NL8402078A

NL8402078A - Houder, romp en klemring voor deze houder, en een inrichting voor het vervaardigen van de romp voor deze houder.

Info

Publication number: NL8402078A
Application number: NL8402078A
Authority: NL
Original assignee: Thomassen & Drijver
Priority date: 1984-06-29
Filing date: 1984-06-29
Publication date: 1986-01-16
Also published as: AU594653B2; JPH0662168B2; DK157800C; ATE33118T1; EP0167183B2; DK533385A; DK157800B; AU5026085A; DE3561938D1; DK533385D0; US4651892A; JPS62122960A; EP0167183B1; EP0167183A1

Description

. r i P HP/EA/66 HOUDER, ROMP EN KLEMRING VOOR DEZE HOUDER, EN EEN INRICHTING VOOR HET VERVAARDIGEN VAN DE ROMP VOOR DEZE HOUDER.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een container, omvattende: een buisvormige romp met ten minste één open einde, waarbij een aan het einde grenzend rQmpdeel is voorzien van een omgezette romprand; een het open einde sluiten-5 de, met een dekselrand over de omgezette romprand heen grijpende deksel; en een de dekselrand en de omgezette romprand omgevende, het deksel tegen een relatieve verplaatsing ten opzichte van de romp borgende, van klemmiddelen voorziene klemring.

10 Deze bekende houder heeft als nadeel, dat bij het uit oefenen van krachten in het gebied van de dekselrand, welke krachten bijvoorbeeld optreden bij het vallen van de container, zodanige vervormingen van de houder optreden, dat een verbinding ontstaat tussen het inwendige van de houder en de 15 omgeving, zodat de inhoud van de houder naar buiten kan weglekken. Als gevolg van dit mogelijke lekrisicó mag een dergelijke houder niet worden gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.

De onderhavige uitvinding heeft ten doel de container 20 van de in de aanhef genoemde soort in die zin te verbeteren, dat het samenstel gevormd door de romprand, dekselrand, het deksel en de klemring, zodanig buigstijf wordt, dat de bijvoorbeeld door vallen op de houder inwerkende krachten leiden tot een vervorming in een ander deel van de houder, alwaar 25 een vervorming minder snel leidt tot het ontstaan van een open verbinding tussen het inwendige van de houder en de omgeving.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding, wordt dit bereikt, doordat de gekraalde romprand 30 is doorgekraald.

Volgens een andere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding, wordt dit bereikt, doordat de romp is voorzien van een over ten minste delen van de rompomtrek zich uit- / O strekkende voor, waaraan een van het open einde van de romp 35 afgekeerd deel van de klemring kan afsteunen.

Indien de doorgekraaide romprand is voorzien van romp- 8402078 ♦ ΐ - 2 - randdelen, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de romp uitstrekken, treedt er een vergroting op van de hoogte van het hiervoor beschreven samenstel, hetgeen leidt tot een nog grotere buigstijfheid dwars op de dekselrand.

5 De buigstijfheid kan nog verder worden vergroot, indien een dekselrandeinddeel over een afstand die in hoofdzaak groter is dan de helft van de kraalhoogte (a) zich uitstrekt over de rompranddelen.

Doordat het geheel van doorgekrulde romprand en daaro-10 ver grijpend deksel een grotere stijfheid heeft, is het verder zinvol ter vergroting van de buigstijfheid, dat de klemring een relatief grote ringwanddikte heeft.

Indien een hoek ingesloten tussen een axiaal vlak van de buisvormige romp en een steunvlak van de voor, is gelegen 15 tussen -10° en 30°, wordt een zodanig ten opzichte van de klemring hellend steunvlak van de voor verkregen, dat bij het afsteunen van de klemring op de voor, er in hoofdzaak geen relatieve verplaatsing daartussen optreedt.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op de romp voor 20 de houder overeenkomstig de uitvinding, en een klemring voorzien van een klemringrand, kennelijk bestemd voor afsteunen op een in een romp aangebrachte voor.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van een romp voor een houder over-25 eenkomstig de uitvinding, welke inrichting wordt gekenmerkt door: een tafel voor het dragen van de te vervaardigen romp; een relatief in de richting van en weg van de tafel beweegbaar stuikstempel voor het kralen van een romprand van de romp; en een met het stuikstempel samenwerkende doorkraal-30 stempel.

Indien de lengte van de bewegingsbaan tussen het stuikstempel en het doorkraalstempel groter is dan de lengte van een doorgekraald deel van de romprand, kan een zogenaamde verlengde doorgekraalde kraalrand worden gevormd.

35 Indien de inrichting wordt gekenmerkt door een orgaan voor het in de romp vórmen van een over ten minste delen van de rompomtrek zich uitstrekkende voor, kan tevens de voor worden gevormd, waarop de klemring kan afsteunen.

/ ƒ 8402078 - 3 -

Indien in een uitgestoken stand van het voorvormende orgaan een afstand tussen dit orgaan en het doorkraalstempel in hoofdzaak gelijk is aan de dikte van de rompwand, is de voor tijdens het kralen van de romprand in hoofdzaak omgeven 5 door dit orgaan en het doorkraalstempel, zodat bij het kralen in hoofdzaak geen vervorming van de voor optreedt als gevolg van de met het ki;aalstempel op de romp uitgeoefende krachten.

Genoemde en andere kenmerken zullen aan de hand van een aantal bij wijze van voorbeeld gegeven, niet-limitatieve uit-10 voeringsvoorbeelden van de uitvinding worden verduidelijkt, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening.

In de tekening stellen voor: fig. 1 een perspektivisch aanzicht van een container overeenkomstig de uitvinding? 15 fig. 2-6 elk een doorsnede over de lijn II-II uit fig.

1 van verschillende uitvoeringsvormen van de container overeenkomstig de uitvinding? fig. 7a-7d een schematische weergave van een inrichting voor het vervaardigen van een romp, zoals getoond in fig. 2 20 resp. 5? en fig. 8 een met fig. 7 overeenkomende schematische weergave van een inrichting voor het vervaardigen van een romp, zoals getoond in de fig. 3 resp. 6.

Fig. 1 toont een container 1 overeenkomstig de uitvin-25 ding, met een buisvormige romp 2, en een over een open einde 3 van de romp 2 sluitende deksel 4 die met behulp van een van klemmiddelen 5 voorziene klemring 6 is geborgd tegen een in hoofdzaak axiale relatieve verplaatsing ten opzichte van de romp 2.

30 Fig. 2 toont meer in detail de constructie ter plaatse van het open einde 3 van de romp 2. Een dekselrand 7 van het verdiepte deksel 4 grijpt over een romprand 8, die is doorgekraald. Doorkralen houdt in, dat in vergelijking met bijvoorbeeld fig. 4 een deel 9 van de romprand 8 verder is gekraald 35 naar het inwendige 10 toe van de gekraalde romprand 8. Tussen de doorgekraalde romprand 8 en de dekselrand 7 zijn af-^ dichtmiddelen 11, bijvoorbeeld een plastomeer, aangebracht. Voorts is duidelijk te zien, dat de klemring 6 de doorgekraalde romprand 8 en de dekselrand 7 omgeeft.

0402078 i l - 4 -

Bij de uitvoeringsvorm zoals getoond in fig. 3, is de doorgekraalde romprand 12 voorzien van twee rompranddelen 13 en 14, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de romp 2 uitstrekken. Door de toename van de afstand h wordt de in dit 5 geval verlengde, doorgekraalde romprand 12 in belangrijke mate sterker en meer buigstijf in een richting dwars op de dekselrand 7 die in dit geval tevens is verlengd, teneinde de verlengde doorgekraalde romprand 12 in hoofdzaak volledig te omgeven. De afstand is meer dan de afstand h {kraalhoogte).

10 De verlengde, doorgekraalde romprand 12 is voorts in staat een hogere inwendige druk, die optreedt binnen de houder 1 te weerstaan, omdat de als gevolg van de inwendige druk op een strook 15 van de klemring 6 uitgeoefende kracht via de strook 16 van de klemring 6 wordt overgedragen op de verlengde, 15 doorgekraalde romprand 12. Deze laatste is als gevolg van zijn doorschraalde vorm buigstijver. Notabene dit geldt ook voor de uitvoeringsvormen volgens figuur 2 en 5.

Doordat het geheel van klemring, dekselrand en romprand aanmerkelijk buigstijver is, zullen eventueel bij vallen 20 daarop inwerkende krachten slechts aanleiding geven tot vervorming in het onder dit geheel gelegen deel van de romp 2 alwaar vervorming, bijvoorbeeld in de vorm van deuken, knikken of plooien, aanmerkelijk minder snel tot een opening in de romp 2 aanleiding geven.

25 Bij het in fig. 4 getoonde uitvoeringsvoorbeeld heeft de houder 17 een bekende, gekraalde romprand 8. Bij .dit uitvoeringsvoorbeeld vertoond de klemring 18 een van het open einde 3 van de romp 2 afgekeerd deel 19, dat kan afsteunen op een over de rompomtrek in de romp 2 aangebrachte voor 20. Als 30 gevolg van het deel 19 van de klemring 18 worden bijvoorbeeld door vallen uitgeoefende krachten op het geheel van dekselrand, romprand en klemring, via het deel 19 overgebracht op de voor 20 en aldaar opgenomen door vervorming van de romp 2. Door het afsteunen van het deel 19 op de voor 20 wordt een 35 vervorming in het gebied van het open einde 3 in hoofdzaak voorkomen.

Fig. 5 toont een variant, waarbij een romprand 21 is C;a doorgekraald, terwijl de klemring 22 is voorzien van een deel * 23, dat afsteunt op een voor 24.

i 40 Ten opzichte van fig. 5 is bij fig. 6 verder de doorge- ƒ 8402078 - 5 — *· i kraalde romprand 25 verlengd en voorzien van de zich in hoofdzaak evenwijdig aan de romp 2 zich uitstrekkende delen 26 en 27. Tevens is in dit geval een hoek ingesloten tussen een axiaal vlak 28 en een steunvlak 29 van de voor 30 in 5 hoofdzaak gelijk aan 0°, terwijl bij fig. 5 de hoek in hoofdzaak gelijk is aan ca. 30°.

. Fig. 7 toont een inrichting 31 voor het vervaardigen van een romp 2, zoals getoond in de figuren 2 en 5.

De inrichting 31 omvat een tafel 32 voor het dragen van 10 de te vervaardigen romp 33. Met behulp van een voorvormend

J

orgaan 34 wordt een voor 35 aangebracht in de romp 33, door in de richting van de pijl 36 een afgeknot kegelvorming orgaan 37 te verplaatsen, waardoor het orgaan 34 radiaal buitenwaarts wordt gedrukt tegen de romp 33. Het orgaan 34 is 15 geleid tussen de geleidingsorganen 38 en 39. Na het vormen van de voor 35, wordt een stuikstempel 40 in axiale richting naar de tafel 32 toe bewogen, waardoor, zoals getoond in fig. 7b de romprand een kraalvorm krijgt.

Tenslotte kan de gevormde kraal 41 met behulp van een 20 doorkraalstempel 42 worden doorgekraald, doordat een concaaf deel 43 van het doorkraalstempel 42 het deel 9 van de kraal 41 naar het inwendige 10 van de kraal 41 omzet. De gevormde, doorgekraalde romprand 44 is getoond in fig. 7d. Doordat een afstand b tussen het orgaan 34 en de doorkraalstempel 42 in 25 hoofdzaak gelijk is aan de dikte van de romp 33, kan in hoofdzaak geen vervorming optreden van de voor 35 bij het kralen en doorkralen.

Tenslotte toont fig. 8 een soorgelijke inrichting 45 voor het vormen van een doorgekraalde en tevens verlengde 30 romprand 46. Met behulp van streeplijnen is het vormen van de gekraalde romprand 47 aangegeven, met behulp van de streep-puntlijnen de vorming van de verlengde gekraalde romprand 48 en tenslotte met volle lijnen de vorming van de verlengde, doorgekraalde romprand 46. Met behulp van het vlak 49 kan aan 35 de voor 50 een steunvlak 51 worden gegeven, zodat de hoek gelijk is aan 0e.

P

ƒ 8402078 ƒ

Claims

1. Houder, omvattende: een buisvormige romp met ten minste één open einde, waarbij een aan het einde grenzend rompdeel is voorzien van een omgezette romprand; een het open einde sluitende, met een dekselrand over de omgezette romp-5 rand heen grijpende deksel; en een de dekselrand en de omgezette romprand omgevende, het deksel tegen een relatieve verplaatsing ten opzichte van de romp borgende, van klemmiddelen voorziene klemring, met het kenmerk, dat de gekraalde romprand is doorgekraald.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorgekraalde romprand is voorzien van rompranddelen, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de romp uitstrekken.

3. Houder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een dekselrandeinddeel over een afstand die in hoofdzaak groter 15 is dan de helft van de kraalhoogte (a) zich uitstrekt over de rompranddelen.

4. Houder, omvattende: een buisvormige romp met ten minste één open einde, waarbij een aan het einde grenzend rompdeel is voorzien van een gekraalde romprand; een het open 20 einde sluitende, met een dekselrand over de gekraalde romprand heen grijpende deksel; en een de dekselrand en de omgezette romprand omgevende, het deksel tegen een relatieve verplaatsing ten opzichte van de romp borgende, van klemmiddelen voorziene klemring, met het kenmerk, dat de romp is voorzien 25 van een over ten minste delen van de rompomtrek zich uitstrekkende voor, waaraan een van het open einde van de romp afgekeerd deel van de klemring kan afsteunen.

5. Houder volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een hoek ingesloten tussen een axiaal vlak van de buisvormige 30 romp en een steunvlak van de voor, is gelegen tussen -10° en 30®.

6. Houder volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de gekraalde romprand is doorgekraald»

7. Houder volgens conclusie 5, 6 of 7, met het ken- 35 merk, dat de doorgekraalde romprand is voorzien van romprand-delen, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de romp uitstrek- 84 0 2 0 7 8 ƒ ï $ - 7 - ken.

8. Houder volgens conclusie 5-8, met het kenmerk, dat een dekselrandeinddeel over een afstand die in hoofdzaak groter is dan de helft van de kraalhoogte (a) zich uitstrekt 5 over de rompranddelen.

9. Romp voor een houder, gekenmerkt volgens één van de conclusies 1-3, 5-9.

10. Klemring voorzien van een klemringrand, kennelijk bestemd voor afsteunen op een in een romp aangebrachte voor.

11. Inrichting voor het vervaardigen van een romp voor een houder volgens één van de conclusies 1-11, gekenmerkt door: een tafel voor het dragen van de te vervaardigen romp; een relatief in de richting van en weg van de tafel beweegbaar stuikstempel voor het kralen van een romprand van de 15 romp; en een met het stuikstempel samenwerkende doorkraal-stempel.

12. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de lengte van de bewegingsbaan tussen het stuikstempel en het doorkraalstempel groter is dan de lengte van een doorge- 20 kraald deel van de romprand.

13. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, gekenmerkt door een orgaan voor het in de romp vormen van een over ten minste delen van de rompomtrek zich uitstrekkende voor.

14. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, 25 dat in een uitgestoken stand van het voorvormende orgaan een afstand tussen dit orgaan en het doorkraalstempel in hoofdzaak gelijk is aan de dikte van de romprand, ' (D 8402078