NL8402506A

NL8402506A - Inrichting voor het aan elkaar hechten van opvolgende, eenzijdig bekleefbare materiaalbanen, alsmede werkwijze voor het bedrijven van een dergelijke inrichting.

Info

Publication number: NL8402506A
Application number: NL8402506A
Authority: NL
Original assignee: Stork Brabant Bv
Priority date: 1984-08-14
Filing date: 1984-08-14
Publication date: 1986-03-03
Also published as: JPH0645412B2; US4645554A; FR2569169A1; FR2569169B1; JPS61217453A

Description

» * '.·** 845049/M/vl -1-

Korte aanduiding: Inrichting voor het aan elkaar hechten van opvolgende, eenzijdig bekleefhare materiaal-banen, alsmede werkwijze voor het bedrijven van een dergelijke inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aan elkaar hechten van het achterlopende (stroom-afwaartse) deel van een eerste materiaalbaan (de aflopende baan) met het voorlopende (stroomopwaartse) deel van een tweede materiaalbaan 5 (de oplopende baan), waarbij elke baan wordt gevoerd langs een eigen omleidwals die zich bevindt in een traject van af een voorraadrol naar een bewerkingsplaats en het hechten tijdens stilstand van de banen tot stand wordt gebracht. Een dergelijke inrichting is in verschillende uitvoeringen bekend waarbij 10 meestal de twee banen in een overlappend gebied rechtstreeks aan elkaar worden geplakt. Een bekend toepassingsgebied is een drukmachine, waarbij de bovengenoemde bewerkingsplaats dan bestaat uit een drukstation.

De aangegeven en bekende wijze van het met elkaar verbin-15 den van de banen impliceert dat beide zijden van het materiaal verenigbaar moeten z’ijn met het toegepaste hechtmiddel. Dit is niet altijd het geval en de uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen die het aan elkaar hechten van twee opvolgende, eenzijdig bekleefbare banen mogelijk maakt door toepassing van 20 een hechtstrook aan een bepaalde zijde van beide banen. Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door de toepassing van twee zuigkasten elk aangebracht langs het traject van een van beide banen op een afstand stroomopwaarts ten opzichte van de bijbehorende omleidwals, welke zuigkasten in het midden van 25 een aambeeld zijn voorzien, voor het nauwkeurig dwars doorsnijden van de vastgehouden baan, waarbij verder middelen aanwezig zijn voor het tussen de omleidwalsen vastklemmen van de aflopende baan en voorts door de beschikbaarheid van een hechtstrook, waarbij de afstanden tussen de klemplaats van beide walsen 30 enerzijds en het aambeeld van de beide zuigkasten (gemeten langs de omleidwalsen) anderzijds, gelijk aan elkaar zijn.

Door deze uitvoering is het mogelijk de banen in een over- .8402508 -2- lappende of in een zogenaajmde stotende verbinding aan elkaar te hechten onder gebruikmaking van een hechtstrook die slechts met één zijde van het materiaal in aanraking komt. Bij een drukmachine betekent dit dat de te bedrukken zijde van de baan 5 geheel vrij blijft van enige aanraking met een hechtmiddel.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de hechtinrichting worden eenvoudige middelen verschaft voor het tussen de omleid-walsen vastklemmen van de aflopende baan en wel doordat de twee omleidwalsen op een korte afstand boven elkaar zijn op-10 gesteld, waarbij de ene wals verplaatsbaar is tot in aanraking met de andere vaste wals, en doordat nabij de vaste wals een remschoen verplaatsbaar is aangebracht voor het stilzetten van de tussen beide walsen geklemde aflopende baan.

De uitvinding is eveneens belichaamd in een werkwijze voor 15 het bedrijven van de hierboven beschreven inrichting. Deze werkwijze onderscheidt zich door een voorbereidings- en een uitvoe- ringsfase met de stappen volgens conclusie 5.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die een uitvoeringsvorm van de hechtinrichting in 20 twee verschillende situaties toont.

Fig. 1 geeft een schematisch beeld van het begingedeelte van een drukmachine, voorzien van een bok:waarin twee rollen baanvormig materiaal kunnen worden geplaatst met daartussen een hechteenheid en voorts een lussenaccumulator.

25 Fig. 2 is een zijaanzicht op aanzienlijk vergrote schaal van de hechteenheid in een voorbereidende fase.

De figuren 3 en 4 tonen twee verdere fasen van het aan elkaar hechten van opvolgende banen.

Fig. 5 toont eveneens op aanzienlijk vergrote schaal een 30 andere situatie van de inrichting volgens fig. 2.

De figuren 6 en 7 tonen weer twee verdere fasen van de situatie volgens fig. 5.

Het in fig. 1 afgeheelde gedeelte betreft een drukinrich-ting voor een materiaalbaan (bijvoorbeeld papier) dat slechts 35 aan één zijde geschikt is voor aanraking met een hechtmiddel.

De zeer schematisch afgebeelde inrichting is voorzien van een 8402506 · 4 -3- gestel 1 waarin zich een bok 2 bevindt welke geschikt is voor het daarin draaibaar ondersteunen van twee rollen 3 en 4 van de te bedrukken materiaalbaan 5. De onderste rol 4 levert in de afgebeelde situatie de materiaalbaan 5 via de inrichting 6 5 af aan een walsenpaar 7 dat de ingang vormt van een conventionele lusaccumulator 8. De materiaalbaan 5 komende van de onderste rol 4 vormt in de afgebeelde uitvoeringsvorm alsmede in de figuren 2-4 de zogenaamde aflopende baan 5'. De baan afkomstig van de volle rol 3 vormt daarbij de zogenaamde oplopende baan 51 *. 10 Deze functies wisselen periodiek, afhankelijk van het feit of de onderste rol 4 dan wel de bovenste rol 3 de baan 5 levert die naar de (niet afgebeelde) drukinrichting gaat.

In constructief opzicht is de uitvinding aanwezig in de inrichting 6 die in de figuren 2 en 5 op vergrote schaal is 15 weergegeven. Pig. 2 toont daarbij de situatie overeenkomstig fig. 1, terwijl fig. 5 de toestand weergeeft die ontstaat zodra de bovenste rol 3 bijna op is en een aanhechting tot stand moet worden gebracht met de baan afkomstig van de volle onderste rol 4. Het gaat daarbij steeds om het aan elkaar hechten * 20 van het achterlopende (stroomafwaartse) deel van een eerste materiaalbaan (de aflopende baan 5') met het voorlopende (stroomopwaartse) deel van een tweede materiaalbaan (de oplopende baan 5'*).

De inrichting 6 is voorzien van twee omleidwalsen 9 en 10 25 welke zich bevinden in een traject A (fig. 1-4) of B (fig. 5-7) vanaf de voorraadrol 4 respectievelijk 3 naar de accumulator 8.

Op een afstand stroomopwaarts ten opzichte van de bijbehorende omleidwalsen 9 respectievelijk 10 is een zuigkast 11 respectievelijk 12 aangebracht langs het traject A respectievelijk B.

30 Deze zuigkasten 11, 12 zijn in het midden voorzien van een aambeeld 13 (bijvoorbeeld een eenvoudige groef) voor het nauwkeurig dwars doorsnijden van de op de zuigkast rustende baan.

De twee omleidwalsen 9, 10 zijn op een korte afstand boven elkaar opgesteld, waarbij de onderste wals 9 bovenwaarts ver-35 plaatsbaar is tot in aanraking met de bovenste vaste wals 10 (klemplaats 23). Nabij deze vaste wals 10 is een remschoen 14 840 25 0 6.

? * -4- tverplaatsbaar aangebracht voor het stilzetten van de wals 10. Deze schoen scharniert om een as 15 en kan door een pneumatische cilinder 16 worden aangedrukt tegen de wals 10. Een veer 17 drukt de remschoen 14 weer vrij van de wals 10.

5 In de inrichting 6 is nog een hulp-zuigkast 18 aanwezig welke scharnierbaar is opgesteld om een as 19 en wel zodanig dat de kast 18 tot dekking kan worden gebracht met’de bovenste zuigkast 12. Er is voorts een verplaatsbare afschermlijst 20 op de inrichting 6 aangebracht voor het afdekken van tenminste 10 de onderste omleidwals 9 met bijbehorende zuigkast 11. De lijst 20 is draaibaar om een as 21 (zie fig. 3) en werkt via een nok 24 samen met een schakelaar 25. De onderste omleidwals 9 is draaibaar gemonteerd op een hefboomarm 22. Daarmede kan de wals 9 worden verplaatst tussen de standen afgebeeld in de 15 figuren 2 en 3.

In de inrichting 6 is een hechtstrook 26 beschikbaar die in de situatie volgens de figuren 1-4 met de niet-hechtende zijde op de hulpzuigkast 18 is geplaatst en in de situatie volgens de figuren 5-7 op de onderste zuigkast 11 kan worden aan-20 gebracht. Het doorsnijden van zowel de aflopende baan 5* als de oplopende baan 51' geschiedt met behulp van een (niet afgebeeld) handmes op het aambeeld 13 van de betrokken zuigkast (zie fig. 3 en fig. 5).

De werking van de hechtinrichting 6 bestaat uit een voor-25 bereidings- en een uitvoeringsfase en zal in het hierna volgende worden besproken, zowel voor de situatie afgebeeld in de figuren 1-4 als in de situatie volgens figuren 5-7. Ten aanzien van de eerstgenoemde situatie omvat de werkwijze de volgende stappen: 30 a) voorbereidingsfase: - het vacuum voor de zuigkasten 12 en 18 wordt aangezet.

- de oplopende baan 5'' wordt op de zuigkast 12 geplaatst en op het aambeeld 13 via een niet-afgeheeld handmes af-gesneden (zie fig. 2).

35 - een hechtstrook 26 wordt aangebracht op de hulpzuigkast 18 (fig. 2).

8402506 -5- r £ 9 b) uitvoerings fase: - de voorraadrol 4 van de aflopende baan 51 wordt gestopt en met behulp van de accumulator 8 wordt het mogelijk gemaakt het drukprocédé ononderbroken voort te zetten 5 en ondertussen van de onderste rol 4 naar de bovenste rol 3 over te schakelen.

- de afschermlijst 20 wordt opengezwenkt; hierdoor wordt de schakelaar 25 omgezet en wordt de cilinder 16 bekrachtigd.

10 - vervolgens wordt de aflopende baan 5 * gefixeerd op de klemplaats 23 door het naar boven bewegen van de omleid- . wals 9 en het activeren van de remschoen 14 (fig. 3).

- de baan 5' wordt op het aambeeld 13 van de zuigkast 11 af-gesneden (fig. 3) met een handmes.

15 - het achterlopende (stroomafwaartse) deel 51'' van de af lopende baan 5' wordt in bovenwaartse richting omgelegd op de zuigkast 12 (daarbij worden de snijranden van de delen 511 en 51'' stotend geplaatst).

- de hulpzuigkast 18 met de hechtstrook 26 wordt volgens 20 pijl 27 omgeklapt waardoor de baanstukken 5*' en 5"' aan elkaar worden gehecht (fig. 3).

- het vacuum in de hulpzuigkast 18 wordt opgeheven en deze kast wordt zonder hechtstrook teruggezwenkt.

- het vacuum in de kasten 11 en 12 wordt opgeheven.

25 - de afschermlijst 20 wordt weer in zijn werkzame stand ge plaatst (zie fig. 4) waardoor de remschoen 14 wordt gelicht van de vaste wals 10 (fig. 4).

- de gehechte banen 51 en 5" lopen aan en de accumulator 8 wordt wederom in staat gesteld zijn stand te hernemen zo- 30 als afgebeeld in fig. 1.

- nadat de hechtstrook 26 tussen de klemplaats 23 van de tegen elkaar gedrukte omleidwalsen 9 en 10 door is bewogen, wordt de wals 9 neergelaten (zie fig. 4).

In de figuren 5-7 is de situatie afgebeeld volgeni op die 35 volgens fig. 1. In de thans te beschrijven situatie is de 8402506 , * I % -6- bovenste rol 3 bijna leeg en moet een verbinding tot stand worden gebracht met de materiaalbaan afkomstig van de volle onderste rol 4. De beschrijving van de figuren 5-7 is geheel overeenkomstig de figuren 2-4 met dat verschil dat de aflopen-5 de baan 5' thans aan de bovenzijde van de figuur aanwezig is en de oplopende baan 5!l aan de onderzijde. Een verder verschil is ook nog dat in de situatie volgens de figuren 5-7 de hulp-zuigkast 18 niet kan functioneren omdat de hechtstrook 26 nu als het ware "onder” de oplopende baan 5'* moet worden gebracht. 10 De te verrichte handelingen zijn de volgende: a) voorbereidingsfase; - in drie stadia wordt de oplopende baan 5'* afgesneden, en van een hechtstrook 26 voorzien; 1. de baan 5'1 wordt op de vacuum bekrachtigde zuig-15 kast 11 geplaatst en op het aambeeld 13 doorgesneden (stadium 1); 2, met de hand wordt een hechtstrook 26 met zijn niet-hechtende zijde op de zuigkast 11 (en op de baan 5/') geplaatst (stadium 2) ; 20 3. de baan 5'1 wordt onder de hechtstrook 23 uitgetrok ken en daarna bovenop de hechtende zijde van de strook 23 geplaatst (stadium 3).

b) uitvoeringsfase: - de voorraadrol 3 van de aflopende baan 5' wordt gestopt 25 en met behulp van de accumulator 8 wordt het mogelijk ge maakt het drukprocédé ononderbroken voort te zetten; het vacuum wordt in de kast 12 aangebracht; - de afschermlijst 20 wordt geopend zodat de schakelaar 25 wordt gesloten en de cilinder 16 wordt bekrachtigd; 30 - vervolgens wordt de aflopende baan 5' gefixeerd door het naar boven bewegen van de omleidwals 9 en het activeren van de remschoen 14 (fig. 6); - de aflopende baan 5' wordt op het aambeeld 13 van de zuigkast 12 doorgesneden met een handmes; 35 - het achterlopende (stroomafwaarts) deel δ''1 van de aflo- 8402506 • « - r ♦ -7- pende baan wordt neerwaarts omgelegd en het uiteinde gedrukt op de hechtstrook 26 die zich op de zuigkast 11 bevindt (de snijranden worden daarbij stotend geplaatst); - de afschermlijst 20 wordt teruggeklapt, het vacuum in de 5 kasten 11 en 12 opgeheven en de remschoen 14 gelicht? - de gehechte banen 5' en 5T f lopen aan en de accumulator S wordt weer in staat gesteld zijn oorspronkelijke stand te hernemen; - nadat de hechtstrook 26 tussen de klemplaats 23 van de 10 tegen elkaar gedrukte walsen 9, 10 is doorgegaan, wordt tenslotte de wals 9 neerwaarts bewogen (zie fig. 7).

Na enige tijd ontstaat weer de situatie afgeheeld in fig.1 en kan de hierboven beschreven tweevoudige cyclus zich herhalen enz,.

15 De voordelen van de beschreven inrichting bestaan hieruit dat de hechting van de twee opvolgende materiaalbanen 5 tot stand kan worden gebracht onder het gebruiken van slechts êên zijde (de onderzijde) van de baan 5. Voorts kan door een juiste lengtebepaling van de afstanden tussen de klemplaats 23 van de 20 omleidwalsen 9, 10 enerzijds en het aambeeld 13 van beide zuig-kasten 11, 12 (gemeten langs de omleidwalsen 9 of 10) anderzijds, bereikt worden dat er een zogenaamde stotende verbinding tussen de aflopende materiaalbaan 51 en de oplopende baan 5'* wordt verkregen (zoals afgebeeld in de figuren 3 en 6). Ook 25 kan een overlappende verbinding worden verkregen doch in dat geval moet de plaats van de zuigkasten 11, 12 tijdens de cyclus worden veranderd.

8402506

Claims

1. Inrichting voor het aan elkaar hechten van het achterlopende (stroomafwaartse) deel van een eerste materiaalbaan (de aflopende baan) met het voorlopende (stroomopwaartse) deel van een tweede materiaalbaan (de oplopende baan), waarbij elke 5 baan wordt gevoerd langs een eigen omleidwals die zich bevindt in een traject van af een voorraadrol naar een bewerkings-plaats en het hechten tijdens stilstand van de banen tot stand wordt gebracht gekenmerkt door de toepassing van twee zuigkasten (11, 12) elk aangebracht langs het traject (A,

10 B) van een van beide banen op een afstand stroomopwaarts ten opzichte van de bijbehorende omleidwals (9, 10), welke zuigkasten in het midden van een aambeeld Q.3) zijn voorzien, voor het nauwkeurig dwars doorsnijden van de vastgehouden baan, verder gekenmerkt door middelen (14, 22) voor het tussen de omleid-15 walsen (9, 10) vastklemmen van de aflopende baan (5') en voorts door dë beschikbaarheid van een hechtstrook (26), waarbij de afstanden tussen de klemplaats (23) van beide walsen enerzijds en het aambeeld van beide zuigkasten (gemeten langs de omleid-walsen) anderzijds, gelijk aan elkaar zijn.

1 ·5 1 > -8-

2. Inrichting volgens conclusie 1 met hetken-m e r k dat de twee omleidwalsen (9, 10) op een korte afstand boven elkaar zi’jn opgesteld, waarbij de ene wals (9) verplaatsbaar is tot in aanraking met de andere vaste wals (10), en dat nabij de vaste wals (10) een remschoen (14) verplaatsbaar is 25 aangebracht voor het stilzetten van de tussen beide walsen geklemde aflopende baan.

3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat een hulpzuigkast (18) aanwezig is, welke scharnier-baar is opgesteld en tot dekking kan worden gebracht met de 30 bovenste zuigkast (12).

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3 met het kenmerk dat een verplaatsbare afschermlijst (20) is aangebracht voor het afdekken van tenminste de onderste omleidwals (9) met bijbehorende zuigkast (11). 8402506 • 9 * * * s- -9-

5. Werkwijze voor het bedrijven van de inrichting volgens een der conclusies 1-4 gekenmerkt door een voorbe-reidings- en een uitvoeringsfase met de volgende stappen: a) voorbereidingsfase: 5. het vacuum in de zuigkasten wordt ingeschakeld; - de oplopende baan wordt aangebracht op de bijbehorende, vacuum bekrachtigde zuigkast, vervolgens doorgesneden op het aambeeld van de kast en het losgesneden deel verwijderd? 10. een hechtstrook wordt aangebracht op een vacuum bekrach tigde hulpzuigkast of voor de helft gehecht aan het afgesneden einde van de oplopende baan; b) uitvoeringsfase: - de voortbeweging van de aflopende baan wordt gestopt; 15. de aflopende baan wordt op het aambeeld van de bijbehoren de zuigkast overdwars afgesneden; - de aflopende baan wordt gefixeerd .ten opzichte van de stilstaande en tegen elkaar geklemde omleidwalsen; - het afgesneden vrije uiteinde van de aflopende baan wordt 20 los genomen van de eigen zuigkast en overgezwaaid naar de andere zuigkast, zodanig dat de snijkanten van de beide baan-uiteinden tegen elkaar liggen; - de inleidende hechting van de uiteinden van beide banen wordt tot stand gebracht door de hechtstrook in aanraking 25 te brengen met de stilstaande baanuiteinden; - de rotatie van de tegen elkaar geklemde omleidwalsen wordt weer vrij gegeven en de definitieve hechting van de baanuiteinden komt tijdens passage van hechtplaats langs klem-plaats tot stand? 30. het vacuum wordt opgeheven, de omleidwalsen worden vrij gemaakt en de baan beweegt weer normaal. 8402506