NL8300205A - Aanhangkoppeling voor voertuigen, in het bijzonder voor personenwagens. - Google Patents

Description

*- A

-1- 22912/CV/mb

Korte aanduiding: Aanhangkoppeling voor voertuigen, in het bijzonder voor personenwagens.

De uitvinding heeft betrekking op een aanhangkoppeling voor 5 voertuigen, in het bijzonder voor personenwagens, die uit een in een dwarsdrager aangebrachte, naar beneden en gedeeltelijk naar achteren open huis en uit een met een koppelingskogel uitgeruste afneembare kogelhals bestaat, welke met zijdelings uitstekende tappen in vasthoud-groeven in het huis ingrijpt en in deze spelingsvrij en door een borg-10 stift geborgd door een spansysteem wordt vastgehouden, dat althans in hoofdzaak door een zwenkbare nok en een in de kogelhals aangebrachte stoter gevormd is, welke door de nok tegen de werking van een drukveer naar boven tegen het huis wordt gedrukt.

Bij een in de praktijk tevreden stellend gebleken aanhang-15 koppeling van deze soort, welke is beschreven in de Duitse octrooiaanvrage 3*000.824, wordt een vastspannen van de kogelhals in het huis na het inzetten daarvan door een handhefboom uitgevoerd, welke aangrijpt op de zwenkas van de nok en waarmede de nok van het spansysteem wordt verzwenkt in een stand, waarin de nok de stoter tegen het huis en 20 daarmede de tappen aan de kogelhals vast in de vasthoudgroeven drukt.

Opdat de kogehals niet slechts in het huis ingezet en een vastspannen door onzorgvuldigheid niet wordt uitgevoerd, wordt met de uitvinding beoogd het spansysteem zodanig uit te voeren, dat het geen willekeurige maatregelen behoeft om het spansysteem te spannen.

25 Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het spansysteem zodanig is uitgevoerd, dat het bij het inzetten van de kogelhals in het huis uit een ontspannen stand automatisch in een de kogelhals in het huis spannende stand overgaat.

Door de uitvinding wordt op gunstige wijze bereikt, dat het 30 inzetten van de kogelhals in het huis van de aanhangkoppeling en het vastspannen van de kogelhals in het huis gelijktijdig plaatsvindt en voor het vastspannen zelf geen maatregelen noodzakelijk zijn, welke buiten het alleen inzetten van de kogelhals noodzakelijk zouden zijn. De voor het gebruik van de aanhangkoppeling onontbeerlijke vastspanhandeling 35 kan dienovereenkomstig geheel worden vergeten. Indien de kogelhals is ingezet is deze ook vastgespannen en is de aanhangkoppeling voor gebruik gereed.

Bij een gunstige uitvoering van de uitvindingsgedachte, kan 8300205 v -2- 22912/CV/mb het spansysteem naast de nok twee met elkaar verbonden scharnierhef-bomen omvatten waarvan de ene aan het ondereinde van de stoter en de andere daaronder aan de kogelhals is aangekoppeld, verder aan de verbin-dingsplaats van de scharnierhefboom een glijrol is aangebracht, welke 5 bij ontspannen spansysteem in een grendeluitsparing van de nok rust, welke door een wikkelveer in spanrichting is belast en aan het huis een vrijmaakstift is aangebracht, welke bij het inzetten van de kogelhals de stoter relatief ten opzichte van de kogelhals naar boven verschuift, zodat de glijrol aan de scharnierhefbomen uit de grendeluitsparing van 10 de nok beweegt en de nok met oplopende nokbaan via de glijrol de scharnierhefbomen in een nagenoeg gestrekte stand brengt waarin de stoter zich vast op het huis afsteunt.

Doelmatig kan de opstelling zodanig zijn uitgevoerd, dat de glijrol bij gespannen spansysteem aan de scharnierhefbomen ongeveer op 15 dezelfdehoogte ligt als de zwenkas van de nok en bij ontspannen spansysteem met afstand daaronder. Daardoor wordt bij gespannen spansysteem geen draaimoment op de nok uitgeoefend, terwijl bij ontspannen spansysteem een draaimoment ontstaat, dat groter is dan het door de wikkelveer op de nok uitgeoefende draaimoment, zodat een stabiele stand vaihet span-20 systeem gewaarborgd is.

Om te verhinderen, dat de scharnierhefbomen een gestrekte stand ten opzichte van elkaar innemen indien het spansysteem is gespannen, kunnen op de scharnierhefbomen aan hun verbindingsplaats ge- . schikte aanslagen aangebracht worden.

25 De vrijmaakstift aan het huis kan door een uitsparing in de kogelhals in een langsgroef in de stoter steken, waarvan de bovenste begrenzing bij het inzetten van de kogelhals in het huis tegen de vrijmaakstift aanslaat.

De onder veerbelasting staande borgstift aan de kogelhals 30 kan in een op een cirkel om de zwenkas van de nok liggende groef ingrijpen, welke een willekeurige zwenkbeweging van de nok naar beide zijden zodanig begrenst, dat noch de glijrol van de scharnierhefbomen in de grendeluitsparing aan de nok kan invallen, noch een gestrekte stand van de scharnierhefbomen door de helling van de nokkenbaan te bereiken is.

35 Voor het ontspannen van hét spanssysteem bij het verwij deren van de kogelhals uit het huis kan aan de zwenkas van de nok een handwiel zijn aangebracht, dat is voorzien van markeringen voor het aanwijzen voor gespannen en ontspannen spansysteem.

8300205 -3- 22912/CV/mb I t --- <%

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een langsdoorsnede over het huis van de aanhang-5 koppeling met kogelhals bij de inzethandeling en bij ontspannen spansysteem.

Fig. 2 toont een met fig. 1 overeenkomende doorsnede na de inzethandeling van de.kogelhals met gespannen spansysteem.

Onder de achterbumper van een personenwagen is in een uit ge-10 perste plaatdelen bestaande dwarsdrager volgens fig. 1 een uit een smeed- of gietdeel bestaand huis 1 van een aanhangkoppeling aangebracht, welke met bouten aan de dwarsdrager is bevestigd. Het huis 1 is naar beneden en over een groot gedeelte van zijn totale hoogte naar achteren toe open. In het bovenste gesloten deel is een cilindrisch geleidings-15 vlak 2 aangebracht. In het onderste deel zijn aan weerszijden bajonet-vorraige vasthoudgroeven 3 aangebracht, welke van het achtereinde van het huis althans in hoofdzaak horizontaal uitgaan en dan naar beneden afbuigen.

Het huis 1 dient voor het vasthouden van een afneembare 20 kogelhals 4, welke met een niet weergegeven koppelingskogel is uitgerust. Aan zijn bovenste vrije einde omvat de kogelhals 4 een kogelvormig vlak 5 waarvan de diameter overeenkomt met die van het geleidingsvlak 2 in het huis 1. Zijdelings steken van de kogelhals 4tappen 6 uit, die bij in het huis 1 ingezette kogelhals ingrijpen in de vasthoudgroeven 3.

25 Het spansysteem van de aanhangkoppeling omvat een in de kogel hals 4 in een langsboring 7 verschuifbaar aangebrachte stoter 8, welke door een zich op de kogelhals 4 afsteunende drukveer 9 naar beneden wordt gedrukt. Het boveneinde van de stoter 8 omvat een konisch aanzet-stuk 10, dat zich bij ingezette kogelhals 4 in een weinig ver-30 sprongen liggend verzonken gat 11 boven aan het huis 1 afsteunt. Aan het ondereinde van de stoter 8, welke .in een naar beneden open uitsparing 12 in de kogelhals 4 steekt is met behulp van een bout 13 een scharnierhefboom 14 aangekoppeld, welke met behulp van een bout 15 met een tweede scharnierhefboom 16 is verbonden, welke in de middenlangsas 35 door de stoter 8 liggend onder de stoter met een bout 17 aan de kogelhals 4 is gelegerd. Aan de verbindingsplaats van beide scharnierhefbomen 14, 16 is een glijrol 18 gelegerd, welke niet een in de uitsparing 12 op een zwenkas 19 bevestigde nok 20 samenwerkt. De nok 20 omvat een grendeluit- 8300205 -4- 22912/CV/mb sparing 21 voor de glijrol 18 aan de scharnierhefbomen 14, 16 en een hellend oplopende nokkenbaan 22. Een naast de nok 20 aangebrachte wikkel-veer 23, waarvan een einde op de zwenkas 19 aangrijpt oefent op de nok 20 een draaimoment in de richting van pijl 24 uit. Zijdelings aan de 5 kogelhals 4 is een onder veerbelasting staande borgstift 25 aangebracht, welke met een in de nok 20 aangebrachte, op een cirkel om de zwenkas 19 liggende groef 26 samenwerkt. Aan de andere zijde van de kogelhals 4 is met de zwenkas 19 een handwiel 27 vast verbonden, waarmede de nok 20 bij losgemaakte borgstift 25 willekeurig kan worden gezwenkt.

10 Aan de voorzijde van het huis 1 is via de vasthoudgroeven 3 een vrijmaakstift 28 bevestigd, welke door een zich tussen het kogelvormige vlak 5 en de tap 6 uitstrekkende uitsparing 29 met een langsgroef 30 in de stoter samenwerkt.

Bij de niet in bedrijf zijnde stand van de kogelhals 4 nemen 15 alle delen van het spansysteem in de kogelhals de in fig.1 weergegeven stand in. De stoter 8 is door de drukveer 9 naar beneden gedrukt. De scharnierhefbomen 14 en 16 némen een scherpe hoek ten opzichte van elkaar in en de glijrol 18 ligt in de grendeluitsparing 21 van de nok 20, waarbij de middenlangsas door de glijrol 18 met de afstand 31 onder de hartlijn 20 door de zwenkas 19 ligt, zodat een draaimoment ontstaat, dat groter en tegengesteld aan het door de wikkelveer 23 opgewekte draaimoment is. De borgstift 25 is uit de groef 26 uit ingrijping gebracht en ligt zijdelings glijdend tegen de nok 20 aan.

In de in fig. 1 afgeheelde niet in bedrijf zijnde stand van 25 het spansysteem wordt de kogelhals van beneden achter aan het huis 1 aangezet, naar boven geschoven en dan naar beneden gebracht, zodat de tappen 6 in de vasthoudgroeven 3 kunnen ingrijpen. Bij het aanzetten van de kogelhals treedt de vrijmaakstift 2S door de uitsparing 29 in het bovenste gedeelte van de groef 30 in, zodat bij het naar beneden bewegen van 30 de kogelhals in de vasthoudgroeven 3 de stoter 8 tegen de vrijmaakstift 28 aanslaat en de stoter 8 relatief ten opzichte van de kogelhals naar boven wordt geschoven. Uit deze beweging resulteert, dat de scharnierhef bomen 14 en 16 trachten over te gaan in een gestrekte stand en de glijrol 18 uit de grendeluitsparing 21 uittreedt. De nok 20 zwenkt 35 daarbij in de richting van de pijl 24 en de nokbaan 22 drukt via de glijrol en de scharnierhefbomen 14 en 16 de stoter 8 naar boven met zijn aanzetstuk 10 in de verzonken uitsparing 11 in het huis. In deze stand van de kogelhals, weergegeven in fig. 2, is het spansysteem ge- 8300205 -5- 22912/CV/inb -* η spannen, de aanhangkoppeling voor bedrijf gereed daar het spansysteem ook geborgd is daar bij de draaibeweging van de nok 20 in de richting van de pijl 24 de groef 26 zo komt te liggen, dat de borgstift 25 in de groef 26 kan binnentreden.

5 De bout 15, welke de scharnierhefbomen 14 en 16 met elkaar verbindt en welke de glijrol 18 draagt ligt bij gespannen spansysteem ter hoogte van de zwenkas 19, zodat op de nok 20 geen draaimoment wordt uitgeoefend. De stoter 8 wordt spelingsvrij vastgehouden daar bij eventuele slijtageverschijnselen de nok 20 met behulp van de wikkelveer 23 met 10 de oplopende nokbaan 22 bijdrukt. Door niet weergegeven aanslagen aan de scharnierhefbomen 14 en 16 wordt de grootste hoek 32, welke de scharnierhef bomen 14 en 16 met elkaar kunnen innemen, begrensd. De groef 26 in de nok 20 is zodanig bemeten, dat een beweging van de nok slechts zover mogelijk is, dat de glijrol niet in de grendeluitsparing 21 kan intreden 15 en een nastellen van de scharnierhefbomen slechts tot aan de hoek 32 mogelijk is.

Voor het losmaken van de kogelhals 4 uit het huis 1 wordt bij getrokken borgstift 25 het met geschikte markeringen uitgeruste handwiel 27 tegen de richting van pijl 24 gedraaid, zodat de drukveer 9 in de 20 kogelhals 4 de stoter 8 naar beneden kan drukken. Daarbij nemen de scharnierhefbomen 14 en 16 een steeds kleinere hoekstand ten opzichte van elkaar in en valt de glijrol in de grendeluitsparing 21 aan de nok 20. Alle delen van het spansysteem nemen de in fig. 1 afgebeelde .stand in en de kogelhals 4 kan uit het huis 1 worden vrijgemaakt.

25 Aangezien het handwiel 27 slechts voor het ontspannen van het spansysteem wordt benodigd, kan deze afneembaar aan de zwenkas zijn aangebracht .

8300205

Claims (9)

1. Aanhangkoppeling voor voertuigen, in het bijzonder voor pérsonenwagens, welke uit een in een dwarsdrager aangebracht naar beneden 5 en gedeeltelijk naar achteren open huis en uit een met een koppelingskogel uitgeruste afneembare kogelhals bestaat, welke met zijdelings uitstekende tappen in vasthoudgroeven in het huis ingrijpt en in deze spelingsvrij door een borgstift geborgd wordt vastgehouden door een spansysteem, dat althans in hoofdzaak door een zwenkbare nok en een in de kogelhals aan-10 gebrachte stoter is gevormd, welke door de nok tegen de werking van een drukveer naar boven tegen het huis wordt gedrukt, met het kenmerk, dat het spansysteem zodanig is uitgevoerd, dat het bij het inzetten van de kogelhals (4) in het huis (1) uit een ontspannen stand automatisch in een de kogelhals in het huis vastspannende starri overgaat.

2. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het spansysteem naast de nok (2d twee met elkaar verbonden scharnierhefbomen (14, 16) omvat waarvan de ene aan het ondereinde van de stoter (8) en de andere daaronder aan de kogelhals (4) is aangekoppeld, verder op de ver-bindingsplaats van de scharnierhefbomen (14, 16) een glijrol (18) is 20 aangebracht, welke bij ontspannen spansysteem in een grendeluitsparing (21) van de nok (20) rust, welke door een wikkelveer (23) in de spanrichting belast is, en aan het huis (1) een vrijmaakstift (28) is aangebracht, welke bij het inzetten van de kogelhals (4) de stoter (8) relatief ten opzichte van de kogelhals naar boven verschuift, zodat de glijrol 25 (18) aan de scharnierhefbomen uit de grendeluitsparing (21) van de nok (20) uitbeweegt en de nok met oplopende nokbaan (22) via de glijrol de scharnierhefbomen in een nagenoeg gestrekte stand brengt waarin de stoter (8) zich vast op hethuis (1) afsteunt.

3. Koppeling volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 30 bij gespannen spansysteem de glijrol (18) aan de scharnierhefbomen (14, 16. ongeveer op dezelfde hoogte ligt als de zwenkas (19) van de nok (20) en bij ontspannen spansysteem met afstand (31) daaronder.

4. Koppeling volgens een der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de scharnierhefbomen (14, 16) aan hun verbindingsplaats 35 met aanslagen zijn uitgerust, welke een gestrekte stand van de scharnierhefbomen verhinderen.

5. Koppeling volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de vrijmaakstift (28) aan het huis (1) door een uitsparing 8300205 Ί _ .* -τ- 22912/CV/mb 1 ·· (29) in de kogelhals (4) in een langsgroef (30) in de stoter (8) steekt, waarvan de bovenste begrenzing bij het inzetten van de kogelhals in het huis tegen de vrijmaaktstift aanslaat.

6. Koppeling volgens een der conclusies 1 tot 5, met het ken-5 merk, dat de onder veerbelasting staande borgstift (25) aan de kogelhals (4) in een op een kring om de zwenkas (19) van de nok (20) liggende groef (26) ingrijpt.

7. Koppeling volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de groef (26) bij ingrijpende borgstift (25) een willekeurige zwenkbeweging 10 van de nok naar beide zijden zodanig begrenst, dat noch de glijrol (18) van de scharnierhefbomen (14, 16) in de grendeluitsparing (21) kan invallen, noch een gestrekte stand van de scharnierhefbomen ten opzichte van elkaar te bereiken is.

8. Koppeling volgens een der conclusies 1 tot 7, net het 15 kenmerk, dat aan de zwenkas (19) van de..nok (20) een handwiel (27) is aangebracht, dat uitgerust is met markeringen voor het aanwijzen van de gespannen en ontspannen stand vaihet spansysteem.

20 Rijswijk, januari 1983 ___ 8300205