NL8402635A - Blind bevestigingsorgaan met greepcompensatieorgaan. - Google Patents

Description

P & C * J'

LW 1936-38 Ned.dB/LdB

Korte aanduiding: Blind bevestigingsorgaan met greepcompensatieorgaan.

De uitvinding heeft betrekking op blinde bevestigingsorganen voor het aan elkaar bevestigen van werkstukken en in het bijzonder op een 5 uit meer delen bestaand blind bevestigingsorgaan, voorzien van een pen (of spil) en een bus en met een orgaan voor het compenseren van het bevestigingsorgaan voor gebruik over een ruim gebied van totale dikte van de te bevestigen werkstukken.

Voorbeelden van uit meer delen bestaande blinde bevestigings-10 organen zijn beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3,148.578, 3,302,510, 3,369.289, 4.012.984, 4,312,613 en 4,364.697.

Bij veel toepassingen van blinde bevestigingsorganen is het gewenst dat een bevestigingsorgaan een groot greepgebied heeft.

Dat wil zeggen dat verschillende groepen werkstukken, met verschillende 15 totale dikte, er door kunnen worden bevestigd. Tegelijk is het ook gewenst dat het bevestigingsorgaan de werkstukken naar elkaar toe kan trekken en dat het bevestigingsorgaan een blinde kop vormt met een relatief breed vlak, de zogenaamde "voetafdruk", die in klemmende aanraking is met de blinde zijde van de werkstukken. Bij veel toepassingen 20 is het ook gewenst dat de pen en de bus na het aanbrengen mechanisch met elkaar zijn vergrendeld.

Door da onderhavige uitvinding wordt een nieuwe, uit meer delen bestaande blinde klinknagel verschaft, die een greep_instelorgaan heeft. Het greep-instelorgaan versterkt de uitzetting van de blinde zijde 25 van de bus en verschaft een vergrote voetafdruk voor het versterken van het vasthouden van de werkstukken door klemming. Tegelijk vervormt het greepinstelorgaan zelf radiaal naar buiten in verschillende mate, waardoor de lengte dienovereenkomstig wordt gevarieerd en een enkel bevestigingsorgaan een groot greepgebied kan hebben. Het greepinstelorgaan 30 bevordert bij het verbeteren van de vorming van de blinde kop ook het op elkaar trekken van de werkstukken.

Het bevestigingsorgaan volgens de uitvinding verschaft ook middelen voor het vergrendelen van de pen of spil en de ring aan elkaar door middel van een inwendig gevormde grendel.Voorbeelden van inwendig 35 gevormde grendels voor blinde bevestigingsorganen zijn weergegeven in de Amerikaanse octrooischriften 3,288.016 en 3,915.052. De grendelconstruc-tie volgens de uitvinding werkt in hoofdzaak door extrusie en vormt daardoor de inwendige vergrendeling doordat een extruderend ringdeêl aan de pen aankomt tegen een grendelschouder van de bus. Op deze wijze wordt 40 het materiaal voor de grendel in hoofdzaak gevormd door extrusie of 8402635 \ r v - 2 - vloeien van metaal radiaal naar binnen met een minimale of geen afschui-ving van de grendelschouder van de kraag of bus van het bevestigingsorgaan. Deze constructie vergemakkelijkt ook vloeien van het bus~-schoudermateriaal radiaal naar buiten voor het opvullen van de gaten over een belangrijk deel 5 van de lengte van de bus.

De uitvinding·zal hieronder nader worden toegelicht- aan de hand van de tekening, waarin enige uitvoeringsvoorbeelden van het bevestigingsorgaan volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 is een langsdoorsnede door een blind bevestigingsorgaan, 10 bestaande uit een pen, een bus en een greepcompensatieorgaan, weergegeven vóór het aanbrengen aan een paar werkstukken, met een deel van het aambeeld van een aanbrenggereedschap.

Fig. 2A - 2C tonen het bevestigen van het bevestigingsorgaan van fig. 1 aan werkstukken met minimale gecombineerde dikte, waarbij 15 fig. 2A het begin toont, Fig- 2B een tussenstand en fig. 2C het uiteindelijk aangebrachte bevestigingsorgaan.

Fig. 3A - 3c tonen de bevestiging van het orgaan van fig. 1 aan werkstukken van maximale gecombineerde dikte, met de zelfde stappen als fig. 2.

20 Fig. 4-6 zijn langsdoorsneden door greepcompensatie- of greepinstelorganen van verschillende constructie.

Fig. 7, 8 tonen in detail de vergrendeling tussen de pen en de bus bij maximale en minimale groefopvultoestand.

Fig. 9 toont een deel van een ander bevestigingsorgaan in 25 combinatie met een ander gereedschap.

Het blinde bevestigingsorgaan 10 volgens fig. 1 heeft een holle bus 12, een pen (of spil 14) en een greepcompensatie- of instelbus 16; en is weergegeven in op een lijn liggende openingen 18, 20 in werkstukken 22 resp. 24, welke met elkaar moeten worden verbonden. De werk-30 stukken hebben een gecombineerde dikte, die ongeveer de- minimale greep voor het bevestigingsorgaan 10 vertegenwoordigt. De streep-stiplijnen 26 geven de gecombineerde^ dikte weer van werkstukken met de maximale greep voor dit bevestigingsorgaan l'O. De afmeting D in fig. 1 vertegenwoordigt het greepgebied voor het bevestigingsorgaan, d.w.z. het maximale gebied 35 van werkstukdikten waarbij het bevestigingsorgaan 10 werkt tussen de minimale en. de maximale greep.

De holle bus 12 heeft een in hoofdzaak recht schachtdeel 28 met een constante buitendiameter, dat aan het vooreinde eindigt in een verbrede kop 30. Hoewel de bus 12 is weergegeven met een uitstekend type 40 kop 30 is duidelijk dat ook een verzonken kop kan worden gebruikt.

8402635 « « .-3-

De bus 12 heeft een centrale doorgaande boring met een schacht— boringdeel 32, dat over een bepaalde gekozen lengte van het schachtdeel 28 verloopt en is verbonden met een boringdeel 34 met kleinere diameter.

Het boringdeel 34 verloopt over een flink deel van de schacht 28, 5 met inbegrip van een flinke afstand voorbij de buskop 30, zodanig dat dit deel eindigt nabij het binnenvlak van het werkstuk 24 aan het blinde einde van het bevestigingsorgaan 10. Een ringvormige grendelschouder 36 bevindt zich op de overgang tussen het schachtboringdeel 32 en het boringdeel 34 met kleinere diameter.

10 De pen 14 heeft een langwerpig, in hoofdzaak glad penschacht- deel 38, dat eindigt in een verbrede kop 40 aan het achtereinde (het blinde einde van het bevestigingsorgaan 10). Aan het tegenovergestelde of voorste einde heeft de pen 14 een trekdeel 42, waaraan een aantal ringvormige trekgraeven 43 zijn gevormd. Een glad schachtdeel 47 met 15 kleinere diameter verbindt het trekdeel 42 met een tussengelegen geleidings- en aanslagdeel 44 met grotere diameter via een ringvormige breekgroef 46. De breekgroef kan in hoofdzaak gesloten zijn van het type volgens Amerikaans octrooischrift 3,292.482 en vormt de zwaktste plaats van de pen 14. Een ringvormige grendelgroef 48 is gelegen tussen 20 het geleidings- en aanslagdeel 44 en. een verbreed ringvormig vorm- of extrusiedeel 50 .

De greepcompen satiebus 16 is buisvormig en gelegen om de pen 14 tussen de penkop 40 en het blinde einde van de penbus 28. De compensatiebus 16 heeft aan de buitenzijde een gegolfde vorm en wordt begrensd 25 door een paar gelijksoortige flenzen 52, gelegen aan tegengestelde einden van een kolomdeel 54 met kleinere diameter. De dubbeleindige constructie met de flenzen 52 maakt montage op de pen 14 mogelijk in de beide standen zonder dat men op de richting behoeft te letten.

De centrale boring 56 van de compensatiebus 16 heeft een geringe 30 speling ten opzichte van het vormdeel 50, dat de grootste diameter vormt Van de schacht van de pen 14. Het geleidings- en aanslagdeel 44 heeft een diameter die gelijk is aan of iets kleiner is dan die van het busboring-deel 34, waardoor het vooreinde van de pen 14 wordt geleid wanneer zijn schacht wordt bewogen ten opzichte van de bus 12. Het trekdeel 42 en het 35 aangrenzende schachtdeel 47 hebben een kleinere diameter dan het geleidings- en aanslagdeel 44 en daardoor is er een speling met de boring 34 met kleinere diameter. Het vormdeel 50 heeft een zodanige diameter dat een nauwe of enigszins vaste passing ontstaat met het boringdeel 32 van de bus. De buitendiameter van de flenzen 52 van de compensatiebus 40 16 is kleiner dan de buitendiameter van de schacht 28 van de bus 12.en 8402635 ' ί ί - 4 - ook kleiner dan de buitendiameter van de penkop 40, Er is een radiaal naar binnen tapse verdieping 58 aangebracht in de kop voor het opnemen en vangen van het ermee in aanraking zijnde vlak van de aangrenzende flens 52. Na de montage van de corapensatiebus 16 en de bus 12 om de pen 14 5 wordt de buskop 30 gestuikt voor het vormen van een radiaal naar binnen stekend uitsteeksel 152, dat dient Om de betreffende onderdelen van het bevestigingsorgaan 10 voor gemakkelijk hanteren bij elkaar te houden.

Het bevestigingsorgaan 10 is ingericht om te worden aangebracht met een aanbrenggereedschap 53, dat in het algemeen van een wel„bekende 10 soort kan. zijn zodat de details ervan niet worden beschreven. Echter wordt opgemerkt dat dit gereedschap een niet .weergegeven klauwplaat-samenstel heeft, waarvan de bekken; grijpen in de trekgroeven van het trekdeel 42, terwijl een aambeeld 55 aankomt tegen de verbrede buskop 30. Bij bediening van· het gereedschap beweegt het bekkensamenstel axiaal 15 van het aambeeld af, waardoor een relatieve axiale kracht wordt uitgeoefend tussen de pen 14 en de bus 12. Het aambeeld 55 heeft een centrale boring 57 die- het trekdeel 42 met speling opneemt, maar een kleinere diameter heeft dan het geleidings-en. aanslagdeel 44. Dit dient voor een nog nader te beschrijven doel. Het aanrakingsvlak 59 van het aambeeld 55 20 is in het algemeen vlak en past daardoor bij het vlakke profiel van het buitenvlak 61 van de buskop 30. Het platte buitenvlak 61 verloopt over ongeveer de helft van de diameter van de buskop 30 en geeft een goed draagvlak voor het aambeeld 55 zodat vervormingen tijdens het uitoefenen van de aanbrengkrachten tot een minimum worden teruggebracht.

25 Wanneer de relatieve axiale kracht, die door het gereedschap 53 wordt uitgeoefend, in grootte toeneemt, wordt .de pen 14 in de bus 12 getrokken en wordt oplnog· nader beschreven wijze het blinde einde van de busschacht 28 uitgezet voor het vormen van een Verbrede tulpvormige blinde kop zoals de blinde· kop 60 volgens fig. 2C. Ook is duidelijk dat 30 de compensatiebus 16 niet alleen de blinde kop in de busschacht 28 vormt, zodanig dat het op elkaar trekken van de werkstukken, bijvoorbeeld 22 en 24, wordt vergemakkelijkt, maar ook de vorming bevordert van de blinde kop voor het verschaffen van een verbrede "voetafdruk” of aanliggend kopvlak tegen de blinde zijde van het achterste werkstuk 24. Waarschijn-35 lijk nog belangrijker is de constructie van de compensatiebus 16, waardoor een groot greepgebied kan worden verschaft voor het bevestigingsorgaan 10. Het voorgaande blijkt het beste uit de aanbrengstappen volgens Fig. 2A tot 2C en 3A tot 3C.

In fig. 2A is de pen 14 over een afstand dl-ten opzichte van 40 de bus 12 naar binnen getrokken, In deze stand kan een zekere bolvorm 8402635 # i - 5 - ontstaan in de schacht van de bus 12 nabij de blinde zijde van het werkstuk 24. Het geleidings-en aanslagdeel 44 is gedeeltelijk in de busboring 34 met kleinere diameter naar binnen getrokken. Het radiale buitenvlak van het deel 44 is afgerond voor het vergemakkelijken van het 5 binnengaan in de boring 34 en de aanvankelijke uitlijning daarmee.

Wanneer de pen 14 verder in de busschacht 2S wordt getrokken, bijvoorbeeld de afstand d2 volgens fig. 2B, wordt de aangrenzende flens 52 in het boringdeel 32 getrokken. Wanneer dit gebeurt kan de flens 52 een ringvormig deel 62 van het gegrepen eindvlak van de busschacht 28 10 af schuiven, waardoorhet binnendringen van de flens 52 in de boring 32 wordt vergemakkelijkt. Het betreffende einddeel van de busschacht 28 zet radiaal naar buiten uit over de flens 52 waarbij de tulpvormige blinde kop 60 zich begint te vormen. Het kolomdeel 54 van de compensatie-bus 16 is niet van enige betekenis radiaal naar buiten vervormd. Het is 15 duidelijk dat radiale vervorming naar buiten van het kolomdeel 54 een verandering veroorzaakt van de lengte van de bus 16 en deze verandering van lengte verschaft voor verschillende dikten van werkstukken de instelling van veranderingen van de greep. De radiaal naar binnen taps verlopende verdieping 58 in de penkop 40 richt de er tegenaan liggende flens 52 20 radiaal naar binnen waardoor enige neiging van de penkop 40 om in de busboring 56 naar binnen te worden bewogen wordt belet.

In de stand van het hevestigingsorgaan 10 volgens fig. 2B is het vormdeel 50 in aanraking gekomen met de grendelschouder 36 van de bus en heeft een deel van het materiaal van die schouder 36 en van 25 het aangrenzende deel van de kleinere boring 34 radiaal naar binnen verplaatst in de grendelgroef 48 van de pen 14. Tegelijk heeft ook het deel 50 de schouder 36 en het aangrenzende boringdeel radiaal naar buiten uitgezet voor het opvullen van de speling tussen de schachtbus 28 en de boring 20 van het achterste werkstuk 24.

30 In de stand van het hevestigingsorgaan 10 volgens fig. 2C is de pen 14 bewogen over een afstand d3. Bij deze relatieve beweging is de vorming van de blinde kop 60 voltooid en is tegelijk de grendelgroef 48 van de pen in hoofdzaak gevuld met busmateriaal, dat daarin is geëxtrudeerd door het vormdeel 50. Op dit moment ligt de breekgroef 46 nabij het 35 buiteneinde van de verbrede buskop 30 en wordt verdere beweging van de pen 14 belet doordat het geleidings-en aanslagdeel 44 aankomt tegen het aanslagvlak 59 van het aambeeld 55, dat de boring 57 omgeeft. Bij voortgaand uitoefenen van een relatieve kracht door het gereedschap tussen de pen 14 en de bus 12 breekt tenslotte de schacht van de pen 14 bij dê 40 breekgroef 46. Hiermee is het aanbrengen van het bevestigingsorgaai10 8402635 . ί « - 6 - voltooid. Opgemerkt wordt dat het deèl 50 ook de busschacht 28 heeft uitgezet voor het vullen van de boringen 20 en 18 over de afstand, waarover het deel 50 in de kleinere boring 34 is bewogen. Terwijl de grendelgroef 48 niet is gevuld tot zijn maximale diepte is hij wel 5 gevuld over de vertikale breedte tot voldoende diepte voor het verschaffen van een volledig afschuifvlak voor het weerstaan van axiale scheiding tussen de pen 14 en de bus 12.

Verder wordt opgemerkt dat de compensatiebus 26 niet van enige, betekenis radiaal naar buiten is vervormd in zijn kolomdeel 54 bij 10 deze toestand van minimale grip volgens fig. 2A - 2C. Bij sommige constructies kan zelfs bij de minimum greeptoestand knikken optreden.

In elk geval knikt of vervormt echter het kolomdeel 54· van het bevestigingsorgaan 10 radiaal naar buiten in grotere mate voor een grotere greep, toenemende van de minimum greep volgens fig. 2 tot de maximum greep volgens 15 fig. 3. Zoals gezegd veroorzaakt de toename van het knikken een verandering van de axiale lengte vein de bus 16, waardoor de noodzakelijke greep-instelling wordt verschaft. Dit is duidelijk uit een beschouwing van het aanbrengen van een bevestigingsorgaan 10 voor maximale greeptoestand volgens fig. 3.

20 In fig. 3A - 3C zijn gewijzigde onderdelen,die soortgelijk zijn aan onderdelen volgens, fig. 1 en fig. 2, aangeduid met het zelfde cijfer waaraan een letter a is toegevoegd.

In fig. 3 is het bevestigingsorgaan 10 weergegeven gemond-· teerd aan werkstukken 22a en 24a met op een lijn liggende openingen 18a 25 resp. 20a. De gecombineerde dikte van de werkstukken bepaalt de maximum greep voor het bevestigingsorgaan. In fig 3 is het bevestigingsorgaan weergegeven in standen waarbij de pen 14 is bewogen over de zelfde relatieve afstanden dj tot d^ volgens fig. 2. In fig. 3A en 3B zijn deze tussenstanden van het bevestigingsorgaan 10 in hoofdzaak gelijk aan die volgens 30 fig. 2A en 2B. Met het bevestigingsorgaan 10 bij de toestand van maximale greep van fig. 3B bevindt zich echter de blinde kop 60 dichter bij het achtervlak aan de blinde zijde van het werkstuk 34a. De vorming van de blinde kop 60 zal dus zijn voltooid voordat de pen 14 over de afstand d3 is verplaatst. Pig. 3C toont dat, evenals bij de toestand 35 van minimale greep volgens fig. 2:,. wanneer de pen 14 over de afstand d3 is bewogen, de grendelgroef 48 in hoofdzaak is gevuld en de breekgroef 46 ongeveer ligt bij het buitenvlak van de verbrede buskop 30. Tegelijk is de speling tussen de boringen 18a en 20a en de busschacht 28 opgevuld met het materiaal van de kleinere boring 34 van de bus via uit-40 zetting door het deel. 50. De compensatiebus 16 dient nu echter voor het 8402635 ♦ i - 7 - cpnemen van het verschil in greep.

Wanneer nu de pen 14 naar zijn eindstand wordt bewogen knikt het kolomdeel 54 van de compensatiebus 16 radiaal naar buiten, waardoor een verandering optreedt van de lengte, zoals weergegeven door de bol-5 vorm 64 volgens fig. 3C. Deze vervorming of dit knikken en de er het gevolg van zijnde lengteverandering gaat door, waarbij de grendelgroef .

48 in hoofdzaak wordt gevuld met het geëxtrudeerde materiaal van de grendelschouder 36 vande bus en de aangrenzende buswand. De grendelgroef 48 is dus in hoofdzaak gevuld wanneer het geleidings-en aansiagdeel 44 10 aankomt tegen het platte aanslagvlak 59 van het aambeeld 55, waardoor verdere beweging van de pen wordt belet en de schacht van de pen 14 breekt bij de breekgroef 46, gelegen nabij het buiteneinde van de buskop 30, in het algemeen zoals weergegeven in fig. 3C. Zoals is opgemerkt beweegt de pen 14 over de zelfde totale relatieve afstand d3 15 onafhankelijk van de greep.

De compensatiebus 16 is zodanig gevormd dat de flenzen 52 voldoende sterkte hebben om binnendringen te verzekeren in de boring 32 van de busschacht 28. De flenzen 52 zijn ook van voldoende sterkte en/ of stijfheid dat zij in elkaar drukken weerstaan bij beweging in de 20 boring 32. Tegelijk is de kolomsterkte van het kolomdeel 54 zodanig dat deze in hoofdzaak vervorming of knikken tegengaat bij de krachten die nodig zijn om de compensatiebus in de busboring 32 te drukken en de blinde tulpvormige kop 60 te vormen. In dit opzicht draagt het afschuiven van de ring 62 bij tot het binnendringen zonder overmatige kracht-25 vorming. Tegelijk treedt knikken of vervorming van het kolomdeel 54 na dit binnendringen op en bij belastingen die belangrijk kleiner zijn dan die waarbij de breekgroef 46 breekt, zodat voortijdige breuk wordt voorkomen.

Bij het beschouwen van de werking van het bevestigingsorgaan 30 10 volgens fig. 2a tot 2C en 3A tot 3C is duidelijk dat wanneer de com pensatiebus 60 in de boring 32 in het schachtdeel 28 dringt, de tulp-vormige uitzetting van de bus het achterste werkstuk 24, 24a naar het voorste werkstuk 22, 22a drukt, waardoor een goed op elkaar drukken ontstaat. Ook wordt, doordat de busschacht 28 radiaal naar buiten beweegt 35 over de binnendringende flens 52 (die over het algemeen een geheel blijft), een groot vlak (voetafdruk) gevormd op de blinde kop 60 die aanligt tegen het blinde vlak van het werkstuk 24, 24a. Dus worden niet alleen de werkstukken naar elkaar getrokken met een vrij hoge klem-kracht, maar ook vergroot de grotere voetafdruk van de blinde kop 60 40 de treksterkte van de verkregen verbinding.

8402531 4 i ΐ - .8 -

Ook moet worden opgemerkt, dat men bij de constructie van het bevestigingsorgaan iO niet afhankelijk is van "draadtrekken" van de pen 14 voor greepinstelling of -compensatie. Weergegeven is dat de bus 12 speling heeft in de openingen 18, 20 (18a, 20a) voor de werkstukken 5 22, 24 (22a, 24a). Deze speling kan variëren van een nauwe passing tot een bepaalde· gekozen maximum speling. Het id duidelijk dat de grendelgroef 48 een bepaald volume heeft ter aanpassing aan variaties in de eisen voor opvulling van de gaten (speling), terwijl nog steeds een goede vergrendeling aanwezig is tussen de pen 14 en de bus 12. Er wordt op gewezen dat 10 het vormdeel 50 een oppervlak 66 heeft, dat in hoofdzaak dwars op de hartlijn van de pen 14 verloopt. Het radiale buiteneinde 68 (zie fig. 1) van het vlak 66 is voorzien van een flinke afronding teneinde afschuiven te voorkomen van het materiaal dat wordt verplaatst van de grendelschouder 36 en het aangrenzende boringdeèl, hetzij radiaal naar binnen voor het 15 opvullen van de grendelgroef 48 en/of naar buiten voor het opvullen van het gat. Op soortgelijke wijze vormt het tegenoverliggende vlak 67 van het aanslagdeel 44, hoewel het een lichte afronding heeft, met het vlak 66 een grendelgroef met een relatief grote effectieve breedte (vertikaal) die een scheiding tussen pen 14 en bus 12 weerstaat.

20 De relatieve hardheden van de compensatiebus 16 en de holle bus 12 kunnen gemakkelijk worden gekozen tezamen met de noodzakelijke, vorm voor het verschaffen van de hierboven beschreven functie. In een bepaalde toepassing met een bevestigingsorgaan 10, dat in hoofdzaak is geconstrueerd als weergegeven in de tekening, was de pen vervaardigd van een ge-25 legeerd staal met een hardheid S van 48-52, was de bus 12 vervaardigd van aluminium 5056 met een hardheid Eg van 38 en de compensatiebus 16 van een koolstofstaal met een hardheid Rg van 90 - 94.

De compensatiebus kan verschillende vormen hebben. Bijvoorbeeld kan de flens 52 nabij de penkop 40 worden weggelaten. Dan is echter een 30 juist richten van de compensatiebus nodig om de enkele flens, bijvoorbeeld 52, nabij de busschacht 28 te plaatsen. Andere varianten van de compen-r satiebus zijn weergegeven in fig. 4-6, waarbij soortgelijke onderdelen als in fig. 1 zijn aangeduid met de zelfde cijfers, met toevoegingen resp. van b, c en d, 35 Zo hee'ft de compensatiebus 16b volgens fig. 4 ringvormige flenzen 52b aan de beide- einden, die radiaal haar binnen steken van het kolomdeel 54b. Vervorming of knikken vindt plaats in het kolomdeel 54b.

Volgens fig, 5 kan de bus 16c een constante dwarsdoorsnede hebben. Het middendeel 64c is dan echter uitgegloeid of zachtgemaakt teneinde 4Q radiale vervorming of. knikken te vergemakkelijken.

840 2 63 1 . ♦ - 9 -

Fig. 6. geeft een variant weer van de bus van fig. 4, waarbij de bus 16d slechts is voorzien van een ringvormige flens 52d die radiaal naar binnen steekt van een einde van het kolomdeel 54d.. Bij deze vorm moet het einde met de flens in de juiste stand worden geplaatst 5 voor aanraking met het tegenover liggende einde van de busschacht 28.

Zoals gezegd beweegt de pen 14 over ongeveer de zelfde afstand d3 ten opzichte van de bus 12 over het gehele greepgebied, d.w.z. van minimale tot maximale greep. Tegelijk beweegt het vorm-of extrusiedeel 50 van het aanrakingspunt met de grendelschouder 36 binnen de busboring 10 met kleinere diameter 32 over een constante afstand over het gehele greepgebied. Dus zal het materiaalvolume, dat beschikbaar is om uit te zetten voor opvulling van de gaten en het verschaffen van de grendel in de groef 48,001 hoofdzaak gelijk zijn. Toch moet het beschikbare busmateri-aal geschikt zijn om de gaten te vullen bij de toestand van maximale 15 speling, d.w.z. tussen de busschacht 28 en de werkstukopeningen 18, 20, 18a, 20a en tegelijk voldoende materiaal te verschaffen voor het vormen van de grendel in de grendelgroef 48. Anderzijds moet bij een toestand van minimale speling de grendelgroef 48 voldoende volume hebben om meer van het geëxtrudeerde busmateriaal op te nemen. Wanneer dit volume 20 te klein is en de groef 48 geheel wordt gevuld voordat de pen 14 zijn gewenste eindstand bereikt, kan voortijdig breuk bij de breekgroef 46 optreden op een punt dat te ver binnen de bus 12 ligt. Bij de constructie volgens de uitvinding heeft de grendelgroef 48 voldoende volume om te werken als reservoir voor het opnemen van de variaties tussen de 25 maximale en de minimale speling of gatopvulomstandigheden, terwijl toch een goede vergrendeling ontstaat tussen de pen 14 en de bus 12. In dit opzicht wordt opgemerkt dat de grendelgroef 48 vrij breed is, tussen de vlakken 66 en 67, waardoor het daarin geëxtrudeerde grendelmateriaal een voldoende afschuifoppervlak verschaft om uitdrukken van de pen 14 30 uit de bus 12 te weerstaan. De diepte van de groef 48(horizontaal) kan zodanig worden gekozen dat deze bij draagt tot het verschaffen van het gewenste volume terwijl er voldoende sterkte is om breuk te weerstaan of belangrijke vervorming vdór de gewenste breuk in de breekgroef 46.

Zo waren bij een bepaalde uitvoeringsvorm van een pen 14 en 35 bus 12 de volgende afmetingen bevredigend voor een bevestigingsorgaan van nominaal 5/32" = 4 mm: pen 14:

Schachtdeel 38 diameter 2,7 mm

Vormdeel 50 diameter 2,74 mm 40 Grendelgroef 48 diameter 2 mm 8402635 - 10 - breedte 0,79 mm

Aanslagdeel 44 diameter 2,4 mm

Bus 12:

Schachtboring 32 diameter 2,72 mm 5 Kleinere boring 34 diameter 2,46 mm

Schacht 28 diameter 4 mm

Platte kant 61 diameter 5 mm

Werkstukken 22, 24 :

Totale speling tussen de openingen - minimaal» «Q, 245 en 10 18, 20 en de schacht 28 - maximaal 1,27 mm.

De reservoir-functie van de grendelgroef 48 blijkt uit fig. 7 en 8.

Daarin zijn soortgelijke onderdelen als in fig. 1 met het zelfde cijfer aangeduid met toevoeging van de letters e,resp. f.

In fig. 7 is een bevestigingsorgaan 10e weergegeven voor het 15 bevestigen van werkstukken 22e en 24e aan elkaar, met openingen 18e, resp. 20e. De openingen bepalen in het algemeen de maximale spelings-toestand met de busschacht 28e. Opgemerkt wordt -dat hoewel het vormdeel 50e de busschacht 28e heeft uitgezet voor het vullen van de openingen 18e,20e met busmateriaal van de kleinere boring 34e, er voldoende over-20 schot aan busmateriaal is voor het goed vullen van de grendelgroef 48e over zijn breedte. Zo wordt bij de maximale spelingstoestand de grendelgroef 48e in hoofdzaak gevuld over zijn gehele breedte, terwijl er nog extra capaciteit is in de diepterichting. Daarom wordt het effectieve afschuifoppervlak, dat loslaten of uitdrukken van de pen 25 weerstaat, bepaald door de breedte (vertikaal) van de grendelgroef 48e . Qpgemerkt wordt dat de groef 48e tot ongeveer de helft van zijn diepte is gevuld.

In fig. 8 is een bevestigingsorgaan lOf weergegeven voor het bevestigen van werkstukken 22f, 24f met openingen 18f resp. 2Qf, met de 30 minimale speling ten opzichte van de busschacht 28f. Hier wordt de grendelgroef 48f vrijwel geheel gevuld met het overschot aan busmateriaal na^dat door uitzetten van de bus de openingen 18f, 2Of zijn gevuld. Opgemerkt wordt dat in de stand waarbij de grendelgroef 48f geheel is gevuld, de pen 14f is gelegen op zijn gewenste plaats voor breuk in de 35 breekgroef 46f, d.w.z. nadat het aanslagdeel 44f is aangekomen tegen het aambeeld, bijvoorbeeld 55 van het aanbrenggereedschap. Het is niet nodig dat de grendelgroef 48f geheel wordt gevuld bij de minimale spelingstoestand, maar eerder dat wanneer complete vulling optreedt, dit gebeurt wanneer de pen 14f zijn beweging geheel heeft voltooid en de gewenste 40 eindstand voor breuk heeft bereikt.

8402635 -Γ v - 11 --

Hoewel het busmateriaal voor de grendel in de groef 48e in de maximale spelingstoestand (fig. 7) niet doorloopt tot de volle diepte van de groef/ verschaft het een vrijwel even effectief vasthouden van de pen 14e als bij de grotere vullingstoestand volgens fig. 8/ daar de 5 effectieve af schuif oppervlakken van de grendels in zowel de maximale als de minimale spelingstoestand gelijk zijn.

Door het aanbrengen van een grendelgroef 48 van grote:, breedte en volume kan een groot volume aan overschot busmateriaal worden opgenomen bij het vullen van de gaten en het vullen van de grendel. Tegelijk vergroot 10 de flinke vertikale breedte het vasthouden van de pen door het daardoor ontstaande afschuifoppervlak. De vrij grote breedte laat het gewenste volume bereiken zonder dat aan de groef een overmatige diepte behoeft te worden gegeven. Dat wil zeggen de grendelgroef 48 kan vrij ondiep zijn ten opzichte van de breekgroef 46.

15 Uit fig. 2A - 2C blijkt.dat de klinknagel IQ opvullen veroor zaakt van de gaten over een flinke lengte van de openingen 18, 20 bij de minimum greqgtoestand van de werkstukken 22, 24. Dit opvullen van de gaten, dat plaatsvindt tussen de einden van de werkstukken 22, 24, strekt zich bij voorkeur uit over tenminste ongeveer de helft van de to-20 tale werkstukdikte in de minimum greeptoestand. Er wordt op gewezen dat het materiaal voor zowel het opvullen van de gaten als het vormen van de grendel afkomstig is van de schacht 28 van de bus 12.

Voor de bovengenoemde klinknagel van 4 mm is de breedte van de grendelgroef 48 ongeveer een derde van zijn diameter. Ook kan het 25 opvullen van de gaten en de vorming van de grendel plaatsvinden over tenminste een derde tot de helft van de lengte van de totale beweging van de pen 14 en kan de breedte van de grendelgroef 48 ongeveer een derde van de gevulde lengte van het gat bedragen. Deze verhoudingen kunnen echter veranderen bij bevestigingsorganen van andere afmetingen.

30 In sommige gevallen kan het gewenst zijn de aanslagschouder 44 tegen het aambeeld te laten aankomen op een punt binnen de buskop 30 teneinde de breuk van de pennen naar binnen te doen plaatsvinden. Dit kan worden gedaan met de gewijzigde uitvoeringsvorm volgens fig. 9.

Daarin zijn soortgelijke delen als in fig. 1 met het zelfde cijfer aan-35 geduid, voorzien van een letter g.

Het bevestigingsorgaan lOg, dat slechts gedeeltelijk in fig.

9 is weergegeven, heeft een bus 12g voorzien van een verbrede boring 70 in de buskop 30g aan het buiteneinde van de kleinere boring 34g. Het aambeeld 55g van het gereedschap 53g heeft een uitstekende ring 72, die 40 past in de verbrede boring 70. Hierdoor komt het aanslagdeel 44g van de 8402635 / - 12 - pen 14g aan tegen en/of wordt gestopt door de ring 72 binnen de kleinere boring 34g, zodat breuk in de breekgroef 46g verder naar binnen in de buskop 30g plaatsvindt.

Opgemerkt wordt, dat hoewel het aambeeld 55 is weergegeven met 5 een plat vlak 59, bestemd voor aanraking met het aanslagdeel 44 voor het stoppen van de beweging van de pen 14, dit iook kan worden verkregen met een conventioneel aambeeld, tezamen met een afzonderlijke ringvormige, platte wegwerp-onderlegring die dan deel uitmaakt van het samenstel van het bevestigingsorgaan 10 en aankomt tegen het platte kopvlak 61 van de.

10 bus. Deze ring heeft een inwendige diameter die kleiner is dan het aanslagdeel 44, zodat de ring in aanraking: komt met dit deel 44 en de beweging van de pen 14 stopt.

15 8402635

Claims (24)

1. Blind bevestigingsorgaan voor het aan elkaar bevestigen van een aantal werkstukken met een gecombineerde totale dikte variërend van een gekozen minimum dikte tot een gekozen maximum dikte, waarbij het verschil daartussen het greepgebied voor het bevestigingsorgaan is, 5 waarbij het bevestigingsorgaan bestaat uit een holle bus met een doorgaande boring, welke bus een schachtdeel en een vergrote buskop heeft aan een einde, en uit een pen met een schachtdeel en een vergrote penkop, waarbij het penschachtdeel is ingericht te worden geplaatst in de boring van de bus met de penkop gelegen aan het eiri.de van het busschachtdeel 10 tegenover de buskop,- welke pen is ingericht om te bewegen ten opzichte van het busschachtdeel en vervorming te veroorzaken daarvan, voor het vormen van een blinde kop tegenover de buskop ten gevolge van een relatieve axiale kracht, uitgeoefend tussen de pen en de bus, waarbij het penschachtdeel een breekgroef heeft op een bepaalde plaats van de pen zodanig 15 dat wanneer de blinde kop is gevormd de breekgroef zich binnen het algemene gebied van de buskop bevindt voor verschillende diktes binnen het greepgebied, gekenmerkt door een greepcompensatieorgaan (16, 16b, 16c, 16d) geplaatst tussen de penkop (40) en het andere einde van de busschacht (28) voor het vormen van de blinde kop (60) uit de busschacht (28), en het 20 plaatsen van de breekgroef (46, 46e, 46f, 46g) in het algemene gebied van de buskop (30) wanneer de blinde kop (60) is gevormd, welk greepcompensatieorgaan beweegt binnen de boring van de bus (12, 12e, 12f) voor het vormen van de blinde kop (60, 60e, 60f) en wanneer het orgaan wordt vervormd dit radiaal wordt vervormd in grotere mate van de minimale tot 25 de maximale werkstukdikte, zodanig dat de grotere radiale vervorming van het compensatieorgaan een blinde kop vormt met grotere diameter uit het aangrenzende buisvormige busdeel voor het compenseren van de geringere axiale lengte van de blinde kop ten gevolge van de grotere werkstukdikte.

2. Bevestigingsorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 30 het greepcompensatieorgaan (16, 16b, 16c, 16d) in hoofdzaak buisvormig is en een deel (54, 54b, 54c, 54d) heeft, dat de radiale vervorming kan verschaffen.

3. Orgaan volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het greepcompensatieorgaan één einde (52) heeft, dat bestemd is om aan te liggen 35 tegen het einde van de bus (12, 12e, 12f) tegenover de buskop (30, 30e, 30f), waarbij het radiaal vervormende deel (54 - 54d) in hoofdzaak is gelegen grenzend aan dit ene einde van het compensatieorgaan. 8402635 ' „ V - 14 -

4. Orgaan volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het ene einde (52) is ingericht om in hoofdzaak zijn vorm te behouden wanneer het in de boring beweegt.

5. Orgaan volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het 5 greepcompensatieorgaan een flens (52, 52b, 52d) aan dit ene einde heeft.

6. Orgaan volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het buisvormige greepcompensatieorgaan een deel (54 - 54d) met kleinere doorsnede heeft, dat is verbonden met de flens, waarbij de radiale vervorming plaatsvindt als knikken van de kolom van dit deel met kleinere 10 doorsnede.

7. Orgaan volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de flens (52b)radiaal naar buiten uitsteekt van het deel (54b) met kleinere doorsnede.

8. Orgaan volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de flens 15 (52d) radiaal naar binnen uitsteekt vanhet deel (54d) met kleinere doorsnede.

9. Orgaan volgens een der conclusies 5-8, met het kenmerk, dat het buisvormige greepcompensatieorgaan (16 - 16d) symmetrisch is en een andere flens (52b) heeft aan het andere einde, dan de flens (52, 20 52b, 52d) aan het ene einde.

10. Orgaan volgens een der conclusies 2 - 9, met het kenmerk, dat het radiaal vervormende deel van het greepcompansatieorgaan is ingericht om te worden verzwakt ten opzichte van de rest van het orgaan.

11. Orgaan volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het 25 greepcompensatieorgaan een zachter deel (54c) heeft voor het bereiken van de radiale vervorming.

12. Orgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het greepcompensatieorgaan een afzonderlijk onderdeel ten opzichte van de. bus (12, 12e, 12f) is.

13. Orgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het greepcompensatieorgaan een afzonderlijk orgaan is ten opzichte van'de pen (14, 14e, 14f).

14. Orgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het greepcompensatieorgaan is ingericht voor het vormen van 35 een wig teneinde het binnengaan van de boring(32, 32e, 32f) van de bus-schacht (28) te vergemakkelijken.

15. Orgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het greepcompensatieorgaan is ingericht voorhhet afsnijden i van een ringmateriaal (62) van de wand van de busschacht (28) voor het 1 8402635 vergemakkelijken van de beweging in de boring van de bus (12, 12e, 12f). ίτ # -ISIS* 3lind bevestigingsorgaan volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het busschachtdeei (28) is ingericht om te worden geplaatst in op een lijn liggende! openingen van de werkstukken binnen een gekozen minimum en maximum speling van deze openingen, 5 waarbij de pen (14, 14e, 14f) een extrusiedeel (50) met grotere diameter heeft en de doorgaande boring van de bus (12, 12e, 12f) een grendel-vormend boringdeel (34) heeft, gelegen binnen het schachtdeel (28) en met een bepaalde vaste passing ten opzichte van het extrusiedeel (50), waarbij een grendelgroef (48) is aangebracht in de pen in hoofdzaak 10 direct grenzend aan het extrusiedeel (50), waarbij het extrusiedeel beweegbaar is in het grendelvormende boringdeel (34) voor het radiaal uitzetten van de busschacht (28) voorhet opvullen van de speling met de op een lijn liggende openingen en voor het bewegen van het overschot aan materiaal in de grendelgroef (48) voor het vormen van een grendèl 15 tussen de pen en de bus, en de grendelgroef (48) een flinke vertikale breedte heeft en een bepaalde diepte voorhet bepalen van een gewenst volume, zodanig dat bij de maximale speling de grendelgroef (48) wordt gevuld over zijn breedte maar niet tot zijn volle diepte en bij de minimum speling het overschotmateriaal in het algemeen niet het gewenste 20 volume overschrijdt wanneer de pen is bewogen tot de breekgroef (46 -46g) zich in de gekozen stand bevindt.

17. Blind bevestigingsorgaan voor het bevestigen van een aantal werkstukken aan elkaar met een gecombineerde totale dikte variërend van een gekozen minimum dikte tot een gekozen maximum dikte waarbij het 25 verschil daartussen het greepgébied voor het bevestigingsorgaan vormt, waarbij het bevestigingsorgaan bestaat uit een holle bus met een doorgaande boring, welke bus een busschachtdeei heeft en een vergrote buskop aan een einde, en uit een pen met een schachtdeel en een verbrede penkop, waarbij het penschachtdee! is ingericht om te worden geplaatst in de bo-30 ring van de bus met de penkop gelegen aan het einde van het busschachtdeei tegenover de buskop, waarbij de pen is ingericht om te bewegen ten opzichte van het busschachtdeei en vervorming te veroorzaken daarvan voor het vormen van een blinde kop tegenover de buskop tengevolge van een relatieve axiale kracht, uitgeoefend tussen de pen en de bus, waarbij het pen-35 schachtdeel een breekgroef heeft op een bepaalde plaats van de pen, zodanig dat wanneer de blinde kop is gevormd, de breekgroef zich bevindt binnen het algemene gebied van de buskop voor verschillende dikten binnen het greepgebied, waarbij het schachtdeel is ingericht om te worden geplaatst binnen op een lijn liggende openingen van de werkstukken binnen een be-40 paalde minimale en maximale speling met deze openingen, met het kenmerk, 8402635 y € ^ ^ - 16 - dat de pen (14, 14e, 14f) een extrusiedeel (50) met grotere diameter heeft, de doorgaande boring van de bus een grendelboringdeel (34) heeft, gelegen in hoofdzaak binnen het busschachtdeel (28) en met een bepaalde vaste passing met het extrusiedeel (50), een grendelgroef (48) is 5 gelegen in de pen in hoofdzaak direct grenzend aan het extrusiedeel (50), het extrusiedeel beweegbaar is in het grendel„vormende boringdeel (34) voor).het radiaal uitzetten van de busschacht (28) voor het opvullen van de speling met de openingen (18, 20) en voor het bewegen van het overschot aan materiaal in de grendèlgroef (48) voor het vormen van een grendel 10 tussen de pen en. de bus, waarbij de grendelgroef (48) een flinke breedte heeft en een. gekozen diepte voor het bepalen van een gewenst volume, zodanig dat.bij de maximale speling de grendelgroef (48) wordt gevuld over zijn vertikale breedte maar niet tot zijn volle diepte en bij de minimale speling het overschotmateriaal in het algemeen niet dit gewenste volume 15 overschrijdt wanneer de pen is bewogen, zodanig dat de breekgroef (46) zich op de gekozen plaats bevindt.

18. Orgaan volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat het grendelvormende boringdeel (34) een boring (34) met kleinere diameter is, die verloopt door de busschacht (28) en is verbonden met een boring-20 deel (32) met grotere diameter, verlopend in de busschacht (28) in hoofdzaak tussen de buskop (30, 30e, 30f) tot een punt rond de minimale dikte, waarbij een grendelschouder (36) is gevormd op de overgang tussen het grendelvormende boringdeel (34) en het grotere boringdeel (32).

19. Orgaan volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de pen een 25 geleidingsdeel (44) heeft met een diameter die nauw passend wordt opgenomen in het grendelvormende boringdeel (34), waarbij het extrusiedeel (50) een zodanige diameter heeft, dat dit nauw wordt opgenomen in het vergrote boringdeel (32), en het geleidingsdeel (44) vooruit gaat bij het extrusiedeel (50) voorheb geleiden en uitlijnen van het extrusiedeel i 30 (50) door het vergrote boringdeel (32) en in aanraking met de grendelschouder (36) en het grendelvormende boringdeel (34).

20. Orgaan volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het achter-vlak van het geleidingsdeel (44) de voorzijde vormt van de grendelgroef (48).

21. Orgaan volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het geleidingsdeel (44) een voorvlak heeft dat een aanslag- vormt, die de beweging kan stoppen van de pen wanneer de breekgroef (48) op de gewenste plaats is.

22. Orgaan volgens conclusie 21, gekenmerkt door een orgaan dat 40 afzonderlijk is ten opzichte van de bus en uitsteekt in de doorgaande 8402635 % - 17 - boring van de buskop (30, 30e, 30f) teneinde aan te komen tegen het voorste aanslagvlak op een bepaalde afstand binnen de buskop,

23. Orgaan volgens een der conclusies 16 - 22, met het kenmerk, dat het extrusiedeel (50) is ingericht om te bewegen langs het grendel- 5 vormende boringdeel (34) over een afstand die tenminste ongeveer de helft bedraagt van de minimale dikte van de werkstukken.

24. Orgaan volgens een der concludes 16 - 22, met het kenmerk, dat het extrusiedeel (50) is ingericht om aan te kernen tegen het grendel vormende boringdeel (34) over een afstand die tenminste ongeveer 10 een derde tot ongeveer de.helft bedraagt van de bewegingsafstand van de pen ten opzichte van de bus, voor het plaatsen van de breekgroef op de gewenste plaats.

25. Orgaan volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat de grendelgroef (48) een breedte heeft, die ongeveer een derde bedraagt van 15 de lengte van het grendelvormende boringdeel (34), dat in aanraking is met het extrusiedeel (50). 20 8402635