NL8204402A

NL8204402A - Inrichting voor het aan een houder koppelen en daarvan losmaken van een tijdelijk vast te houden lichaam.

Info

Publication number: NL8204402A
Application number: NL8204402A
Authority: NL
Original assignee: Lassche Jakob
Priority date: 1982-11-12
Filing date: 1982-11-12
Publication date: 1984-06-01
Also published as: DK501583D0; DK501583A; DE3379394D1; EP0111352A3; EP0111352A2; ATE41382T1; US4830167A; EP0111352B1; JPS59102668A

Description

-1- X Sch/gn/9 Lassche

Korte aanduiding: Inrichting voor het aan een houder koppelen k en d|arvan losmaken van een tijdelijk vast te heiden lichaam 1-f

Be Uitvinding betreft een inrichting voor het door middel ven een sluiting aan een houder koppelen en het daarvto ίο smaken van een vast te houden lichaam, bijvoorbeeld een fieta> een alagboog* een klaphek of een ander lichaam. * "... *,1 . 1··^- 'Ïrï· /‘•T*·,.· 7φ· .

5 Ben Jper|eli jke inlichting is bekend. De bekende inrichtiigf bestaat voor het vasthouden van een fiets uit een '' -¾ ' r.’y Ϋί" ik ' in de grond vergnkerde J?aal, die is voorzien van een beugel voor het in rechtopstaande toestand vasthouden van het frame van de fiets, alsmede een vasthoudketting, die met de paal is 10 verbonden en door middel van een slot met een sleutel kan worden gesloten. Voor het vastzetten van een fiets aan de inrichting zijn meer handelingen nodig dan gebruikelijk bij het plaatsen van een fiets in een rek. Voor het omleggen van de ketting en het sluiten van het slot heeft een gebruiker in 15 ieder geval zijn twee handen nodig. Bijvoorbeeld in het geval waarin de fiets beladen is met boodschappen kan dit een ongemak zijn dat praktijch gebruik in de weg staat.

De uitvinding beoogt een inrichting van het vermelde -iSï' type zodanig bit tevoeten,dat geen extra handelingen 20 nodig zijn νφΓ het kogelen aan de houder van het vast te houden" li&aaauf f

Bovengenoemde doel|tellingen worden verwezenlijkt door een inrichting van het geschreven type, die is gekenmerkt door een fiouder met een toegangsopening voor het lichaam, • .· ” ' *···ΓΐΤ · ' '· :>· ' V - ' 25 ten miastijl φ aan de houder aangebracht orgaan voor het in de houder vasthouden va| het daarin gedrukte lichaam, welk vasthoudorgaim door het lichaam tegen veerkracht in uit een onwerkzame stand in de vasthoudstand wordt gedrukt, een met het vasthoudorgaan samenwerkend mechanisme voor het 30 vergrendelen van het vasthoudorgaan in diens vasthoudstand, 8204402 w' ’ y t · -2- een van buiten af, bijvoorbeeld met de hand, bedienbaar orgaan voor het ontgrendelen van het grendelmechanisme en door de sluiting bedienbare middelen voor het borgen en vrijgeven van het ontgrendelorgaan, een en ander zodanig, dat 5 in de onwerkzame toestand van de inrichting het ontgrendelorgaan de sluiting in diens open stand borgt en in de vasthoudtoestand van de inrichting de sluiting bedienbaar is en in zijn gesloten stand het ontgrendelorgaan borgt.

Een voorkeursuitvoeringsvorm vertoont het kenmerk, dat 10 de sluiting zodanig is uitgevoerd, dat een sleutel alleen in de gesloten stand van de sluiting daaruit verwijderd en daarin gestoken kan worden.

Gebruik kan worden gemaakt van een de sluiting in diens open stand borgend muntmechanisme, dat pas na het 15 inwerpen van een munt en het brengen van het vasthoudorgaan in diens vasthoudstand de sleutel vrijgeeft om te worden bediend.

Bij voorkeur vertoont de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk dat in de houder een door het lichaam 20 tegen veerkracht in beweegbare aanslag is aangebracht, die door een veer of een meeneempal met het vasthoudorgaan en het grendelmechanisme is gekoppeld.

Hierbij kan het vasthoudorgaan door een veer met de aanslag zijn gekoppeld en een om een as zwaaibare arm zijn, 25 het grendelmechanisme kan zijn voorzien van een op die as bevestigde nokschijf en een daarmede samenwerkende, door een veer belaste pal en het ontgrendelorgaan positief met die pal gekoppeld kan zijn.

In een ander uitvoeringsvoorbeeld is het vasthoudorgaan 30 een om zijn as draaibaar ringdeel, waarvan het ene einde samenwerkt met een door de aanslag in de baan van de ring beweegbare meeneempal en het grendelmechanisme is voorzien van een aan dat ringdeel aangebrachte nok en een daarmee samenwerkende, door een veer belaste pal en dat het ontgren-35 delorgaan positief met de laatstgenoemde pal is gekoppeld.

Gebruik kan worden gemaakt van een opbouw, waarin het ontgrendelorgaan een om haar as draaibare eerste staaf met een dwarsarm is, voor het van buiten af bedienen van het ont- 8204402 -3- grendelorgaan een op die dwarsarm werkend bedieningsorgaan, bijvoorbeeld een drukknop, is aangebracht en de sluiting een aan die draaibare staa£ evenwijdige, axiaal verplaatsbare, tweede staa£ bedient, één en ander zodanig, dat in de 5 onwerkzame toestand van de inrichting de dwarsarm van de eerste staaf de tweede staaf tegen axiale verplaatsing door het slot borgt en in de werkzame toestand van de inrichting en de gesloten stand van het slot de tweede staaf de eerste staaf via de dwarsarm daarvan tegen verdraaiing borgt.

10 Verder strekt de uitvinding zich uit tot een fiets- standaard die is voorzien van een vasthoudinrichting met sluiting, een houder met ten minste één vasthoudorgaan, een grendelmechanisme, een ontgrendelorgaan en een sluiting, welke houder geschikt i| voor het opnemen van een deel, 15 bijvoorbeeld een wiel, fan de in bewaring te geven en vast te houden fiets.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van . ia,' " · ••v.'· !/. .¾ ' een tekening van een aantal willekeurige uitvoeringsvoor-beelden waartoe de uitvinding zich niet beperkt.

20 In dé.tekening tonen:

Fig. 'j een perspectivisch aanzicht van een rij f i e tssian^Mrden;

Fig. 2 een fietsstandaard volgens fig. 1 op vergrote schaal; | 25 Pig. 3 een gedeeltelijk weggebroken aanzicht van een houder dé standaard ^olgens fig. 2;

Pig.4 een schematische dwarsdoorsnede door de inrichtingvolgens fig. 3;

Fig. 5 een met fig. 4 corresponderende schematische 30 dwarsdoorsnede van een Inrichting, waarin een rijwiel met relatièf groot wiel is ^plaatst;

Fig. f een inet fig. 5 corresponderend aanzicht van een .· <:··. s- - f*,· houder, waarin een rijwiel met relatief klein wiel is geplaatst^ 35 Fig. 7 een aanzicht overeenkomstig VII-VII in fig. 6;

Pig. "8 een aanzicht overeenkomstig VIII-VIII in fig.6; r - λ· · r ; - *

Fig. $ een dwarsdoc^rsnede door de inrichting volgens de . -V ···· ··. 'piS ' -- ·3&·.

figuren 2 én 3, in de fade voorafgaand aan het plaatsen van - - V - . -j<ï" ü f -',> f

" 82i|442i ; I

' .V-- I! -4- pr* = ί een rijwiel;

Fig. 10 een met fig. 9 corresponderend aanzicht, in een fase waarin het rijwiel wordt aangedrukt;

Fig. 11 een met fig. 9 corresponderend aanzicht van de 5 situatie, waarin het rijwiel is vergrendeld, maar nog met de band tegen de verende rol wordt gedrukt;

Fig. 12 de vergrendelde rusttoestand, waarin de velg tegen de sluitpennen wordt gedrukt;

Fig. 13 een zijaanzicht overeenkomstig XIII in fig. 9; 10 Fig. 14 een zijaanzicht overeenkomstig de situatie volgens fig. 11 en daarin met XIV-XIV aangeduid;

Fig. 15 een gedeeltelijk weggebroken zijaanzicht van het ontgrendelmechanisme met de muntautomaat;

Fig. 16 het detail XVI uit fig. 15; 15 Fig. 17 het aanzicht XVII-XVII in fig. 15;

Fig. 18, 19 en 20 met respectievelijk de figuren 15, 16 en 17 overeenkomende aanzichten in de toestand, waarin het ontgrendelmechanisme is geblokkeerd, terwijl in de fig. 15, 16 en 17 het ontgrendelmechanisme is vrijgegeven; 20 Fig. 21 een opengewerkt bovenaanzicht van een verder uitvoeringsvoorbeeld;

Fig. 22 een zijaanzicht overeenkomstig XXII-XXII in fig.

21;

Fig. 23 en 24 met de figuren 21 en 22 corresponderende 25 aanzichten in gesloten toestand van de inrichting;

Fig. 25 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens de figuren 21 tot en met 24;

Fig. 26 een slagboom met een inrichting volgens de 30 uitvinding; en

Fig. 27 een hek met een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een rij inrichtingen 1 volgens de uitvinding, die bestemd zijn voor het vasthouden van het 35 voorwiel van een fiets 2. De inrichtingen 1 omvatten een via een blok 3 in de grond verankerde paal 4, waarop een muntslot 5 is bevestigd. De palen 4 zijn zijdelings met elkaar gekoppeld door een dwarsbalk 6 die de stevigheid van de 8204402 -!:. -5“ rij inrichtingen 1 vergroot·

Aan elke paal 4 is verder een houder 7 met een toegangsopening 8 voor pet voorwiel 9 van een £iets 2 aanwezig,welkehouder7 is voorzien van later te beschrijven 5 middelen voor het vasthouden van het voorwiel van de £iets.

De houder 7 omvat jÉwee platen 10, 11 die via prisma-

-..L · ·· r&jn· .ü:'· ij ·.··.; ' .W

tisch* steunen 12 «et de dwarsbalk 6 zijn gekoppeld, zodanig ft- % dat de platen 10, 11 praktisch niet zijdelings verbogen kunnen worden. Aan de bovenzijde zijn de platen 10, 11 verder 10 nog met elkaar gekoppeld door een metalen brugdeel 13.

Bet muntslot 5 omvat een muntopening 14, een sleutelgat* 15, een muntvenster 38 en een drukknop 16. Een met een afzonderlijke sleutel door de exploitant te openen luik 17 dient voor het van tijd tot tijd ledigen van de geldlade.

15 Pig. 2 toont een en ander meer in detail.

Het aanzicht van fig. 3 toont twee tussen de platen 10, 11 scharnierend rond assen 18, 19 aangebrachte paren schommelarmen, respectievelijk 20, 21 en 22, 23. De armen 20, 21 dragen aan hun naar de toegangsopening 8 gerichte einde 20 een diabolo-vormige, van kunststof vervaardigde rol 24; de armen 22, 23 een rol 25. Aan hun andere einden zijn de armen 20, 21, 22, 23 belast door trekveren 26, 27, 28, 29 die de rollen 24, 25 naar elkaar dringen. Met deze configuratie wordt bereikt, dat een wiel in de toegangsopening op meerdere 25 posities aan de omtrek door onder meer de rollen 24, 25 wordt aangegrepen, zodanig dat een wiel, zonder de platen 10, 11 te raken, een stabiele stand tussen de rollen 24 en 25 en een nog te beschrijven rol 40 verkrijgt.

De paal 4 draagt aan de achterkant een beugel 30 voor 30 koppeling met de dwarsbalk 6.

Fig. 4 toont schematisch de stand van de schommelarmen 20, 22 in de rusttoestand waarin ze tegen aanslagen 31, 32 rusten.

Fig. 5 toont de stand in de situatie, waarin het 35 voorwiel 3| van een fiet|i 34 de toegangsopening 8 is gepasseerd en de'rollen 24, 25 respectievelijk omlaag en omhoog hee|t gedrokt* 5

Fig. f toönt de staid na het inbrengen van het voorwiel 8204402 « * ffV '*" -6- 35 van een fiets 36. Het voorwiel 35 is aanzienlijk kleiner dan het voorwiel 33 volgens fig. 5. Niettemin kan met deze constructie ook voor dit veel kleinere wiel een uitstekende . stabiliteit worden bereikt.

5 Fig. 7 toont een aanzicht, waaruit blijkt, hoe het wiel 35 in zijn stabiele stand kan worden gehouden door de rollen 24, 25 en 40.

Fig. 8 toont een met fig. 7 corresponderend aanzicht.

Een voorwiel 37 bezit een aanzienlijk grotere breedte dan het 10 voorwiel 35 volgens fig. 7, maar wel dezelfde diameter als het voorwiel 35. Ook voor dit brede voorwiel 37 wordt een volledige stabiliteit van de positie van het wiel in de inrichting verkregen, zonder dat daarvoor wrijvend contact -met de platen 10, 11 noodzakelijk is.

.15 Fig. 9 toont een inrichting volgens de uitvinding in de vrije toestand, dat wil zeggen in de toestand, waarin nog geen voorwiel van een fiets is geblokkeerd. Bij het tot in de toegangsopening 8 brengen van een voorwiel 39 komt dit . wiel 39 in contact met een rol 40, die op de tevens aan de 20 hand van de figuren 10, 11, 12/ 13 en 14'nader aan te duiden wijze dient voor het naar binnen brengen van een vasthoud-orgaan in de vorm van twee zwaaibare armen 41, 42 voor het vasthouden van het voorwiel 39.

Deze zwaaibare armen zijn gekoppeld met bijbehorende 25 nokschijven 43, 44, waarvan de rotatie kan plaatsvinden door op twee veren 45, 46 uitgeoefende trekkracht. De veren 45, 46 zijn gekoppeld met het vrije einde van zwaaiarmen 47, 48, die naar achteren in tekening naar links, kunnen worden verplaatst onder invloed van de 'verplaatsing 30 van de rol 40 door het inbrengen van een voorwiel 39. De rol 40 wordt gedragen door een zwaaibaar gestel 49 en wordt naar zijn ruststand volgens fig. 9 gedrongen door een trekveer 50.

De nokschijven 43, en 44 kunnen zoals in fig. 11 is 35 weergegeven, voor terugverplaatsing van de zwaaibare armen 41 en 42 worden geblokkeerd door hefboomarmen 51, 52, die via koppelarmen 53, 54 zijn gekoppeld met een verdere nok- 8204402 , ί':'?'^·· 1 1 " ''.Ik' '' . «- » . ' 'ίιψ:·.

-7- schijf 55. Aan de koppelarm 53 grijpt een trekveer 56 aan, die het ondsrelndé van delkoppelarm 53, en tevens het . .4, : Mi daarmee gekoppelde deel v|n de nokschijf 55 in de tekening naar linke dringt. Zodra j^rhalvé de nokschijven 43 èn 44 5 in de in f£d. 11 getoondepositie zijn gekomen, zullen de corresponderende einden v|n de hefboomarmen 51, 52 zich in de richting van de draal in gs assen van die nokschijven 43, 44 beween, waardoor op de getoonde wijze vergrendeling optreedt. Aanslagorganen 57, 58 dienen voor het begrenzen 10 van de slag van de nokschijven respectievelijk 43, 44. Uit fig. 11 blijkt tevens, dat in de vergrendelde toestand, de verplaatsing van de nokschijf 43, 44 in beide richtingen is geblokkeerd, namelijk enerzijds door de aanwezigheid van de hefboomainnen 51, 52 en anderzijds door de aanwezigheid van 15 de aanslagorganen 57, 58.

Ben aanslagorgaan 59 werkt samen met de nokschijf 55 voor het begrenzen van de hoekverplaatsing daarvan.

Het zal duidelijk zijj, dat de blokkering van het voorwiel 39 door de (Lrm 41* 42 allferi kan worden opgeheven door het 20 zodanig verplaatsen van df· hefboomarmen 51 en 52, dat daardoor de nokpcfcijven 4$, 44 voor rotatie worden vrijgege-ven. Dit kali alleen gebeden door een daarmee overeenkomende rotatie i^pcterju^diijf p5. Een dergelijke rotatie kan plaatsvl|tdfiÉ| d^r^het^op Éu te beschrijven wijze roteren 25 van een met de iaokschljf |5 gekoppelde as 60.

Fig. ld toont, hoe |ia de as 60 een roterende beweging ~ ; -fe . - ·-} ; f.·. :$·.

kan worden Opgemekt, die |pals gezegd, dient voor het verdraaien van de nokschijf |S en het aldus vrijgeven van het wiel 39 doorbet in de in de figuren 9 en 10 getoonde 30 positie verplaatsen van d§ zwaaibare armen 41, 42. De as 60 strekj: z$dh uit doop de holle paal 4. Het onderste einde 61 ve^o<%treen toelopende vorm, waardoor de as 60 gemakkelijk ]de centrale opening 62 van de nokschijf 55 kan zoeken. Deze centrale opening 62 is omgeven door een van twee 35 tegenover elkaar gelegen fleuven 63, 64 voorziene bus 65, waarin 60 past; met de sleuven 63, 64 werken aan de as 60 aSHage^racÉté uitsteeksels 66, 67 samen. Door deze :J|-. : f 824j|Ü-; ' : I ·.

f |yr·-|- -8- jpr.. ^ F: * * constructie kan na het assembleren de rotatie van de as 60 een rotatiekracht op de nokschijf 55 worden uitgeoefend.

De as 60 is gekoppeld met een lip 68, die in de in de figuren 15 en 17 getoonde stand de omlaaggerichte beweging 5 van een as 69 blokkeert. De lip 68 kan in de in de figuren 15 en 17 getoonde stand worden gebracht door het indrukken met de hand van buitenaf van een drukknop 70, die via een pen 71 op de lip 68 aangrijpt.

Deze toestand volgens fig. 15,’ 16, 17 is de onwerkzame 10 toestand van de inrichting. In deze .toestand kan de sleutel niet worden bediend, zelfs niet na inworp van een munt.

De drukknop 70 wordt door de spanning van een veer 72 naar buiten gedrongen.

De vertikale verplaatsing van de as 69 kan plaatsvinden 15 op de in de figuren 16 en 19 aangetoonde wijze door het in het sleutelgat 15 steken van een niet-getekende sleutel en het verdraaien van de sleutel, waardoor een lip 72 een verdraaiing ondergaat, die via een sleufgat 73 een kracht kan overbrengen op een met de as 69 gekoppelde pen 74, waar-20 door de uitsluitend op en neer verplaatsbare as 69 een verplaatsing respectievelijk naar boven of beneden ondergaat.

Met onderbroken lijnen is schematisch een muntautomaat 75 aangeduid die zodanig met de getekende inrichting samenwerkt, dat uitsluitend na het inwerpen van de juiste munt 25 de sleutel kan worden verdraaid voor het vergrendelen van de inrichting en het vervolgens uitnemen van de sleutel.

Er wordt op gewezen, dat na het in de positie volgens fig. 12 brengen van de inrichting volgens de uitvinding, voordat de munt is ingeworpen en de sleutel is omgedraaid 30 de blokkering kan worden opgeheven door het indrukken van de drukknop 70. Aan de hand van het bovenstaande zal duidelijk zijn, dat dit nog mogelijk is, aangezien de verplaatsing van de lip 68 nog niet is geblokkeerd door de as 69. De vergrendeling kan slechts een permanent karakter krijgen 35 door het verdraaien van de sleutel overeenkomstig de in de figuren 18, 19 en 20 getoonde stand. Dit verdraaien kan op zijn beurt sléchts plaatsvinden na het inwerpen van een 8204402 « '''i’t’.·.11 ”r '||;'' : . * -9- juiste munt en nadat het voorwiel is geblokkeerd volgens fig. 12.

De figuren 21'tot en met 25 tonen een verder uitvoe-ringsvoorbeeid van de inrichting volgens de uitvinding.

5 Volgens deze variant is het vasthoudorgaan uitgevoerd als een can zij nas draaibaar ringde el 76, waarvan het ene einde a|paarexkt met een meeneempai 78 en het andere einde 79 bij rotatie de toegangsopening 8 van de inrichting oj> de in fig. 23 getoonde wijze kan blokkeren.

10 Het ringdeel 76 omvat een nokvlak 80 en een daarmee samenwerkende, door een veer 81 belaste pal 82.

In de figuren 21 tot en met 25 zijn die elementen die corresponderen met het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 9 tot en met 14 met dezelfde verwij zingsgetallen 15 aangeduid als daar. Ook hun beschrijving zal achterwege worden gelaten.

Door het verplaatsen vanuit de in fig. 21 en 22 getoonde stand naar de in fig. 23 en 24 getoonde stand van de rol 40, wordt ;yia een- trifckveer 83, die een trekkracht 20 uitoefent op een méenemer 84, die via een sleufgat 85 rond een pen 86 sc^arnierl||ar is. Het boveneinde van de meenemer $4 £s scharnierba|ur gekoppeld met een in een sleufgat’ 87 horizontaal verplaatsbare wagen 88, waaraan de eerder genoe|id6 meeneempai78 schamierbaar is aangebracht.

25 De meeneempai 7$ wdrdt doclr een trek veer 89 in de asrichting van de w«^ii;88^§e^rongen^

Bij da binnenwaartse verplaatsing van de rol 40 vindt een eveneens naar agiteren, in de tekening naar links,

- - & Τ' ff -*fV

gerichte verplaatsing van de wagen 88 plaats, waardoor 30 de meeneempai 78 een zodanige kracht uitoefent op het genoemde einde van het ringdeel 76 dat het ringdeel 76 een ' 'r\:; " ' '· - rotatie ondergaat naar de in fig. 23 getoonde toestand.

Deze rotatie vindt plaats tegen de trekkracht van een veer 90.

De in fig. 23 getoonde situatie is een rusttoestand, doordat 35 in deze situatie het nokvlak 80 samenwerkt met de pal 82. teheel analqpgsanhet vermelde aan de hand van de figuren 9 tot en »et 20 wordt hier opgemerkt,dat de samenwerking tussen h^t ^kv^ak 80 endé pal 82 uitsluitend kan worden βίίΙΜ 1 r Bj§t! ="' - ' · ·/' ····" -............

4¾¼¾ -ei In·.

w t » -10- opgeheven door het verdraaien van de as 60; in dit laatste verband wordt in het bijzonder verwezen naar de figuren 15 tot en met 20 en de daarbijbehorende beschrijving.

Fig. 26 toont een inrichting 90, omvattende een 5 door een gestel 91 gedragen slagboom 92, welke slagboom kan rusten in een horizontale stand op een steun 93, welke steun een toegangsopening 94 voor het vrije uiteinde 95 van de slagboom vertoont, welke toegangsopening in de in fig. 26 getoonde, gesloten stand van de slagboom 92 met 10 een vasthoudorgaan 96 afsluitbaar is. Het vasthoudorgaan 96 komt overeen met het ringdeel 76 in het hiervoor beschreven uitvoeringsvoorbeeld. In fig. 26 zijn verder geen details van de werking van de inrichting 101 en in het bijzonder het sluitmechanisme 97 weergegeven. Volstaan moge worden 15 met de vermelding dat het sluitmechanisme 97 overeenstemt met het aan de hand van de figuren 21 tot en met 25 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 27 tenslotte toont een horizontaal verrijdbaar hek 98, dat door middel van een oor 99 in een gesloten 20 stand kan worden vergrendeld door middel van een sluitmechanisme 100 dat overeenstemt met de in de figuren 21 tot en .met 25 weergegeven inrichting.

De uitvinding beperkt zich niet tot de getekende en beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Bijvoorbeeld wordt 25 opgemerkt, dat de sluiting elektrisch, bijvoorbeeld op afstand, bekrachtigbaar kan zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld bij een slagboom of een hek kan dit van belang zijn.

De fietsenstandaards volgens de uitvinding kunnen, zoals onder meer blijkt uit fig. 1, op dezelfde wijze 30 als gebruikelijke fietsenstandaards, bijvoorbeeld als enkele standaards, worden opgesteld en nemen niet meer plaats in dan bekende standaards.

8204402

Claims

1. Inrichting voor het door middel van een sluiting aan een houder koppelen en |et daarvan losmaken van een vast te houden lichaam, bijvoorbeeld een fiets, een slagboom , een klaphek of een ander lichaam, gekenmerkt door een houder met 5 een toegangsopening voot het lichaam, ten minste een aan de houder aa^getia^ht orgaan voor het in de houder vasthouden van het d|arin |edrukte lichaam, welk vasthoudorgaan door he.t v lichaam tigen vierkracht in uit een onwerkzame stand in de vaethoudaiané w<lhrdt gedrukt, een met het vasthoudorgaan 10 samenwerkènd mechanisme voor het vergrendelen van het vast-* houdorgaan in diens vasthoudstand, een van buiten af, bijvoorbeeld met de hand, bedienbaar orgaan voor het ontgrendelen van het gréndelmechanisme en door de sluiting bedienbare middelen voor het borgen en vrijgeven van het 15 ontgrendelorgaan, een en ander zodanig, dat in de onwerkzame toestand van de inrichting het ontgrendelorgaan de sluiting in diens open stand borgt en in de vasthoudtoestand van de inrichting de sluiting bedienbaar is en in zijn gesloten stand het ontgrendelorgaan borgt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sluiting zodanig is uitgevoerd, dat een sleutel alleen in de gesloten stand van de sluiting daaruit verwijderd en daarin gestoken kan worden.

3. Inrichting volg#ns conclusie 2, gekenmerkt door, een - t _ - - ai 25 de sluiting ijl diens opfn stand borgend muntmechanisme, dat pas nahe£ inwerpen van een munt en het brengen van het vasthoudorgaan in diens vasthoudstand de sleutel vrijgeeft om te worden bediend.

4· Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het 30 kenmerk, dat In de houder een door het lichaam tegen veerkracht in beweegbare aanslag is aangebracht, die door een veer of een meeneempal met het vasthoudorgaan en het grendelmechanisme is gekoppeld.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat 82θΜίθ|| i .¾ 'ï- u- ’ -¾. |:;λ .. .. -12- jpr -''rr • * het vasthoudorgaan door een veer roet de aanslag is gekoppeld en een om een as zwaaibare arm is, het grendelmechanisme is voorzien van een op die as bevestigde nokschijf en een daarmede samenwerkende, door een veer belaste pal en dat het 5 ontgrendelorgaan positief met die pal is gekoppeld.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het vasthoudorgaan een om zijn as draaibaar ringdeel is, waarvan het ene einde samenwerkt met een door de aanslag in de baan van de ring beweegbare meeneempal en het 10 grendelmechanisme is voorzien van een aan dat ringdeel aangebrachte nok en een daarmee samenwerkende, door een veer belaste pal en dat het ontgrendelorgaan ‘positief met de laatstgenoemde pal is gekoppeld.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat het ontgrendelorgaan een om haar as draaibare eerste staaf met een dwarsarm is, dat voor het van buiten af bedienen van het ontgrendelorgaan een op die dwarsarm werkend bedieningsorgaan, bijvoorbeeld een drukknop, is aangebracht en de sluiting een aan die draaibare . 20 staaf evenwijdige, axiaal verplaatsbare, tweede staaf bedient, één en ander zodanig, dat in de onwerkzame toestand van de inrichting de dwarsarm van de eerste staaf de tweede staaf tegen axiale verplaatsing door de sluiting borgt en in de werkzame toestand van de inrichting en de gesloten stand 25 van de sluiting de tweede staaf de eerste staaf via de dwarsarm daarvan tegen verdraaiing borgt.

8. Fietsstandaard, gekenmerkt door een vasthoudinrich-ting met sluiting volgens één der voorgaande conclusies, een houder met ten minste één vasthoudorgaan, een grendel- 30 mechanisme, een ontgrendelorgaan en een sluiting, welke houder geschikt is voor het opnemen van een deel, bijvoorbeeld een wiel, van de in bewaring te geven en vast te houden fiets. 8204402