NL8203996A - Werkwijze, inrichting en regelinrichting voor het opwerken van hardmetaalschroot door legeren. - Google Patents

Description

I - p 4 VO 3755_________

Betr.i Werkwijze, inrichting en regelinrdotting voor het opwerken van hardmetaaischroot doer legeren-

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op- . v werken van. hardmetaaischroot door het behandelen van het schroot met een laagsmeltend,- de hardmetaalmatrix oplossend metaal bij tenperatu-ren boven het smeltpunt van de gevormde legering in een recipient in 5 aanwezigheid van een inter-gas, waarbij eerst het legeren bij drukken boven ongeveer het van de partiele druk van het laagsmeltende metaal wordt uitgevoerd en vervolgens het laagsmeltende metaal bij drukken order 1 mbar verdampt en tegen condensatarvlakken wordt ge-candenseerd.

10 Sardmstaalschroot ontstaat in grote hoeveelheden bijvoor- beeld in samenhang met gesleten gereedschappen voor de spaan-afnemen-de metaalbewerking. Een bekend voarbeeld zijn de z.g. wisselplaten, snijplaten of wegwerpplaten. Hierbij bestaat het probleem cm het hard-metaalschroot zodanig op te werken, dat deze met de geschikte reinheid 15 als uifagangsmaterl aal., bij voarbeeld bijmenging, weer kan warden ge-bruikt. Het hoofdbestanddeel van het hardmetaal is daarfaij kobalt.

Een bekende werkwijze van de in de aanhef genoemde soort be-rust daarbij op de cplosbaarheid van de hardmetaalmatrix in een laag-smeltend metaal, zoals bijvoocbeeld zink. Afhankelijk van het kabalt-20 gehalte van het hardmetaal wocdt aan het schroot zoveel zink bijgevoerd, dat een legering met een stoltenperatuur van ca 820° C wordt gevormd.

Zink is een metaal met eenzeer hoge danpdruk, zodat de legeringsfaze onder verhoogde schenngasdruk, bijvoarbeeld order een druk van ongeveer 1500 mbar kan warden uitgevoerd. Het zink dringt door diffusie in de 25 hardmetaalmatrix en doet het rooster van het hardmetaal openbarsten.

Na het afdestilleren van het zink blijft de inrichting een "keek” over, die in een verkleiningsproces tot fijn poeder wordt vermalen.

Dit poeder wordt aan het herverbruik toegevoerd. Als verder laag-smel-tend metaal kant behalve zink cok nog cadmium in aanmerking.

30 Bij de bekende werkwijze wordt de partiele druk van de zink- daxrp tussen de verwanrde legering zone en de condensatorvlakken, als- 8203996 -2- i ; made' de diffusiesnelheid van. de zinkmoleculen tussen. deze zdnes gebruikt. ; De conc«ntratievaL.wocdt door de tenperatuurval in de voar de werkwijze benodigde inrichting bepaald, terwijl de mate van afdampen doer de dif-: : fusiesne.lheid van de zinkmoleculen in de inerte gasatmosfeer wordt be- 5 paald.

Bij de bekende werkwijze wordt het hardmetaalschroot tezamen met zinkgranulaat in een naar boven open pan ondergebracht. On schade-lijke reacties van zink met het panmateriaal te vermijden, bestaat de_ • pan uit ten opzichte van het zink resistente grafiet. Deze maatregel 10 heeft echter twee wezenlijke nadelen.

In de eerste plaats is het ook door sterke drukvermindering in de recipient in aansluiting aan de legeringsveoaing niet gelukt am het zinkgehalte in het achterblijvende materiaal tot. op een waarde die aanr zienlijk order 400 ppm ligt. Ben dergelijk groot zinkgehalte is echter 15 voor het herverbruik van het opgewerkte schroot te hoog,..andat met een dergelijk-zinkaandeel geen voldoende sterkte en standtijd van het nieuwe hardmetaalgereedschap kan warden bereikt. Tengevolge hiervan was men ge-dwangen an het bros geworden, overblijvende materiaal door extra geoent-pliceerde werkwijzen in de richting van een.laag zinkgehalte als 400 ppn 20 vender te behandelen.

Ben ander belangrijk nadeel van de bekende werkwijze rust op da. zichtverbinding tussen de paninhoud en de binnenvlakken resp. in-bouwelementen van de recipient. Tengevolge daarvan kon niet warden ver- hinderd, dat het te verdampen zink gedeeltelijk op de inbouwelementen, 25 resp. binnenvlakken van de recipienten candenseeefc. Deze ocandensaathoe-veelheden gingen niet alleen met het oog op de in de eigenlijke condenser . afgescheiden hoeveelheid stoffen verlaren, zij vormden ook een angewenste verantreiniging van de recipienten en de daarin ingebcuwde elementen. Van zeer bijzondere betekenis is hierbij echter de neiging 30 van het zink cm. met de condensatievlakken angewenste reacties aan te gaan en legeringen te vonnen, die tenslotte tot de vemietiging van de betreffende constructie-elementen leiden.

Van de eigenschap van het zink an met zijn aanrakingsvlakken een regelrchte vertanding aan te gaan, wordt bij z.g. vuurverzinken ^ gebruik gemaakt. Terwijl de extreme hechtsterkte van de zinklaag bij de op deze wijze vervaardigde eindprodukten buitangewoon gewenst is, vormt de nagenoeg onoplosbare verbinding tussen het zink en de condert- β 2 0 3 9 3 8 i * .

4 Μ ΐ "" 1 : satievlakken vervolgens een angewenst nevenverschijnsel, indien bijvoor- i ; bee Id de recipientwand in bepaalde afstand van het geccodenseerde zink moet warden gereinigd. Dit is een praktisch. onoplosbaar prableem.

De uitvinding beoogt een werkwijze van de bovenbeschreven 5; soartr door middel waarvan het restaandeel van het laagsmeltende metaal in het restgedeelte in een bewerking tot op minder dan 100 ppn , bij vocfkeur minder dan 50 ppm,· kan worden verlaagd en waarbij geen metaal-danpen op de binnenoppervlakken of ingebouwde elementen van de reci-pienten wcstden neergeslagen* 10 Hiartoe wardt de werkwijze volgens de uitvinding daardoor ge- kenmerkt, dat men bet hardmetaa 1 schroot en het laagsmeltende metaal in een in de recipient aangebrachte binnenkamer met elkaar legeert, waaruit men de metaaldanp en het inerte gas cp de condensatievlakken leidt, en men het van de metaaldanpen bevrijde inerte gas in een kringlocp door 15 de binnenkamer leidt.

De genoemde binnenkamer is de van de zijde van de inrichting gestelde voorwaarde voar de uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding. Hieronder wordt een inbouwdeel van de recipient verstaan, welke de metaaldanpen. geen andere weg overlaat dan die naar de ccndensatievlak-20 ken. Het gaat cnr een met het oog op de hardmetaa ΐ dampen in hoofdzaak al-zijdig gesloten binnenkamer, die voar de metaaldampen uitsluitend S£n afvoeropening vertoont, waardoarheen de metaaldairpen direkt op de condensatievlakken warden geleid. Daarbij moet echter de binnenkamer met het oog op de in de recipient aanwezige inerte gas een voldoende doorlaatbaar-25 heid hebben, zodanig dat het inerte gas in een cirkelloop door de binnenkamer wardt geleid. Hiervoar kurmen in de binnenkamer zeer kleine ope-ningen of spleten warden aangebracht, die een laagverbinding van de in-hcud van de binnenkamer met de binnenvlakken van de recipienten of de inbouwdelen daarvan uitsluit. Tegelijkertijd zijn de strcmingswegen veer 30 het inerte gas in de warden van de binnenkamer zo nauw, dat een tegenge-stelde richting van een metaaldanpstrocm is uitgesloten.

Door de maatregel volgens de uitvinding worden de verdanpte me-taalmoleculen in de voorkeursrichting bewogen, n.l. in de richting van de condensatievlakken. Daardoor komt een transportmechanisme op gang, 35 die het inerte gas binnen de inrichting tussen de binnenkamer en de condensatievlakken in kringloop laat circuleren.

Dit effect wardt met het werkingsmechanisme van een diffusie- 8203996 I ' ** 1 ' ; ραπρ vergeleken. Qndat het inerte gas uit de oondensaor weer ontwijkt en door de reeds beschreven strcmingskanelen in de birmenkamer strocmt, wordt bet inerte gas ode zonder gehruik van medtianische inrichtingen, zoals ; bijvcorbeeld circulatieparpen, uitsluitend door de werking van de metaal-5 dampstroaa in de kringloop rondgepanpt. Deze inerte gasstraning· vprtiinriert tegelijkertijd het stranen van metaaldanpen in tegengestelde richting.

Qmdat het door aan zijn doel beantwoordende uitvoering van de condensatievlakken zander meer mogelijk is am de metaaldanpen in een zo~ danige anvang te condenseren, dat het inerte gas bij zijn intrede in de 10 recipient geheel vrij van metaaldanpen is, wordt op deze wijze effectie het indringen van metaaldanpen in de richting van de binnenvlakken en ingebouwde onderdelen van de recipient voorkemen. Het inerte gas werkt in zekere mate als spoelgas voor de tussenruimte tussen de binnenkamer en de recipientwand en leidt tot buitengewone standti jden van de in-15 richting.

Eovendien wordt door het beschreven transportnechanisme bereikt, dat in een enkele bewerking het restgehalte van het laagst smeltende me-taal in het restant (koekl_tot cp minder dan 100 ppm, bij voorkeur tot • of minder dan 50 ppm, vennindert.

20: De inerte gascirculatie stoort in positieve zin de met het tem- peratuurverschil correspanderende partiele drukval van de metaaldanp. In de binnenkamer vormt zich een zfine met een geringe inerte gasccncentratie,. zodat een nagenoeg ongehinderde roetaalverdamping mogelijk is. Buiten de binnenkamer heerst een hogere inerte gasdichtheid en daarrnede een hogere 25 bescherming van de recipientwand tegen aantasting door de metaaldanp.

Het reeds beschreven transportmechanisme versterkt zich, wanneer de to-tale druk. in de condenser correspondeert met de partiele druk van de me-taaldamp in de binnenkamer.

Bij de bekende werkwijze bestaat bovendien bij te snelle druk-30 \erlaging, vereist door het daarrnede te- greot anttrekken van verdanpings-wannte, het gevaar van een onderscbrijden. van de stolwerking van de ge-vormde legering en daarrnede een springen van de binnenkamer respectieve-iijk' van de pan of de houder, waaruit de binnenkamer is cpgebouwd.

Qm dit effectief te verhinderen wordt in verdere uitwerking 35 van de uitvinding voorgesteld am de tenperatuur van de legering middels de druk in de recipient te regelen. Dit vindt bij- voorkeur daardoar plaats, dat men de tenperatuur van de legering direkt of indirekt, (bij- B 2 0 3 9 9 6 .................

! I -.5- 1' : voorbeeld door de tenperatuur van de wand van de binnenkainer) bepaalt en : ^aarrimr frt j v jeoarbepaalcL. warmtevennogen de zuigleiding van de vacuum-! ’ pcnpen. zodanig regelt, dat de tenperatuur van de binnenhouder boven een : voorbepaalde stoltenperatuur wordt gehouden- De regaling van het zuig-’ 5; vermogen van de poopr die moet warden gezien ten opzichte van de recipient lean oak daardnor warden beinvloed, dat via een regelventlel in de zuigleiding vreeaod gas wordt ingelaten.

De tenperatuur van de binnenkainer blijft bijgevolg nagenoeg ; constant, endat kleine veranderingen van de tenperatuur grote verande-10 ringen van de danpdruk bewerkstelligen, terwijl de mate van afdanpen evenredig met de toegevoerde boeveelheid warmte is. Het gevaar van een invriezen van de legeringssmelt is op deze wijze nagenoeg uitgesloten.

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze, die . in verdere uitwerking van de uit-15 vinding daardoor wordt gekenmerkt, dat de binnenkainer bestaat uit sta-pelbare ringgroefpannen, die order toelating van capillaire, respectie-velijk diffusiespleten van elkaar zijn geplaatst en centrale, met el-kaar in lijn liggende danpkanalen vertonen, die uitsluiting in de richr ting van de oandensatievlakken zijn geopend, en waarbij buiten de bin-20 nenkamer een terugstroorakanaa 1 voor het inerte gas aanwezig is.

Tenslotte heeft de uitvinding ock betrekking op een regelop-stelling voor het uitvoeren van de werkwijze, die volgens de uitvinding wordt gekeranerkt door aan de binnenkainer toegevoegde tenperatuurvoeler en een achter de tenperatuurvoeler geschakelde drukregelaar, die het va-25 cuum in de recipient zodanig regelt, dat de tenperatuur van de binnenhouder boven een voarafbepaalde stoltenperatuur wordt gehouden.

Verdere voerkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn in de verdere volgccnelusies aangegeven.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, order verwij-30 zing naar de tekening, waarin een vertikale doorsnede is weergegeven, een uitvoeringsvoorfaeeld van een inrichting voor het opwerken van hardmetaal-schrqptt warden beschreven.

In de tekening is een basisplaat 1 afgebeeld, waarop onder tus-senschakeling van een afdichting 2 een recipient 3 rust, die is uitge-35 voerd als een naar beneden toe open, holle cilinder. De basisplaat 1 heeft een ten cpzichte van de recipient ooaxiale opening 4, waarop naar beneden -- - toe een stoop 5 met een flens 6 aansluit.

- rnrm i i . } ' . ^ - 6 - : . _ \ i .

| ; Met de flena 6 Isx via een afdichting~7 een oandensaor 8 met t ‘; · · ; eea condensatie-cppervlak 8a verbanden, die bestaat uit eea hoi, cilin-drische pan met eea aaade buitenzijde daarop aangebrachte koelslang 9. De : ‘ binnendwarsdocrsnede vande stomp 5 ea de condenser 8 zijn ongeveer ge- ! 5: lijk* . - - · .

De recipient 3. ansluit een verwarmingsruimbe 10, terwijl de condenser 8 eea cordensatieniimte 11 ansluit. De beide genoenrie ruimten staan met elkaar in verbinding, vonnen echter een naar buiten toe afge-sloten eenheid.

10 De recipient 3 is cmgeven door een coaxiale ververmingskap 12, die aan het ondereinde onder tussenschakallng van eea afdichting 13 op de niet nader aangeduide ringflens van de recipient- 3 steunt en ten op-zichte daarvan een gasdichte ruimte 14 insluit. De vervauaningskap 12 is aan de binnenzijde bekleed: met eea isolatielaag 15, binnen weUce een 15. verwarroingsinrichldjag is cpgesteld, die door het verwarmingselement 16 is gesymboliseerd.. aet verwaumngsventDgen is door middel van eea ver-mogensste 1 inrichting 17 verandezbaar.

In het coders te gedeelte van de recipient 5 bevindt zidi een hoofdzaak als een rotatielichaam uitgevoerd, steunlichaam 18, dat zodanig . 20 cp de basisplaat 1 afsteunt, dat de dwarsdoorsnede van de opening 4 niet geheel is afgesloten. Dit vindt plaats door midriel van meerdere, in het bereik van de buitenste anderrand van het steunlichaam 18 aanwezige ope-ningen, die radiale uitsparingen voonen en .een voldoende dwarsdoorsnede voor de uitvoering van een inerte gaskringloop vrijlaten. De openingen 25 vermen tezamen een terugstroonkanaa 1 19. Hat steunlichaam 18 heeft in zijn inwendige een ongeveer treditervnrmige, holle ruimte 18a, waarop naar beneden toe een coaxiale danplei-inridhting 21 aansluit.

Op het steunlichaam 18, die voor dit doel eenrringvormige rand heeft, rust een binnenkamer 20, die uit meerdere stapelbare ringgroef-30 tegels 22 is samengesteld, die gezamenlijk dezelfde diameter hebben als het steunlichaam 8. De ringgroeftegels. hebben een bedem 23, een buiten-raid 24 met een constante hoogte en een blnnenrand 25 r welke een darrpr-kanaal 26 ansluit. De binnenrand 25 is - bij vlakke bedem 23 - in hoogte kleiner gehouden dan de buitenrand 24, zodat een radiale spleet met vol-35 doerde hoogte-afrotingen voor de zich vonnerde dampstraning aanwezig is. Verschillende ringgroef tegels zijn als een rotatielichaam uitgevoerd, zodat oak verschillende danpkanalen 26 met elkaar en met de damplei-inr- --m-3 m--------------— f ! . - . , t · : 1.. * ·· ; · ...-7-. i .. I · ; rlchting 21 in lljn liggen* De bovenste ringgroeftegel 22 is docs: eerr ! , I ; deksel 27 afgesloten, die oak het danpkanaal afdekt.

Hat steunlichaam 18, de ringgroeftegels 22 en het deksel 27 ; I * · | : bestaan uit tegea die te verwerken materialen resistent mater iaal, bij- ; 5 voarbeeld uit: grafiet. Doer de besefcreven,, gestapelde opstelling van de ringgroeftegels 22 warden tussen de aanrakingsvlakken, die ringvlakken. zijn, z.g. capillaire spleten 28 gevormd, die weliswaar een inerte gas-straning dear de cdJindrisehe anhullingsvlakken van alle ringgroeftegels van buiten naar hinnen toelaten, doch niet een danpstrcming in ange-10 keerde richting.

Het is duidelijkr dat de damplei -inrichting 21 in de condenser 8 uitmondt. Door middel van de gestreepte lijn 29 is het oppervlak van het. in de oandensor neergeslagen oondensaat wgergegeven, waarbij het op-pervlak het telkens aanwezige candensaatvlak is. Het mengsel van hardme-15 taalschroot en laagsmeltend metaal bevindt zich gedurende het bedrijf van de inriditing in tenminste gedeeltelijk gesmolten toestand in de ring-vormige ruimten tussen de buitenranden 24 en de binnenranden 25. Op grond van de zich vonnende- damps troan biimen de danpkanalen 26 en de damplei-inrichting 21* op grond van de partiele drukval van de damp in 2Q de ridxting van de oondensatievlakken in de condenser 8 ontstaat een ef-t fectieve. kringlocps beaming van het niet-condenserende inerte gas, dat de metaaldaup tot in de condenser geleidt, deze echter via het terug-straningskanaal 19 weer vrij van metaa Ldeelt jes verlaat en in de ring-spleet tussen de recipient 3 en de birmenkamer 20 instroant. Van hier 25 dringt het inerte gas weer door de reeds beschreven cap! 11a i re spleten in de binnenkamer 20, zodat zich. de kringlopp herhaalt.

De vereiste bedrijfsdruk in de recipient 3 wardt in het va-cuumbereik door een zuigstenp 30 opgeMekt, die via een leading 31 met een manometer 32 en via een leiding 33, een filter 34, een ventiel 35 met 30 een vacuunpcmp 36 in verbinding staat.

In de- verwarmingsruimte 11, alsmede in de gasdichte ruimte 12 kunnen. voor de drukontlasting van de recipient 3 ongeveer gelijk grots drukken warden opgewekt. Dit vindt daardoor plaats, dat de verwar-mingskap 12 is voarzien van een aansluitstanp 37, vanwaaruit een buis-35 leiding 38 via een ventiel. 39 naar een tweede vacuunpcuip 40 leidt. De zuigzijden van de vacumrpanp 36 en 40 zijn via een leiding 41 met elkaar - verbonden, in welke leiding zich een terugslagventiel 42 bevindt.

8203996 ~ i > ™ 8; — , , ! In de gasdichte ruimte 14 bevindt zlch een tenperatuurvoeler 43, i I : die via een tenperatuurbegrenzer 44 en een stuurleiding 45 inwerkt op het stelargaan 17 in de zin van een tsiperatuurbegrenzing.

i ; ·

Binnen de recipient 3 bevindt zidi in direkte amgeving van de i ! 5 binnenkamer 20 een verdere- temperatuurvoeler 46, die via een. cmkeerscha-kelaar 47 near keuze hetzij op het stelargaan 14 of op een drukregelaar 48 inwerkt. Op deze wijze heeft men het in de hand cm de tmperatuur van de smelt drukafhankelijk te regelen, cmdat kleine wijzigingen vaii de tempera-tuur grote verander ingen van de danpdruk bewerkstelligen. De mate van . 10 verdarrping is hierhij evenredig met de toegevoerde hoeveelheid warmte. Inr dien men nu de tanperatuur van de smelt, respectievelijk de ringgroeftegels . . _ door middel van de temperatuurvoeler 46 neenrt, kan door een drukregeling warden bereikt, dat de druk niet zover wordt verlaagd, dat de smelt in de ringgroeftegels 22 invriest- Veeleer kan de tarperatuur in de ringgroef-15 tegels verregaand constant warden gehouden.

VOdrbeeld :

Ringgroeftegels warden met voor de helft gewichtsaandelen hard-metaal en zink-granulaat. beladen en op elkaar gestapeld, zoals dit in de figuur is afgebeeld., Na het aanbrengen van de recipient 3, de verwar-20 mingskap 12 en de condenser wordt in een richting tot qp een mogelijk lage ztnirstofpartieeldruk geevacueerd.

Vervolgens wordt via het regelventiel 49 argon door de zuig-stanpen 30 ingelaten, tot in da recipient een druk van 1500 mbar heerst (het ventiel 35 is hierbij gesloten, en het terugslagventiel 42 werkt in 25 deze richting van de druk als begrenzingsorgaan). De venerating wordt nu ingeschakeld en via een programna tot op 850° C verwarmd. De tenperatuur— stijging^ vindt trapsgewijze plaats. Op het bereiken van de maximale tero-peratuur sluit een isotherme diffusietijd aanr die afhankelijk van de grootte van de te behandelen schrootdelen uren kan bedragen. Na een vol-30 ledige doordringing van de schrootdelen met zink wordt de temperatuur van de legering tot op 920° C verhoogd, en tegelijkertijd wordt de argon— druk verlaagd. Carrespondeeert de argondruk in de recipient met dampdruk van zink bij deze temperatuur, dan ontstaat een zinktransport van de ringgroeftegels in de condenser via de damplei-inrichting- 21. Deze faze 35 kan meettechnisch via de warmtebelasting van de condenser 8 warden vast-gesteld.

Vanaf dit moment wordt de verwarming met constant vennogen be- 520 3"9~9'6 : . ( - ! ! dreven, berwljl de tenperatuur via de argondruk wordt geregeld. Een can- | ; stanta tanperatuur heeft een constants verlaging van. de druk als eis.

. ; Een lager wordende temperatuur bewerkstelligt een oonstante druk respec— | ’ tievelijk een verhogen van de druk over een bepaalde grootte met gedefi- & nieerde stilstandtijd. Een oorrectie van het vennogen, die door de wijzi- ging van de waimLevovergang tussen de ringgroeftegel >.en de legering ver- eist is, wordt via een progranma. uitgevoerd. De druk wordt op deze wijze : geccntroleerd verlaagd tot in het hoge vacuumgebied van ongeveer -2 5 x 10 mbar* 10 Aan het einde van de werkwijze bevonden zich in de ringgroef- tegels z.g* "koeken", bestaande uit een kruimelige massa, waarin. een restgehalte aan zink van ongeveer 45 ppm kon warden vastgesteld. Uit het : betreffende poeder kon door ntLddel. van het gebruikelijke herbereidtngsproces nieu» hardmetaalgereedschap van juiste kwaliteit warden vervaardigd* 15 Onder de uitdrukking "capillairspleet" is een spleetvonnige tnssenruimte tussen buitenrand en dekselrand te verstaan, zoals deze bijvoorbeeld door twee vlakke cirkelringvlakken van de ringgroeftegel en de deksel warden begrensd, wanneer het deksel door trcfridel- van de gebruike-lijke oppervlakte-onregelmatigheden (bewerkingsgroeven) op de tegelrand 20 ligt. Hetzelfde geldt voor de capillaire spleet,. wanneer deze tussen twee ringgroeftegels wordt uitgevoerd* De capillaire spleet kan ode door een : schroefdraad, een labyrinth, of: dergelijke warden verlengd* De spleet-breedte moetniet meer dan ongeveer 0,1 ma bedragen. De grenswaarde kan door proeven warden bepaald; deze is dan bereikt, wanneer metaal op 25 de recipientwanden oondenseert.

82 0 3 9 9 6

Claims (3)

1. 4. Werkwijze volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat men het ler-geren bij angeveer 850° C uitvoert, vervolgens de legering tot cp 920° C verwarmt en bij deze tanperatnur het isothenne verdampen van het zink 25 uitvoert, tot een zinkgehalte beneden 50 ppm. is bereikt.
2. 5. Ihrichting vocr het uitvoeren van de werkwijze volgens conclur s. ie 1 met het kenmerk, dat de binnenkamer bestaat uit stapelbare ring— groeftegels (22), die order vrijlaten van de capillar re, respectievelijk diffusiespleten (28) cp elkaar zijn gezet en centraal met elkaar in 11 jn 30 liggende dampkanalen (26) vertonen, die uitsluitend in de richting van de condensatievlakken (8a) zijn geopend,. en waarbij order de binnen-kamsr (20) een terugstrocmkanaal. (19) voor het inerte gas aanwezig is.
3. 6. Regelinrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 gekenmerkt door een in de binnenkamer (20) opgestelde tem- 35 peratuurvoeler (46) en een achter de tenperatuurvoeler geschakelde druk— ' 8 2 O'3 9 9 6................' - 11 - 4 r : j regelaar (48), welke het vacuum in. de recipient zodanicf regelt, dat de-; toiperatuur- van de binnenhaader haven een voorafbepaalde ingestelde tem-> peratuur wccdt gehouden» t / f · 1 / 8203996