NL8202066A

NL8202066A - Inrichting en werkwijze voor het opwikkelen van een baan vliesvormig materiaal.

Info

Publication number: NL8202066A
Application number: NL8202066A
Authority: NL
Original assignee: Lucchese Finanz
Priority date: 1981-08-26
Filing date: 1982-05-19
Publication date: 1983-03-16
Also published as: NL191560B; ES8308794A1; JPH0122186B2; DE3217628C2; US4487377A; JPS6481746A; IT8109502A0; IT1167967B; ATA183682A; IL66348A0; JPH01197258A; KR860001208B1; BR8203209A; NL191560C; JPH0357011B2; IL66348A; JPS5836846A; DE3217628A1; GB2105687B; AT380457B

Description

- * '» -1-

823095/Rey/vL

Korte aanduiding: Inrichting en werkwij ze voor het opwikkelen van een baan vliesvormig materiaal

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opwikkelen van een baan vliesvormig materiaal, zoals papier, plastic, metaalfolie, enz. alsmede op een werkwijze voor het opwikkelen van derge-lijke banen, en meer in het bijzonder op een inrichting voor het heropwik-5 kelen van grote rollen papier in kleinere rollen, welke inrichting in de papierindustrie bekend staat als een automatische her-opwikkelaar met hoge snelheid.

Bij de fabricage van toiletpapier, absorberende keukenrollen en andere sanitaire papierprodukten die in rollen worden verkocht, is het gebruike-10 lijk de papierbanen met grote papiervervaardigingsmachines te produceren in grote "moeder"-rollen. Deze ,,moeder,,-rollen kunnen wel anderhalve meter in diameter zijn en 3 tot 3,5 meter lengte hebben en kunnen daar het papier uitzonderlijk dun en licht van gewicht is een aantal kilometers papier bevatten.

15 Teneinde een commercieel verkoopbaar en gemakkelijk te hanteren pro- dukt te verkrijgen, moeten deze grote "moeder"-rollen in kleinere rollen worden her-opgewikkeld van het type dat overal in keukens, badkamers en publieke toiletten wordt gevonden. De inrichting om deze kleinere rollen te vervaardigen wordt een "heropwikkelaar" genoemd en alhoewel deze in-20 richting wordt bestuurd door een bedieningsman staat deze inrichting ge-woonlijk bekend als een automatische heropwikkelaar omdat de inrichting continu loopt, en van een ,,moeder.,,-rol honderden rollen van kleinere diammeter (ongeveer 10 tot 12 centimeter) op een kartonnen koker of kern van drie tot drie en een halve meter lengte produceert. De baan wordt tevens 25 geperforeerd in afzonderlijke vellen. Dit alles geschiedt door de inrichting vooraf in te stellen als de ,,moeder"-rol is aangebracht in de heropwikkelaar en de inrichting wordt gestart. De kleine rollen worden automa-tisch uit de heropwikkelaar verwijderd en vervolgens in afzonderlijke kor-tere rollen gesneden.

30 Economisch gezien is het in deze Industrie belangrijk dat dergelijke automatische heropwikkelaars met hoge snelheid werken en kleine rollen van gelijkmatige diameter, met een nauwkeurige telling van het aantal vellen 8202066 -2- en met nauwkeurige lengte van de vellen produceren, terwijl tegelijkertijd de kwaliteit van het produkt wordt verzekerd met het oog op de uiteinde-lijke verschijning en voor de hierna volgende behandeling in inpakmachines.

Uit het voorafgaande zal duidelijk zijn dat in dit gehied van primair 5 helang is een doelmatige met hoge snelheid werkende inrichting te verschaf-fen die de kleine rollen nauwkeurig en efficient kan vervaardigen. Het is echter van evengroot helang dat de inrichting en de processen relatief goedkoop en economisch zijn uit te voeren.

Alhoewel de stand van techniek is verzadigd met geschriften van auto-10 matische heropwikkelaars met hoge snelheid, is geen van deze inrichtingen betrouwbaar of economisch gebleken. De onderhavige uitvinding verschaft een inrichting en werkwijze voor het automatisch heropwikkelen van hanen onder omstandigheden die tot op heden niet bereikbaar zijn bij de bekende inrichtingen.

15 Van bijzonder belang is het verschaffen van organen om de baan af te snijden zodat een zeer nauwkeurig aantal vellen (of lengte van de baan) wordt verkregen. Het is tevens van belang dat de voorste rand van de afge-sneden baan snel en herhaaldelijk naar een nieuw op zijn plaats gebrachte kern wordt overgebracht. Vervolgens moet de diameter van de vervaardigde 20 kleine rol voorzichtig en nauwkeurig worden gestuurd (ondanks variaties in volume, kromtestraal, zachtheid, rekbaarheid enz. van het papier).

De in dit gebied belangrijke stand van techniek waarvan de onderhavige uitvinding een verbetering vomit omvat niet alleen het Britse octrooi 1.^-35.525, het Franse octrooi 2.193.387» het Duitse octrooi 2.335*930 en 25 het Italiaanse octrooi 963*0^7 van Aanvraagster maar tevens de Amerikaanse octrooien 28.353, 3.2^7,7^-6, 3.26^.921 en 3.179-3^-8 (welke laatste zijn overgedragen aan de Paper Converting Machine Company in Green Bay,

Wisconsin), 3.5^-0.671 (dat eigendom is van Jagenberg in Duitsland), 3.1^8.8^3 (dat eigendom is van de Hudson Sharp devision of Food machinery Corp.) en 30 3.123.315 (dat het eigendom is van Dietz Machine Company).

De automatische met hoge snelheid werkende opwikkelaar volgens de onderhavige uitvinding omvat een "houder" die een grote "moeder'-rol van baanvormig materiaal zoals toiletpapier, keukenpapier of dergelijke kan vasthouden en draaibaar kan ondersteunen. De houder omvat een constructie 35 voor het roteren van de rol en de baan wordt vanaf de "moeder"-rol naar een perforeerstation gevoerd waar op onderlinge afstanden (van ongeveer 10 tot 12 cm) rijen insnijdingen in de baan worden aangebraeht teneinde de 8202066

* V

-3- lengte van de vellen van het gerede produkt te bepalen.

Nadat de baan is geperforeerd, wordt de voorste rand van de baan overgebracht naar een afsnijrol. De baan wordt gedeeltelijk om de afsnijrol gewikkeld en vervolgens wordt de voorste rand overgebracht naar een karton-5 nen buis of kern met een kleine diameter. De voorste rand wordt gelijmd of op andere wijze aan de kern bevestigd en de uiteindelijke opwikkel hande-ling wordt gecompleteerd teneinde een lange rol om de kern gewonden papier te verkrijgen, met het vereiste aantal vellen (bepaald door de perforaties) en met de vereiste buitendiameter.

10 Hierna wordt het achterste uiteinde van de rol van de baan afgesehei-den en de nieuwe voorste rand van de baan wordt automatisch overgebracht naar een volgende kern, en dit wordt herhaald totdat de moeder-rol geheel is opgegaan in kleine rollen.

Hierna wordt een nieuwe moeder-rol in de houder geplaatst en begint 15 het proces van voren af aan.

Met het voorafgaande in gedachte, zal het duidelijk zijn dat de volgende kritische aspecten bij de vervaardiging van dergelijke papierproduk-ten of andere baanvormige materialen optreden: (1) het rendement en de eco-nomische werking feet hoge snelheid en met een brede baan papier) van een 20 machine teneinde goed gesneden perforaties te verkrijgen die de lengte van de vellen bepalen, (2) het afsnijden van de baan langs een nauwkeurige lijn bepaald door het aantal vellen of de lengte van de rol, (3) het op tijd op de juiste plaats in de opwikkelmachine brengen van de kernen, alsmede het automatisch verwijderen van de gerede kleine rollen.

25 Zodoende is een belangrijk oogmerk van de onderhavige uitvinding het verschaffen van een continue automatische opwikkelmachine, een afsnijmeeha-nisme dat netjes en nauwkeurig een brede, snel bewegende baan papier op een nauwkeurige plaats langs de baan doorsnijdt.

Een volgend oogmerk van de onderhavige uitvinding is het verschaffen 30 van een automatische heropwikkelmachine met hoge snelheid die een nauwkeurig aantal vellen en vellengten in de heropgewikkelde kleinere rollen pro-duceert.

Een volgend oogmerk van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een afsnijmechanisme in een automatische heropwikkelmachine met hoge 35 snelheid die goedkoop is, gemakkelijk met weinig kosten is te onderhouden, gemakkelijk en goedkoop is te vervangen en die werkt met een laag geluids-niveau.

8202066

Een volgend oogmerk van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een afsnijrol voor een automatische heropwikkelmachine met hoge snel-heid, die niet alleen de achterste rand van de zojuist afgesneden baan blijft besturen maar tevens de voorste rand van de voortgaande baan als 5 de nieuwe voorste rand van de baan overbrengt naar een volgende kern.

Een volgend oogmerk van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een regelmechanisme voor een automatische heropwikkelmachine, velk me-chanisme werkt zonder spil voor de kern en tevens nauwkeurig de uiteinde-lijke diameter van de gerede rol controleert.

10 Een volgend oogmerk van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een automatische continue heropwikkelmachine met een constructie om het achterste uiteinde vast te hechten waarbij wordt verzekerd dat de achterste rand van de zojuist afgesneden baan stevig aan de buitendiameter van de kleine rol wordt bevestigd.

15 Een nog ander oogmerk van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een afsnijmechanisme in een automatische heropwikkelmachine waarbij de voorste rand van de baan naar een kern wordt overgebracht, naar keuze met lijm of door middel van onderdruk, elektrostatische middelen, mechanische organen, drukmiddelen enz. naar keuze van de machinefabrikant.

20 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening; de als voorbeeld een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 toont een vertikale dwarsdoorsnede van een automatische heropwikkelmachine met hoge snelheid volgens de uitvinding.

25 Fig. 2 is een schematische vertikale dwarsdoorsnede van de hoofdopwik- keltrommel en de hierbij behorende delen van het baanafsnij-orgaan van de in fig. 1 weergegeven heropwikkelmachine.

Fig. 3 toont een met fig. 2 overeenkomend schematisch aanzicht waar-in de beginstand van de aan de hoofdopwikkeltrommel bevestigde voorste rand 30 van de baan is weergegeven.

Fig. ij· is een met fig. 2 overeenkomend schematisch aanzicht waarbij de hoofdopwikkeltrommel verdraaid is weergegeven zodat de voorste rand van de baan de afsnijrol is gepasseerd en naar de kern beweegt.

Fig. 5 is een met fig. 2 overeenkomend aanzicht, die de kern toont in 35 de stand voor het opnemen van de baan tussen de hoofdopwikkeltrommel en de diameter-controlerol.

Fig. 6 is een met fig. 2 overeenkomend aanzicht die de gerede rol toont 8202066 -5- die de opwikkelstand verlaat, waarbij de achterste rand van de baan vrij is van de opwikkeltrommel en de nieuwe voorste rand van de aankomende baan gedeeltelijk om de kern is geslagen.

Fig. T is een met fig. 5 overeenkomend aanzicht die de constructie van 5 de hoofdopwikkeltrommel toont vanneer de voorste rand van de baan niet is teruggevouwen en deze rand direkt naar de kern wordt overgebracht.

Fig. 8 is een met fig. 6 overeenkomend aanzicht dat een ander soort mechanisme toont voor het toevoeren van de kern en een gewijzigde secun-daire opwikkeltrommel om een nog ander mechanisme te verkrijgen voor het 10 om de kern slaan van de voorste rand van de baan.

Fig. 9 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van het gedeelte van het hoofdopwikkeltrommel dat de afsnijmiddelen voor de baan bevat.

Fig. 10 is een vertikaal eindaanzicht van het nokkengedeelte van het besturingsmechanisme dat de stand van de verschillende rollen toont in de 15 fig. 1 tot 7«

Fig. 11 is een dwarsdoorsnede van het afsnij-orgaan voor de baan vol-gens de uitvinding.

Fig. 12 is een (dwarsdoorsnede van een gedeelte van de afsnijrol en van de hoofdopwikkeltrommel op het moment dat de twee rollen samenwerken 20 om de baan door te snijden.

Fig. 13 is een schematisch perspektief aanzicht van de middelen voor het aandrijven van de perforeerrol die een hoek maakt met de aandrij fas.

Fig. 1¼ is een gedeeltelijk aanzicht van het regelmechanisme voor de variabele roldiameter.

25 Fig. 15 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn XV-XV in fig. 1U.

Fig. 16 is een schematisch aanzicht van het synchronisatiemechanisme voor de het afsnij-orgaan van de baan.

Zoals blijkt uit fig. 1, omvat de heropwikkelmachine 21 een eerste framedeel 22 en een op afstand hiervan gelegen framedeel 23, teneinde een 30 doorgang of gangpad 2k te verschaffen waardoor een bedieningsman tussen de twee delen kan passeren. Een houder 25 ondersteunt een moeder-rol 26 van een papierbaan die wordt afgewonden van een as 27 die is ondersteund in een ophanging 28 in de houder 25.

De rol 26 is via de as 27 draaibaar opgehangen en wordt afgewikkeld 35 door een aangedreven afwikkelriem 30 die in het frame 22 is bevestigd.

De riem 30 wordt op geschikte wijze aangedreven door bekende middelen (die hier niet in detail worden beschreven) zodat de riem 30 in de richting van 8202066 -6- de pijl 31 beweegt tijdens de werking van de opwikkelmachine. De riem 30 wordt door de aandrij fmiddelen gestuurd teneinde te verzekeren dat de line-aire snelheid van de baan 29 als deze van de rol 26 afkomt nauwkeurig wordt geregeld en gehandhaafd overeenkomstig de vraag van het resterende gedeel-5 te van het heropwikkelsysteem.

De juiste spanning in de baan 29 als deze vanaf het framedeel 22 van de steun naar het voorste opwikkeldeel 23 beweegt in de richting van de pijl 32, wordt geregeld door de spanrol 33.

Wanneer de baan 29 in de richting van de pijl 32 beweegt, loopt deze 10 in het opwikkeldeel 23 over een paar geleidingsrollen 3^- en 35 en wanneer de baan vertikaal vanaf de geleidingsrol 35 door het perforeerstation loopt, dat bestaat uit een stationaire steun 36 voor een snijkant en uit een ro-terende rol 37 met messen.

De steun 36 omvat een van inkepingen voorzien perforeermes 38, dat 15 hierop is gemonteerd en samenwerkt met een aantal messen 39 teneinde een lijn van insnijdingen over de totale breedte van de baan 29 te verkrijgen. Dit mechanisme met perforeerrol kan de op dit gebied bekende perforaties verschaffen en behoeft hier niet nader te worden beschreven.

Opgemerkt dient echter te worden dat de baan 29, terwijl deze door het 20 perforeerstation loopt niet om de rol 37 "wikkelt" en hiertoe mag de line-aire snelheid van de baan 29 als deze tussen de twee messen loopt groter of kleiner zijn dan de omtrekssnelheid van de rol. Door middel van deze constructie kan de bedieningsman de afstand tussen de rijen perforaties varieren en is deze afstand niet beperkt tot de onderlinge afstand van de 25 messen 39 op de omtrek van de rol 37. Indien bijvoorbeeld de lineaire snelheid van de baan 29 wordt vergroot als deze langs de snijkant 38 loopt zal er een grotere tussenruimte ontstaan dan de onderhavige afstand van de messen 39 op de rol 37· Dit resultaat kan worden verkregen door de omtreks-snelheid van de rol 37 ten opzichte van de lineaire snelheid van de baan 29 30 te verkleinen of te vergroten of door het vergroten of verkleinen van de snelheid van de baan ten opzichte van de omtrekssnelheid van de rol. Indien de lineaire snelheid van de baan 29 wordt verlaagd, zal de afstand tussen de rijen perforaties kleiner worden.

Het zal duidelijk zijn dat het verschil tussen de lineaire snelheid 35 van de baan 29 en de omtrekssnelheid van de rol 37 niet onbeperkt is zon-der dat de kans bestaat dat de messen de baan 29 doen scheuren. Niette-min verschaft de in fig. 1 weergegeven constructie de mogelijkheid voor de 8202056 -7- gebruiker van de machine de afmetingen van de vellen en de afstand tussen de lijnen perforaties in het gerede produkt te veranderen.

Wanneer de haan het perforatiestation heeft doorlopen passeert de haan een roterende rol 1+0 die in contact staat met het buitenoppervlak van 5 de hoofdopwikkeltrommel 1+1. Deze hoofdopwikkeltrommel 1+1 zal hierna in detail worden heschreven.

Opgemerkt wordt dat de haan 29 als deze in contact komt met het opper-vlak van de hoofdopwindtrommel 1+1, de voorste rand van de haan in contact met het oppervlak van de hoofdopwindtrommel 1+1 wordt gehouden door een 10 onderdruk hinnen de trommel welke onderdruk via openingen 1+2 de haan tegen het buitenoppervlak van de trommel zuigt.

Als de hoofdopwikkeltrommel 1+1 roteert (zoals in fig. 1 weergegeven tegen de richting van de klok in), passeert de haan de afsnijrol 1+3, die draaihaar is opgehangen in armen 1+1+ zodat de rol 1+3 naar en van de hoofd-15 opwindtrommel 1+1 af kan bewegen. In fig. 1 is de rol 1+3 op een afstand van de hoofdopwikkeltrommel weergegeven. Het afsnijmechanisme is op de rol 1+3 gemonteerd, en dit mechanisme kan bestaan uit een (op dit gehied hekend) snijmes, of uit een afsnij-orgaan 1+5 dat werkt in samenwerking met een groef 1+6 in de hoofdopwikkeltrommel 1+1.

20 Op een geschikt moment, zwaait de rol 1+3 door middel van de arm 131 die is verhonden met de stootas 1+7 naar de hoofdopwikkeltrommel ^-1. De stoot-as bj is (via een niet weergegeven mechanisme indirekt verhonden met de roterende as zie fig. 10). Deze as U8 is werkzaam verhonden met een nok-volger b9 die tegen de rand 50 van de nok 51 rust.

25 De nok 51 alsmede de andere hierna te beschrijven nokken, zijn op de aandrijfas 52 van het nokkenhesturingsgedeelte van de machine gemonteerd en als de as 52 draait, worden de hierop gemonteerde nokken gedraaid om het haanafsnijmechanisme, het kerntoevoermechanisme, het vertragingsmecha-nisme van de secundaire opwikkelrol en de diametercontrolerol te hedienen.

30 Zoals blijkt uit het in de fig. 1 en 10 weergegeven afsnijmechanisme, ¥ordt de rol ^3 naar de hoofdopwikkeltrommel U1 gezwenkt als de nok 51 wordt verdraaid, en daar de trommels U3 en U1 synchroon draaien, komen het af-snij-orgaan U5 en de groef b6 voor een ogenhlik tezamen op de plaats 53 d.w.z. op een lijn door de hartlijnen van de hoofdopwikkeltrommel 1+1 en de 35 afsnijrol b3,

De inrichting om de rollen 1+1 en 1+3 synchroon te houden is weergegeven in fig. 16. Een aan weerszijden vertande riem 132 loopt om een vertand 8202066 -8- gedeelte van de hoofdopwikkeltrommel 41 en onder een vertand gedeelte van de afsnijrol 43. Een spanrol 133 die wordt gedragen door een scharnierende arm 134 en door een veer 135 in de richting van de pi jl 136 wordt gedrukt, houdt de riem 132 altijd onder spanning en drukt de riem altijd dicht te-5 gen de vertande gedeelten van de trommels 41 en 43 zelfs als de trommel 43 door de arm 44 en de stootas 47 van het afsnijmechanisme zowel naar en van de hoofdopwindtrommel 41 af bewegen.

Uit fig. 9 blijkt nu duidelijk dat wanneer de rol 43 tegen de hoofdopwikkeltrommel 41 is gebracht, het afsnijorgaan 45 de papieren baan 29 in de 10 groef 46 drukt waardoor de baan wordt gescheurd of breekt binnen deze groef. Het doorsnijden van de baan kan gesehieden met of zonder dat een rij per-foraties boven de groef 46 liggen.

Dit verschijnsel ontstaat omdat de mate waarin de baan 29 in de groef 46 wordt gedrukt door het afsnijorgaan 45 groter is dan de rek en de 15 treksterkte van de papieren baan.

Het zal duidelijk zijn dat de rek en sterkte-eigenschappen van papieren banen verschillend zijn en dat de banen zodoende kunnen scheuren met meer of minder door het afsnij-orgaan 45 veroorzaakte uitzetting. De breedte en de diepte van de groef 46 alsmede de afmetingen van het afsnij-orgaan 45 20 kunnen zo worden gekozen dat het verband tussen de afmetingen van het afsnij-orgaan 45 en de groef 46 geschikt zijn voor het soort papier dat door de heropwikkelmachine loopt.

Andere details van het afsnij-orgaan zijn weergegeven in de fig. 11 en 12. Het afsnij-orgaan 45 bestaat uit een stijve plaat 54 die vanaf de 25 rol 43 radiaal naar buiten steekt. Deze plaat is verbonden met een voet-plaat 55 die aan de rol 43 is bevestigd, indien gewenst in een uitsparing 56, of tegen het oppervlak van de rol 43 indien dit meer gewenst is door middel van schroeven 57.

Rondom de plaat 54 is een samendrukbaar element 58 aangebracht dat 30 kan zijn vervaardigd uit schuimrubber, polyurethaan of een veerkrachtig materiaal dat bij voorkeur de plaat 54 omhulpt maar aangrenzend hieraan te-vens is voorzien van klemdelen 59 en 60.

Zoals in het bijzonder duidelijk zichtbaar is in fig. 12, is het afsnij-orgaan zodanig op de rol 43 gelegen dat de plaat 54 in het algemeen 35 in het midden in de groef 46 zal steken. De afstand waarover de plaat in de groef 46 grijpt is afhankelijk van het soort papier dat in de machine wordt behandeld en de afstand waarover de baan in de groef 46 moet worden 8202066 -9- gedrukt om te scheuren. In elk geval komt het uiteinde van de plaat 5b niet tegen de bodem van de groef b6 en is op een voldoende afstand gelegen van de zijvanden van de groef b6 zodat er geen mogelijkheid is van contact tus-sen de plaat 5b met enig deel van de hoofdopvikkeltrommel .

5 Zovel de groef b6 en het afsnij-orgaan b5 zijn spiraalvormig in een schroeflijnvorm met tegengestelde richtingen op hun resp. rollen aange-bracht (in een op dit gebied bekende vijze) zodat op elk moment slechts een klein gedeelte van het afsnij-orgaan b5 en de groef b6 met elkaar in contact zijn. Hiermede vorden drukkrachten, de benodigde scheidingsenergie 10 alsmede het geluid en de slijtage geminimaliseerd.

De bovenste oppervlakken 61 en 62 van de klemdelen 59 en 60 zijn zo-danig gelegen dat zij in aanraking komen met de baan 29 en de baan aan veerszijden van de groef k6 stevig tegen het oppervlak van de hoofdopvik-keltrommel Hi drukken zoals in het bijzonder is veergegeven in fig. 12.

15 Het samendrukbare element 58 is bij voorkeur voorzien van sleuven 63 aan veerszijde van de plaat 5^· zodat het middengedeelte 6k van het samen-drukbare element gemakkelijk in de groef k6 kan komen (samen met de plaat 5^) en de baan 29 in de groef k6 kan drukken. Dit geschiedt tervijl de klemdelen 59 en 6o de baan 29 dicht tegen het vlak van de hoofdopvikkel-20 trommel drukken aan veerszijden van het kanaal k6.

Alhoevel de plaat 5b aan zijn uiteinde kan zijn bedekt door een gedeelte van het middengedeelte 6b van de elastomeer 58 zodat alleen de elas-tomeer in aanraking komt met het papier, kan de rand van de plaat 5b even-tueel scherp zijn en buiten de elastomeer uitsteken zodat deze tevens 25 verkt als snijrand teneinde het papier in de groef b6 te doen scheuren.

Vervolgens zal het duidelijk zijn dat de baan 29 op andere plaatsen dan langs de randen van de groef tegen het oppervlak van de hoo'fdopvikkel-trommel h· 1 kan vorden gehouden. Het is bijvoorbeeld mogelijk de delen 59 en 60 van de elastomeer 58 veg te laten (zodat slechts het middengedeel-30 te 6b overblijft dat het papier in de groef b6 drukt) en de baan 29 op zijn plaats tegen het oppervlak van de hoofdopvikkeltrommel te houden door middel van een onderdrukmeehanisme en nabij de groef k6 aangebrachte ope-ningen (of door elk ander afsnij-mechanisme dat geen integraal deel vormt van het afsnij-orgaan b5) - Het is alleen van belang dat de baan 29 in een 35 gebied nabij de groef b6 stevig vordt vastgehouden op het moment dat het afsnij-orgaan U5 de baan in de groef b6 drukt totdat de baan binnen de groef vordt gerekt tot buiten zijn elasticiteitsgrens en treksterkte, vaardoor 8202066 -10- de baan in het beperkte gebied van de groef 46 scheurt.

ladat de baan is gescheurd, wordt de voorste rand van de baan door de voortdurende rotatie van de hoofdopwikkeltrommel 41 tegen de richting van de klok in in de in fig. 4 weergegeven stand gebracht. De voorste rand 5 van de baan 29 beweegt naar achteren omdat het los ligt en niet tegen de trommel 41 wordt gehouden behalve bij de openingen 42 waar de binnen de hoofdopwikkeltrommel 41 aangebraehte onderdruk de baan stevig tegen het oppervlakte houdt.

Met het verwijzingscijfer 65 is in fig. 4 aangegeven hoe de voorste 10 rand van de baan naar achteren staat als de hoofdopwikkeltrommel 41 de baan tegen de richting van de klok in voortbeweegt. Op dit moment komen een aantal korte boogvormige uitsparingen 66 op het buitenoppervlak van de hoofdopwikkeltrommel 41 vrij. Deze uitsparingen 66 worden hierna beschreven.

Zoals tevens uit fig. 4 blijkt, verschaffen de onderdruk poorten 67 15 die kanalen vormen via welke de binnen de hoofdopwikkeltrommel aanwezige onderdruk op de achterste rand van de baan 29 werkt, en dit gedeelte van de baan in contact houdt met het oppervlak van de hoofdopwikkeltrommel totdat'de openingen 67 de wand 68 van de onderdrukdoos passeren welke wand het onderdruk gebied 69 scheidt van het gebied 70 binnen de hoofdopwikkel-20 trommel 41 waar geen onderdruk heerst. Deze stand is weergegeven in fig.5.

In fig. 1 is zichtbaar dat terwijl de hoofdopwikkeltrommel 41 tegen de richting van, de klok in wordt gedraaid en de voorste rand van de baan tegen de richting van de klok meeneemt een lift 71 een aantal kernen van-af het kernlaadstation 73 naar boven draagt in de richting van de pijl 7^· 25 teneinde een voorste kern 75 direkt onder de hoofdopwikkeltrommel U1 te plaatsen en naast de tussen de hoofdopwikkeltrommel U1 en de secundaire op-wikkeltrommel 77 gevormde keel j6 te plaatsen. De voorste kern 75 valt in de trechter 78 en wordt van hier door rollen 79 op de arm 80 van het kern-liftmechanisme 81 naar boven getransporteerd.

30 Het kernliftmechanisme 81 is bevestigd op een as 82 die zoals weerge geven in fig. 10 direkt is verbonden met de nokvolger 83 die tegen de nok-plaat 84 rust, die op de nok 85 van de kernlift is gemonteerd.

De afmetingen, stand en de synchronisatie van de nok 85 van de kernlift zijn zodanig dat de rollen 79 binnen de trechter 78 worden opgelicht 35 en de voorste kern 57 in de keel wordt gedrukt als het teruggevouwen deel 65 ' van de voorste rand van de baan 29 naast de kern in de keel is gebracht (zie fig. 5).

Voordat de kernen de positie van de in fig. 1 weergegeven voorste 8202066 -11- kem 75 bereiken, zijn zij de rollen 86 en 87 van het lijmopbrengstation 88 gepasseerd. Het lijmopbrengstation 88 brengt een aantal stroken lijm aan op elke kern als deze tussen de rollen 86 en 87 doorgaat, op plaatsen die zijn gekozen door de maehinebower en geschikt zijn voor het type papier 5 dat op de kern moet worden aangebracht.

De lift 71 wordt intermitterend hediend waarbij de stilstand posities zodanig zijn gekozen dat de kernen tussen de lijmrollen bewegen en stoppen nadat de lijm is aangebracht. De rollen 86 en 87 draaien in de richting van de pijlen met verschillende snelheden zodat de kern tijdens de doorgang 10 hiertussen wordt geroteerd en zodoende lijm op de hele omtrek van de kern wordt aangebracht. De rol 86 draait sneller dan de rol 87.

Als de kern vanaf de lijmopbrengstand weergegeven met 89 (tussen de rollen 86 en 87) omhoog komt blijft de lijm kleverig totdat de kern door de rollen 79 in de keel j6 wordt gebracht.

15 Als de voorste kern de keel j6 bereikt (zoals weergegeven in fig. 5)s komt het oppervlak van de kern in contact met het buitenoppervlak van de hoofdopwikkeltrommel en tevens met de secundaire opwikkeltrommel en gaat zodoende draaien met dezelfde omtrekssnelheid als deze trommels zodat wan-neer de teruggevouwen voorste rand 65 van de baan tussen de kern en de 20 hoofdopwikkeltrommel wordt gebracht de kleefstroken op de kern direkt contact maken met de teruggevouwen voorste rand van de baan en de baan aan de kern hechten, waardoor de voorste rand van de baan van de hoofdopwikkeltrommel af wordt getrokken (waar het op zijn plaats werd gehouden door de via de openingen b2 werkende onderdruk).

25 De secundaire opwikkeltrommel heeft een aantal (niet weergegeven) om- treksgroeven die in het verlengde liggen van de stroken lijm op omtrek van de kern (en inderdaad in het verlengde van de uitsparingen 66 op de hoofdopwikkeltrommel) zodat geen lijm vanaf het oppervlak van de kern naar het oppervlak van de hoofdopwikkeltrommel of de secundaire opwikkeltrommel 30 wordt overgebracht.

Gedurende de korte periode dat de voorste kern in de keel j6 wordt gebracht en het gevouwen deel 65 van de voorste rand van de baan in aanra-king 'komt met het gelijmde oppervlak van de kern, loopt de achterste rand van de baan (dat tot nu toe op zijn plaats tegen de trommel bij het kanaal 35 b6 is gehouden door de onderdruk bij de openingen 67) over het niet onder onderdruk staande gebied 70 en de achterste rand van de reeds opgewonden rol 90 komt vrij van de hoofdopwikkeltrommel.

8202066 -12-

Op dit ogenblik vordt de secundaire opvikkeltrommel vertraagd of af-geremd in zijn rotatie. Deze vertraging geschiedt door middel van de in fig. 10 veergegeven vertraagnok 91 van de secundaire opvikkeltrommel die de nokplaat 92 tegen de volger 93 drukt en de as 9^ doet draaien. De ro-5 tatie van de as 9h bedient indirekt een controlemechanisme dat kan bestaan uit een aantal kegelvormige tapse vielen of een differentieel of een continue snelheidsregelaar die door middel van geschikte (niet veergegeven) * verbindingen de secundaire opvikkeltrommel doet afremmen ten opzichte van de rotatiesnelheid van de hoofdopvikkeltrommel 1)1 en de diameter-controle-10 rol 95.

Het snelheidsverschil doet de kern 75 en de gecompleteerde rol 90 naan voren bevegen. Dat wil zeggen de rol 90 beveegt uit de stand tussen de secundaire opvikkelrol 77 en de diameter-controle-rol 95 waar deze rol wordt afgevoerd in een trechter 96· Een continue rotatie van de trechter 96 om 15 de hartlijn van de as 82a zal de gecompleteerde kleine rol papier naar een geschikte (niet veergegeven) verzamelinrichting afvoeren.

Op overeenkomstige vijze doet de vertraging van de secundaire opvikkeltrommel de hoofdopvikkeltrommel de kern en de opnieuv ontstane voorste rand van de baan verder door de keel 76 bevegen naar een stand boven de 20 secundaire opvikkeltrommel 77 vaarna de diameter-controle-rol 95 omlaag vordt gebracht in een stand boven de opnieuv geplaatste kern (en enige lengten papier) en de secundaire opvikkeltrommel vordt op voile snelheid gebracht en het opvikkelen van een volgende rol op een nieuv geplaatste kern kan nu plaatsvinden.

25 Vanaf dit punt vordt het proces herhaald, vaarbij elke teruggevouwen voorste rand van de baan op elke opnieuv geplaatste kern vordt bevestigd en boven op de secundaire opvikkelrol en onder de diameter-controle-rol vordt gebracht teneinde een nieuve kleine rol papier te vormen.

In fig. 7 geven de pijlen 138 en 139 standen aan vaar luchtstralen 30 kunnen vorden gebruikt om de achterste rand te helpen vervij deren van de hoofdopvikkeltrommel 1)-1, hetzij via de poorten 67 (zoals de straal 139) of uitvendig tegen het oppervlak van de baan (door straal 138) in de ruimte tussen de hoofdopvikkeltrommel 1)1 en de diameter-controle-rol 95·

In fig. 8 is nog een andere uitvoering veergegeven van de inrichting 35 om de voorste rand van de baan naar de nieuv geplaatste kern over te bren-gen. In de secundaire opvikkeltrommel kunnen een aantal poorten of ope-ningen 11+0 zijn aangebracht vaarbij een onderdrukdoos 11+1 binnen de secun- 8202066 -13- daire opwikkeltrommel is geplaatst in het gebied dat dicht grenst aan de keel j6. Een geschikt (niet weergegeven) synchronisatie-mechanisme kan worden gebruikt om een onderdruk in de doos 1^1 aan te brengen teneinde via de poorten 1^0 een zuigkraeht tegen de voorste rand van de baan uit te 5 oefenen als deze om de kern 75 begint te wikkelen. Uit fig. 8 blijkt duideli jk dat het onderdruksysteem dat helpt bij de overdracht geen nadelig effekt heeft·. op de zojuist gecompleteerde rol of op het aanbrengen of vast-maken van het achterste uiteinde van de kleine rol.

In fig. 7 is een andere wijze weergegeven waarop de voorste rand van 10 de baan aan de kern kan worden bevestigd waarbij een extra groep poor-ten 97 kan zijn aangebracht in het oppervlak van de hoofdopwikkeltrommel 41 teneinde het voorste gedeelte van de voorste rand van de baan tegen de trommel te houden zodat het terugvouwen ads weergegeven met 65 in fig. wordt voorkomen.

15 Hierbij wordt als de nieuwe kern 75 in de keel j6 wordt gebracht enige lijm van de kern overgebracht op het achterste uiteinde van de baan die op het punt staat om van de hoofdafwikkeltrommel te worden verwijderd en deze lijm op het achterste gedeelte wordt gebruikt om dit gedeelte vast te lij-men op de zojuist gecompleteerde rol. Er blijft voldoende kleefmiddel op de 20 kern achter om de volgende voorste rand van de baan op te pakken en deze om de kern te wikkelen zoals is weergegeven in fig. 6.

Zoals blijkt uit fig. 10 heeft de nok 98 van de diameter-controle-rol (die eveneens op de as 52 is gemonteerd) een nokoppervlak 99 waardoor de nokvolger 100 de as 101 doet roteren en de diameter-controle-rol 95 boven 25 de rol 90 wordt opgeheven onder gecontroleerde omstandigheden teneinde nauwkeurig de diameter van de rol 90 te controleren als deze wordt opge-wikkeld tussen de secundaire opwikkelrol 77 en de diameter-controle-rol 95· In fig, 1^ is weergegeven hoe de nokvolger 100 de as 101 doet draaien door de werking van de plaat 99 van de nokvolger.

30 Als de as 101 draait beweegt een verbindingsstaaf 102 in de richting van de pijl 103 waardoor de arm 10U scharniert om de hartlijn 105· Aan de arm 10^- is tevens een kogellager-rol 1θ6 bevestigd die zelf rust tegen de onderkant van een arm 107; zoals duidelijk is weergegeven in fig. 15·

Wanneer de kogellagerrol 106 wordt bewogen door de arm 10H heft deze rol 107 35 op waardoor de hieraan bevestigde as 108 in de richting van de pijl 109 beweegt. Deze as 108 is aan de arm 110 van de tuimelaar 111 bevestigd die om de as 112 van het framedeel 23 scharniert. Andere armen 113 die om de 8202066 -1U- as 112 schamieren doen de verbindingsstaven 11U op en neer bewegen.

Voor zover de verbindingsstaven 11^ werkzaam zijn verbonden met de diame-ter-controle-rol 95 5 is de rol 95 nauwkeurig gepositioneerd boven de rol 90 en controleert nauwkeurig de diameter tot waar de rol 90 kan worden 5 opgewikkeld.

In fig, 1U is zichtbaar dat de arm 107 scharnierend op de as 120 is gemonteerd in een drager 116 die verschuifbaar in het frame 117 is gemon-teerd zoals weergegeven in fig. 15.

Het aan de van schroefdraad voorziene as 119 bevestigde bedienings-10 wiel 118 doet de as 120 naar rechts en naar links bewegen zoals weergege-ven met de pijl 121. Deze beweging doet de arm 107 boven de kogellager-rol 106 bewegen en verandert zodoende de afstand tussen het middelpunt van de as 120 en de as 122 van het kogellager 106. Dit verandert tevens de af-stand tussen de as 122 van het kogellager en de as 123 van het scharnier 15 dat aan het onderste uiteinde van de as 108 is aangebraeht.

Alhoewel een aantal verbindingspunten 12k, 125 en 126 in de am 110 zijn aangebraeht, (welke standen 12U, 125 en 126 kunnen worden gebruikt om grove veranderingen in de positie en stand van de diameter-controle-rol 95 aan te brengen), is tevens het bedieningswiel 118 aangebraeht teneinde 20 zeer fijne, kleine verstellingen in de stand van de rol 95 aan te brengen door aan het wiel 118 te draaien.

Het weer op zijn plaats brengen van het bovenste einde van de as 108 in een van de openingen 12U, 125 en 126 kan alleen geschieden wanneer de machine niet werkt, maar de stand van de am 107 boven de kogellager-25 rol 106 kan met het wiel 118 worden versteld terwijl de machine in bedrijf is.

In fig. 13 is een inrichting weergegeven voor het aandrijven van de messenrol 37 waarvan de hartlijn 127 een hoek maakt met de hartlijn 128 van de aandrijfrol 129· Deze inrichting omvat een aan weerszijden vertan-30 de riem 130 die om de aandrijfrol 129 loopt, een geleidingsrol 137 9 een tandwiel 138 van de messenrol, een geleidingsrol 139 en een geleidingsrol 1^0. De hartlijnen van de rollen 137 en 1^0 lopen evenwijdig aan de hartlijn 128, terwijl de hartlijn van de rol 139 evenwijdig loopt aan de hartlijn 127- De hoek tussen de hartlijn 127 en de hartlijn 129 bedraagt 35 ongeveer 1 tot 2 graden.

Uit het voorafgaande zal duidelijk zijn dat een belangrijk aspect van deze uitvinding bestaat uit het verschaffen van middelen voor het nauwkeu- 8202066 -15- rig doorsnijden van een snel bewegende baan papier. Hierdoor kan een lijn perforaties boven de groef k6 worden geplaatst zodat het doorsnijden al-tijd plaatsvindt aan bet einde van een bepaald vel, waardoor een nauwkeu-rig aantal vellen in de gerede kleine rol op de kern wordt verkregen.

5 Alhoewel de inrichting is beschreven voor het aanbrengen van lijm op de kern, zal het duidelijk zijn dat de lijm kan -worden aangebracht op de baan (bijvoorbeeld door sproeien of andere middelen) op de trommel di-rekt na de groef b6, waarbij de lijmopbrengrollen 86 en 87 en het lijmaan-brengstation 88 kunnen worden weggelaten.

10 Het zal duidelijk zijn dat de beschreven inrichting binnen het kader van de onderhavige uitvinding op verschillende wijzen kan worden gevari-eerd.

8202066

Claims

1. Inrichting voor het heropwikkelen van een baan van vliesvormig mate-riaal, gekenmerkt door een eerste opwikkelrol met in het opper-vlak hiervan een spiraalvormige groef, een afsnijrol met een spiraalvormig hierop aangebrachte afsnij-orgaan velke spiraal tegengesteld is aan de spi- 5 raal van de groef in de eerste opwikkelrol, waarbij de groef in de eerste opwikkelrol*en het afsnij-orgaan zodanig zijn uitgevoerd dat op bepaalde momenten het orgaan en de groef met elkaar samenwerken teneinde de baan in de groef te bewegen over een afstand die groter is dan de rek en de treksterkte van de genoemde baan kunnen opnemen zodat de baan in de groef 10 scheurt.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het afsnij-orgaan bestaat uit een samendrukbare strip die de baan in de groef drukt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het 15 afsnij-orgaan bestaat uit een stijf element dat de baan in de groef drukt. h. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat een stijf element gecombineerd met een samendrukbare strip de baan in de groef drukt.

5. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat onder- 20 drukmiddelen aan veerszijden van de groef de baan tegen het oppervlak van de eerste opwikkelrol houden.

6. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat ge- deelten van de samendrukbare strip niet in de groef komen maar de baan tegen de eerste opwikkelrol houden. 25 7· Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de onderdrukmiddelen bestaan uit een aantal poorten die dicht nabij de genoemde groef zijn gelegen in de eerste opwikkelrol om het achterste uiteinde ' van de baan nabij de groef vast te houden vaarna de baan wordt doorgesneden. . 8. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk dat een 30 tweede groep poorten in het oppervlak van de eerste opwikkelrol is aange-bracht, aan de andere kant van de groef om de voorste rand van de baan tegen de rol te houden nadat de baan is afgesneden maar op een voldoende afstand van de groef zodat een gedeelte van het voorste uiteinde tussen de groef en de tweede groep poorten kan terugvouwen. 35 9· Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk dat de 8202066 *, t * -17- twee de groep poorten vlak nabij de groef zijn aangebracht om de voorste rand van de Man tegen de eerste opwikkelrol te houden dicht nabij de groef en voorkomt dat de baan terugvouwt.

10, Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de 5 eerste opwikkelrol en de afsnijrol werkzaam zijn verbonden door aandrijf-middelen zodat zij synchroon draaien waarbij besturingsmiddelen de beide rollen op een afstand van elkaar te houden terwijl de genoemde baan hier-tussen beweegt maar de rollen samenbrengt op een gekozen ogenblik waarbij de groef en het afsnij-orgaan in elkaars verlengde staan. 10 11» Inrichting volgens een der voorafgaande conclusies 1-10 met het kenmerk dat middelen aanwezig zijn om de baan te perforeren volgens een lijn die dwars op de bewegingsrichting van de baan staat.

12. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat een van de genoemde lijnen perforaties boven de genoemde groef ligt wanneer 15 de rollen samenkomen. .

13. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat de middelen voor het perforeren van de baan bestaan uit een stationaire snij-kant en een aantal snijmessen die zijn bevestigd in een draaibaar element. 1U. Inrichting volgens conclusie 13 gekenmerkt door een aan- 20 drijfmechanisme voor het draaien van het ondersteuningselement van de snijmessen teneinde de omtrekssnelheid hiervan te veranderen ten opzichte van de voortbewegingssnelheid van de baan door de perforatiemiddelen en zodoen-de de afstand tussen de perforatielijnen in de baan te veranderen.

15· Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk dat deze 25 is voorzien van een scheidingsorgaan voor de onderdruk die binnen de eerste opwikkelrol is aangebraeht om te voorkomen dat de onderdruk bij de genoemde poorten werkt nadat de poorten het scheidingsorgaan hebben gepasseerd en de baan het oppervlak van de eerste opwikkelrol loslaat.

16. Inrichting volgens conclusie 15 met het kenmerk dat deze 30 is voorzien van een luchtstraal in het niet onder onderdruk staande gedeel- te van de eerste opwikkelrol welke straal zodanig is gericht dat lucht door de genoemde poorten wordt geblazen en helpt om het achterste uiteinde van de baan van het oppervlak van de eerste opwikkelrol los te maken.

17. Werkwijze voor het opwikkelen van een baan papier met het 35 kenmerk dat de baan tussen een paar rollen wordt gevoerd waarvan een rol langs zijn oppervlak een spiraalvormige groef heeft en de andere ' rol is voorzien van een afsnij-orgaan dat radiaal buiten het oppervlak hier- 8202066 -18- van uitsteekt in het verlengde van de genoemde groef en kan samenwerken metde eerste rol teneinde de baan in de groef te drukken en de baan door te snijden.

18. Werkwijze volgens conclusie 17 met bet kenmerk dat een 5 kern naast de genoemde opwikkelrol in het verlengde van de voorste rand van een afgesneden baan wordt gebracht en de voorste rand om deze kern wordt geslagen en de baan vervolgens om de kern wordt gewikkeld.

19. Werkwijze volgens conclusie 18 met het kenmerk dat het opwikkelen van de rol geschiedt onder gecontroleerde omstandigheden ten-10 einde nauwkeurig de buitendiameter van de te wikkelen rol te regelen. 20» Inrichting. volgens conclusie 1 gekenmerkt door een secun-daire opwikkelrol die nabij de eerste opwikkelrol is geplaatst teneinde een keel tussen de eerste en de secundaire opwikkelrol te vormen, midde-len om een kern naar deze keel te voeren, kerntransportmiddelen die zoda-15 nig zijn uitgevoerd dat de kern in de keel wordt gevoerd, welke keel een breedte heeft die weinig kleiner is dan de diameter van de kern, diameter-controlemiddelen die nabij de secundaire opwikkelrol zijn aangebracht en zodanig zijn uitgevoerd dat zij boven de kern liggen nadat deze de keel is gepasseerd, snelheidsbesturingsmiddelen voor de eerste opwikkelrol, de 20 secundaire opwikkelrol en de diameter-controle-rol, die werkzaam met el-kaar zijn verbonden en zodanig zijn uitgevoerd dat de eerste opwikkelrol, de secundaire opwikkelrol en de diameter-controle-rol indien gewenst met dezelfde omtrekssnelheden kunnen roteren en tevehs zodanig met elkaar zijn verbonden dat de relatieve snelheden van de eerste opwikkelrol en de se-25 cundaire opwikkelrol kunnen worden gevarieerd teneinde de in de keel aan-gebrachte kern tussen deze twee rollen te laten doorlopen naar een stand tussen de secundaire opwikkelrol en de diameter-controle-rol, waarbij de eerste opwikkelrol, de secundaire opwikkelrol en de diameter-controle-rol zodanig zijn uitgevoerd dat ze indien gewenst met dezelfde omtrekssnel-30 heden draaien waarbij de kern met een baan papier hiertussen roteert en zodoende een baan papier op de kern wordt gewikkeld, welke diameter-controle-rol onder bepaalde omstandigheden van de secundaire opwikkelrol af kan bewegen waarbij de baan papier en de kern tussen deze rol en de secundaire opwikkelrol wordt geklemd en zodoende de diameter van de kern met 35 baan controleert als deze wordt opgewikkeld tot een kleine rol, waarbij de relatieve snelheid van de secundaire opwikkelrol en de diameter-controle-rol ten opzichte van elkaar variabel zijn teneinde de gewikkelde rol tussen 8202066 -19- de twee rollen uit te bevegen op het moment dat bet door bet afsnij-orgaan afgescbeiden gedeelte van de baan in de keel verschijnt, en zodoende de opgewikkelde rol vervijderen tussen de secundaire opwikkelrol en de diame-ter-controle-rol, welke voortbewegingsmiddelen van de kern zodanig zijn 5 uitgevoerd dat een tweede' kern in de keel beweegt op het moment dat de opgewikkelde rol wordt afgevoerd en de voorste rand van de afgescheiden baan wordt opgepakt en om de tweede kern wordt geslagen en door de keel wordt gevoerd.

21. Inrichting volgens cone lus ie 20 met het kenmerk dat 10 deze is voorzien van lijmopbrengmiddelen voor de kern die bestaan uit een paar rollen waarvan een rol roteert in een lijmbad en is voorzien van een aantal verhoogde delen teneinde de lijm op te nemen en de andere rol een steunrol is, waarbij de ruimte tussen de verhoogde delen van de lijmopbreng-rol en het oppervlak van de steunrol een weinig kleiner is dan de diameter 15 van een kern, welke rollen met verschillende snelheden draaien teneinde de betreffende kern te draaien en over te brengen als deze tussen de genoemde rollen komt en zodoende stroken lijm langs de gehele omtrek van de kern aan te brengen.

22. Inrichting volgens conclusie 20 met het kenmerk dat 20 deze is voorzien van een trechter voor het opnemen van de kernen welke trechter een kern onder de keel kan vasthouden totdat het afgescheiden deel van de baan bij de keel verschijnt, van kerntransportmiddelen om de genoemde kern van deze trechter in de keel in het verlengde van de voorste rand van de afgescheiden baan te brengen wanneer de eerste opwikkelrol 25 deze voorste rand in de keel brengt waarna de lijm op de genoemde kern de voorste rand van de baan oppakt als deze kern door de keel loopt, zodat de baan om de kern kan worden gewikkeld.

23. Inrichting volgens conclusie 22 met het kenmerk dat deze is voorzien van een snelheidsregelmechanisme teneinde de draaiing 30 van de secundaire opwikkelrol te vertragen ten opzichte van de rotatie van de eerste opwikkelrol op het moment dat een kern naar voren in de keel wordt gebracht door de kerntransportmiddelen waarbij de eerste opwikkelrol er voor zorgt dat de kern de voorste rand van de baan oppakt, door de genoemde keel draait en de baan op de kern wikkelt; waarna de rotatiesnel-35 heid van de secundaire opwikkelrol wordt verhoogd om deze gelijk te maken met de omtrekssnelheid van de eerste opwikkelrol waardoor de kern met de snelheid van de baan gaat draaien en de baan op de kern wordt gewikkeld. 8202066 -20- 2k. Inrichting volgens conclusie 20 met het kenmerk dat deze is voorzien van een snelheidsregelmechanisme voor de diameter-controle-rol en de secundaire opwikkelrol die er voor zorgt dat deze rollen roteren met dezelfde omtrekssnelheid en tussen zich in een papierrol opwikkelen 5 en tevens zijn voorzien van snelheidsregelmiddelen om de tweede opwikkelrol te vertragen ten opzichte van snelheid van de diameter-controle-rol waardoor de opgevikkelde papierrol wordt verwijderd tussen de twee rollen nadat het achterste uiteinSe van de afgescheiden baan de keel heeft gepas-seerd.

25. Inrichting volgens conclusie 2k met het kenmerk dat deze aandrijfmiddelen hevat voor de diameter-controle-rol die de diameter-controle-rol nauwkeurig positioneren ten opzichte van de secundaire opwikkelrol waarbij de diameter van de papierrol die hiertussen wordt opgewonden wordt geregeld, welke diameter-controle-rol van de secundaire opwikkelrol 15 af beweegt als de diameter van de papierrol toeneemt, waarbij de rotatie-snelheid van de diameter-controle-rol en de secundaire opwikkelrol gelijk zijn totdat de papierrol hiertussen eompleet is opgewonden, vaarna de secundaire opwikkelrol wordt vertraagd en de rotatie van de diameter-controle-rol wordt verhoogd teneinde de papierrol tussen deze rollen te verwijderen. 20 26. Inrichting volgens conclusie 20 met het kenmerk dat het mechanisme voor het regelen van de stand van de diameter-controle-rol is voorzien van een variabele instelling teneinde de afstand tussen de secundaire opwikkelrol en de diameter-controle-rol te regelen terwijl de papierrol wordt opgewonden.

27. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat deze is voorzien van een tweezijdig vertande riem en tenminste een sehuine geleidingsrol voor deze riem, welke riem om een vertand deel van de rote-rende rol in de perforatiemiddelen loopt waarbij deze rotatierol van de per-foratiemiddelen is geplaatst met een van 90° afwijkende hoek ten opzichte 30 van de lijn waarlangs de baan door deze perforatiemiddelen loopt.

28. Inrichting volgens conclusie 20 met het kenmerk dat de secundaire opwikkelrol is voorzien van onderdrukpoorten en onderdrukmidde- len teneinde de voorste rand van de baan naar de kern te helpen overbren- gen indien de kern zich in de keel bevindt. 35

29. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat in de groef middelen zijn aangebracht die weerstand bieden bij het naar binnen ' komen van de baan en de plaat. 8202066 -21-

30. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het afsnij-orgaan is voorzien van afdichtmiddelen aan veerszijden van de groef teneinde de baan op zijn plaats te houden, en van middelen om de baan in de groef te bevegen.

31. Inrichting volgens conclusie 30 met het kenmerk dat de bevegingsmiddelen bestaan uit een onderdruk.

32. Inrichting volgens conclusie 30 met het kenmerk dat de bevegingsmiddelen bestaan uit een druk. 8202066