NL8105649A - Tekstverwerkende inrichting. - Google Patents

Description

$* * ƒ D HO/Se/Sonyl354 Tekstverwerkende inrichting.

De uitvinding betreft een tekstverwerkende inrichting waa:rin tekstinforxnatie samengesteld en opgeslagen kan worden en later aan kan worden onttrokken voor revisie en redaktie. De uitvinding heeft meer in het bijzonder be-5 trekking op een tekstverwerkende inrichting, waarin infor-matieblokken korresponderend met pagina’s tekst seguen - tieel opgeslagen kunnen worden op een magnetische band in 0 een bandkassette en waarin dergelijke informatieblokken daaruit onttrokken kunnen worden voor redaktie of het af-10 drukken.

Het is gewenst een tekstverwerkende inrichting te verschaffen, welke draagbaar en goedkoop is en toch velerlei toepassing kan vinden. Een dergelijke tekstverwerkende inrichting kan toepassing vinden buiten het 15 kantoor, b.v. bij vergaderingen en congressen en tijdens het reizen. Een dergelijke tekstverwerkende inrichting echter moet kompakt zijn en toch robuust, zodat het past in bijvoorbeeld een handkoffer. De tekstverwerkende inrichting moet eveneens door batterijen kunnen worden gevoed 20 zodat hij gebruikt kan worden waar geen netspanning aanwezig is, b.v. onderweg.

Batterij voeding moet natuurlijk het eveneens mogelijk maken de inrichting buitenslands te gebruiken , waar de net-voeding een andere spanning of frequentie heeft dan thuis.

25 Tekstverwerkende inrichtingen, die nu bekend zijn, maken gebruik van een zogenaamde flexibele schijf ("floppy disk") voor de opslag van tekstinformatie die via een toetsenbord ingebracht wordt. Het is nodig een aandrijving voor een schijf te verschaffen, die opgenomen 30 moet zijn in de inrichting om tekstinformatie op de schijf te schrijven en informatie daaraan te onttrekken. Deze aandrijving van de schijf is tamelijk volumineus en zwaar waardoor ze ook duur wordt. Bovendien zijn dergelijke schijven en de aandrijvingen ervoor gevoelig voor stof, tril-35 ' - ling en fluctuaties in de netspanning. Het is tot nog toe 8 1 0 5 6 4 9 __ V ï -2- niet raogelijk goedkope tekstverwerkende apparatuur op ba-% sis van schijven te verschaffen, welke draagbaar zijn en die buiten het kantoor gebruikt kunnen worden.

Volgens de uitvinding wordt een tekstverwer-5 kende inrichting verschaft waarop een dokument tekst samengesteld en geredigeerd kan worden en waarin tekstinformatie representatief voor een pagina tijdelijk kan worden opgeslagen, waarbij de opslagen informatie overgedragen wordt per bladzijde naar en van een magnetische band bijvoorbeeld 10 in een microkassette. Een dergelijke microkassette -tekst— verwerkingsinrichting omvat een toetsenbord waarop tekst-ihformatie en funktiekommando' s met de hand kunnen worden ingébracht; een tekstbuffergehéügen waarin één bladzijde tekstinformatie tijdelijk kan worden opgeslagen, een sym-15 boolweergave voor het visueel weergeven van een déél van de bladzijde tekst in de buffer, b.v. een halve regel, een kassetterecorder voor de overdracht van de tekstinformatie tussen het buffergeheugen en de magnetische band van de kassette en een signaalverwerkingsschakeling bij voor-20 keur onder toepassing van een microprocessor, voor het besturen van de werking van het tekstbuffergeheugen en de kassetterecorder voor de overdracht van· de bladzijde tekstinformatie op de magnetische band als reaktie op een tekstverwerken gskommando, dat vanaf het toetsenbord wordt inge— 25 bracht en eveneens voor de overdracht van een opgeslagen bladzijde tekst vanaf de band naar het geheugen in reaktie op een ander kommando vanaf het toetsenbord.

De tekstverwerkende inrichting kan evdneens audio-omzetters bevatten, zoals een ingebouwde microfoon en 30 luidspreker. De signaal verwerkende schakeling bevat bij voorkeur een door een microprocessor gestuurde aanpassings-eenheid voor* het selektief koppelen van de audio-omzetters en het tekstgeheugen met de kassetterecorder. Hierdoor is het mogelijk te dicteren en bladzijde-blokken tekstin-35 formatie op te slaan op in elkaar geschoven wijze op de band. Een verstommingsschakeling kan worden gebruikt voor het automatisch verstommen van de luidspreker wanneer een opgenomen blok tekstinformatie van de band wordt opgenomen.

8105649 _ « * -3-

Blokken van êên bladzijde tekst kunnen op- % genomoi worden 'op de band in de vorm van een kopkodeserie, welke het begin van een informatieblok representeert hetwelk korrespondeert met één bladzijde tekst, een stille 5 tussenregistratiezone, een tekstinformatiegedeelte waarvan de informatie de bladzijde tekst representeert en een af-sluitkodeserie welke het einde van het informatieblok representeert. Teneinde het redigeren te vergemakkelijken kunnen alle blokken dezelfde lengte verkrijgen ongeacht 10 het feit of de bladzijde maximaal gevuld is. De tussenregistratiezone moet een lengte hebben, die ten minste even groot is als de afstand welke de registratie (weergave) en wiskoppen op de kassetterecorder scheidt.

De uitvinding wordt aan de hand vande teke-15 ningen verduidelijkt.

In de tekeningen toontt

Fig.1 een bovenaanzicht van een microkassette-draagbare tekstverwerkingsinrichting volgens de uitvinding,

Fig.2 een schema van de tekstverwerkende in-20 richting volgens fig.1,

Fig.3-5 het formaat van de tekstinformatie dat vastgelegd is op band door middel van de inrichting uit fig.1, en

Fig.6 en 7 stroomdiagrammen die worden ge-25 bruikt voor het verduidelijken van het terugwinnen van een bladzijde tekst van de band en het terugbrengen naar de band van een bladzijde tekst.

* Fig.1 toont een bedieningspaneel van een tekstverwerkende inrichting volgens de uitvinding met een 30 toetsenbord 10 dat ingericht is volgens een standaard configuratie of zogennoemde '’QWERTY” configuratie omvattende een stelsel 11 symbool toet sen voor letters , cijfers en leestekens en eveneens de normale wagenretour, tabulator en spatietoetsen. Een spatiebalk 12 is opgesteld onderaan 35 het toetsenbord 10 met stenospatietoetsen 13,14 ter linker en rechter zijde. Een kodetoets 15 is opgenomen in de linker van de steno—spatietoets 13 en een herzettoets 16 is opgenomen ter rechter zijde van de toets 14. Een voedings- 8105649 * - /· -4“ schakelaar 17 is geplaatst boven de toetsen 11.

De toetsen 13 en 14 worden gebruikt om een stenofunktie uit te voeren en zijn bedoeld om zowel het aantal toetsenaanslagen als de daarvoor door de'gebruiker * 5 benodigde tijd te reduceren waardoor de nauwkeurigheid en efficiency wordt verbeterd. De stenofunktie genereert een vooraf vastgestelde groep symbolen wanneer de toetsen 13 of 14 en een andere toets 11 ingedrukt worden. Indien bijvoorbeeld de "A"toets en de stenotoets 14 ingedrukt 10 worden, zal het woord "AND" gevormd worden.

Zoals fig.1 toont zijn verschillende van de toetsen 11 gemarkeerd met een kodefunktiewoord alsmede een bepaald symbool. De kodetoets 15 wordt gebruikt tezamen met de'-.gekozene van deze gemarkeerde toetsen om een bijbehoren-15 de funktiekommandokode te vormen. Een bladzijde-einde komman-dokode wordt bijvoorbeeld gevormd door het indrukken van de kodetoets 15 en het vervolgens indrukken van de B toets. Eveneens wordt een dokument en kommandokode gevormd door het indrukken van de kodetoets 15 en de D toets.

20 De herzettoets 16 dient voor het buiten werking stellen.

van een gekodeerde funktie en om het toetsenbord 10 terug te brengen naar de typefunktie.

Een toetsenbordweergave 20 is gelegen boven het toetsenbord 10 en bezit een halve regel vloeistofkris-25 talweergave (LCD) module 21 gevormd uit veertig symbolen, elk bestaande uit een 5 x 10 stippenmatrix. In deze uitvoering heeft elke regel een lengte van 80 symbolen, waarbij elke bladzijde 66 regels omvat. De weergavemodule 21 is ingericht om het momentane bladzijdenummer en regelnum-30 mer van een bepaald.deel van getypte tekst, die weergegeven wordt aan te geven, alsmede een indikatie van het feit of de weergegeven tekst ter linker of ter rechter zijde van de betreffende regel ligt.

Een ingebouwde microkassetterecorder 30 35 is opgenomen in het bovenste rechter deel van het paneel van fig.1. De recorder 30 bezit een microkassette 31 in een microkassettehouder 32. Een uitwerpdrukknop 33 l' 8 1 0 5 6 4 9 * t -5- wordt gebruikt om de microkassette 31 uit de houder 32 te werpen teneinde de microkassette 31 daaruit te verwijderen voor'opslag of transport of voor het inbrengen van een nieuwe microkassette of een microkassette, die infor-5 matie bevat ibetreffende een te redigeren dokument. De uit-werptoets 33 is voorzien van een beveiligingsmechanisme (niet getekend) om te voorkomen, dat de microkassette 31 uitgeworpen wordt tijdens opname of weergave.

Een ingebouwde condens atormicrofoon 34 en 10 een ingebouwde luidspreker 35 zijn eveneens opgenomen in het bedieningspaneel voor toepassing bij het opnemen van dictaat of andere audio-informatie of voor het afluisteren ervan.

Een microkassetterecorder besturingspaneel 15 40 omvattende de besturingstoetsen EEW, STOP,PLAY, FF, EEC en PAUSE voor het starten van terugspoelen, stoppen, snel voorwaarts, opname en pauze. Deze toetsen worden gebruikt tijdens het audio-opnemen en weergeven en de funkties zijn bekend. Geen van deze toetsen met uitzondering van 20 de STOP toets zijn bedienbaar wanneer een bladzijde tekst overgedragen wordt naar of van de band in de microkassette 31. De afspeeltoets wordt gebruikt om geluid af te spelen en om de overdracht van tekst informatie van de band van de microkassette 31 te starten.

25 Een besturingstoetspaneel 50 is gelegen links van het microkassettebsturingspaneel 40 en bevat een loper—linkstoets 51, een loper-rechtstoets 52, een symbool-wistoets 53, een symbool—inbrengtoets 54 en een regel naar boven ver schuif toets 55 en een regel omlaag verschuif toets 30 56. Deze toetsen 51 t/m 56 worden gebruikt om de weergave op de weergaveinrichting 20 te regelen en worden gebruikt bij de redaktieverrichting.

Tijdens een typverrichting en tijdens de re-daktie is de loper weergegeven op de module 21 op de plaats 35 waar het volgende te typen symbool op het toetsenbord 10 zal verschijnen. De loper heeft de vorm van een staaf, die gelegen is beneden de symboolplaats.

8105649 -6- , '» ...

/ . Tijdens een redaktieverrichting worden de loper-links toets 51 en de loper-rechts toets 52 gebruikt om de loper naar links of naar rechts naar een gewenste redaktiepositie te brengen, b.v. voor het inbrengen of 5 uitwissen van een symbool.

De symbool-wistoets 53 wordt ingedrukt .om een symbool te wissen ter plaatse van de loper en om de resulterende ruimte op te vullen. De symbool—inbrengtoets 54 wordtingedrukt om een symbool of een spatie op de loper-10 positie in te brengen of om de spatie tussen woorden te bepalen.

De boven-regelverschuiftoets 55 wordt ingedrukt om de eerste veertig symbolen van een bepaalde regel weer te geven of om de laatste 40 symbolen van de voorgaan-15 de regel weer te geven. De benedenregelschuiftoets 56 wordt ingedrukt om de laatste veertig symbolen van een bepaalde regel weer te geven of de eerste veertig symbolen van de eerstvolgende regel weer te geven.

Aan de hand van fig.2 zullen de schakelver-20 bindingen voor de onderhavige inrichting verduidelijkt worden. In fig.2 zijn delen die gelijk zijn aan fig.2 aangegeven met de’-.zelfde verwijzingscijfers .

Fig.2 toont een toetsenbordpaneel voorzien van een toetsenbordkodeerschakeling met ingangen die zijn 25 gekoppeld met de toetsen 11-26 en met de toetsen 51-56 van het paneel 50. De symboolweergeefinrichting 20 omvat een symboolweergeefbuffer—stuurschakeling 22 gekoppeld met de LCD module 21.

Een microkassettebesturingsbord 60 aangegeven 30 door de onderbroken lijn, wordt gebruikt voor het regelen van de werking van de microkassetterecorder 30. Het micro-kassettebesturingsbord 60 omvat een microkassetterecorder aanpas sings eenheid 61 die gekoppeld is met de recorder 30 teneinde de werking ervan te regelen en om kommando1 s te 35 ontvangen en om tekstinformatie te ontvangen voor overdracht van en naar de magnetische band op de kassette 32. De aan-passingseenheid 61 van de recorder omvat een 4-bits micro- 8 1 0 5 6 4 9 # · -7- processor 62 voor het besturen van de werking van de micro-kassetterecorder 30. De microkassette 62 omvat een geheugen voor de opslag van een redaktie-einde-adreskode in een informatieblok dat tevens de tekstinformatie van één blad-5 zijde omvat &ie overgedaragen wordt naar de band. Het micro— kassettebesturingspaneel 60 omvat voorts een verstommings-schakeling 63 die is gekoppeld met een luidspreker 35 teneinde deze af te schakelen wanneer informatie over gedragen wordt naar en vanaf de microkassette 31. Een frequentie-10 verschuivingsinrichting 64 zet tekstinformatie om in een stroom markeringen en spaties, die b.v. weergegeven wordt door geluidstonen met een frequentie van resp. 600 en 300 Hz. De frequentieverschuivingsinrichting 64 zorgt er eveneens voor, dat deze tonen,die opgenomen worden van de band 15 in de microkassette 31, terug omgezet worden in binaire informatie.

Een microprocessor 70 regelt de werking van het toetsenbord 10, de weergave-inrichting 20 en de micro-kassetterecorder 30. De microprocessor 70 omvat een tekst-20 geheugen 71 dat bijvoorbeeld een willekeurig toegankelijk geheugen RAM kan zijn. Het geheugen 71 heeft bij voorkeur een kapaciteit tot 1800 8-bits bytes voor opslag van tot een maximum van 1800 symbolen of 66 regels, die korrespon-deren met ëën pagina tekst op standaard papier . De tekst-25 buffer 71 dient dus om informatie korresponderend met een bepaalde bladzijde tekst tijdelijk op te slaan tot de informatie naar de microkassette 31 overgedragen kan worden.

De centrale verwerkingseenheid 72 dient als meesterbesturingseenheid om de werking van de microproces-30 sor te regelen terwijl een dood geheugen of ROM 73 alle noodzakelijke programmastappen voor de werking van de tekst-verwerkende inrichting kan bevatten. Een aanpassingseenheid 74 fungeert als buffer voor het koppelen van de toetskodeer-schakeling 18 van het toetsenbord 10 en de weer geef buff er 35 22 van de toetsenbordweergeefinrichting 20 met de micropro cessor 70. Een informatie-aansluiting 75 verschaft een interne communicatiekoppeling welke de tekstbuffer 71, de V - - 8105649 -8- ƒ . - h / centrale verwerkingseenheid 72, de ROM 73 en de aanpas-singseenheid 74 en de microkassetterecorderaanpassingseen-heid 61 koppelt.

De tekstbuffer 71 bevat een maximum kapaci-5 teit van 180,0 symbolen of een maximum van 66 regels. Wanneer eenmaal de buffer 71 vol is of de bladzijde is geëindigd kan de gebruiker een tekstregistratiekommando op het toetsenbord 10 inbrengen door bijvoorbeeld de kodetoets 15 en de P toets in te drukken. Vervolgens zal de inhoud 10 van de buffer 71 overgedragen worden via de microkassette recorderaanpassingseenheid 61 en de microkassette 31.

Tijdens een dergelijke informatie-overdracht, neemt de 4-bits microprocessor 62 , die de redaktie-eindekode ontvangt en opslaat de besturing van de verwerkingseenheid 15 72 over. Wanneer vastgesteld is, dat het aangegeven redak- tie-einde adres korresponderend met de einde—adreskode is bereikt, wordt de besturingseenheid 72 van de microprocessor 70 vrijgegeven van de besturing van de microprocessor 62, zodat de gebruiker tekstinformatie in kan 20 brengen in het buffergeheugen, welke informatie op een nieuwe bladzijde betrekking heeft. Indien het echter gewenst is om een voordien getypte bladzijde die opgeslagen is in de microkassette 31 weer te geven, kan de gebruiker de afspeeltoets indrukken waardoor een betreffend kommando-25 signaal opgewekt wordt. De centrale verwerkingseenheid 72 instrueert dientengevolge de aanpassingseenheid 61 van de microkassetterecorder teneinde debladzijde tekst in de microkassette 31 weer teggeven. De microkassetterecorderaanpas-singseenheid 61 en de bijbehorende recorder 30 spelen de 30 bladzijde tekstinformatie af, welke daardoor ingebracht wordt in het buff ergeheugen 71, zodat de informatie door de gebruiker geredigeerd of herzien kan worden.

Aangezien de microkassetterecorder 30 gebruikt kan worden voor hetzij het opslaan van informatie of audio-35 informatie is het mogelijk om zowel spraakdxctaat en blad-zijdetekst op dezelfde kassette 31 op te slaan. Dit maakt het vanzelfsprekend mogelijk om een dokument te dicteren 8105649 —9— φ of bepaalde delen ervan, welke vastgelegd worden in de kassette* 31.

Het formaat dat wordt gebruikt bij het vastleggen van spraak en informatie d.m.v. de bovenbeschreven 5 tekstverwerkende inrichting is aangegeven in de figuren 3,4 en 5. - :

Fig.3 toont een basisbandopname-apparaat waarin de yerschillende segmenten 80 en 90 van spraak en tekst vastgelegd zijn in de microkassetteband T. Een opname en 10 weergave kop 77 en een wiskop 78, die binnen de recorder 30 zijn opgenomen, zijn aangegeven naast de band T.

Het audio spraakdiktaatsegment 80 bevat een segment van een vastgelegde stem 81 omringd door een blanko-veiligheidsgedeelte 8 2.

15 De informatiesignaalsegmenten 90 elk korrespon- derend met één enkele bladzijde tekst zijn opgebouwd uit een hoofdkodetrein 91 van 28 bytes kopinformatie, een tussen-registratiezone 92 of een stille zone, waarin geen informatie vastgelegd wordt, een tekstkodeserie 93 omvattende de 20 1800 bytes tekst en een einde-of afsluit-kode serie omvatten de een eind-bericht-informatie. Opeenvolgende informatiesignaalsegmenten 90 zijn gescheiden door een korte blanko be-veiligingszone 82.

De tussenregistratiezone 92 en de blankobevei-25 ligingszone 82 zijn langer dan de scheidingsafstand tussen de registratie en/of weergeef kop 77 en de wiskop 78. De tussenregistratiezone 92 heeft een tijdsduur van ongeveer 2 sekonden.

Tijdens de volgende beschrijving representeren 30 getallen hexadecimale getallen d.w.z. dat"0"tot "F" korres-ponderen met de decimale getallen 0 tot 15.

Zoals fig.4 toont omvat de kopkodeserie 91 drie opeenvolgende identieke kopkodeblokken 191,191* en 191" Elk van de kopkodeblokken 191,191' en 191" bevat twee Q-bytes 35 elk representerend een hexadecimale "00", gevolgd door drie synchronisatiebytes, die elk een hexadecimale waarde "16" hebben. Dan volgt , een kopmarkeringskode welke in dit geval ^ een hexadecimale waarde "11" is en een blokadreskode B1,B2, ; 8105649 f -10- van 2 bytes. Zoals fig.5 toont wordt de blokadreskode gevormd door het splitsen van een. 8-bytes blok adresbytes "XY" in een bovenste vier-bits deel "X" en een benedenste vier-bits deel "Y". Dan wordt een dummy deel van"3"toege-5 voegd zodat het blokadreskode een opeenvolgende 8-bits bytes kode "3X" en "3Y" omvat. Elk blok 191,191' en 191" eindigt in een blokcontrolekode , welke verkregen kan worden door een'modulo-twee optelling als pariteitskode. Een kopeinde-markeringskode 291 wordt ingébracht na het laatste kopkode-10 blok 191".

Zoals in het voorgaande is ’vermeld, is de tussenregistratiezone 92 ten minste even lang als de scheiding tussen de weergeef en/of opneemkop 77 en de wiskop 78. Dit maakt het mogelijk een bepaalde bladzijde tekst ‘van de 15 band te lezen en in te brengen in het buffergeheugen 71 en vervolgens te redigeren en te vervangen in geredigeerde vorm op de band T, zonder enige van de resterende delen van de band te beschadigen en zonder de kopkodeserie 91 te moeten veranderen.

20 In deze uitvoering wordt de tekstkodeserie 93 gevormd uit twee nulbytes, 3 synchronisatiebytes, en een informatiemarkeringskode DM, in dit geval een hexadecimale "IA". Dan volgen 32 bytes die informatie besturingskodes vormen. De informatiebesturingskodaaomvatten een bladzijde-25 adreskode PI, P2 gevormd volgens fig.5 uit twee vier-bits stukken elk gekombineerd met een hexadecimale "3" . Tabula-toradreskodes TAB-1 - TAB-16 identificeren de opstelling van tabulatoren en marges op de bladzijde. Einde-adreskodes EEA1 tot EEA4 identificeren de bladzijdelengte van de tekst-30 informatie opgenomen in de tekstkodeserie 93 en worden gebruikt om de werking van de vierbits microprocessor 62 te sturen. Tien bytes XXI tot XXI0 zijn gereserveerd voor toekomstige systeemuitbreiding. Dan volgen de 1800 bytes tekst-informatie, een bladzijde-einde of dokument-einde kode PE/DE, 35 en. een pariteitscheckkode BCC, welke gebruikt kan worden voor foutdetectie en/of korrektie. Acht dummykodes YY1 tot YY8 worden eveneens gereserveerd voor toekomstige uitbreiding. · ·· - .....

8 1 0 5 5 4 9 m -11-

De einde of afsluitkodeserie 94 omvat twee nul bytes, drie synchronisatiebytes, een afsluitmarkering TM, welke "13" is, en een blokkontrolekode of pariteits-kode. Hier'is de pariteitskode eveneens ”13".

5 . In het bandformaat volgens fig.3 is de lengte van het informatiesignaalsegment 90 konstant voor elke bladzijde tekst.

De bovenbeschreven omzetting volgens fig.3 wordt uitgevoerd voor elke byte van de bladzijde-adreskode 10 P1,P2 en de blokadreskode BI, B2 alsmede voor de tabula- torkodes TAB-1 tot TAB-16. Dit voorkomt dat de korresponde-rende bladzijde en blok identifikaties en tabulatorinstel-lingen foutief verkeerd geïnterpreteerd worden indien een fout optreedt bijvoorbeeld tengevolge van het wegvallen of 15 verkeerd lezen van de weergegeven informatie.

Omdat de lengte van elk informatiesignaalsegment 90 konstant is, ongeacht de hoeveelheid tekst op een bladzijde, is het mogelijk om elke van verschillende opeenvolgende informatiesignaalsegmenten 90 te redigeren of 20 te herschrijven, welke sequentieel vastgelegd is op de band T zonder enige van de voorgaande of volgende informatiesignaalsegmenten 90 te beïnvloeden.

De blanko beveiligingsdelen 82 dienen voor het vermijden van registratie tijdens tijdstippen, dat 25 de band T wordt gestart of gestopt.

De centrale verwerkingseenheid 72 funktio-neert bij optreden van de bandkopkodeserie 91 om een ver-stommingssignaal te verschaffen voor de verstommingsschakeling 63. Daarna wordt tijdens de overdracht van de tekst-30 kodeserie 93 tussen de tekstbuffer 71 en de microkassette-recorder 30 voorkomen, dat de luidspreker 35 ongewenste informatietonen uitzendt. Bij het optreden van de afsluitkodeserie 94 echter maakt de eenheid 72 de verstommingsscha-keling 63 vrij. De recorder 30 wordt in een stoptoestand 35 gebracht door de eenheid 72 wanneer de afsluitkodeserie 94 waargenomen wordt.

De werking gedurende welke een getypte blad-zijde tekst uitgelezen wordt van de band T in de buffer 71 8105649 -12- kan verduidelijktworden aan de hand van het stroomdiagram uit fig.6 en het herschrijven van een geredigeerde bladzijde tekst uit de buffer 71 terug op de band T kan worden verduidelijkt aan de hand van het stroomdiagram uit fig.7.

5 Door het indrukken van de afspeeltoets op het paneel 40 begint de gebruiker de werking van het lezen van een bepaald informatiesignaalsegment 90 korresponderend met een gewenste bladzijde tekst in de buffer 71. Gedurende stap (1) wordt een foutteller ERCNT in de microprocessor 10 70 op nul gesteld.

Tijdens stap. (2) wordt de microkassetterecor-der 30 ingesteld op de weergeefmode en wordt de microkas-setteband T opgevoerd langs de registratie en/of weergeef-kop 77.

15 Op dit tijdstip wordt de kopkodetrein 91 gelezen en geïnterpreteerd (stap (3)). Indien twee uit drie van de redundante kopkodeblokken 191,191',191” hetzelfde zijn, gaat de routine verder naar stap (4); anders wordt de band teruggespoeld naar een punt voor de kopkode 91 en wordt de 20 band T een tweede keer gelezen.

In stap (4) wordt de bandteller TCNT in de microprocessor 62 op nul ingesteld en op dat tijdstip tijdens stap(5)wordt een geluidsverstommingssignaal verschaft voor de verstommingsschakeling 63. Vervolgens wordt in stap 25 (6) de tussenregistratiezone (92) gekontroleerd. In stap (7) wanneer informatiemarkering DM gedetecteerd wordt, wordt de tekstkodeserie 93 uitgelezen van de band T en ingebracht in de buffer 71 (stap (8)). Dit gaat verder tot een bladzij de-einde of doknmenteindesymbool PE of DE waargenomen 30 wordt (stap (9)).

Tijdens stap (10) wordt het informatieblok-controlekodesymbool BCC vergeleken met de pariteit van de informatie in de tekstkode serie 93 en indien de blokkontro-lekode BCC daarmee overeenstemt, gaat de routine verder 35 naar stap. (11) , anders wordt, indien de blokkontrole- kode BCC niet daarmee overeenstemt, waarmee wordt aangegeven, dat er een fout is, de routine voortgezet naar stap (12).

8105649 -13-

In het laatste geval wordt de foutteller ERCNT met 1 opgehoogd. Tijdens stap (13) wordt dan de inhoud van de foutteller ERCNT vergeleken met een vaste waarde b.v.

3 en indien de inhoud kleiner is dan die waarde, wordt de 5 band T teruggespoeld tot de bandteller TCNT -1 is. D.w.z. dat de band ~T teruggespoeld wordt naar een punt voor de kopkodeserie 91. Daarna worden alle voorgaande stappen (2) tot (10) herhaald en wordt een andere poging gedaan om tekst informatie vrij van fouten in de buffer 71 in te 10 lezen.

Wanneer drie pogingen zijn ondernomen om de tekst-informatie in het geheugen 71 in te lezen en de blokkontro-lekode BCC opnieuw waargenomen wordt in stape (10) als fout (ERCNT = 3), wordt een foutindikatie weergegeven 15 (stap (15)) en gaat de routine verder met stap (11).

Tijdens stap (11) houdt de microprocessor 70 op met het schrijven van verdere tekstinformatie in de buffer 71. Dan wordt de band T gekontroleerd op de volgende tussenregistratiezone 92 (of stil segment 82) (stap (16)) 20 en eveneens gekontroleerd op de aanwezigheid van een af-sluitkodeserie 94 (stap (17)). Indien de afsluitkode 94 bereikt wordt voor de volgende zone 82 of 92 optreedt, wordt de microkassetterecorder 30 in de stoptoestand gezet en wordt de verstommingsschakeling 63 vrijgegeven. Indien 25 de- volgende zone 92 optreedt voor de volgende afsluitkode serie 94 wordt gedetecteerd, wordt een "onvolledige” vlag ingesteld op "l” en wordt een "onvolledige" indikatie weergegeven op de toetsenbordweergeefinrichting .'20! (stap(L8)) waarna de routine verder gaat met stap (19) waar-30 in de recorder 30 wordt stilgezet en de schakeling 63 wordt vrijgegeven.

Wanneer eenmaal een bladzijde tekst uit de tekstkodeserie 93 in de buffer 71 is opgeslagen, kan deze informatie opgeroepen worden en worden weergegeven, een 35 halve regel tegelijkertijd , voor redaktie en korrektie werkzaamheden of voor het inbrengen van aanvullende tekst.

Dan kan de bladzijde herschreven, opnieuw geredigeerdeen/of gekorrigeerde tekst teruggebracht worden op de oorspronke - '8 1 0 5 8 4 9 -14- lijke plaats op de band als een nieuwe tekstkodeserie 93 volgend op de oorspronkelijke serie 91 en de tussen regi-stratiezone 92.

De terugkeer van de tekst op de band T van 5 de microkassette 31 kan worden verduidelijkt aan de hand van fig. 7.

Wanneer de gebruiker het redigeren van de bladzijde tekst heeft gekontroleerd en beëindigd, drukt hij de kodetoets 15 en de P(eind)toets in. Hierdoor wordt een 10 bladzijde-einde kommando verschaft aan de centrale verwer- kingseenheid 72. ·

Op dit tijdstip wordt de band T teruggespoeld tot de teller TCNT de inhoud -1 (stap (21)) heeft. Deze bandpositie korrespondeert met het begin van de kopkodese-15 rie 91. Hierop volgend schakelt de microprocessor 70 de kassetterecorder 30 in de weergeeftoestand (stap (22)) en kontroleert de microprocessor 70 of de kopkodeserie 91 (stap (23)) aanwezig is. Wanneer de kopkodeserie 91 optreedt, verschaft de centrale verwerkingseenheid 72 het verstoramings-20 signaal voor de schakeling 63 (stap (24)) en wordt de aanwezigheid van de tussenregistratiezone 92 gekontroleerd (stap (25)). Wanneer de zone 92 waargenomen wordt, wordt de inhoud van de buffer 71 overgedragen via de microkassette aanpassingseenheid 61 naar de'microkassetterecorder 30 25 en wordt de tekst' herschreven door middel van de kop 77 op de band T als de eerstvolgende kodeserie 93. De afsluit-kodeserie 94 wordt vastgelegd volgend op de tekstkodeserie 93 en de kop 77 beëindigt de opname (stap (27)) . Wanneer dan de recorder 30 de eerstvolgende blanko zone 82 bereikt, 30 wordt de recorder 30 ingesteld op de stoptoestand en is de werking kompleet.

* Het zal duidelijk zijn, dat met een tekstver-werkende inrichting zoals in het voorgaande is beschreven, informatie korresponderend met een dokument bestaande uit 35 meerdere bladzijden, gemakkelijk samengesteld en later gere- digeerd kan worden. De tekstverwerkende inrichting volgens de uitvinding funktioneert in een bladzijde per bladzijde formaat, zodat indien het gewenst is, de getypte woorden 8105649 -15- op een bepaalde bladzijde van het dokument te veranderen, deze bladzijde gemakkelijk terugverkregen kan worden van de bandkassette 31 en in het buffergeheugen 71 kan worden geplaatst voor het redigeren. Dan kan de geredigeerde blad-5 zijde tekst gemakkelijk teruggebracht worden op dezelfde plaats op cle band T van de kassettebandrecorder 31.

Omdat het aantal symbolen voor elk segment 90 tekst relatief klein is, d.w.z. een maximum van één bladzijde, kan een vooraf vastgestelde lengte van de band 10 gebruikt worden voor elk deel 90. De band wordt dus steeds opgevoerd over een dergelijke, vooraf vastgestelde, lengte korresponderend met de maximum kapaciteit van het buffergeheugen 71 wanneer een bladzijde tekst vastgelegd wordt op de band. Het is derhalve altijd mogelijk om een bepaal-15 de bladzijde tekst terug te verkrijgen, de tekst te redigeren en dan deze terug te brengen op de band T s.zonder andere vastgelegde delen 80 of 90 te Mnvloeden.

De 4-bits microprocessor 62 van de microkas-setterecorder aanpassingseenheid 61 slaat de redaktie-einde 23 adreskode BEA1 tot EEA4 optredende in de informatiekode- trein 93 op. Tijdens de overdracht van tekstinformatie tussen de microkassetterecorder 30 en de buffer 71, bestuurt de 4-bits microprocessor 61 de centrale verwerkingseenheid 72 van demicroprocessor 70. Wanneer het toegewezen redak-25 tie-einde adres aangegeven door het opgeslagen redaktie- einde-adreskode EEA1 tot EEA4 wordt bereikt bij de registratie, is ae centrale verwerkingseenheid 72 bevrijd van de besturing van de microkassetterecorderaanpassingseenheid 71 en de 4-bits microprocessor 72, zodat tekst betrekking 30 hebbende op een nieuwe bladzijde in het buffergeheugen 71 gebracht kan worden.

De elektronische schakelingen met inbegrip van de toetskodeerschakeling 18, de weergeefsymboolbuffer-besturingseenheid 72, de microprocessor 70 en de microkas-35 setteaanpas sings eenheid 61 hebben alle een zeer lage stroomconsumptie. Voorts heeft de microkassetterecorder 30 eveneens een lage stroomconsumptie en wordt bovendien -v. slechts intermitterend gebruikt. De gehele inrichting vol- 8105649 -16- gens de uitvinding kan dus worden gevoed door batterijen en kan zeer compact en draagbaar worden gemaakt.

Omdat de tekstverwerkende inrichting volgens de uitvinding een microkassètterecorder 30 in plaats van 5 een schijfaaJidrijving gebruikt, en een vloeistofkristal-weergave 21 in plaats van een kathodestraalbuis, kan de inrichting bijzonder robuust zijn en geschikt zijn voor transport.

Randapparaten kunnen gemakkelijk met de tekst-10 verwerkende inrichting worden gekoppeld. Een compacte letterdrukker kan worden gebruikt om de informatie die opgeslagen is in het buffergeheugen 71 af te drukken.

Ook kan een microtelefoon gekoppeld worden met de inrichting om tekstinformatie vanaf afstand te ontvangen of tekst-15 informatie op afstand uit te zenden. Ook kan een video- kodeerschakeling daarmee worden gekoppeld zodat een hele bladzijde-inhoud van het buffergeheugen 71 weergegeven kan worden op een televisie-ontvanger.

Andere uitvoeringsvormen zijn mogelijk. Het 20 is ook mogelijk b.v. om in het buffergeheugen 71 een enigszins groter of kleiner aantal symbolen op te slaan, b.v. 3600 symbolen of minder b.v. 900 symbolen. Het zou ook mogelijk zijn een tekstverwerkende inrichting te construeren, waarin een standaard kassetterecorder is opgeno-25 men of een zogenaamde minikassetterecorder in plaats van de microkassetterecorder 30.

8105649

Claims (5)

1. Tekstverwerkende inrichting waarin een bladzijde tekst samengesteld en geredigeerd kan worden en waarin tekst welke één bladzijde representeert tijdelijk kan worden opgeslagen en kan worden geredigeerd en 5 waarbij de opgeslagen tekst kan worden overgedragen naar en vanaf een magnetisch medium, waarbij de tekstverwerkende inrichting een toetsenbord omvat waarop de tekstinformatie en de kommando * s kunnen worden ingebracht, een informatie-buffergeheugen voor het tijdelijk opslaan van de tekst, 10 een symboolweer geef inrichting voor het zichtbaar weergeven van ten minste een deel van een bladzijde tekst die opgeslagen is in het geheugen en een signaalverwerkingsschakeling voor het besturen van de werking van het buff er geheugen en het eveneens besturen van de overdracht van informatie 15 tussen het buffergeheugen en het magnetisch medium met het kenmerk, dat het magnetisch medium een magnetische band (T)van een magnetische bandkassette (31) is en dat de signaalverwerkingsschakeling (70,61,62) de werking van een kassetterecorder (30) regelt die opgenomen is in de inrich-20 ting voor de overdracht van een bladzijde tekst (90) naar de magnetische band (T) als reaktie op een kommando dat wordt ingebracht op het toetsenbord (11,15) en eveneens voor de overdracht van een opgeslagen bladzijde tekst(T) van de band (T) naar het buffergeheugen (71) als reaktie 25 op een volgend kommando vanaf het toetsenbord (11,15) en dat de opgeslagen bladzijden tekst (90) op de band worden vastgehouden in sequentiele volgorde.

2. Tekstverwerkende inrichting volgens conclu sie l, met het kenmerk, dat de signaalverwerkingsschakeling '30 een kassetterecorderaanpassingseenheid (61) bevat, die gekoppeld is met de kassetterecorder (30) om de werking ervan te regelen en welke verbonden is door middel van een infor-matie-aansluiting (75) met het buffergeheugen (71) .

3. Tekstverwerkende inrichting volgens conclu-35 sie 2 met het kenmerk, dat de aanpassingseenheid (61) een aanpassingsmicroprocessor (62) bevat voor het regelen van '•N. 8 1 0 5 3 4 9 -18- * de werking van de kassetterecorder (30) en van een besturingseenheid (72) van de signaalverwerkingsschakeling(70) tijdens de overdracht van de tekst naar de band (T) voor de opslag in het geheugen van een redaktie-eiiide-5 adreskode (EEA1 tot EEA4) opgenomen in een informatieblok (90), dat eveneens de tekst (93) bevat dat één bladzijde tekst representeert, welke vastgelegd moet worden op de band (T). , zodanig dat de besturingseenheid (72) vrijgegeven wordt van de besturing van de recorderaanpassingsmicro- 10 processor (62), zodat het toetsenbord (11) gebruikt kan worden om tekstinformatie betrekking hebbende op een nieuwe bladzijde in te brengen in het buffergeheugen (70)*

4. Tekstverwerkende inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, ‘dat 15 elke bladzijde tekst over gedragen wordt naar de band (T) als een blok (90) gevormd door een kopkodeserie (91) welke het begin van een informatieblok korresponderend met een bladzijde representeert, een tussenregistratiezone (92) , een informatiebesturingsserie (93'r NULL tot EEA4) , 20 tekstinformatie welke die bladzijde representeert (93:DATA) en een afsluitkodeserie (94), welke het einde van het in-fomatieblok representeert.

5. Tekstverwerkende inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de tussenregistratiezone (92) 25 een grotere lengte bezit dan de scheidingsafstand tussen een opneém/weergeef omzetter (77) en een wiskop (78) , die opgenomen zijn in de kassetterecorder (30) . • 8 1 0 5 6 4 9