NL8320067A - Verbeterde werkwijze en inrichting voor het direct laden van het oppervlak van een drukrol van met een elektrostatische hulp werkende gravurepers. - Google Patents

Description

8 3 2 0 (K-f, * N.O. 32733 1

Verbeterde werkwijze en inrichting voor het direct laden van het oppervlak van een drukrol van met een elektrostatische hulp werkende gravu-repers.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De onderhaviuge uitvinding heeft betrekking op met elektrostatische hulp werkende gravuredrukprocessen en heeft in het bijzonder betrekking op een verbeterde werkwijze en inrichting voor het direct toe-5 voeren van lading aan de drukrol van een gravurepers.

Het basisstelsel voor een gravurepers die met elektrostatische hulp werkt is beschreven in het Britse octrooischrift 1,159,923, uitgegeven op 9 augustus 1966 aan Gravure Research Institute Inc., getiteld METHOD AND APPARATUS FOR TRANSFERRING INK IN GRAVURE PRINTING, welke 10 publikatie hier als referentie wordt opgenomen, en die correspondeert met de samenhangende op 2 september 1980 in de Verenigde Staten ingediende aanvrage Serial No. 183,401 ten name van Harvey F. George en Robert H. Oppenheimer getiteld METHOD AND APPARATUS FOR TRANSFERRING INK IN GRAVURE PRINTING. Het bovengenoemde Britse octrooischrift en de cor-15 responderende Amerikaanse octrooiaanvrage beschrijven een halfgeleiden-de drukrol waarbij een elektrische lading direct aan de drukrol wordt toegevoerd teneinde een elektrisch veld te creëren door de materiaal-baan in de nip tussen de gravureciUnder en de drukrol om ervoor te zorgen dat inkt, aanwezig in de gravurecellen bij de nip gemakkelijker 20 wordt overgedragen naar de materiaalbaan tijdens het drukken, waarbij het probleem van de "wegvallende punten" wordt geminimaliseerd. Verder wordt in het bovengenoemde Britse octrooischrift en de corresponderende Amerikaanse octrooiaanvrage geopenbaard dat de lading direct kan worden aangebracht op de inwendige metalen kern van de drukrol via een bor-25 stel, indirect via een corronadraad op afstand van de drukrol, of via een reeks draadcontacten in directe aanraking met een drukrol die een bepaalde konstruktie heeft teneinde een capacitief laadeffect te verschaffen.

Diverse andere laadconfiguraties gebaseerd op diegenen, beschreven 30 in het bovengenoemde Britse octrooischrift en de Amerikaanse octrooiaanvrage zijn ook reeds gebruikt in gravuredrukprocessen met elektrostatische ondersteuning voor het direct en indirect laden. Een dergelijk stelsel voor het indirect laden gebruikt een specifiek corrona laadstang met de mogelijkheid om lading toe te voeren aan geselecteerde 35 delen van de materiaalbaan zodanig dat rekening wordt gehouden met veranderingen in de materiaalbaanbreedte. Zie bijvoorbeeld het Britse oc- 8320067 , 2 trooischrift 1,548,098 uitgegeven aan Walter Spengler op 4 juli 1979. Dergelijke systemen verschaffen echter in het algemeen te weinig stroom en vergen zeer hoge spanningsniveau's. Ze zijn dus meer vatbaar voor persbranden. Een ander stelsel voor het indirect laden is beschreven in 5 het Amerikaanse octrooischrift 4,208,965 uitgegeven aan Eichler en anderen op 24 juni 1980, welk systeem gebruik maakt van laden via een corrona door een aantal ontkoppelde elektroden teneinde de kortsluitstroom te reduceren tot een waarde lager dan de voor de omgeving kritische doorslagstroom.

10 Een ander direct laadstelsel maakt gebruik van een geleidende rol die in aanraking staat met de drukrol teneinde daaraan direct lading toe te voeren. Een dergelijk direct laadstelsel heeft last van het nadeel dat de geleidende rol tamelijk groot moet zijn bij een brede pu-blikatiepers, bijvoorbeeld een diameter van 22,86 cm of iets derge-15 lijks, teneinde overmatige deflectie te voorkomen en zo'n rol is moeilijk te installeren in het bijzonder op brede persen.

Bij indirect ladende systemen waarin gebruik gemaakt wordt van corona producerende middelen is een hoge spanning van ongeveer 15000 volt nodig om ionen en elektronen te produceren en deze vanaf de corona pro-20 ducerende eenheid te drijven naar de drukrol. De cor'onastroom is ongeveer 400 micro-ampère maximaal per perseenheid. Met direct ladende systemen echter is slechts ongeveer maximaal 2000 volt nodig voor papier en de op dit moment gebruikte stelsels laten stromen toe tot ongeveer 3 milliampère voordat de grens wordt overschreden. Verder kan de grens-25 waarde indien gewenst lager worden ingesteld.

Met de huidige direct ladende configuraties creëren materiaalbanen die aanzienlijk smaller zijn dan de breedte van de drukrol een aantal problemen. Het stroomverlies tijdens het aanbieden van lading aan niet materiaalbaandragende gebieden is significant en er is een gradueel la-30 dingsverlies nabij de randen van de materiaalbaan waardoor de effectiviteit van de elektrostatische lading wordt gereduceerd. Een benadering om dit probleem op te lossen is het ondersnijden van de drukrol als aanpassing aan smalle materiaalbanen. Met buiging compenserende druk-rollen echter, zoals de Bugel Roll gefabriceerd door M.A.N. van Augs-35 burg, West Duitsland; de CDR gestuurde buigrol gefabriceerd door Motter Printing Press Co. uit York, Pennsylvanië; de flexibele drukrol gefabriceerd door Component! Grafici uit Lomellina, Italië; en de NIPC0 rol gefabriceerd door Eischer Wyss Ltd. uit Zurich, Zwitserland, is het ondersnijden van de drukrol als aanpassing aan smalle materiaalbanen geen 40 haalbare optie. De NIPC0 rol verzacht dit probleem enigszins door het 8320067 3 mogelijk te maken dat druk selectief wordt aangeboden over het oppervlak van de materiaalbaan waarbij minimale druk wordt uitgeoefend in die gebieden waar de drukrolbekleding in direct contact staat met de gravurecilinder. De resterende buiging compenserende drukstelsels ver-5 schaffen een uniforme druk over de aangezichtsbreedte van de drukrolbekleding. Al deze deflectie compenserende aandrukstelsels resulteren echter in een significante stroomlek tijdens het aanbieden van de lading.

BEKNOPT OVERZICHT VAN DE UITVINDING

10 Het is een doelstelling van de onderhavige uitvinding een verbe terd direct ladend elektrostatisch ondersteund stelsel voor een gravu-repers te verschaffen waarin de stroomlek kan worden geminimaliseerd of geëlimineerd in die gebieden waar de drukrol in directe aanraking staat met de gravurecilinder.

15 Het is verder een doelstelling van de uitvinding een verbeterd di rect ladend elektrostatisch ondersteund stelsel voor een gravurepers te verschaffen waarin de hoeveelheid lading die aangeboden wordt gemakkelijk kan worden geregeld als aanpassing aan materiaalbanen van verschillende breedte.

20 Het is een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding een verbeterd direct ladend elektrostatisch ondersteund stelsel te verschaffen voor een gravurepers waarin de hoeveelheid lading die aangeboden wordt gemakkelijk kan worden geregeld als aanpassing aan wijzigingen in de positie van de materiaalbaan.

25 Het is verder een doelstelling van de onderhavige uitvinding een verbeterd direct ladend elektrostatisch ondersteund stelsel voor een gravurepers te verschaffen dat zich kan aanpassen aan een zekere hoeveelheid misuitlijning en vibraties.

Het is ook een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding 30 een verbeterd direct ladend elektrostatisch ondersteund stelsel voor een gravurepers te verschaffen dat gemakkelijk te installeren is, in het bijzonder op brede persen.

Het is een nog verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding een verbeterd direct ladend elektrostatisch ondersteund stelsel voor 35 een gravurepers te verschaffen dat kan worden gebruikt met deflectie compenserende drukrollen.

Het is een nog verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding een verbeterd direct ladend elektrostatisch ondersteund stelsel voor een gravurepers te verschaffen dat economisch is en bepaalde nadelen 40 van bekende elektrostatische hulp-laadstelsels overwint.

8320067 , 4

Kort gezegd wordt in overeenstemming met de onderhavige uitvinding een werkwijze en bijbehorende inrichting geopenbaard voor het aanbieden van lading direct aan een drukrol die in aanraking staat met een gravu-recilinder van een elektrostatisch geassisteerde pers, waarin de verbe-5 tering omvat de stappen waarin een aantal op afstand van elkaar gelegen contacten in directe aanraking worden gebracht met het oppervlak van de drukrol zodat lading kan worden toegevoerd aan de drukrol, de tussenafstand tussen de contacten en de breedte ervan zodanig wordt gerangschikt dat vooraf bepaalde groepen van contacten corresponderen met bij 10 benadering de verschillende materiaalbaanbreedten gebruikt op de gravu-repers, en de lading aangeboden via de contacten aan het oppervlak van de drukrol wordt bestuurd zodanig dat de lekstroom tussen de drukrol en de gravurecilinder wordt geminimaliseerd in die gebieden van de drukrol waar de drukrol direct in aanraking staat met de gravurecilinder zonder 15 een daartussen liggende materiaalbaan.

Verdere doelstellingen, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de gedetailleerde beschrijving die beschouwd wordt in samenhang met een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding geïllustreerd in de tekeningen, als volgt:

20 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Figuur 1 is een zij-aanzicht van een elektrostatisch ondersteunde gravurepers voorzien van een direct ladend stelsel ter illustratie van een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; figuur 2 is een zij-aanzicht van een deel van figuur 1 waarin de 25 contacten door rotatie zijn verwijderd tot buiten aanraking met de drukrol; figuur 3 is een bovenaanzicht van het direct ladende stelsel geïllustreerd in figuur 1; figuur 4 is een zij-aanzicht van een elektrostatisch ondersteunde 30 gravurepers voorzien van een direct ladend stelsel ter illustratie van een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; figuur 5 is een bovenaanzicht van het direct ladende stelsel geïllustreerd in figuur 4; en figuur 6 is het schema van een uitvoeringsvorm van de laadschake-35 ling die gebruikt kan worden met de direct ladende stelsels geïllustreerd in de figuren 1 tot en met 5.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

Verwezen wordt naar figuur 1 waarin een uitvoeringsvorm van een direct laadsysteem in overeenstemming met de onderhavige uitvinding in 40 zijn algemeenheid met 10 is geïllustreerd. Een drukrol 12 is gepositio- 832 0 0 6 7 5 neerd aangrenzend aan een gravurecilinder 14 in contact daarmee. Een inktreservoir 16 is aangebracht rond de gravurecilinder 14 teneinde inkt toe te voeren aan het oppervlak van de gravurecilinder 14 terwijl de gravurecilinder 14 wordt geroteerd via conventionele middelen door 5 het inktreservoir. Een (niet getoond) doktersmes verwijdert de overmatige hoeveelheid inkt van het oppervlak van de gravurecilinder 14. Bij voorkeur omvat de drukrol 12 een holle metalen kern 20, een tussenliggende isolerende rubberlaag 21 en een buitenste halfgeleiderlaag 23. De metalen kern 20 van de drukrol 12 is geaard. Bij voorkeur heeft de 10 drukrol 12 een maximale stroomlek van 0,2 milliampère bij 4000 V. De drukrol 12 omvat zoals geïllustreerd is in de figuren 1 tot en met 5 twee lagen op de metalen kern 20. De eerste laag of tussenliggende isolatielaag 21 is ongeveer 3-5 mm dik en bestrijkt de gehele lengte van de kern 20. De tweede laag of halfgeleiderlaag 23 is slechts middelma-15 tig geleidend en is ongeveer 8-13 mm dik. De specifieke weerstand van de halfgeleiderlaag is bij voorkeur ongeveer 2 x 10^ Ohm cm. Het zal echter duidelijk zijn dat de drukrol slechts een laag op de kern 20 kan hebben of, indien gewenst, voorzien kan zijn van meerdere halfgeleider-lagen met variërend geleidingsvermogen. Verdere details met betrekking 20 tot elektrostatische assistentie, met inbegrip van pers- en inktparame-ters, kunnen worden verkregen uit (Electrostatic Assist Manual" gepubliceerd door Gravure Research Instltue, Ine. uit Port Washington, New York in 1981.

Een materiaalbaan 22, verlopend tussen (niet getoonde) conventio-25 nele aflever- en opneemrollen, wordt geperst tussen de drukrol 12 en de roterende gravurecilinder 14. De drukrol 12 is via conventionele middelen in drukcontact gebracht met de gravurecilinder 14. In de nip tussen de drukrol 12 en de roterende gravurecilinder 14 wordt inkt overgebracht van de gravurecellen van de gravurecilinder 14 naar de materi-30 aalbaan 22. De materiaalbaan 22 kan een gehele of gedeeltelijke materiaalbaan zijn en zich, naar wens, op een willekeurige plaats bevinden gezien in de breedterichting van de drukrol 12.

Het ladingkoppelstelsel 10 omvat een dragend dwarselement 24 dat ofwel vervaardigd is van een isolerend materiaal, zoals een materiaal 35 op basis van fenol, of bekleed is met een dergelijk isolerend materiaal op een dusdanige wijze dat aarding van eventueel elektrisch geladen delen wordt voorkomen. Op het dragende dwarselement 24 zijn een aantal contactsegmenten of glijbladen 26 scharnierbaar gemonteerd, zie ook figuur 3 waarin de glijbladen afzonderlijk aangeduid zijn met 26a, b, c, 40 d, e, f, g en h. De glijbladen 26 zijn bevestigd aan een isolerende 8320067 6 houder 28, bijvoorbeeld met schroeven; de houder 28 en de bladen 26 zijn scharnierbaar gemonteerd aan het dragende dwarselement 24 via de pen 30. Bij voorkeur zijn de glijbladen 26 buigbaar en omvatten drie segmenten met variërende lengte 23, 25 en 27 teneinde een toenemend 5 veereffect te verschaffen. Bij voorkeur zijn de segmenten 23, 25 en 27 van roestvrij staal en aan een uiteinde aan elkaar bevestigd bijvoorbeeld door schroeven, zodat een bladveerachtig contact 26 wordt gevormd. Het langste segment 27 is in contact geplaatst met het oppervlak van de drukrol 12. Bij voorkeur wordt het segment 27 gedrukt tegen de 10 drukrol 12 met een lichte mate van druk door de positie van het steunende dwarselement 24 ten opzichte van de drukrol 12 zodanig af te stellen dat een goed contact met het oppervlak van de drukrol 12 wordt gehandhaafd tijdens rotatie daarvan. Het glijblad 26 wordt dus, zoals te zien is in figuur 1, enigszins gebogen.

15 De veerbelaste contacten 32 zijn aangebracht binnen het dragende dwarselement 24 en zijn voorgespannen in de richting van hun respectievelijke glijbladen 26 wanneer het glijblad 26 zich bevindt in de be-drijfspositie in contact met het dragende dwarselement 24, zoals te zien is in figuur 1. De andere einden van de veerbelaste contacten 32 20 zijn dan elektrisch gekoppeld met een ladingsschakeling, zie figuur 6, via de contacten 34.

Zoals te zien is in figuur 2, waarin het glijblad 26 geïllustreerd is in zijn gescharnierde positie, wordt het contact tussen het glijblad 26 en de drukrol 12 en zijn respectievelijke veerbelaste contact 32 te-25 niet gedaan door scharnieren rond de scharnierpen 30 naar een onwerkzame positie. In het bijzonder worden de isolerende houder 28 en het blad 26 gescharnierd rond de scharnierpen 30, bijvoorbeeld door ontgrendelen van een pal 38. Op deze wijze kunnen de individuele glijbladen 26 omhoog gebracht worden zodat ze geen contact meer maken met de drukrol in 30 die gebieden waarin geen materiaalbaan aanwezig is waardoor de lekstroom wordt gereduceerd. Bij voorkeur zijn de contacten 34 ondergebracht binnen het dragende dwarselement 24, welk element voorzien is van een afsluitelement 26 voor het insluiten en isoleren van de contacten 34 ten opzichte van inktdampen die normaal in het nipgebied aanwe-35 zig zijn.

Figuur 3 toont de op afstand van elkaar geplaatste glijbladen 26a-h, zoals beschreven is in figuur 1 gepositioneerd over de breedte van de drukrol 12. Bij voorkeur is de afstand of spleet tussen de glijbladen 26 in de orde van ongeveer 0,30 tot ongeveer 1,0 cm. Zoals ver-40 der te zien is in figuur 3 is de breedte van de baan 22 veelal aanzien- 8320067 7 lijk kleiner dan de breedte van de drukrol 12. Bij voorkeur correspondeert de breedte en de tussenafstand tussen de glijbladen 26 mathematisch met de gehele en gedeeltelijke materiaalbaanbreedten, zodanig dat de glijbladen 26 die zich niet boven de materiaalbaan bevinden en die 5 zich uitstrekken naast de breedte van de toegepaste materiaalbaan 22 of partiële materiaalbaan 22 worden verwijderd. Dat wil zeggen, de glijbladen 26 die gebruikt moeten worden voor het laden van de drukrol zullen corresponderen met bij benadering de breedte van de aanwezige materiaalbaan of partiële materiaalbaan op de drukrol 12 en de glijbladen 10 26 die in contact komen met het oppervlak van de drukrol 12, die in di rect contact staat met de gravurecilinder 14 worden verwijderd; zie figuur 3 waarin de glijbladen 26a, b, g en h weggescharnierd zijn tot buiten contact met het oppervlak van de drukrol 12 terwijl de groep van glijbladen 26c, d, e en f die ongeveer correspondeert met de breedte 15 van de materiaalbaan gebruikt in de gravurepers, in contact blijven met het oppervlak van de drukrol 12.

Met verwijzing naar figuur 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een direct laadsysteem in overeenstemming met de onderhavige uitvinding in zijn algemeenheid geïllustreerd met 50. Het zal echter dui-20 delijk zijn dat de uitvoeringsvormen in de figuren 1-3 en de figuren 4 en 5 naar wens in êén enekele direct ladende inrichting gecombineerd kunnen worden. Een dergelijk systeem 50 omvat een steunelement 52 waarmee glijbladcontacten 54 en bijbehoerende elektronische componenten ten opzichte van elkaar en ten opzichte van aarde worden geïsoleerd waarbij 25 de glijbladcontacten 54 daaraan zijn bevestigd b.v. met schroeven. Bij voorkeur zijn de glijbladcontacten 54 voorzien van drie segmenten met variërende lengte 56, 58 en 60, soortgelijk aan diegenen die beschreven zijn met verwijzing naar de figuren 1-3. Bij voorkeur zijn de segmenten 56, 58 en 60 vervaardigd van roestvrij staal en aan elkaar bevestigd 30 bijvoorbeeld door schroeven of door lassen, zodanig dat een bladveer-achtig contact 54 wordt gevormd. Het langste segment 60 is in contact geplaatst met het oppervlak van een drukrol 62 op dezelfde wijze als het contact 26 in figuur 1 waarbij druk wordt uitgeoefend op de drukrol 62 hetgeen resulteert in een goed contact tijdens de rotatie van de 35 drukrol 62 en lichte verbuiging van de contacten 54 zoals te zien is in • t figuur 4.

Verwezen wordt naar figuur 5 waarin een aantal op afstand van elkaar geplaatste glijbladcontacten 54a, b, c, d, e, f, g en h zijn getoond gepositioneerd over de breedte van de drukrol 62. Een spleet, zo-40 als beschreven is met verwijzing naar figuur 3, wordt gehandhaafd tus- 8320067 8 sen de contacten 54a-h. Verder worden in deze uitvoeringsvorm de contacten 54a-h, niet verwijderd van de drukrol 62 in die gebieden waar geen materiaalbaan 62 aanwezig is, in tegenstelling met de contacten 26a-h. In plaats daarvan zijn de contacten 54a-h elektrisch gekoppeld 5 met een laadschakeling, zie figuur 6, via een hoofdbus 64 met hoogspanning s we er stand en 66a-h die respectievelijk in serie zijn geplaatst met elk van de contacten 54a-f. De weerstanden 66a-h, die bij voorkeur een weerstandswaarde hebben in de orde van ongeveer 10 tot ongeveer 20 megohm, en een spanningsbestendigheid tot maximaal 6000 V, verzorgen de 10 partiële elektrische ontkoppeling van de contacten 54 die op hun plaats gelaten worden en daarbij direct rusten tegen de drukrol 62. Bovendien begrenst een dergelijke partiële elektrische ontkoppeling de stroompie-ken nog verder, hetgeen een extra veiligheidsfactor toevoegt.

Zoals eerder werd opgemerkt kan verder de uitvoeringsvorm van de 15 figuren 4 en 5 worden opgenomen in de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot en met 3 door eenvoudig weerstanden 55a-f in serie te plaatsen met de contacten 34 van de glijbladen 26 in de figuren 1-3. Het opnemen van deze beide uitvoeringsvormen in een direct ladende inrichting maakt het mogelijk dat de glijbladcontacten in contact blijven met de drukrol 20 tijdens een korte werkcyclus en zorgen voor extra bescherming indien de operateur van de pers zou vergeten om de glijbladcontacten, die in contact zijn met die gedeelten van het oppervlak van de drukrol, die in directe aanraking staan met de gravurecilinder zonder dat zich daartussen een materiaalbaan bevindt, te verwijderen.

25 Verwezen wordt naar figuur 6 waarin een laadschakeling voor ge bruik met de onderhavige uitvinding in zijn algemeenheid is aangegeven met 70. Het zal echter duidelijk zijn dat andere geschikte laadschake-lingen die een overstroombescherming verschaffen met een snelle respon-sietijd, ook kunnen worden gebruikt. Van deze schakeling 70, die ook 30 beschreven is in het bovengenoemde Britse octrooischrift, is een paar aansluitklemmen 72, die gekoppeld zijn met een (niet getoonde) 115 volt, 60 Hertz bron, verbonden met de primaire wikkeling 74 van een gloeidraadtransformator 76. De transformator 76 heeft een secundaire wikkeling 78 die in serie geschakeld is met een relaiswikkeling 80 en 35 de gloeidraad 82 van een thyratron 84 met positief stuurrooster. De aansluitklemmen 72 zijn eveneens verbonden met de primaire wikkeling 86 van een vermogenstransformator 88. De koppeling met de primaire wikkeling 86 omvat de normaal geopende relaiscontacten 90 en de normaal gesloten relaiscontacten 92.

40 De transformator 88 is voorzien van een in het midden afgetakte ¢320067 '\ 9 secundaire wikkeling 94 waarop een dubbelzijdige gelijkrichtschakeling 96 en een LC-filternetwerk 98 is aangesloten. De positieve uitgangsaan-sluiting 100 van het filternetwerk 98 is verbonden via een plaatweer-stand 102 met de anode 104 van de thyratron 84. De kathode 106 van de 5 thyratron is via een kathodeweerstand 108 verbonden met de negatieve uitgangsklem 110 van het filternetwerk 98. Een stroombegrenzende weerstand 112 verbindt de plaat 104 van de thyratron met een uitgangsaan-sluiting 114 die gekoppeld is met de in de figuren 3 en 5 getoonde bus-sen.

10 Zoals reeds werd opgemerkt is de gravurecilinder 14 geaard. De schakeling wordt voltooid door een verbinding vanaf aarde via een mil-liamperemeter 116 en een potentiometer 118 naar de negatieve uitgangsklem 110 van het filternetwerk 98. Het regelbare contact 120 van de potentiometer 118 is via een stroombegrenzende weerstand 122 verbonden 15 met het stuurrooster 124 van de thyratron 84. Indien gewenst kan een voltmeter 126 in serie met een schaalweerstand 128 worden aangesloten tussen de uitgangsklem 114 en het knooppunt tussen de milliampèremeter 116 en de potentiometer 118 op de getoonde wijze.

De kathode 106 van de thyratron 84 is via een koppelcondensator 20 130 en stroombegrenzende weerstanden 132 en 134 verbonden met de stuur- roosters 136 en 138 van de respectievelijke met een veldrooster uitgeruste thyratrons 140 en 142. De afsnij-voorspanning voor de stuurroos-ters 136 en 138 van de respectievelijke thyratrons 140 en 142 wordt verschaft door het knooppunt tussen de weerstanden 132 en 134 via een 25 roosterweerstand 144 te verbinden met een klem 146 die aangesloten is op een (niet getoonde) -15 volt bron. De kathoden 148 en 150 van de respectievelijke thyratrons 140 en 142 zijn met aarde verbonden. Het schermrooster 152 van thyratron 140 is via een stroombegrenzende weerstand 154 verbonden met aarde. Het schermrooster 156 van thyratron 142 30 is via een stroombegrenzende weerstand 158 verbonden met een spannings-delernetwerk bestaande uit de met elkaar gekoppelde weerstanden 160 en 162. Het andere uiteinde van de weerstand 162 is verbonden met de -15 volt bron op klem 146. Het andere uiteinde van de weerstand 160 is verbonden met een vast contact 164 behorend bij het beweegbare contact 166 35 dat wordt bestuurd door een relaiswikkeling 168. De relaiswikkeling 168 is in serie aangesloten met de weerstanden 170 en 172 tussen een klem 174 en het beweegbare relaiscontact 176. De klem 174 is verbonden met een (niet getoonde) positieve 110 volt bron.

Het relaiscontact 166 staat normaal in contact met een vast con- 40.· tact 176 dat verbonden is met de plaat of anode 178 van de thyratron 8320067 10 140. Het knooppunt tussen de relaiswikkeling 168 en de weerstand 172 is via een normaal gesloten en met de hand bedienbare schakelaar 180 en een stroombegrenzende weerstand 182 verbonden met de anode 183 van thy-ratron 142. Een condensator 184 verbindt het gemeenschappelijke knoop-5 punt 183 van de weerstanden 158, 160 en 162 op getoonde wijze met aarde. Een condensator 188 en een weerstand 190 zijn in serie aangesloten over de wikkeling 168.

Een klem 192, die verbonden is met een (niet getoonde) positieve 12 volt voedingseenheid is in serie met een relaiswikkeling 194 verbon-10 den met een eerste koppelschakelaar 196 en een twede koppelschakelaar 198. Vanaf de koppelschakelaar 198 gaat het circuit verder op seriële wijze door de normaal geopende contacten 200 van een thermisch gestuurde tijdvertragingsschakelaar 202, de nprmaal geopende contacten 204 van relais 80, de normaal geopende contacten 206 van relais 194 en de nor-15 maal gesloten met de hand bedienbare schakelaar 208 naar aarde. Parallel aan de normaal geopende contacten 206 staat een normaal geopende met de hand bedienbare schakelaar 210. Het verwarmingselement 212 van de schakelaar 202 is parallel geschakeld met de secundaire wikkeling 78 van de voorstroomtransformator 76.

20 De koppelschakelaar 196 kan verbonden zijn met de (niet getoonde) aandrijfmotor voor de pers zodanig, dat de schakelaar alleen kan worden gesloten wanneer de pers loopt op zijn volle productiesnelheid. Dat kan op elke bekende wijze worden gerealiseerd.

Schakelaar 198 is verbonden met het conventionele aandrukmechanis-25 me waarmee de drukrol 12 tegen de gravurecilinder 14 wordt gedrukt, zodanig dat ze alleen gesloten is wanneer de drukrol wordt aangedrukt tegen de gravurecilinder 14.

De contacten en schakelaars, geïllustreerd in figuur 6, zijn getoond in de toestand die overheerst wanneer de laadschakeling 10 volle-30 dig in rust is. De spanningen, aangeboden aan de aansluitklemmen 72, 146, 174 en 192 worden verkregen uit (niet getoonde) voedingsspannings-eenheden. Deze voedingsspanningseenheden worden ingeschakeld wanneer het gewenst is om een hoogspanning aan te bieden aan de uitgangsklem 114, via de bus aan de glijbladcontacten 26 of 54 en vandaar aan de 35 drukrol 12. Zodra een spanning optreedt op de klemmen 72 wordt een gloeistroom geleverd aan de thyratron 84. Via afzonderlijke (niet getoonde) voedingsspanningsmidelen wordt eveneens een gloeistroom geleverd op bekende wijze aan de thyratrons 140 en 142. Zodra de transformator 76 is bekrachtigd zal deze voedingsspanning leveren aan het ver-40 warmingselement 212 van de thermische schakelaar 202 en ervoor zorgen 8320067 11 dat het relais 80 aantrekt. Dat zal resulteren in het direct sluiten van de contacten 204 en enige tijd later in het sluiten van de thermische schakelaar 202. Aannemend dat de gravurepers loopt op zijn bedrijf ssnelheid, b.v. 609,60 m/min., en dat de drukrol 12 zich in zijn 5 bedrijfspositie of drukuitoefenende positie bevindt, zijn ook de schakelaars 196 en 198 gesloten. Zodra dus de hand bedienbare schakelaar 210 wordt gesloten zal de kring worden voltooid via de relaiswikkeling 194. Voltooiing van de kring veroorzaakt sluiten van de relaiscontacten 90 en 206.

10 Het zal duidelijk zijn dat de contacten 206 dienst doen als houd- contacten voor het relais 194. Door het sluiten van de contacten 90 zal de stroomweg voor de transformator 188 worden voltooid waardoor een hoge spanning, bijvoorbeeld maximaal ongeveer 2000 volt voor papier, wordt aangeboden aan de klem 114. Als uitgegaan wordt van een bevredi-15 gende werking van de gravurepers met een materiaalbaan 22 tussen de gravurecilinder 14 en de drukrol 12, dan zal er onvoldoende stroom lopen door de laadschakeling 70 en in het bijzonder door de potentiometer 118 om de spanning van het stuurroooster 124 van de thyratron 84 te verhogen tot zijn ontstekingspotentiaal. Om de trekkerende stroomwaarde 20 in te stellen kan de loper 120 op geschikte wijze worden ingesteld. Gebleken is dat de maximaal toelaatbare stroom beperkt moet worden tot ongeveer 3 milliampère voor persen die ontworpen zijn voor een maximale materiaalbaanbreedte van ongeveer 254 cm.

Indien als gevolg van een onvolkomenheid in de materiaalbaan 22 of 25 vanwege een andere reden een bovenmatige stroom begint te lopen tussen de drukrol 12 en de gravurecilinder 14, dan zal de thyratron 84 worden getrekkerd door de toegenomen spanningsval over de potentiometer 118. Daardoor zal onmiddellijk de spanning tussen de aansluitklem 114 en aarde dalen. Bovendien zal de stroom, die nu loopt door de kathodeweer-30 stand 108 ervoor zorgen dat een positief gaande spanningspuls wordt aangeboden via de condensator 130 aan de stuurroosters 136 en 138 van thyratrons 140 en 142. De thyratron 142 wordt in zijn afgesneden toestand gehouden door de negatieve voorspanning op zijn schermrooster 156. De thyratron 140 echter wordt getrekkerd.

35 Als thyratron 140 geleidt dan veroorzaakt dit een stroom door de relaiswikkeling 168. Dat resulteert direct in de onderbreking van de kring naar de transformator 188 door het openen van de contacten 92. Bovendien wordt het contact 166 bewogen tot buiten aanraking met het vaste contact 176 dat in aanraking stond met het vaste contact 164. Om-40 dat de plaatspanningsweg naar de thyratron 140 wordt onderbroken komt 8320067 12 de thyratron 140 In de rusttoestand. De stroom blijft echter lopen door de relaiswikkeling 168 en de weerstand 160 zodat een positieve lading wordt aangebracht op de condensator 184. De tijdconstante van de condensator 130 en de weerstand 144 is zodanig dat de positieve puls op 5 het stuurrooster 138 wegvalt voordat de spanning op het schermrooster 156 van de thyratron 142 het afsnijpunt overschrijdt. De thyratron 140 blijft dus in de rusttoestand. Bekrachtiging van de wikkeling 168 wordt voorgezet door de parallel daarmee geschakelde condensator 188 en weerstand 190. Daarmee wordt verzekerd dat er voldoende lading wordt ver-10 zameld in de condensator 184 om de spanning op het schermrooster 156 van de thyratron 142 te verhogen tot boven zijn afsnijpunt.

Wanneer de contacten 92 zijn geopend en daarbij de ingangsspanning van de transformator 88 is verwijderd, dan wordt de hoge spanning aan de uitgangsklem 114 verwijderd. Als gevolg daarvan dooft ook de thyra-15 tron 84. Na een vooraf bepaalde tijdsvertraging wordt een hersteloperatie geprobeerd. De relaiswikkeling 168 komt tot rust waardoor het contact 166 terugkeert naar het vaste contact 176 en waardoor de contacten 92 zich sluiten. Dit herstelt de hoogspanning aan de uitgangsklem 114. Als er nog steeds een fout aanwezig is, zodat er nog steeds stroom 20 loopt door de nip, dan zal de thyratron 84 opnieuw worden ontstoken waardoor een positief gaande puls wordt geleverd via de condensator 130 aan de stuurroosters 136 en 138 van de respectievelijke thyratrons 140 en 142. De lading op de condensator 184 zal niet voldoende tijd hebben om weg te vloeien door de weerstand 162 en te dalen tot onder het af-25 snijniveau voor het schermrooster 156. Beide thyratrons 140 en 142 zullen dus worden ontstoken en de relaiswikkeling 168 zal worden bekrachtigd. Wanneer het relais 168 bekrachtigd is dan is een houdcircuit aanwezig via de thyratron 142. Als gevolg daarvan blijven de contacten 92 open en wordt de hoge spanning aan klem 114 niet hersteld totdat de 30 laadschakeling 70 met de hand is teruggesteld door bediening van de schakelaar 180 teneinde de plaatspanning naar thyratron 142 te onderbreken .

Het zal echter duidelijk zijn dat indien de fout van korte duur was zodanig, dat de fout is verdwenen voordat thyratron 84 voor de 35 tweede keer wordt getrekkerd, de laadschakeling 70 zijn functie weer op zal nemen zonder verdere onderbreking en de lading naar de glijbladen 26 of 54 zal worden hersteld. Na een kort interval zal de lading in de condensator 184 afvloeien via weerstand 162 teneinde de laadschakeling 70 terug te brengen in zijn oorspronkelijke wachttoestand. Wanneer het 40 gewenst is om de laadschakeling 70 buiten werking te stellen dan wordt 8320067 13 de schakelaar 208 bediend voor het tot rust brengen van het relais 194 en de voedingsspanningsbronnen worden afgeschakeld.

Het zal duidelijk zijn dat de tijdvertragingsschakelaar 202 aange-bracht is om het mogelijk te maken dat de gloeidraad 82 van thyratron 5 84 op de bedrijfstemperatuur wordt gebracht voordat de plaatspanning wordt aangeboden. De voedingsspanningsbronnen kunnen voorzien zijn van een soortgelijke configuratie om op bekende wijze de thyratrons 140 en 142 te beschermen.

Tijdens bedrijf zal door bekrachtiging van de laadschakeling 70 10 een lading worden toegevoerd aan de glijbladen 26, welke in direct contact staan met het oppervlak van de drukrol 12. Die glijbladcontacten 26, die gescharnierd of gekanteld zijn tot buiten contact met het oppervlak van de drukrol 12, zie figuur 2, ontvangen geen lading. Indien echter de uitvoeringsvorm van de figuren 4 en 5 wordt gebruikt dan ont-15 vangen alle glijbladcontacten 54 een lading via de ontkoppelweerstanden 66.

Het zal duidelijk zijn dat diverse modificaties, duidelijk voor de deskundige op dit terrein, kunnen worden gemaakt in de onderhavige uitvinding zonder te treden buiten de geest en het kader ervan, als be-20 schreven in de beschrijving en gedefinieerd in de bijgaande conclusies.

8320067

Claims (22)

1. Werkwijze voor het aanbieden van een lading direct aan een drukrol welke rust tegen een gravurecilinder van een elektrostatisch ondersteunde gravurepers, waarin de verbetering de volgende stappen om- 5 vat: plaatsen van een aantal op afstand van elkaar staande contacten, in staat om een lading aan te bieden aan de drukrol, in direct contact met het oppervlak van de drukrol; rangschikken van de tussenafstand tussen de contacten en de breed-10 te ervan zodanig dat vooraf bepaalde groepen van contacten corresponderen met bij benadering de diverse materiaalbaanbreedten die worden gebruikt op de gravurepers; en besturen van de via de contacten aan het oppervlak van de drukrol toegevoerde lading zodanig dat de stroomlek tussen de drukrol en de 15 gravurecilinder wordt geminimaliseerd in die gebieden van de drukrol waar de drukrol direct in aanraking staat met de gravurecilinder zonder een tussenliggende materiaalbaan.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de volgende stappen: rangschikken van de contacten op een vooraf bepaalde afstand van 20 elkaar over de breedte van de drukrol; opheffen van de aanraking van die contacten met het oppervlak van de drukrol in die gebieden van het oppervlak van de drukrol waar de materiaalbaan afwezig is.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de volgende stappen: 25 het vormen van de individuele contacten uit een aantal buigbare geleidende segmenten van variërende lengte; plaatsen van de buigbare geleidende segmenten met de grootste lengte in drukcontact met de drukrol.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de volgende stappen: 30 vormen van de contacten uit roestvrij staal; gedeeltelijk elektrisch ontkoppelen van de contacten van elkaar.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de volgende stap; plaatsen van de op afstand van elkaar gelegen contacten in drukcontact met het oppervlak van de drukrol.

6. Werkwijze volgens conclusie 1, waarin: het aanbieden van de lading van de contacten wordt bestuurd door partiële elektrische ontkoppeling van de contacten teneinde de stroomlek tussen de drukrol en de gravurecilinder te reduceren in die gebieden van de drukrol waarin de drukrol direct in aanraking komt met de 40 gravurecilinder zonder dat zich daartussen een materiaalbaan bevindt. 8320067

7. Werkwijze voor het aanbieden van een lading direct aan een drukrol welke in aanraking staat met een gravurecilinder van een elektrostatisch geassisteerde gravurepers, waarin de verbetering de volgende stappen omvat: 5 rangschikken van een aantal op afstand van elkaar gelegen contac ten, die in staat zijn om een lading over te brengen naar de drukrol, in direct contact met het oppervlak van de drukrol; partiëel elektrisch ontkoppelen van de contacten teneinde de lekstroom tussen de drukrol en de gravurecilinder te minimaliseren in die 10 gebieden van de drukrol waar de drukrol direct in aanraking staat met de gravurecilinder zonder dat ertussen een materiaalbaan aanwezig is; en aanbieden van een lading aan de partiëel elektrisch ontkoppelde contacten.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, verder omvattende de volgende stappen: rangschikken van de tussenafstand tussen de contacten en de breedte ervan zodanig dat vooraf bepaalde groepen van contacten corresponderen met bij benadering de diverse materiaalbaanbreedten die worden ge-20 bruikt op de gravurepers; opheffen van het contact tussen die contacten en het oppervlak van de drukrol in die gebieden van het oppervlak van de drukrol waarin de materiaalbaan afwezig is.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, omvattende de stap van het niet 25 bekrachtigen van de verwijderde contacten.

10. Werkwijze volgens conclusie 7, omvattende de volgende stappen: vormen van de individuele contacten uit een aantal buigbare geleidende segmenten van variërende lengte, 30 plaatsen van de buigbare geleidende segmenten met de grootste lengte in drukcontact met de drukrol.

11. Werkwijze volgens conclusie 7, omvattende de stap waarin de contacten van roestvrij staal worden gevormd.

12. Werkwijze volgens conclusie 7 waarin de stap voor het partiëel 35 elektrisch ontkoppelen wordt gerealiseerd met weerstanden die in serie met de contacten zijn aangesloten.

13. Inrichting voor het direct laden van een drukrol die in aanraking staat met een gravurecilinder van een elektrostatisch ondersteunde gravurepers, welke verbetering omvat: 40 een aantal op afstand van elkaar geplaatste contacten die in staat 8320067 9 ► 16 zijn om een lading over te dragen op een drukrol die in diract contact staat met het oppervlak van de drukrol, welke contacten zodanig zijn gerangschikt dat hun tussenafstand en breedten vooraf bepaalde contactgroepen vormen die bij benadering corresponderen met de diverse materi-5 aalbaanbreedten die op de gravurepers worden gebruikt; en middelen voor het besturen van de lading die aan de contacten wordt aangeboden teneinde de stroomlek tussen de drukrol en de gravure-cilinder in die gebieden van de drukrol, waar de drukrol direct in aanraking staat met de gravurecilinder zonder dat zich daartussen een ma-10 teriaalbaan bevindt, te minimaliseren.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarin elk van de genoemde contacten is geconstrueerd uit een aantal geleidende buigbare segmenten van variërende lengte.

15. Inrichting volgens conclusie 13, waarin de genoemde ladingsbe-15 sturingsmiddelen voorzien zijn van een ladingsschakeling die elektrisch gekoppeld is met de contacten via een hoofdbus.

16. Inrichting volgens conclusie 13, waarin de genoemde contact-segmenten ten opzichte van elkaar met vooraf bepaalde tussenafstand zijn gerangschikt over de breedte van de drukrol.

17. Inrichting volgens conclusie 13, waarin de genoemde ladingbe- sturingsmiddelen voorzien zijn van middelen voor het scharnieren van geselecteerde contacten tot buiten aanraking met de drukrol teneinde de aanbieding van lading daaraan te onderbreken.

18. Inrichting volgens conclusie 13, waarin de genoemde ladingsbe-25 sturingsmiddelen voorzien zijn van middelen voor het partieel elektrisch ontkoppelen van de genoemde contacten.

19. Inrichting volgens conclusie 18 waarin: de genoemde middelen voor het partieel elektrisch ontkoppelen van de genoemde contacten voorzien zijn van weerstanden die in serie zijn aangebracht met elk van 30 de genoemde contacten.

20. Inrichting volgens conclusie 13, voorzien van middelen voor het aandrukken van de contacten tot in drukaanraking met de drukrol.

21. Inrichting volgens conclusie 13, waarin de genoemde ladingbe-sturingsmiddelen voorzien zijn van: 35 een laadschakeling die elektrisch verbonden is met de genoemde contacten via een hoofdbus; middelen voor het verwijderen van individuele contacten uit aanraking met de aandrukrol; en middelen die elektrisch aangesloten zijn tussen de genoemde con-40 tacten en de genoemde laadschakeling voor het onderbreken van de naar 832006/ r - 17 de genoemde contacten vloeiende stroom wanneer de genoemde contacten zijn verwijderd uit aanraking met de drukrol teneinde de stroomlek tussen de drukrol en de gravurecilinder te reduceren in die gebieden waarin de drukrol direct in aanraking staat met de gravurecilinder zonder 5 dat daar een materiaalbaan tussen ligt.

22. Inrichting volgens conclusie 21, voorzien van: weerstanden aangesloten in serie met elk van de genoemde contacten en de genoemde hoofdbus voor het partieel elektrisch ontkoppelen van de genoemde contacten in die gebieden van de drukrol waar de drukrol direct contact 10 maakt met de gravurecilinder zonder dat zich daartussen een materiaalbaan bevindt. ********* 8320067