van de, met de kade verbonden, aan-, respectievelijk afvoerplaats, hetgeen evenwel bezwaarlijk is.

De onderhavige uitvinding beoogt een plateau-transporteur van de in de aanhef genoemde soort te verschaf-5 fen, waarbij het beschreven bezwaar op doeltreffende wijze wordt opgeheven.

Hiertoe wordt de plateautransporteur volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat instelmiddelen zijn toegepast, waarmede het hoogteverschil tussen de bovenste aan-10 of afvoerplaats en de onderste af- of aanvoerplaats instelbaar is.

In een gunstige uitvoering van de plateautransporteur volgens de uitvinding is het teruglooppart uitgevoerd met een eerste omleidsamenstel, dat uit twee met elkaar ge-15 koppelde paren omleidwielen bestaat, waarover de kettingen afbuigen, en met een overeenkomstig tweede omleidsamenstel, waarover de kettingen in een richting, tegengesteld aan de richting van de afbuiging bij het eerste omleidsamenstel, af-buigen, waarbij de beide omleidsamenstellen ten opzichte van 20 elkaar verplaatsbaar zijn.

~ Als alternatief of in combinatie hiermede kunnen de kettingen en de plateaus in het teruglooppart over twee, met elkaar in lijn liggende, als één geheel verplaatsbare, paren omleidwielen zijn gevoerd, terwijl aan tenminste één 25 zijde hiervan een geleidingssamenstel is aangebracht, dat de plateaus tegen de buigslappe richting in geleidt.

Hierbij kan aan één zijde van de twee, met elkaar in lijn liggende, als één geheel verplaatsbare, paren omleidwielen een geleidingssamenstel zijn aangebracht, ter-30 wijl zich aan de andere zijde paren omleidwielen van één van de beide aan-, respectievelijk af voerplaatsen bevinden.

Volgens een belangrijke uitvoering van de plateautransporteur volgens de uitvinding kan het transportpart althans één tweede traject omvatten, dat een belangrijke hori-35 zontale component bezit, waarbij de bovenste aan- of afvoer-„ plaats aan het, van het eerste traject afgekeerde, uiteinde van het tweede traject ligt.

Hierbij kan de hoek tussen het eerste en het tweede traject instelbaar zijn.

8500101 - 3 - •..............

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening/ die vier uitvoeringsvoorbeelden van de plateautransporteur volgens de uitvinding schematisch weergeeft . : 5 Fig. 1 is een bovenaanzicht van een plateau van i een plateautransporteur volgens de uitvinding. '

Fig. 2 is een aanzicht van de voor- of de achter- ! zijde van het plateau volgens fig. 1.

Fig. 3 is een zijaanzicht van het plateau volgens 10 fig. 1.

Fig. 4 is een doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 1.

Fig. 5 is een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de plateautransporteur volgens de 15 uitvinding.

Fig. 6 is een zijaanzicht van de plateautransporteur volgens fig. 5, in een andere stand en op kleinere schaal.

Fig. 7 is een zijaanzicht van de plateautransporteur volgens fig. 5 in nog een andere stand en op kleinere 20 schaal.

Fig. 8 is een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de plateautransporteur volgens de uitvinding .

Fig. 9 is een zijaanzicht van de plateautranspor- j 25 teur volgens fig. 8/ in een andere stand en op kleinere schaal. !

Fig. 10 is een zijaanzicht van de plateautransporteur volgens fig. 8, in nog een andere stand en op kleinere schaal.

Fig. 11 is een perspectivisch aanzicht van een 30 derde uitvoeringsvorm van de plateautransporteur volgens de uitvinding.

Fig. 12 is een zijaanzicht van de plateautransporteur volgens fig. 11, in een andere stand en op kleinere schaal.

35 Fig. 13 is een zijaanzicht van de plateautrans porteur volgens fig. 11, in nog een andere stand en op kleinere schaal.

Fig. 14 is een perspectivisch aanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van de plateautransporteur volgens de 8M010 1 - 4 - uitvinding.

Fig. 15 is een zijaanzicht van de plateautranspor-teur volgens fig. 14, in een andere stand en op kleinere schaal.

Fig.. 16 is een zijaanzicht van de plateautranspor-5 teur volgens fig. 14, in nog een andere stand en op kleinere schaal.

In de tekening zijn overeenkomstige onderdelen bij de verschillende uitvoeringsvormen met dezelfde verwijzings-cijfers aangeduid.

De fig. 1 - 4 geven een plateau 1 van een plateau-transporteur volgens de uitvinding weer. Aan dit plateau 1 zijn twee paar kettingen 2,2', respectievelijk 3,3' bevestigd, waarmede het plateau 1 verplaatsbaar is.

Het plateau 1 is opgebouwd uit loodrecht op de be-15 wegingsrichting geplaatste buizen 4. Aan de uiteinden van de buizen 4 zijn om en om één, respectievelijk twee, evenwijdig aan elkaar verlopende, dwarsplaten 5, respectievelijk 6 aangebracht. Elke enkelvoudige dwarsplaat 5 verloopt gedeeltelijk tussen de twee, aan de naburige buizen 4 bevestigde, dwars-20 platen 6 en is daarmede nabij de onderzijde scharnierend verbonden door middel van een scharnierverbinding 7. Tussen elk stel dwarsplaten 6 is nabij de bovenzijde een blokkeringsnok 8 aangebracht, die de scharnierbeweging tussen de aangrenzende buizen 4 zodanig begrenst, dat de buizen 4, gezien ten op-25 zichte van de betreffende scharnierlijnen, niet naar boven kunnen scharnieren en het plateau 1 in de maximaal naar boven gebogen stand een recht verloop bezit.

Aan één zijde van het plateau 1 is een draaibare stang 9 aangebracht, welke aan de uiteinden een schakel 10, 30 respectievelijk 10' draagt, die in de ketting 3, respectievelijk 3' is opgenomen. Aan het andere uiteinde van het plateau 1 is een draaibare stang 11 met schakels 12, respectievelijk 12' aangebracht, die een onderdeel van de ketting 2, respectievelijk 2' vormen.

35 De kettingen 2, 2' verlopen verder van het plateau 1 dan de kettingen 3, 3', waarbij tussen de stang 11 en de schakels 12, respectievelijk 12' een zodanig gebogen verbindingsstuk 13, respectievelijk 13' aanwezig is, dat, als de kettingen 3, 3’ evenwijdig aan het plateau 1 verlopen, deze 8500101 - 5 - de hartlijn van de stang 11 en de schakels 12, respectievelijk 12’ kunnen snijden. Op de stangen 9, respectievelijk 11 zijn aangrenzend aan het plateau tevens wielen 14, 14', respectievelijk 15, 15' aangebracht.

5 De fig. 5-7 geven een eerste uitvoering van de plateautransporteur volgens de uitvinding weer. Hierbij zijn de plateaus 1, op gelijke onderlinge afstand aan de twee paar even lang^ eindloze kettingen 2,2', respectievelijk 3,3' bevestigd. Deze kettingen 2,2';3,3' voeren de plateaus 1, via 10 een transportpart 21 in een horizontale stand van een bovenste aan- of afvoerplaats 22 naar een onderste af- of aanvoerplaats 23 of omgekeerd en brengen de plateaus 1 via een terugloop-part 24 terug.

Aan de hand van een omloop van één van de plateaus 15 1, waarbij een last 25 van beneden naar boven wordt getransporteerd, zullen de verschillende onderdelen van de inrichting nader worden toegelicht.

Via een transportband 26 wordt de last 25 bij de onderste, hierbij als aanvoerplaats fungerende, af- of aanvoer-20 plaats 23 aangevoerd. Als het plateau 1 over twee, met elkaar in lijn liggende, paren omleidwielen 27,28 naar een horizontale baan wordt afgebogen, wordt tevens de last 25 aan het plateau 1 afgegeven. Het plateau 1 gedraagt zich onder deze belasting buigstijf.

25 De voorzijde van het plateau 1 volgt nu de baan van het kettingpaar 3,3', dat langs een paar omleidwielen 29 is gevoerd, terwijl de achterzijde van het plateau 1, de baan van het over de omleidwielen 30 gevoerde paar kettingen 2,2' aflegt. De paren omleidwielen 29 en 30 zijn zodanig ten op-30 zichte van elkaar geplaatst, dat hun hartafstand overeenkomt met de lengte van het plateau 1 tussen de met de kettingparen 2,2' en 3,3' verbonden schakels 12,12’ en 10,10'. De rotatie-assen van de paren omleidwielen 29,30 zijn tevens in een horizontaal vlak gelegen, zodat de plateaus 1 met de last 25 in 35 een horizontale stand opwaarts bewegen als de kettingen 2,2' en 3,3' evenwijdig naar boven verlopen.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld legt het plateau 1 een verticaal traject af. De paren kettingen 2,2', respectievelijk 3,3' zijn naar paren omleidwielen 32, respec- 8* 0 0 1 0 1 - 6 - tievelijk 31 geleid, welke in een overeenkomstige relatieve positie als de paren omleidwielen 30, respectievelijk 29 zijn geplaatst. Het kettingpaar 3,3' aan de voorzijde van het plateau 1 buigt direct over het paar omleidwielen 31 verticaal 5 naar beneden af. Het kettingpaar 2,2' aan de achterzijde van het plateau*is daarentegen na het paar omleidwielen 32 over een, met het paar omleidwielen 31 in lijn liggend, paar omleidwielen 33 geleid, voordat de verticale afbuiging plaatsvindt. Dientengevolge zal het plateau 1 de last 25 bij de 10 bovenste, in het onderhavige geval als afvoerplaats fungerende, aan- of afvoerplaats 22 aan een transportband 34 afgeven, terwijl het plateau 1 verticaal afbuigt.

In het teruglooppart 24 is een eerste omleidsamen-stel 35 aangebracht, dat uit twee met elkaar gekoppelde paren 15 omleidwielen 36 en 37 bestaat. De hartafstand tussen deze paren omleidwielen 36 en 37 komt overeen met de lengte van de plateaus 1 tussen de verbindingspunten 10,10’ en 12,12' met de kettingparen 3,3' en 2,2'. Het omleidsamenstel 35 is zodanig geplaatst, dat de rotatieassen van de paren omleidwielen 20 36 en 37 horizontaal in eenzelfde verticaal vlak verlopen.

In hetzelfde traject van het teruglooppart 24 is een overeenkomstig tweede omleidsamenstel 38 aangebracht, dat uit paren omleidwielen 39,40 bestaat en in verticale richting verplaatsbaar is. Het kettingpaar 2,2' wordt bij de omleid-25 samenstellen 35,38 langs de paren omleidwielen 36 en 40 geleid en bij elk over 180°, doch in tegengestelde richting, omgebogen. Het kettingpaar 3,3' is op dezelfde wijze langs de paren omleidwielen 37 en 39 gevoerd.

Tijdens de omleiding bij de omleidsamenstellen 30 35 en 38 blijven de verbindingspunten 10,10' en 12,12' van de plateaus 1 met de kettingen 3,3' en 2,2' in dezelfde relatieve positie, zodat de plateaus 1 in de verticale stand door de omleidsamenstellen 35 en 38 worden gevoerd.

Via twee, met elkaar in lijn liggende, paren 35 omleidwielen 42 en 41 zijn de kettingparen 2,2' en 3,3' en de plateaus 1 weer naar de onderste af- of aanvoerplaats 23 teruggeleid.

Een hoogteverstelling van de onderste af- of aanvoerplaats 23 vindt plaats door het verplaatsbare omleidstel 85 0 0 1 0 1 ί « - 7 - 38 in verticale richting te bewegen (zie fig. 6 en 7). De tussen de beide omleidsamenstellen 35 en 38 gevormde lussen van de kettingen 2,2’ en 3,3' nemen toe bij vergroting van de afstand tussen de beide omleidsamenstellen 35,38. Hierbij wor-5 den de paren omleidwielen 27,28,29,30,41,42 nabij de onderste af- of aanvoerplaats 23 opgetrokken en neemt het hoogteverschil tussen de bovenste aan- of afvoerplaats 22 en de onderste af- of aanvoerplaats 23 af. Bij het omlaagbewegen van het omleidsamenstel 38, waarbij de afstand tussen de beide omleid-10 samenstellen 35, respectievelijk 38 afneemt, neemt het hoogteverschil tussen de beide aan-, respectievelijk afvoerplaatsen toe.

In de fig. 6 en 7 is de plateautransporteur m de uiterste standen weergegeven.

De fig. 8-10 geven een tweede uitvoering van de 15 plateautransporteur weer. Hierbij omvat het transportpart 21 naast het eerste, verticale, traject 21a een tweede traject 21b, dat horizontaal verloopt en dat steunrails voor de wielen 14,14' en 15,15' omvat, terwijl het van het eerste traject 21a afgekeerde uiteinde aan de bovenste aan- of afvoerplaats 22 20 ligt. Hier worden beide kettingparen 2,2' en 3,3' over twee, j met elkaar in lijn liggende, paren omleidwielen 43 en 44 over 180° omgebogen.

Het teruglooppart 24 is eveneens verdeeld in, evenwijdig aan de trajecten 21a, respectievelijk 21b van het trans-25 portpart 21 verlopende, trajecten 24a, respectievelijk 24b. De twee omleidsamenstellen 35 en 38 zijn hierbij in het horizontale traject 24b van het teruglooppart 24 aangebracht, terwijl in dit geval het omleidsamenstel 35 horizontaal verplaatsbaar is uitgevoerd (zie fig. 9 en 10).

30 Bij de overgang tussen de twee trajecten 24a en 24b van het teruglooppart 24 moeten de plateaus 1 over 90° tegen de buigslappe richting in worden omgeleid. Daarvoor worden de plateaus 1 bij deze overgang over een geleidingssamenstel 45 gevoerd. Dit bestaat in het in de tekening weergegeven uit-35 voeringsvoorbeeld uit een paar omleidwielen 46, waarover het kettingpaar 3,3' is geleid en drie paar omleidwielen 47, waar-tussendoor het kettingpaar 2,2' is gevoerd. De beide kettingparen 2,2'; 3,3' doorlopen derhalve een verschillend gevormde baan, waarbij de lengte van deze banen evenwel gelijk is.

8? o o 1 0 1 „ * - 8 -

Tijdens het passeren van het geleidingssamenstel 45 door de plateaus 1 is de afstand tussen de verbindingspunten 10, 10' en 12, 12' van de plateaus 1 met de paren kettingen 3, 3' en 2, 2' kleiner dan de lengte van de plateaus 1 5 tussen deze verbindingspunten 10, 10' en 12, 12'. Derhalve zullen de plateaus 1 tengevolge van de zwaartekracht naar beneden doorhangen en kunnen de plateaus 1 op eenvoudige wijze tegen de buigslappe richting in worden omgeleid. Voor het overige is deze uitvoering gelijk aan de eerste uitvoering.

10 In de fig. 11 - 13 is een derde uitvoering van de plateautransporteur weergegeven.

Hierbij omvatten het transportpart 21 en het teruglooppart 24 wederom een vertikaal traject 21a, respectievelijk 24a en een horizontaal traject 21b, respectieve-15 lijk 24b. Het teruglooppart 24 wordt echter direct na de bovenste aan- of afvoerplaats 22 over twee, met elkaar in lijn liggende, als één geheel verplaatsbare, paren omleid-wielen 48, 49 gevoerd. De kettingen 2, 2'; 3, 3' en de plateaus 1 worden bij deze, in vertikale richting verplaats-20 bare, omleidwielen 48, 49 over 180° omgebogen naar een geleidingssamenstel 50, dat op dezelfde wijze is uitgevoerd als het geleidingssamenstel 45. Het geleidingssamenstel 50 geleidt de plateaus 1 via omleidwielen 51 en 52 naar een horizontale stand.

25 De omleidsamenstellen 35 en 38 ontbreken in deze uitvoering, doch kunnen als alternatief met de weergegeven verstelling worden gecombineerd. De als een geheel verplaatsbare paren omleidwielen 48, 49 dienen hier voor de hoogteinstelling van de onderste af- of aanvoerplaats 23.

30 In de fig. 12 en 13 zijn de uiterste standen weergegeven van deze uitvoering van de plateautransporteur.

De overige onderdelen komen overeen met die van de eerste, respectievelijk tweede uitvoering.

Fig. 14 - 16 geven een vierde uitvoering van de 35 plateautransporteur weer, welke in hoofdzaak gelijk is aan de derde uitvoering.

Bij deze vierde uitvoering is het evenwel mogelijk het horizontale traject 21b, respectievelijk 24b van het transportpart 21, respectievelijk het teruglooppart 24 8500101 9 — - 9 - onder een hoek met de horizontaal instelbaar te maken. Dit is mogelijk gemaakt door de paren omleidwielen 31 en 32 en het geleidingssamenstel 45 in vertikale richting verplaatsbaar uit te voeren. Door deze hoekinstelling is het hoogte-5 verschil tussen de bovenste aan- of afvoerplaats 22 en de onderste af- of aanvoerplaats 23 instelbaar.

Teneinde de plateaus 1 in het schuin verlopende tweede traject van het transportpart 21 in een horizontale stand te houden, is het kettingpaar 2, 2’ bij de bovenste j 10 aan- of afvoerplaats 22 over een paar omleidwielen 53 geleid. Deze zijn zodanig ten opzichte van de paren omleidwielen 43, 44 geplaatst, dat de kettingparen 2, 2' en 3, 3' in het vlak van de tekening in het traject tussen de omleidwielen 31; 32 en 43, 44; 53 bij elke richting van het traject 15 21b een parallellogram vormen. Dit is in fig. 15 en 16 zichtbaar, waar de beide hoogteinstellingsmogelijkheden van deze uitvoering van de plateautransporteur worden getoond.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, welke op verschil-20 lende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd.

8500101

Claims (17)

1. Plateautransporteur, voorzien van een aantal, in één richting buigslappe, rechthoekige plateaus en twee paar even lange, elk met de hoekpunten aan de voor-, respectievelijk de achterzijde van de plateaus verbonden, over paren in 5 lijn liggende omleidwielen gevoerde, eindloze kettingen, welke althans in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar verlopen en de plateaus via een transportpart in een althans ongeveer horizontale stand van een bovenste aan- of afvoerplaats naar een onderste af- of aanvoerplaats geleiden, of omgekeerd, en via 10 een teruglooppart terugbrengen, waarbij het transportpart een traject omvat, dat een belangrijke verticale component bezit, terwijl de plateaus bij de beide aan-, respectievelijk afvoerplaatsen afbuigen, met het kenmerk, dat instel-middelen zijn toegepast, waarmede het hoogteverschil tussen 15 de bovenste aan- of afvoerplaats en de onderste af- of aanvoerplaats instelbaar is.

2. Plateautransporteur volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het teruglooppart is uitgevoerd met een eerste omleidsamenstel, dat uit twee met elkaar gekoppel- 20 de paren omleidwielen bestaat, waarover de kettingen afbuigen, en met een overeenkomstig tweede omleidsamenstel, waarover de kettingen in een richting, tegengesteld aan de richting van de afbuiging bij het eerste omleidsamenstel, afbuigen, waarbij de beide omleidsamenstellen ten opzichte van elkaar ver-25 plaatsbaar zijn.

3. Plateautransporteur volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de hartafstand tussen de paren omleidwielen van elk omleidsamenstel overeenkomt met de lengte van de plateaus tussen de verbindingspunten met de paren ket- 30 tingen.

4. Plateautransporteur volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de kettingen bij elk omleidsamenstel over althans ongeveer 180° ombuigen, terwijl althans één van de beide omleidsamenstellen verplaatsbaar is in 35 een richting, die de beide verbindingsassen van de paren omleidwielen van het verplaatsbare omleidsamenstel althans on- 85 0 0 1 ö 1 - 11 - 'i geveer loodrecht snijdt.

5. Plateautransporteur volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kettingen en de plateaus in het teruglooppart over twee, met elkaar in lijn 5 liggende, als één geheel verplaatsbare, paren omleidwielen zijn gevoerd, terwijl aan tenminste ëën zijde hiervan een ge-leidingssamenstel is aangebracht, dat de plateaus tegen de buigslappe richting in geleidt.

6. Plateautransporteur volgens conclusie 5, met 10 h e t kenmerk, dat aan ëën zijde van de twee, met elkaar in lijn liggende, als ëën geheel verplaatsbare, paren omleidwielen een geleidingssamenstel is aangebracht, terwijl zich aan de andere zijde paren omleidwielen van één van de beide aan- respectievelijk afvoerplaatsen bevinden.

7. Plateautransporteur volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de twee, met elkaar in lijn liggende, als één geheel verplaatsbare, paren omleidwielen, de kettingen en de plateaus over althans ongeveer 180° ombuigen en in het symmetrievlak van deze ombuiging, loodrecht 20 op de verbindingsas van de twee, met elkaar in lijn liggende, i als één geheel verplaatsbare, paren omleidwielen verplaatsbaar zijn.

8. Plateautransporteur volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transport- 25 part althans ëën tweede traject omvat, dat een belangrijke j horizontale component bezit, waarbij de bovenste aan- of af-voerplaats aan het, van het eerste traject afgekeerde, uiteinde van het tweede traject ligt.

9. Plateautransporteur volgens conclusie 8, 30 met het kenmerk, dat de hoek tussen het eerste en het tweede traject instelbaar is.

10. Plateautransporteur volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de hoek tussen het eerste en het tweede traject instelbaar is door middel van verplaats-35 bare omleidwielen bij de overgang tussen de trajecten.

11. Plateautransporteur volgens conclusie 8, 9 of 10, met het kenmerk, dat in het tweede traject van het transportpart nabij de bovenste aan- of af-voerplaats een extra paar omleidwielen is aangebracht, waar- 8500101 * - 12 - over het paar kettingen is gevoerd, dat met de, tijdens dit tweede traject van de bovenste aan- of afvoerplaats afgekeerde, zijde van het plateau is verbonden, terwijl dit extra paar omleidwielen zodanig is geplaatst, dat de beide ketting-5 paren in dit tweede traject bij alle richtingen hiervan tezamen een parallellogram vormen.

12. Plateautransporteur volgens een der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat het terugloop-part een, met het aantal trajecten van het transportpart over- 10 eenkomend, aantal trajecten omvat, waarbij de kettingen bij de (elke) overgang tussen de trajecten van het teruglooppart over een (verder) geleidingssamenstel zijn gevoerd, dat de plateaus tegen de buigslappe richting in geleidt.

13. Plateautransporteur volgens één der conclu-15 sies 5 - 7 of 12, waarbij één paar kettingen dichter bij de plateaus is gelegen dan het andere paar kettingen, met het kenmerk, dat het (elk) geleidingssamenstel bestaat uit tenminste één paar omleidwielen, waarover het, het dichtst bij de plateaus gelegen, paar kettingen is gevoerd, 20 en voorts uit tenminste één paar omleidwielen, waarover het, het verst van de plateaus gelegen, paar kettingen is gevoerd, waarbij de paren omleidwielen van het (elk) geleidingssamenstel zodanig zijn geplaatst, dat de beide kettingparen tijdens de verdraaiing van de plateaus een even lange baan af-25 leggen.

14. Plateautransporteur volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat tijdens de verdraaiing van de plateaus bij één van de geleidingssamenstellen de afstand tussen de verbindingspunten van de plateaus met de paren ket- 30 tingen kleiner is dan de lengte van de plateaus tussen deze verbindingspunten, waarbij de zwaartekracht in de buigslappe richting van de plateaus werkt.

15. Plateautransporteur volgens conclusie 13 of 14,met het kenmerk, dat de omleidwielen van het 35 (elk) geleidingssamenstel zodanig zijn geplaatst, dat de beide kettingparen een verschillend gevormde baan doorlopen.

16. Plateautransporteur volgens één der conclusies 13-15, met het kenmerk, dat het, het dichtst bij de plateaus gelegen, paar kettingen over één 85 0 0 1 9 1 - 13 - paar omleidwielen wordt gevoerd, terwijl het het verst van de plateaus gelegen, paar kettingen tussen meerdere omleidwielen door wordt gevoerd.

17. Plateautransporteur volgens conclusie 16, 5met het kenmerk, dat het, het verst van de plateaus gelegen, paar kettingen over een eerste en een derde paar omleidwielen heen en onder een tweede paar omleidwielen door is gevoerd. j Kj;1 8500101