NL8203752A - Werkwijze en inrichting voor het lassen van een vlies. - Google Patents

Description

V

ϊ. $ Ν.Ο. 31376 1

Werkwijze en inrichting voor het lassen van een vlies.

De uitvlnding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het lassen van het vooreinde van een gereed gehouden vlies aan een lopend vlies dat continu van een rol af wordt aangevoerd, zonder dat de machinesnelheid afneemt.

5 Voor de produktie van gegolfde vezelplaat zijn diverse werkwijzen en inrichtingen bekend, waarbij wanneer de aflopende vliesrol te klein wordt, of wanneer het vlies moet worden verwisseld door een ander vlies met een afwijkende kwaliteit, breedte of dikte, een gereed gehouden vlies wordt gelast aan het lopende vlies door middel van een dubbelzij-10 dige hechtband en waarbij tegelijkertijd het lopende vlies achter het gelaste punt wordt gesneden zonder de machinesnelheid te verlagen. In-dien voor het lassen de machine zou worden gestopt, of de machinesnelheid zou worden verlaagd, zou de produktiehoeveelheid afnemen en zou de gegolfde vezelplaat verkleuren en/of kromtrekken omdat deze gedurende 15 een lange periode op de warme plaat moet blijven.

Bij zulke bekende laswerkwijzen en -inrichtingen werd het lopende vlies niet juist achter het gelaste punt gesneden. Aldus had het gelaste vlies een staart achter het gelaste punt, welke staart los was en niet aan het nieuwe vlies was gehecht. De gegolfde vezelplaat die met 20 het op deze wijze gelaste vlies werd vervaardigd, zou een verkleinde sterkte hebben. Daarom moet het gelaste punt worden afgesneden alvorens de gegolfde vezelplaat werd behandeld om daaruit dozen of dergelijke te maken.

De uitvlnding heeft ten doel te voorzien in een werkwijze en in-25 richting voor het lassen van een vlies, waarbij de hierboven genoemde tekortkomingen worden vermeden.

Volgens de uitvlnding wordt het oude vlies juist achter het gelaste punt of langs de achterrand van de dubbelzijdige hechtband afgesneden. Daarom blijft na het lassen geen staart op het vlies achter, zodat 30 er geen behoefte meer bestaat om de gelaste delen af te snijden van de vervaardigde gegolfde vezelplaat.

Volgens de uitvlnding wordt het lopende vlies op twee punten gestopt door dit te knijpen tussen de lasrollen en tussen de remrollen.

Omdat het vlies tussen de lasrollen en de remrollen strak is getrokken, 35 is een zuivere snede van het vlies mogelijk met een enkel snijblad, terwijl bij de bekende lasinrichting het snijden met een paar snijbla-den moet worden uitgevoerd.

De uitvlnding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van 8203752 « 9 2 de tekeningen. In de tekeningen toont: figuur 1 een zijaanzicht van de vlieslasinrichting volgens de uit-vinding; figuur 2 een aanzicht op vergrote schaal van de linker (en rech-5 ter) eenheid; figuur 3 een vertikaal doorgesneden zijaanzicht daarvan; figuur 4 een vertikaal doorgesneden vooraanzicht daarvan; figuur 5 een horizontaal doorgesneden bovenaanzicht daarvan; figuur 6 een horizontaal doorgesneden bovenaanzicht dat de remrol-10 len toont; figuur 7 een horizontaal doorgesneden bovenaanzicht dat de accumur latorrollen toont; figuur 8 een vertikaal doorgesneden zijaanzicht daarvan. figuur 9 een vertikaal doorgesneden vooraanzicht van het mechanis-15 me voor het aandrijven van de linker en rechter eenheden en de accumur-latorrollen; figuur 10 een horizontaal doorgesneden bovenaanzicht van het druk-orgaan en de bijbehorende onderdelen; figuur 11 een horizontaal doorgesneden bovenaanzicht van de snij-20 inrichting en bijbehorende onderdelen; figuur 12 een vertikaal doorgesneden zijaanzicht van het frame voor de rechter en linker eenheden; figuur 13 een vertikaal doorgesneden zijaanzicht dat de linker eenheid toont, die gekanteld is in een richting tegengesteld aan de 25 wijzers van de klok; figuur 14 een vertikaal doorgesneden vooraanzicht dat de gelei-dingsrol toont; figuren 15-23 vertikaal doorgesneden zijaanzichten die de wijze illustreren waarop het nieuwe vlies op het oude vlies wordt gelast; 30 figuur 24 een aanzicht dat lijkt op dat van figuur 19, waarbij echter de luchtinspuitmondstukken zijn aangebracht; figuren 25 en 26 zijaanzichten die illustreren op welke wijze de accumulatorrollen bewegen; figuren 27-33 vertikaal doorgesneden zijaanzichten die de wijze 35 illustreren waarop de vliezen worden gelast volgens een andere uitvoe-ringsvorm van de werkwijze voor het lassen van vliezen; figuren 34 en 35 vertikaal doorgesneden zijaanzichten van andere uitvoeringsvormen; en figuur 36 een aanzicht op vergrote schaal dat de wijze toont waar-40 op het gereed gehouden vlies op het lopende vlies wordt gelast.

8203752 ♦ > 3 • ‘ Uit de tekeningen blijkt, dat boven een walsrolgestel A voor het ondersteunen van vliesrollen, er een paar laseenheden is aangebracht, een linker eenheid B en een rechter eenheid C.

Zoals in de figuren 2-4 is getoond, bevat elke laseenheid binnen-5 ste platen 1, een vliesklemeenheid E die aan de onderzijde daarvan is geplaatst voor het stoppen van het aangevoerde lopende vlies, een hoi drukorgaan 7 dat boven de klemeenheid E is aangebracht, zodanig dat dit door middel van een cilinder 6 in dwarsrichting verschuifbaar is, welk drukorgaan een aantal zuiggaten 8 (figuur 4) in zijn voorwand heeft, 10 een slang 9 die met een pomp 48 is verbonden om via de zuiggaten 8 een zuigwerking op het vlies uit te oefenen, en een snij-inrichting 11 die onder het drukorgaan 7 is gemonteerd, zodanig dat deze door een cilinder 10 kan worden voortbewogen.

De klemeenheid E omvat een horizontale rail 2, een remrol 4 die 15 door middel van lagers 3 op de rail draaibaar is, en een cilinder 5 voor het in dwarsrichting bewegen van de remrol 4. De klemeenheid kan bestaan uit en vast lichaam en een beweegbaar lichaam dat tegen het vaste lichaam kan worden aangedrukt om het lopende vlies te stoppen.

Blj voorkeur heeft de snij-inrichting 11 een zaagtandvormig blad 20 (figuur 11) om de snijweerstand zo klein mogelijk te houden.

Binnen de binnenste platen 1 zijn er platen 13 aangebracht, die om een scharnieras 12 scharnierbaar zijn. Op en tussen de scharnierbare platen 13 zijn de organen gemonteerd die de laseenheid B (G) vormen.

Nadat de eenheden B en G naar hun ruststand zijn teruggetrokken, kunnen 25 de scharnierbare platen 13 worden verdraaid (in figuur 13 in de rich-ting van de wijzers van de klok) om de remrol naar zijn hogere stand te brengen. Dit vergemakkelijkt de werkzaamheden voor het plaatsen van het einde van het gereed gehouden vlies op de zuiggaten 8 in het drukorgaan 7. De scharnierbare plaat 13 kan in zijn normale of gescharnierde stand 30 worden vergrendeld, doordat door middel van een op de binnenste plaat gemonteerde cilinder 14 een pen 15 uitsteekt tot in een pengat 16 of 16' in de scharnierbare plaat 13. De remrol 4 wordt door een schijfrem 17 geremd.

Aangezien het paar remrollen 4 is voorzien van hun respectleve ci-35 linders 5, wordt een remrol door zijn cilinder naar zijn werkstand ge-bracht, terwijl de andere remrol door de andere cilinder tegen de remrol wordt aangedrukt.

De linker en rechter eenheden B en C worden door het volgende me-chanisme bewogen. (figuren 5-7). De rails 19 strekken zich uit tussen 40 de einden van de zijplaten 18. De wielen 20 die op de binnenplaat 1 8203752 4 7 4 zijn gemonteerd, rollen op de rails 19. Twee assen 23, 24 strekken zich dwars op de zijplaten 18 uit en worden door motoren 21 respectievelijk 22 aangedreven. Een vrij draaiend kettingwiel 25 en een bevestigd ket-tingwiel 26 zijn op elke as aan elk einde daarvan gemonteerd. Het 5 eerstgenoemde draait vrij rond en het laatstgenoemde draait tesamen met de as. Een ketting 27 (28) loopt om elk paar dat bestaat uit het vrije kettingwiel 25 en het bevestigde kettingwiel 26. De linker eenheid B is op de ketting 28 bevestigd, terwijl de rechter eenheid C op de ketting 27 is bevestigd.

10 Boven de drukorganen 7 in de linker en rechter eenheden, zijn er twee lasrollen 29, 30 aangebracht, waarvan tenminste een naar en van de andere af beweegbaar is (figuur 2). Een lasrol 29 is draaibaar op de zijplaat 18 gemonteerd, terwijl de andere lasrol 30 op een scharnierba-re plaat 32 is gemonteerd, waarvan het boveneinde scharnierbaar op de 15 zijplaat 18 is gemonteerd, zodanig dat de plaat 32 om een pen 31 kan zwaaien. Een cilinder 33 veroorzaakt het zwaaien van de scharnierbare plaat 32, waardoor de lasrol 30 tegen de lasrol 29 wordt aangedrukt. Slechts de lasrol 30 is van een schijfrem 34 voorzien, echter kunnen beide lasrollen daarvan zijn voorzien.

20 Tussen de zijplaten 18 boven de rail 2 zijn twee accumulatorrollen 35, 36 (figuur 7) zodanig aangebracht, dat deze tussen de einden van de zijplaten 18 kunnen lopen. Bij de uitvoeringsvorm strekken deze rollen zich dwars op de schuifplaten 39 uit, die voorzien zijn van wielen 38 die op rails 37 rollen die zich vanaf Sen einde van de zijplaten 18 25 naar hun andere einde uitstrekken.

Aan elk einde van de zijplaten 18 strekken de draaibare assen 40, 41 zich dwars op de zijplaten uit. Een kettingwiel 42 is op elk einde van de draaibare assen 40, 41 gemonteerd. Een ketting 43 loopt om elk paar kettingwielen 42. De einden van de ketting 43 zijn bevestigd aan 30 elk einde van de schuifplaat 39 van de accumulatorrollen.

Een motor 44 is met de draaibare as 40 aan de zijde die tegenge-steld gericht is aan de richting waarin het vlies loopt. De motor 44 drijft de draaibare as 40 aan om de accumulatorrol 35, 36 naar de draaibare as te bewegen. Wanneer zij naar hun normale stand terugkeren 35 zal een detector 49, zoals een grensschakelaar in werking treden om de motor 44 te stoppen. De motor is voorzien van een rem 45, een tandwiel 46 en een reductiekast 47. De motor 44 wordt bediend door een detector 50 zoals een grensschakelaar, die in werking treedt wanneer de accumulatorrollen 35, 36 een punt aangrenzend aan de draaibare as 41 berei-40 ken.

8203752 5 * ' Drie geleidingsrollen 51, 52 en 53 (figuur 25) zijn aangebracht tussen de zijplaten 18 links van de draaibare as 41, zodat de eerste 51 zich beneden de tweede 52 zal bevinden en de derde 53 op een niveau tussen de eerste en de tweede zal zijn.

5 Hoewel bij de uitvoeringsvorm een van de lasrollen is voorzien van een rem om het lopende vlies te stoppen, kunnen remrollen of elk ander klemorgaan voor het vlies worden aangebracht tussen de vrij draaiende lasrollen 29, 30 en de drukorganen 7 om hetzelfde doel te bereiken.

Met het verwijzingsnummer 54 zijn sleuven aangegeven, die in de 10 zijplaten 18 zijn gevormd om de as van de lasrol 30 op te nemen. Het verwijzingsnummer 55 geeft een stopinrichting aan, waardoor de stop-stand wordt bepaald wanneer de scharnierbare plaat 13 wordt gedraaid.

De gehele werking zal hierna worden beschreven.

Thans loopt het vlies P van een rol af die aan een zijde van het 15 walsrolgestel A wordt ondersteund, om de remrol 4 heen in de rechter eenheid C die stilstaat boven het walsgestel, over de lasrol 29, de eerste geleidingsrol 51, de accumulatorrol 35, de tweede geleidingsrol 52, de accumulatorrol 36, en de derde geleidingsrol 53 naar een voor-conditioneringsinrichting D (figuur 1) van waaraf het vlies aan het 20 volgende station wordt toegevoerd.

Wanneer zoals in figuur 1 is getoond, de accumulatorrollen 35, 36 nabij de draaibare as 40 stil staan, wordt een aanzienlijke lengte van het lopende vlies P geaccumuleerd.

Terwijl het vlies P wordt aangevoerd, wordt een nieuwe vliesrol op 25 de andere arm van het walsgestel A gezet.

Door het starten van de motor 21 wordt de linker eenheid B terug-gebracht naar de draaibare as 40 (naar de stand die in figuur 1 door een onderbroken lijn is getoond). De cilinder 14 wordt bediend om de pen 15 uit het gat 16 te trekken om de scharnierbare platen 13 te laten 30 uitzwaaien in een richting tegengesteld aan de wijzers van de klok (figuur 13). Daarna wordt de pen 15 door middel van de cilinder 14 in het gat 16' gebracht.

Het gereed gehouden vlies P' wordt uit de nieuwe rol getrokken en om de remrol 4 van de linker eenheid B gebracht tot over de zuiggaten 8 35 in het drukorgaan 7. Het vooreinde van het vlies wordt op het drukor-gaan ondersteund door een zuigkracht afkomstig van de pomp 48.

Een dubbelzijdige hechtband T wordt op het bovenvlak van het einde van het nieuwe of gereed gehouden vlies P' over zijn gehele breedte aangebracht. De gebruikte band T heeft een zodanige breedte, dat zijn 40 ene rand in lijn ligt met de voorrand van het nieuwe vlies en zijn an- 8203752 4 « 6 dere rand juist boven het snijorgaan 11 zal zijn.

Nadat het einde van het nleuwe vlies op het drukorgaan 7 is ge-plaatst, worden de scharnierbare platen 13 die de daarbij behorende or-ganen ondersteunen, in de richting van de wijzers van de klok verdraaid 5 naar zijn oorspronkelijke stand en daarin vergrendeld door de pen 15 in het gat 16 te brengen.

De linker eenheid B die thans het nieuwe vlies P' ondersteunt wordt door de ketting 28 voortbewogen, totdat zijn binnenste plaat 1 aanligt tegen de binnenste plaat van de rechter eenheid C. Op dat mo-10 ment worden de remrol 4 in de linker eenheid B en de lasrol 30 voor-hands teruggetrokken door middel van de cilinders 5 respectievelijk 33.

Hierdoor is de voorbereiding van het gereed gehouden vlies P’ vol-tooid.

15 Hoewel bij deze uitvoering het einde van het nieuwe vlies door zuigkracht wordt vastgehouden, kan dit op het drukorgaan 7 worden vast-gehouden met een dubbelzijdige hechtband die een zwakkere hechtkracht heeft dan de hechtband P.

Hierna zal worden t-Oegelicht op welke wijze het gereed gehouden .20 vlies P' uit de nieuwe rol wordt gelast op het lopende vlies P juist voordat de oude vliesrol is opgebruikt.

Het drukorgaan 7 tesamen met het snijorgaan 11 van de rechter eenheid C wordt door de cilinders 6 gebracht in hun werkstand, waarin het voorvlak van het drukorgaan in aanraking komt met het lopende vlies P 25 (figuur 15-16). Zelfs indien de pomp 48 is aangeschakeld am een zuigkracht uit te oefenen, zal het lopende vlies P langs het voorvlak van het drukorgaan 7 glijden.

Daarna wordt de cilinder 33 bediend om de scharnierbare plaat 32 te verdraaien in een richting tegengesteld aan de wijzers van de klok 30 in figuur 2, waardoor de lasrol 30 (geremd door de schijfrem 34) wordt aangedrukt tegen de lasrol 29 (figuur 17) om het lopende vlies P te stoppen.

Omdat zelfs nadat het lopende vlies is gestopt, de aanvoer van het vlies via de voorconditioneringsinrichting D naar het volgende station 35 niet wordt gestopt, zal een grote spanning op het lopende vlies B worden uitgeoefend stroomafwaarts van de lasrollen 29, 30, zodat de accu-mulatorrollen 35, 36 naar de draaibare as 41 worden bewogen. Wanneer zij in die richting bewegen zal de hoeveelheid van het geaccumuleerde vlies geleidelijk afnemen. Echter is de accumulatiehoeveelheid voldoen-40 de om het lassen van het nieuwe vlies aan het oude vlies mogelijk te 8203752 * t 7 maken zonder de aanvoer van het vlies naar het volgende station te stoppen.

Nadat de lasrol 30 tegen de lasrol 29 is aangedrukt, wordt de ci-linder 5 bediend om de remrol 4 van de linker eenheid B tegen die van 5 de rechter eenheid C aan te drukken (figuur 18). Deze remrollen 4 wor-den geremd door de schijfremmen 17. Thans is het oude vlies P strak ge-trokken tussen de lasrollen 29, 30 en de remrollen 4.

Daarna wordt de cilinder 10 bediend om sledchts het snijorgaan 11 van de rechter eenheid C zodanig voort te bewegen, dat het oude vlies P 10 tussen de lasrollen en de remrollen zal worden gesneden (figuur 19). Na het snijden wordt het snijorgaan 11 teruggetrokken (figuur 20). Zelfs hoewel zoals in figuur 19 is getoond, het gesneden einde van het vlies juist na het snijden vrij komt van het drukorgaan 7, zal dit door lucht snel tegen het drukorgaan worden aangezogen, zoals in figuur 20 is ge-15 toond.

De cilinder 6 wordt bediend om het drukorgaan 7 van de linker eenheid B tegen dat van de rechter eenheid C (figuur 21) aan te drukken om het vooreinde van het gereed gehouden vlies P* met behulp van de hecht-band T te lassen aan het gesneden einde van het oude vlies P.

20 Gelijktijdig met het lassen worden beide remrollen 4 vrljgegeven uit de remtoestand en wordt de cilinder 5 bediend om de remrol 4 van de rechter eenheid C terug te trekken.

Na het hechten van het nieuwe vlies aan het oude vlies, wordt de pomp 48 afgeschakeld en worden de drukorganen 7 en het snijorgaan 11 25 van beide eenheden B en C teruggetrokken (figuur 22). De lasrol 30 wordt door zijn schijfrem 34 uit de remtoestand vrij gegeven en de druk door de cilinder 33 tegen de rol 29 wordt verminderd. Thans kan het ge-laste vlies beginnen te lopen. Het gelaste punt wordt tussen de lasrollen 29, 30 geknepen, zodat de hechting wordt verzekerd. De lasrol 30 30 wordt daarna naar zijn ruststand teruggetrokken (figuur 23).

Zoals in figuur 25 is getoond, zal wanneer het lassen is voltooid, de hoeveelheid geaccumuleerd vlies bijna te kort worden, waarbij de ac-cumulatorrollen 35, 36 nabij de draaibare as 41 komen. Wanneer de schuifplaat 39 tegen de detector 50 aanstoot, zal de laatstgenoemde de 35 motor 44 bedienen, zodanig dat de ketting 43 zal worden aangedreven om de accumulatorrollen 35, 36 naar de draaibare as 40 te bewegen. Wanneer deze rollen 35, 36 terug komen in de stand nabij de draaibare as 40, stoot de schuifplaat 39 tegen de detector 49 (figuur 26) aan, die de rem 45 bestuurt om de motor 44 te stoppen.

40 Wannper een andere nieuwe rol op het walsgestel wordt geplaatst en 8203752 ' 8 het vlies uit de nieuwe rol wordt voorbereid voor de volgende lasbewer-king, wordt de rechter eenheid C van de linker eenheid B af bewogen naar de stand die in figuur 1 door een onderbroken lijn is aangegeven.

Bij voorkeur kan een luchtspuitmondstuk 56.(figuur 24) op elk 5 drukorgaan 7 worden aangebracht om een luchtstraal te richten naar het gesneden einde van het vlies (in figuur 24 uit het mondstuk aan de linker zijde), waardoor wordt verhinderd dat deze krult. Dit verzekert dat het lassen netjes wordt uitgevoerd met een recht gesneden einde.

Hierna zal een andere uitvoering voor het lassen van vliezen aan 10 de hand van de figuren 27-33 worden beschreven.

Het voorvlak van elk drukorgaan 7 is aan zijn bovenhelft recht maar aan zijn benedenhelft schuin, zodat de afstand tussen de tegenover elkaar liggende voorvlakken naar beneden toe toeneemt. Een aantal zuig-gaten 8 zijn aan het schuine vlak aangebracht.

15 Eerst wordt het einde van het vlies P' uit de gereed gehouden rol door zuigwerking op het drukorgaan 7 vastgehouden en wordt een dubbel-zijdige hechtband T op zijn einde aangebracht over de gehele breedte van het vlies.

Het drukorgaan 7 van de rechter eenheid C wordt voortbewogen en de 20 lasrol 30 wordt tegen de lasrol 29 aangedrukt om het lopende vlies P te stoppen (figuur 27). Ook wordt de remrol 4 van de linker eenheid B tegen een stationair lichaam 57 aangedrukt om te verzekeren dat het vlies P niet slap is (figuur 28).

Het snijorgaan 11 van de linker eenheid B wordt voortbewogen om 25 het vlies P te snijden (figuur 29). Omdat het vlies strak is getrokken kan een zuivere snede worden gemaakt.

Het drukorgaan 7 van de linker eenheid B wordt tegen dat van de rechter eenheid C (figuur 30) aangedrukt om het einde van het gereed gehouden vlies P* te lassen aan het gesneden einde van het lopende 30 vlies P. Aangezien de drukorganen aan de benedenhelft van hun voorzijde schuin zijn, wordt het gereed gehouden vlies op afstand van het snijorgaan gehouden. Voorts blijft enige lengte van het vlies nabij het gesneden punt los en wordt niet vastgehecht. Hierdoor wordt verhinderd dat het gesneden einde wordt gehecht wanneer deze krult of op een ande-35 re wijze is vervormd.

Het snijorgaan 11, het drukorgaan 7 en de remrol 4 van de linker eenheid B en het drukorgaan van de rechter eenheid C worden terugge-trokken (figuur 31).

De lasrol 30 wordt door de schijfrem 34 uit de remtoestand vrijge-40 geven en door de cilinder 33 enigszins teruggetrokken van de lasrol 29 8203752 ·* fc 9 af. Thane zal het gelaste vlies opnieuw beginnen te lopen (figuur 32).

Het gelaste punt wordt tussen de lasrollen 29, 30 geknepen, zodat de hechtlng van het nieuwe vlies aan het oude vlies wordt versterkt. De lasrol 30 wordt daarna naar zijn ruststand teruggetrokken (figuur 33).

5 Een stang 58 met pennen 59 kan evenwijdig aan en boven elke remrol 4 worden aangebracht om het gereed gehouden vlies P’ met de pennen 59 te ondersteunen (figuur 34).

Een geleidingsrol 61, zoals een pijp kan dwars op de armen 60 worden gemonteerd, die zich van een basis af uitstrekken voor de montage 10 van elk snijorgaan 11, teneinde het gereed gehouden vlies aan de tegen-over liggende zijde van het snijorgaan 11 af te geleiden, waardoor wordt verhinderd dat het vlies door het snijorgaan wordt gesneden, dat bestemd is voor het snijden van het lopende of oude vlies (figuur 35).

Hoewel bij de bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvormen een 15 dubbelzijdige hechtband is toegepast om het nieuwe vlies aan het oude vlies te lassen, kan elk ander hechtmiddel worden toegepast. Bijvoor-beeld kan een hechtmiddel op de voorrand van het nieuwe vlies worden aangebracht, dat in de stand voor het lassen wordt ondersteund.

Het is duidelijk dat binnen het kader van de uitvinding diverse 20 varianten mogelijk zijn.

8203752

Claims (13)

1. Werkwijze voor het lassen van het vooreinde van een gereed ge-houden vlies aan een lopend vlies dat continu wordt aangevoerd vanuit een rol, gekenmerkt door: 5 het vasthouden van het vooreinde van het gereed gehouden vlies in een stand voor het lassen met behulp van een dubbelzijdige hechtband of een hechtmiddel dat aan δέη vlak van het vooreinde van het gereed gehouden vlies langs zijn rand is aangebracht; het stoppen van het lopende vlies door deze over het laspunt te 10 knijpen waar de vliezen aan elkaar moeten worden gelast; het klemmen daarvan onder het snijpunt, zodanig dat het vlies tus-sen twee punten wordt vastgehouden voor een zuivere snede; het snijden van het lopende vlies juist achter het laspunt; het lassen van het vooreinde van het gereed gehouden vlies aan het 15 lopende vlies door deze tegen elkaar te drukken, waarbij de hechtband of het hechtmiddel zich daartussen bevindt; en het opnieuw laten lopen van het gelaste vlies door het vrijgeven daarvan uit zijn geknepen toestand.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voor-20 einde van het gereed gehouden vlies door zuigkracht in de laspositie wordt gehouden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lopende vlies wordt gestopt door het knijpen daarvan tussen een paar rollen, waarvan tenminste έέη van een rem is voorzien.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lopende vlies wordt geklemd door het knijpen daarvan tussen een paar rollen, waarvan tenminste έέη van een rem is voorzien.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lopende vlies wordt geklemd door dit tussen een rol en een stationair lichaam 30 te drukken.

6. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zuigkracht niet slechts op het gereed gehouden vlies maar ook op het lopende vlies wordt uitgeoefend.

7. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat na het 35 snijden van het lopende vlies, lucht naar het gesneden einde daarvan wordt geblazen om het krullen daarvan te verhinderen.

8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gereed gehouden vlies en het lopende vlies voor het lassen niet in vertikale vlakken maar in twee schuine vlakken worden vastgehouden, waarbij de 40 afstand daartussen naar beneden toe toeneemt. 8203752 • ' · «Γ

· ? 9. Inrichtlng voor het lessen van het vooreinde van een gereed ge- houden vlies aan een lopend vlies dat continu uit een rol wordt aange-voerd, gekenmerkt door: een paar stoporganen, waarvan tenminste een beweegbaar Is naar en 5 van de andere af en voorzien is van een rem, welke stoporganen tegen elkaar worden aangedrukt om bet lopende vlies te stoppen voor het lessen; vliesklemmiddelen die onder het snijpunt zijn opgesteld voor het klemmen van het lopende vlies wanneer dit wordt gestopt, zodat het . 10 vlies voor een zuivere snede zal worden vastgehouden tussen de genoemde stoporganen en de genoemde vliesklemmiddelen; een paar drukorganen aangebracht tussen de stoporganen en de vliesklemmiddelen, die naar en van elkaar beweegbaar zijn om het gereed gehouden vlies te lassen aan het lopende vlies, wanneer de drukorganen 15 tegen elkaar worden aangedrukt, waarbij de vliezen en een dubbelzijdige hechtband of een hechtmiddel zich daartussen bevinden; en een paar snijorganen die direct onder de drukorganen zijn aangebracht en beweegbaar zijn naar en van elkaar en het lopende vlies af, welk snijorgaan zich in een zodanige positie bevindt, dat wanneer dit 20 wordt voortbewogen, dit het lopende vlies zal snijden juist achter het vooraf bepaalde laspunt.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de vliesklemmiddelen bestaan uit een paar remrollen die beweegbaar naar en van elkaar zijn gemonteerd, waarbij het lopende vlies daartussen passeert, 25 en dat tenminste ddn van de remrollen is voorzien van een rem.

11. Inrlchting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de drukorganen hoi zijn, zijn voorzien van een zuiggat in het voorvlak daarvan en zijn verbonden met een vacuiimbron.

12. Inrichtlng volgens conclusie 9, gekenmerkt door een lucht- 30 spuitmondstuk voor het blazen van lucht naar het gesneden einde van het lopende vlies om het krullen daarvan te voorkomen.

13. Inrichtlng volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de drukorganen elk een voorvlak hebben dat aan het bovengedeelte daarvan ver-tikaal verloopt en aan het benedengedeelte daarvan in buitenwaartse 35 richting taps uitloopt en dat de vliesklemmiddelen bestaan uit een paar klemrollen die naar en van elkaar en een stationair lichaam beweegbaar zijn, dat tussen de remrollen is aangebracht, waarbij elk_van de remrollen tegen het stationaire lichaam wordt aangedrukt om het lopende vlies te klemmen. 40 ********** 8203752