NL8402261A - Werkstoel. - Google Patents

Description

N.0. 32.630 1 —

Werkstoel»

De uitvinding heeft betrekking op een werkstoel met een in hoogte verstelbare uit een deel bestaande stoelschaal, bestaande uit een zit-5 schaal, een in hoofdzaak star met de zitschaal verbonden ondersten— . ningsdeel voor lendenen en zitvlak en een scharnierend van dit deel op gericht rugleuningdeel, en een verstelmechanisme met een basisdrager die star met de stoelsteun verbonden is en van veerbelaste zwenkelemen-ten voorzien is, die de stoelschaal in het gebied van de zitschaal in 10 de langsrichting beweegbaar aan de basisdrager ophangen, en een stuurelement, dat het rugleuningdeel met de basisdrager verbindt en dat door een hellingsverandering, die door een op het rugleuningdeel werkende verstelkracht veroorzaakt wordt, een hellingsverandering in gelijke zin bij de zitschaal bewerkstelligt, die na het wegvallen van de verstel-15 kracht in de uitgangstoestand daarvan teruggebracht wordt.

Werkstoelen van dit soort zijn bekend. Met betrekking hiertoe wordt op de Zwitserse octrooischriften 524.982 en 629.945 gewezen. De daar beschreven verstelmechanismen voor het gelijktijdig en in gelijke zin veranderen van de helling van de rugleuning en zitplaat ten opzich-20 te van de verticale stoelkolom bevatten gasveren. Deze maken in het kader van de specifieke wijze van werken daarvan enerzijds het gemakkelijk vastleggen van praktisch gewenste uitgangsposities mogelijk van de met betrekking tot de beweging gekoppelde rugleuning-/zitplaat-combina-tie in de zin van een vergrendeling van de stand, alsmede een verhou-25 dingsgewijs hard geveerde beweegbaarheid van de rugleuning en zitplaat bij overeenkomstige verplaatsing van gewicht door de gebruiker. Werkstoelen van dit soort zijn gemakkelijk en snel aan wisselende vereisten met betrekking tot de zitstand aan te passen en praktisch universeel toepasbaar.

30 Intussen is gebleken dat bij werkstoelen in vele gevallen reeds een bewegingsvrijheid voldoende is of aan een bewegingsvrijheid de voorkeur gegeven wordt, die van een voor het lichaam juiste "normale houding'* waarin het zitvlak, het daarboven beginnende lendenendeel en ten minste het benedendeel van de wervelkolom in het gebied van het 35 zit- en lendenendeel voor het lichaam op de juiste wijze naar achteren ondersteund zijn, in een alternatieve houding gaat, waarin het genoemde gebied samen met het daarboven liggende middelste en bovenste gebied van het lichaam "gestrekt” worden en waarbij de wervelkolom tijdelijk ontlast kan worden. Een dergelijke ontlasting van de wervelkolom kan in 40 het bijzonder werkzaam gemaakt worden indien deze zich daarbij enigs— 8402261 % • 2 i 4 zins naar achteren verplaatst, zonder dat evenwel de ondersteunende werking van een anatomisch aangepast gevormd· aanligvlak te verliezen. Overeenkomstige stoelconstructies uit passende buigzame kunststoffen zijn bekend. Het doel was daarbij het zitvlakgebied van de zitplaat, de 5 overgang van de zitplaat naar het benedendeel van de rugleuning en deze zelf enerzijds stijf genoeg te maken om ongewenste verandering van de vorm te vermijden, maar anderzijds de buiglijn van de rugleuning en de aanligging van de schouder zo mogelijk nauwkeurig aan de natuurlijke vorm van de wervelkolom bij dergelijke ontlastingsbewegingen gelijk te 10 maken. Terwijl het in de regel moeilijk is de vereiste vormstijfheid te verkrijgen, bestaan problemen met betrekking tot de aanpassing van het verloop van de kromming van de stoelleuning en in het bijzonder in het bovenste eindgebied daarvan aan het natuurlijke verloop van de menselijke wervelkolom. De grondslag is dat de vereisten met betrekking tot 15 de mechanische vastheid van het rugleuningmateriaal en de gewenste buigflexibiliteit in wezen slechts bij "naakte" kunststofschalen tot een draagbaar evenwicht te brengen zijn. Daarbij moet niet alleen van elke bekleding afgezien worden, maar kunnen eveneens esthetisch gewenste vormgevingselementen meestal niet verwezenlijkt worden. Het is voor-20 al niet mogelijk het bij het ontlasten van het lichaam van voordeel zijnde naar boven brengen van het voorste zitplaateinde uit economische overwegingen te verwezenlijken, omdat stoelen met onbeklede kunststof-schalen tot een prijscategorie behoren waarin voor de hiervoor noodzakelijke bewegingsmechanismen geen plaats is.

25 Het is daarom het doel van de onderhavige uitvinding om in een van een bekleding te voorziene en vooral aan gemiddelde comfortvereisten aanpasbare werkstoel te voorzien, die door een verhoudingsgewijs eenvoudig, robuust gevormd bewegingsmechanisme binnen een grote bandbreedte van mogelijkheden van de zithouding anatomisch juiste ondersteu-30 ningseffecten geeft, en ook aan esthetische wensen kan voldoen.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkstoel verwezenlijkt doordat - de stoelschaal een tussen het boveneinde van het ondersteuningSdeel voor lendenen en zitvlak en het benedeneinde van het rugleuningdeel een 35 als ëën deel aangevormd scharnierdeel omvat, - dat het rugleuningdeel en het ondersteuningsdeel voor lendenen en zitvlak in het gebied van het scharnierdeel een omstuurinrichting voor bevestiging en beweging voor het stuurelement omvat, en dat - de zwenkelementen, die de zitschaal met de basisdrager verbinden, 40 paarsgewijs werkzame hefboomorganen zijn, via welke de door de stoel te 8402261 Γ- ·φ 3 dragen, belasting op de basisdrager resp. op de steun van de stoel afgeleid wordt.

Verdere uitvoeringsvormen blijken uit de volgconclusies.

Als het belangrijkste voordeel van de werkstoel volgens de uitvin-5 ding is de eenvoudige schaalconstructie daarvan te zien, die zowel de zitschaal als ook de gehele rugleuninginrichting kan omvatten.

Het een geheel vormende deel van het schaalconstructie vormende scharnierorgaan bij het benedeneinde van de rugleuning kan zonder rekening te houden met maatregelen die bepaald worden door de vorm en vast-10 heid bij het bovendeel van de rugleuning zo gevormd worden, dat niet alleen aan het hoofddoel als buigelement, maar ook aan op het ontwerp gerichte vereisten kan worden voldaan.

Bij het bewegingsmechanisme zijn weinig, en vooral niet slijtage-gevoelige, onderdelen aanwezig, die weinig onderhoud vereisen. De moge-15 lijkheid van het gebruik van een torsie-schroefveerinrichting maakt het mogelijk een met betrekking tot de kosten gunstig te vervaardigen en gemakkelijk in te stellen verstelmechanisme te vervaardigen, dat overzichtelijk uit te voeren is en uit weinige eenvoudige delen bestaat. De werkstoel is zonder verandering van de basisconstructie als zetel te 20 vormen en kan praktisch van elke bekende kolom- en voetconstructie voorzien worden.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de werkstoel volgens de uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening beschreven. Daarin toont: fig. 1 de stoel in zijaanzicht voor het afbeelden van de beweeg-25 baarheid van zitschaal en rugleuning tussen de normale of ruststand daarvan (met doorgetrokken lijnen afgebeeld) en de volledig naar achteren hellende stand daarvan (met onderbroken lijnen getekend), fig. 2 een verticale doorsnede langs de symmetrie-as X-X van de stoel in fig. 3 voor het afbeelden van het verstelmechanisme van de 30 zitschaal-rugleuning, in de normale of ruststand daarvan, fig. 2a, 2b details van het verstelmechanisme voor dé zitschaal-rugleuning bij volledig naar achteren hellende rugleuning en wel a) van het rugleuningdeel rechts van het verticale vlak met de achterste scharnierende bevestiging van de zitschaal, en b) het voorste deel van 35 de zitschaal links van het verticale vlak van de stoel, fig. 3 het verstelmechanisme volgens fig. 2 in horizontale projectie, fig. 4a, 4b het buigscharniergebied van de rugleuning met vergrote gedetailleerde afbeelding in a) normale of ruststand van de rugleuning, 40 en b) in volledig naar achteren hellende stand, en 8402261 9 * ‘ 4 fig. 5a, 5b de scharnierende bevestiging van het voorste deel van de zitschaal in detail op vergrote schaal, in a) normale of ruststand van de stoel, en b) bij volledig naar achteren hellende rugleuning en overeenkomstig naar boven gebrachte stand van het voorste deel van de 5 zitschaal ten opzichte van de basisdrager van het verstelmechanisme.

In fig. 1 is een volgens de uitvoering gevormde werkstoel af geheeld, waarbij op het aansluitstuk 1 van een basisdrager of een grond-plaat een bekleed zitdeel 2 geplaatst is, met een als één deel daarop aansluitende eveneens beklede rugleuning 3. Het aansluitdeel 1 zit bij 10 voorkeur draaibaar op een stoelkolom 4, die zoals bekend in de stand der techniek als een geveerde, in hoogte verstelbare en draaibare spil opgebouwd kan zijn of een gasveer kan zijn. De stoelkolom 4 kan bijvoorbeeld op een rijdbare draag-ster 5 bevestigd zijn en van een bekleding 6 voorzien zijn, die zoals afgebeeld eveneens een deel van de 15 draag-sterarm bedekt. In fig, 1 zijn het zitdeel 2 en de rugleuning 3 in twee standen getoond die met de eind- of hoofdstanden overeenkomen, namelijk met doorgetrokken lijnen de normale of ruststand, waarin het zitdeel en de rugleuning zich in de standaardstand bevinden, waarin de gebruiker van de stoel in normale werkhouding op de stoel zit. Met 20 onderbroken lijnen is de stand van het zitdeel en de rugleuning getoond, waarin de gebruiker door naar achteren leunen het bovendeel van de rugleuning 3 belast en bij volledige belasting het verzwenken van de rugleuning 3 in de eindstand 3' daarvan bewerkstelligt. Bij geringere belastingen ontstaan van de verstelkracht afhankelijke tussenstanden. 25 Gelijktijdig met het terugverzwenken van de rugleuning wordt door een aan de hand van de verdere figuren van de tekening beschreven verstelmechanisme een verstelling van de helling van het zitdeel volgens fig. 2* ingeleid, waarbij eveneens een verplaatsing van het zitvlakdeel 7 betrokken is. Daardoor ontstaat de mogelijkheid van het uitvoeren van 30 wipbewegingen, waarbij de hiervoor noodzakelijke stuurkracht afhankelijk van een veerelement vast te leggen is, waarvan de voorspankracht door een van de buitenkant van de stoelschaal 8 af verstelbare spil 9 in te stellen is.

Dezelfde verwijzingscijfers in de verdere figuren hebben steeds 35 betrekking op hetzelfde onderdeel.

De reeds genoemde stoelschaal 8 is een êén geheel vormend kunststof deel, dat op enkele plaatsen van openingen en bevestigingsgaten voor delen van het verstelmechanisme voorzien is en waarvan de delen steeds met - meestal niet afgeheelde en niet in het bijzonder aange-40 duide - versterkingsribben en dergelijke voorzien zijn alsmede van aan- 8402261 m 'v 5 sluitplaatsen voor de constructiedelen van het verstelmechanisme* Met 10 is een in verticale richting praktisch gestrekt (fig. 2, 2a) en in horizontale richting naar boven weinig of niet gekromd rugleuningdeel aangegeven, dat boven een als een verdikking gevormde naar buiten ste- 5 kend scharnierdeel 11 aangebracht is, zodat in het deel 10 eventueel een geringe buigvervormbaarheid in te stellen is. Op het scharnierdeel 11 sluit naar beneden gericht een met toenemende afstand in horizontale richting toenemend aanzienlijker gekromd wordend en daarom steeds stijver wordend deel 12 aan, dat de lendenen- en zitvlakdelen ondersteunt.

10 De verlenging van de stoelschaal 8 in de richting naar de voorkant van het zitvlak vormt een gestructureerde vlakke schaal 13, die het zitdeel 2 ondersteunt en hieronder in het algemeen met schaal van het zitdeel aangegeven wordt, waaraan de ondersteunings- en lagerelementen van het verstelmechanisme bevestigd zijn en die doelmatigerwijs in samenhang 15 met deze beschreven wordt.

Het scharnierdeel 11 bezit in het getoonde voorbeeld de vorm van een horizontale randverstijving, die een bedoeld buiggebied bepaalt, waarvan de uitveer- en terugbrengkracht zowel door materiaalkeuze (inclusief steeds opgenomen versterkingsmiddelen) en vormgevingselementen 20 (dikte, horizontale en verticale kromming, afstand tot de neutrale buiglijn) van de stoelschaal zelf, alsook door een spaninrichting van het verstelmechanisme instelbaar is. Deze spaninrichting vormt het stuurmiddel van het verstelmechanisme en wordt later in samenhang met de wijze van werking daarvan beschreven.

25 De stoelschaal 8 wordt in het gebied van de zitschaal 13 door een basisdrager 14 ondersteund, die volgens de fig. 2, 2b en 3 een in het midden liggende poot 15 bevat, waarvan V-vormige naar achteren twee symmetrische armen 16 steken, waarvan de afgelegen einden als later beschreven lagerings- en spanorganen gevormd zijn. Met de in het midden 30 liggende poot 15 is verder de aansluitkop 17 van de stoelschaal 8 via een vorkorgaan 18 zo verbonden dat het bovenvlak van de poot in hoofdzaak horizontaal ligt. De aansluitkop 17 vormt het verbindingsstuk tussen de basisdrager 14 en zo het bovendeel van de stoel, en de in het inwendige van de stoelkolom 4 (fig. 1) aangebrachte stoelspil 19, die 35 in het onderhavige geval als in de hoogte verstelbare gasveer afgebeeld is en hieronder eveneens als zodanig aangegeven wordt. De aansluitkop 17 is in hoofdzaak gelijk aan het aansluitdeel 1 volgens fig. . 1 en draagt onder andere een stuurhefboom 20 voor de hoogteverstelling van de gasveer 19. De stuurhefboom 20 is om een op de aansluitkop 17 zit-40 tende tap 21 zwenkbaar gelagerd en wordt door een trekkabel 22 bediend, 8402261 ♦ ·* 6 die met een zijdelings boven de zitschaal 13 uitstekend stuuroor 23 verbonden is. Dit stuuroor 23 is op zijn beurt in een aan de zitschaal 13 bevestigd of daarin geplaatst geleidingsorgaan 24 verschuifbaar of verzwenkbaar gelagerd.

5 De poot 15 draagt verder bij de zijde daarvan, die tegenover de arm 16 ligt, de lagers 25 voor een pen 26, waartegen enerzijds een paar oren 27, en anderzijds steeds het ene been 28 van twee symmetrische torsieschroefveren 28 steunen. Het paar oren 27 kan door een buis, die de eerste ooreinden met elkaar verbindt, tot een U-vormig hefboomorgaan 10 verbonden zijn en een eendelig zwenkelement vormen.

Door de starre bevestiging van de basisdrager 14 op de stoelspil 19 leggen de direct bij de poot 15 en de armen 16 door vormen aangebrachte lagerplaatsen 25, 31 vier gedefinieerde ophangplaatsen van de stoelschaal 8 ten opzichte van de stoelspil 19 vast. De reeds genoemde 15 lagers 25 bij het vooreinde van de poot 15 zijn via de pen 26, het daarop verzwenkbare paar oren 27 en een verdere pen 29 (fig. 5a, 5b) in een opneemoog 30 zwenkbaar met de zitschaal 13 verbonden. Bij het afgelegen einde van de arm 16 van de basisdrager bevindt zich steeds een lagerplaats 31 voor het opnemen van een Z-vormig gekromde zwenkhefboom 20 32 (fig. 2, 2a, 3) met tegengesteld afstaande lagertappen 33, 33'. De eerste lagertappen 33 zitten steeds in een opneemoog 34 zijdelings bij de zitschaal 13 en liggen enigszins hoger dan de op de toegevoegde lagerplaats 31 bij de arm 16 ingrijpende tweede lagertappen 33’. In het kort is de zitschaal 13 op vier plaatsen aan de basisdrager 14 in 25 langsrichting zwenkbaar opgehangen, namelijk enerzijds via het orenpaar 27 en de pennen 29, en anderzijds via de zwenkhefboom 32 en de lagertappen 33 , 33' in opneemogen 30 en 34. Met betrekking hiertoe wordt naar de pijlen S]^ en S2 in de fig. 5a, 5b verwezen.

Zoals reeds vermeld, is de uitveer- en terugbrengkracht van het 30 scharnierdeel 11 bij het benedeneinde van het rugleuningdeel 10 van de stoelschaal 8 en daarmee de beweegbaarheid van de rugleuning 3 onder andere door een spaninrichting van het verstelmechanisme te beïnvloeden. Deze spaninrichting is een in de fig. 2, 2a en 3 alsmede gedeeltelijk op vergrote schaal in fig. 4a en 4b afgeheelde bewegingsscharnier-35 en trekelementinrichting, waarvan de constructiedelén symmetrisch ten opzichte van de symmetrie-as X-X van de stoel (fig. 3) aangebracht zijn. Deze constructieonderdelen omvatten steeds een bovenste afspan-console 35 voor een als stuurelement werkzaam trekelement 36, dat een band van verenstaal, een band van kunststof, of een schakelbandelement 40 (ketting) of een staalkabel kan zijn, een geleidings- of omvoersegment 8402261 L- %.

7 37 , een kanaalorgaan 38 als trekelement en een onderste afspanconsole 39. De bovenste en onderste afspanconsole zijn klemonderdelen voor het trekelement 36, dat in de tekening als band van verenstaal afgebeeld is en hieronder als spanband 36 aangegeven wordt. De bovenste afspancon-5 sole 35 is van een aansluitoor 40 voorzien, dat de verbinding met het rugleuningdeel 10 van de stoelschaal 8 voortbrengt; de onderste afspanconsole 39 bevat een (niet afgeheelde) klemplaat, die de verbinding met het afgelegen einde van elk van de armen . 16 tot stand brengt.De spanbanden 36 strekken zich van de bovenste afspanconsole 35 eerst over het 10 geleidings- of omvoersegment 37 uit, waarvan de omtrekskromming een knikvrije uitbreiding voor de onderhavige spanband waarborgt. Dan gaat de spanband in een zowel als rechtlijnige dwarsgeleiding als convex gekromde langsgeleiding gevormde U-vormige sleuf van het kanaalorgaan 38 naar binnen, welke deze voor de onderste afspanconsole 39 zonder knik-15 ken verlaat. Het oppervlak van de basis van de sleuf in het kanaalorgaan 38 is zo uitgevoerd dat ten opzichte van de spanband 36 praktisch geen wrijving ontstaat.

Het kanaalorgaan 38 en het geleidings- of omvoersegment 37 zijn doelmatigerwijs als eendelig gietdeel vervaardigd, dat vast aan het 20 ondersteunningsdeel 12 voor lendenen en zitvlak van de stoelschaal 8 geschroefd is, maar in het schamierdeel 11 volledige bewegingsvrijheid waarborgt.

Uit de "normale” stand van het rugleuningdeel 8, dat in fig. 4a afgebeeld is, blijkt dat in deze stand een aanslagvlak 41 bij het ge-25 leidings- of omvoersegment met een aanslagvlak 42 van een begrenzings-blok 43 samenwerkt, dat als een deel met het rugleuningdeel 10 gevormd is of een daarmee vast verbonden aanslagelement is. Bij op trek belaste spanband 36 liggen de aanslagvlakken 41, 42 aanliggend op elkaar, waardoor een voorover gerichte beweging van het rugleuningdeel 10 uitgeslo-30 ten is. Indien men deze in de richting van de pijl B4 belast, dan ontstaat de situatie volgens fig. 4b, waar het rugleuningdeel 10 onder "strekken” van het schamierdeel 11 in de richting van de wijzers van de klok naar rechts verplaatst is. De aanslag vlakken 41 en 42 zijn van elkaar verwijderd; de spanband 36 is naar boven getrokken.

35 Daarmee is nu reeds de werkwijze van het verstelmechanisme aan de hand van fig. 2, 2a, 2b, 5a en 5b te begrijpen.

In de ruststand van de stoel, afgbeeld in fig. 1 met doorgetrokken lijnen en de stand van de onderdelen van het verstelmechanisme volgens de fig. 2, 4a en 5a bestaat, veroorzaakt door de voorspanning van de 40 torsieschroefveren 28 de toestand waarbij de basisdrager 14 in de rich- 8402261

A

8 ting van de pijl Sj (fig. 5a) naar links getrokken wordt. De benen 28' van de veren 28 liggen daarbij tegen een op de pen 26 geplaatste buis 44, terwijl de benen 28" tegen een steunpuntrol 45 voorgespannen zijn, die door een tegen de zitschaal 13 steunende en aan de verstel-5 bare spil 9 gelijk zijnde regelschroef 46 voor de voor spanning in de asrichting van de schroef 46 verstelbaar is. Om de in fig. 5a getoonde praktisch vertikale stand van het door de pen 29 in de zitschaal 13 zwenkbaar gelagerde orenpaar 37 te waarborgen, ligt het achterliggende zijvlak daarvan bij 47 tegen een aanslagneus 48 van de basisdrager 14 10 resp. van de voorzijde van de poot 15 aan. Deze praktisch vertikale stand van het paar oren 27 komt met de gelijktijdig eveneens praktisch vertikale stand van de zwenkhefboom 32 overeen, zodat bij een steeds als aanwezig verondersteld zijnde voorspanning bij de veer 28 een stabiele normale resp. ruststand voor de stoel ontstaat.

15 Zodra het rugleuningdeel 10 in de richting van de pijl B4 (fig.

4a) naar rechts bewogen wordt resp. in een naar achteren hellende stand gebracht wordt, ontstaat, omdat de stoelschaal 8 een één geheel vormend lichaam is en de delen 12 en 13 daarvan doorverbonden zijn, uit de naar buiten getrokken beweging van de spanband 36 een onderlinge verschui-20 ving tussen de zitschaal 13 en de basisdrager 14. De laatste wordt ten opzichte van de zitschaal 13 terug-, d.w.z. naar rechts getrokken, of omgekeerd: de zitschaal 13 wordt ten opzichte van de basisdrager 14 naar voren geschoven. Daarbij zwenkt de zwenkhefboom 32 tegen de wijzers van de klok in, waarbij gelijktijdig het achterste deel van de 25 zitschaal 13 daalt. De genoemde onderlinge beweging tussen zitschaal en basisdrager 14 bewerkstelligt een verzwenking van het paar oren 27 in de richting van de wijzers van de klok (fig. 5b) en heeft door de in de zitschaal gelagerde pennen 29 een naar boven brengen van het voorste deel van de zitschaal tot gevolg.

30 Er moet op deze plaats op gewezen worden dat het hierboven als verdikking of randversteviging beschreven en zo getoonde scharnierdeel 11 eveneens anders geprofileerd, bijvoorbeeld gegolfd kan zijn om bepaalde verzwenkresultaten of een esthetisch effect te verwezenlijken. Dienovereenkomstig kan de beschreven beperking van de beweging van het 35 rugleuningdeel 10 eveneens door aan de voorzijde op de zwenkhefboom 32 aangebrachte (niet afgeheelde) aanslagmiddelen verkregen worden, en eveneens kan de op het paar oren 27 aangrijpende spanveerinrichting 28, 46 in het gebied van de zwenkhefboom 32 aangebracht worden. Tot slot kunnen de aanslagmiddelen op een zwenkhefboom 27, 32 aangebracht zijn 40 en kan de spanveerinrichting op de andere zwenkhefboom 27 , 32 aange- 8402261 ~ % 9 bracht zijn.

De bij het hellen van de rugleuning 3 over het scharnierdeel 11 optredende vergroting van de beenhoek aC, (fxg. 5a) vergroot de bedie-ningskracht voor het bewegen van de rugleuning 3. Dezelfde werking 5 treedt op, indien door overeenkomstig verstellen van de voorspanregel-schroef 16 de beginkracht reeds vergroot moet worden. Omgekeerd kan door verkleinen van de hoek e6 de verstelling van de rugleuning zachter gemaakt worden en daarmee aan afzonderlijke vereisten aangepast worden.

10 De in fig. 1 getoonde werkstoel kan volgens fig. 2 en 3 van (ge streept getoonde) armleuningen 49 voorzien worden, waarvan het bovenste aansluitgebied van een tap 50 voorzien is, die in een overeenkomstige boring 51 in het geleidingssegment 37 grijpt en waarvan het onderste aansluitgebied in een aan de zitschaal 13 verankerde bevestiging 52 be- 15 vestigd is.

8402261

Claims (10)

1. Werkstoel met een in de hoogte verstelbare eendelige stoelschaal, bestaande uit een zitschaal, een in hoofdzaak star met de zit-schaal verbonden ondersteuningsdeel voor lendenen en zitvlak en een 5 scharnierend van dit deel opgericht rugleuningdeel, en een verstelmechanisme met een basisdrager die stijf met de stoelsteun verbonden is en van veerbelaste zwenkelementen voorzien is, die de stoelschaal in het gebied van de zitschaal in de langsrichting beweegbaar aan de basisdrager ophangen, en een stuurelement, dat het rugleuningdeel met 10 de basisdrager verbindt en dat door een hellingsverandering, die veroorzaakt wordt door op het rugleuningdeel werkende verstelkracht, een hellingsverandering in gelijke zin bij de zitschaal bewerkstelligt, die na het wegvallen van de verstelkracht in de uitgangsstand daarvan teruggebracht wordt, met het kenmerk, dat 15 - de stoelschaal (8) een tussen het boveneinde van het ondersteunings deel (12) voor lendenen en zitvlak en het benedeneinde van het rugleuningdeel (10) als één deel door vormen aangebracht scharnierdeel (11) omvat, dat 20. het rugleuningdeel (10) en het ondersteuningsdeel (12) voor lendenen en zitvlak in het gebied van het scharnierdeel (11) een omvoerinrich-ting (35 , 37 , 38) voor bevestiging en beweging voor het stuurelement omvat, en dat - de zwenkelementen, die de zitschaal (13) met de basisdrager (14) ver-25 binden, paarsgewijs werkzame hefboomorganen (27, 32) zijn, via welke de belasting op de stoel op de basisdrager (14) resp. op de steun (19) van de stoel afgeleid wordt.

2. Werkstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het scharnierdeel (11) als uit het stoelschaalvlak verdikte, resp. op de wijze 30 van een randversteviging naar achteren uitstekende, verheffing uitgevoerd is.

3. Werkstoel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de stoelschaal (8) als als één deel gevormd kunststofdeel gevormd is.

4. Werkstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stuur-35 element een tussen rugleuning (10) en zitschaal (13) symmetrisch werkzame trekorgaaninrichting (36) is, die met de basisdrager (14) verbonden is.

5. Werkstoel volgens een van de conclusies 1 of 4, met het kenmerk, dat het stuurelement als twee paarsgewijs werkende trekorganen 40 (36) gevormd is, waarvan het ene einde tegen een bovenste afspanconsole 8402261 (35) bij het benedeneinde van de rungleuning (10) af gespannen is, en het andere einde bij de basisdrager (14) afgespannen is.

6. Werkstoel volgens een van de conclusies 1 of 4, met het kenmerk, dat het stuurelement resp. de trekorgaaninrichting (36) in het 5 gebied van het scharnierdeel (11) en het ondersteuningsdeel (13) voor lendenen en zitvlak langs een omvoersegment (37) en een achter deze geschakeld kanaalorgaan (38) beweegbaar geleid is.

7. Werkstoel volgens een van de conclusies 4 tot én met 6, met het kenmerk, dat het stuurelement resp. de trekorgaaninrichting (36) als 10 staalband, band van kunststof, schakelband resp. -ketting of als kabel uitgevoerd is.

8. Werkstoel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de basisdrager (14) met’ twee van een centrale poot (15) V-vormig uitgaande symmetrische armen (16) uitgevoerd is, waarvan de einden als achterliggen- 15 de lagerplaatsen voor het eerste paar van de als zwenkelementen werkzame hefboomorganen (32) en als onderste af spanconsoles (39) van de trekorgaaninrichting (36) uitgevoerd zijn, en verder twee naar voren liggende lagerplaatsen (25) omvat, die tegengesteld aan de armen (16) liggen eveneens symmetrisch en op afstand van elkaar aangebracht zijn, 20 voor het tweede paar van de als zwenkelementen werkzame hefboomorganen (27).

9. Werkstoel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat ten minste een van de genoemde hefboomorganen (27, 32) van een aanliginrichting (47, 48) voorzien is, die het rugleuningdeel (10) door de trekorgaan- 25 inrichting (36) in een naar boven gerichte normale- of ruststand vastlegt, en dat ten minste een van de paarsgewijs werkzame hefboomorganen (27, 32) van een veerspaninrichting (9, 28, 46) voorzien is, die het rugleuningdeel (10) in de genoemde normale- of russtand voorspant.

10. Werkstoel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de veer- 30 spaninrichting een schroeftorsieveerinrichting (28) bevat, die symmetrisch op de voor de basisdrager (14) liggende hefboomorganen (27) inwerkt, en dat de voorspankracht daarvan door een tegen de zitschaal (13) steunende spanningsregelschroef (9, 46) instelbaar is. ***** 8402261