NL8300234A

NL8300234A - Aanhanginrichting voor in het bijzonder personenvoertuigen.

Info

Publication number: NL8300234A
Application number: NL8300234A
Authority: NL
Original assignee: Oris Metallbau Kg Riehle H
Priority date: 1982-10-14
Filing date: 1983-01-22
Publication date: 1984-05-01
Also published as: DK19983D0; NL181569B; FR2534532B1; SE8300438D0; DK156506C; BE895833A; DK19983A; GB2128567B; IT1197580B; GB2128567A; ZA833956B; IT8347755A0; FR2534532A1; SE8300438L; CH659435A5; GB8313389D0; DE3238094A1; DK156506B; DE3238094C2; SE454667B

Description

V % -1- 22922/CV/mb

Korte aanduiding: Aanhanginrichting voor in het bijzonder personenvoertuigen.

De uitvinding heeft betrekking op een aanhanginrichting voor 5 in het bijzonder personenvoertuigen, waarbij aan de achterzijde van het voertuig een opneemdeel voor het losmaakbaar vasthouden van een kogelhals met koppelingskogel is aangebracht, waarin het eindeel van de kogelhals ingezet en tegen'verdraaiing wordt vastgehouden en waarbij de kogelhals in het opneemdeel vasthoudende vergrendelingsmiddeleri zijn aangebracht, 10 welke bij het inzetten van de kogelhals in het opneemdeel de vergrendeling onder veerkracht automatisch uitvoeren en die voor het verwijderen van de kogelhals met behulp van een trekkabel buiten ingrijping met de kogelhals worden gebracht.

Met de uitvinding wordt beoogd voor een aanhanginrichting 15 van deze soort vergrendelingsmiddelen te verkrijgen, welke constructief bijzonder eenvoudig zijn en die desondanks aan alle eisen met betrekking tot optredende belasting kunnen voldoen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de vergrendelingsmiddelen uit een met een trekkabel verbonden, dwars op de 20 kogelhals opgestelde grendelbout bestaan, welke onder veerkracht in een tangentiële groef aan de kogelhals ingrijpt; welke groef in de ingrijpings-richting van de grendelbout een weinig oplopend aangebracht is.

Door de opstelling van een enkele grendelbout, welke in een tangentiaal aangebrachte groef aan de kogelhals ingrijpt wordt de deel-25 omvang van het vergrendelingsmiddel aanzienlijk verminderd. Zowel de grendelbout als ook de de grendelbout opnemende groef zijn eenvoudig te vervaardigen. Verder wordt voor het losmaken van de vergrendeling slechts een trekkabel benodigd. Tenslotte wordt door de bijzondere opstelling van de groef in de kogelhals veilig gesteld, dat de vergrende-30 ling steeds spelingsvrij blijft.

In een gunstige uitvoering van de inrichting kunnen aan het opneemdeel uit een klink bestaande vasthoudmiddelen zijn aangebracht, welke onder veerwerking bij het losiraken van de vergrendeling de grendelbout in de de kogelhals vrijgevende stand vasthouden, en welke bij het 35 inzetten van de kogelhals in het opneemdeel door een aan de kogelhals aangebrachte bout buiten ingrijping met de grendelbout worden gezwenkt.

De aan de kogelhals aangebrachte bout kan voor het tegen verdraaiing borgen van de kogelhals bij het inzetten van de kogelhals in 8300234 -2- 22922/CV/mb ' i * een groef aan het opneemdeel ingrijpen, zodat de bout op eenvoudige wijze gelijktijdig twee functies vervult.

Opdat voor de grendelbout een veilige onderbrenging mogelijk is en de grendelbout geen al te grote wegen bij het vergrendelen en los-5 maken van de vergrendeling moet maken ten de vergrendelbout voor het vrijgeven van de kogelhals met een naar deze toegekeerde uitsparing zijn voorzien, waarvan de lengte doelmatig groter is dan de lengte van de groef in de kogelhals. Het in de groef van de kogelhals ingrijpende deel van de grendelbout 'kan in het gebied van de uitsparing afgerond zijn uitgevoerd 10 om de ingrijping in de groef te vergemakkelijken.

Ter begrenzing van de weg van de grendelbout en gelijktijdig ter borging tegen draaiing voor de grendelbout kan aan het opneemdeel een cilinderstift zijn aangebracht, welke in de uitsparing aan de grendelbout ingrijpt.

15 De op de grendelbout aangrijpende trekkabel kan in een inwen dig deel van het voertuig, bijvoorbeeld in de kofferruimte, met een aftrekbaar echter op niet te verliezen wijze bevestigde handhefboom zijn verbonden. In plaats daarvan is het ook mogelijk de trekkabel te verbinden met een bedieningsstang,zodat déze bij het losmaken van de vergrendeling 20 bijvoorbeeld uit de kofferruimte kan worden uitgenomen. De bedienings-stang kan doelmatig met een de bediening tegenwerkende veiligheids-grendel zijn verbonden.

In de tekening is een aanhanginrichting volgens de Uitvinding in een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven.

25 Fig. 1 toont een aanzicht op de aanhanginrichting.

Fig. 2 toont een zijaanzicht gezien in de richting van pijl II in fig. 1.

Fig. 3 toont een zijaanzicht gezien in de richting volgens pijl III in fig. 1 30 Fig. 4 toont een doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 1.

Fig. 5 toont een bedieningstang voor de trekkabel.

Volgens de fig. 1 tot 3 is aan de achterzijde van een niet weergegeven personenvoertuig een in doorsnede als vierkante buis uitgevoerde dwarsdrager 1 bevestigd, waaraan een opneemdeel 2 voor het 35 eindgedeelte 3 van een kogelhals 4 met koppelingskogel 5 is bevestigd.

Voor het tegen verdraaiing borgen van de kogelhals 4 dient een aan het einddeel 3 aangebrachte bout 6, welke in een overeenkomstige groef 6a aan het opneemdeel 2 ingrijpt. Een losmaakbare vergrendeling van het 8300234

* I

-3- 22922/CV/mb einddeel 3 van de kogelhals 4 met het opneemdeel 2 heeft plaats door een in het opneemdeel geleide grendelbout 7, welke dwars op het einddeel 3 ligt en met een deel van zijn omtrek in een overeenkomstige tangentiële groef 8 aan het einddeel ingrijpt.

5 Zoals nader uit fig. 4 blijkt omvat de grendelbout 7 een het eindgedeelte 3 toegekeerde uitsparing 9 waarvan de lengte groter is dan de lengte van de groef 8. De uitsparing 9 deelt de grendelbout 7 in een voorste cilindrisch deel 10 en een achterste cilindrisch deel 11. Aan de overgang van de uitsparing 9 naar het achterste cilindrische deel 11 is TO de grendelbout door aanbrenging van een insnoering 12 sterk afgerond. Een aan het opneemdeel 2 aangebrachte cilindrische stift 13 ligt in de uitsparing 9 en dient enerzijds als borging tegen verdraaiing voor de grendelbout 7 en anderzijds als wegbegrenzing voor de grendelbout, welke met behulp van een trekkabel 14 tegen de werking van een drukveer 15 in 15 de richting van de pijl 16 kan worden getrokken.

In de in fig. 4 afgebeelde stand van de grendelbout 7 is het eindgedeelte 3 van de kogelhals met het opneemgedeelte 2 spelingsvrij vergrendeld, waarbij de speelvrijheid daardoor veilig gesteld is, dat de grendelbout 7 met de afronding aan het cilindrische deel 11 in de groef ' 20 8 ingrijpt, welke in ingrijpingsrichting van de grendelbout een weinig oplopend is uitgevoerd.

Voor het losmaken van de vergrendeling wordt de grendelbout 7 met behulp van de trekkabel 14 in de richting van de pijl 16 getrokken totdat de cilindrische stift 13 aan het einde van de uitsparing 9 tegen 25 het cilindrische deel van de grendelbout aanslaat. In deze stand van de grendelbout bevindt zich een uitsparing 9 in het gebied van het eindgedeelte 3 en de kogelhals valt uit het opneemdeel 2 naar buiten. Voor het borgen van deze stand van de grendelbout 7 dient een buiten aan het opneemdeel zwenkbaar aangebrachte klink 17, welke zich onder de werking 30 van een veer 18 (fig. 1) voor het cilindrische deel 10 van de grendelbout 7 legt. Volgens fig. 3 is de klink 17 verbonden met een hefboom 19, welke inde baan van de bout 6 ligt. Bij het inzetten van het eindgedeelte 3 in het opneemgedeelte 2, indien de bout 6 in de groef 6a wordt ingevoerd, drukt de bout 6 via de hefboom 19 de klink 17 uit de baan van de grendel-35 bout 7, zodat deze de in fig. 4 afgebeelde stand kan innemen.

De trekkabel 14 strekt zich verwijderd van de aanhangin-richting uit in een afsluitbare ruimte van het voertuig, bijvoorbeeld in de kofferruimte, waarin de uit fig. 5 te ontnemen bedieningstang 20 ligt. De bedieningstang is met een veiligheidsgrendel 21 uitgerust. In 8300234 4 * -4- 22922/CV/mb plaats van de bedienings tang kan ook een handhefboom zijn aangebracht, welke aftrekbaar echter onverliesbaar kan zijn bevestigd.

Om de vergrendeling van het eindgedeelte 3 van de kogelhals 4 in het opneemgedeelte 2 op te heffen wordt aan de bedieningstang 20 5 volgens fig. 5 de borggrendel 21 uit de borgstand uitgeschoven en de bedieningstang in werking gesteld. Daardoor wordt de trekkabel 14 met de grendelbout 7 tegen de werking van de drukveer 15 in de richting van pijl 16 getrokken tot de cilindrische stift 13 de weg van de grendelbout 7 begrenst. Daarbij beweegt het cilindrische deel van de 10 grendelbout 7 zich uit groef 8 en valt de kogelhals naar beneden uit het opneemgedeelte 2 naar buiten. Voor de eindzijde van de grendelbout 7 aan het cilindrische deel 9 legt zich de klink 17 onder de werking van de wikkelveer 18 en stelt zo veilig, dat de grendelbout 7 in de niet vergrendelende stand blijft.

15 Indien de aanhanginrichting benodigd wordt behoeft het eindgedeelte 3 aan de kogelhals 4 slechts in het opneemgedeelte 2 ingezet te worden. Bij de inzethandeling wordt via de bout 6, welke in de groef 6a ingrijpt, via de hefboom 19 de klink 17 tegen de werking van de wikkelveer 18 uit.de baan van de grendelbout 7 gezwenkt, -zodat zich de grendel-20 bout onder de invloed van de drukveer 15 vanzelf in de groef 8 schuift en het eindgedeelte 3 in het opneemgedeelte 2 vergrendelt. De bedieningstang 20 sluit zich daarbij en de borggrendel 21 neemt zijn borgstand in.

8300234

Claims

1. Aanhanginrichting voor in het bijzonder personenvoertuigen, waarbij aan de achterzijde van het voertuig een opneemdeel voor het los-5 neembaar vasthouden van een kogelhals met koppelingskogel is aangebracht waarin het eindgedeelte van de kogelhals ingezet en tegen verdraaiing vast wordt vastgehouden en bij welke de kogelhals in het opneemgedeelte vasthoudende vergrendelingsmiddelen zijn aangebracht, die bij het inzetten van de kogelhals in het opneemgedeelte de vergrendeling onder veer-10 kracht automatisch uitvoeren en die voor het verwijderen van de kogelhals met behulp van een trekkabel uit ingrijping met de kogelhals worden gebracht, met het kenmerk, dat de vergrendelingsmiddelen uit een met een trekkabel (14) verbonden, dwars op de kogelhals (4) aangebrachte grendel-bout (7) bestaan, welke onder veerkracht in een tangentiële groef (8) 15 aan de kogelhals ingrijpt, welke in ingrijpingsrichting van de grendelbout een weinig oplopend is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan het opneemgedeelte (2) uit een klink (17) bestaande vasthoudmiddelen zijn aangebracht, welke onder veerwerking bij het losmaken van de ver- 20 grendeling de grendelbout (7) in de de kogelhals (4) vrijgevende stand vasthouden en welke bij het inzetten van de kogelhals in het opneemgedeelte door een aan de kogelhals aangebrachte bout (6) buiten ingrijping met de grendelbout worden verzwenkt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 25 dat de aan de kogelhals (4) aangebrachte bout (6) voor het tegen verdraaiing borgen van de kogelhals bij het inzetten van de kogelhals in een groef (6a) aan het opneemgedeelte (2) ingrijpt.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 3, roet het kenmerk, dat de grendelbout (7) voor het vrijgeven van de kogelhals (4) 30 met een deze toegekeerde uitsparing (9) is uitgerust.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het in de groef (8) van de kogelhals (4) ingrijpende deel van de grendelbout (7) in de nabijheid van de uitsparing (9) is gevormd.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 35 kenmerk, dat aan het opneemgedeelte (2) een cilindrische stift (13) is aangebracht, welke in de uitsparing (9) aan de grendelbout (7) ingrijpt en zowel de weg van de grendelbout begrenst als ook een verdraaiing van de grendelbout verhindert. 8300234 - ï* -6- 22922/CV/rab

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de op de grendelbout (7) aangrijpende trekkabel (14) in een inwendige ruimte van het voertuig, bijvoorbeeld in de kofferruimte met een aftrekbare, echter onverliesbare bevestigde handhefboom is verbonden.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de op de grendelbout (7) aangrijpende trekkabel (14) is verbonden met een bedieningstang (20).

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de bedieningstang (20) met een de bediening verhinderende borggrendel (21) 10 is uitgerust. Rijswijk, januari 1983 8300234