NL8105629A

NL8105629A - Voertuig voor vrachtvervoer.

Info

Publication number: NL8105629A
Application number: NL8105629A
Authority: NL
Original assignee: J B Van Manen Fa
Priority date: 1981-12-14
Filing date: 1981-12-14
Publication date: 1983-07-01
Also published as: ATE40537T1; EP0081695B1; EP0081695A1; DE3279415D1

Description

' * ^ * VO 256k

Voertuig voor vrachtvervoer.

+0+0+0+0+0+0+O+O+O+O+0+0+0+0+0+

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig voor vrachtvervoer, in het bijzonder een trekker-oplegger combinatie, voorzien van een los- en laadinrichting die een door aandrijfmiddelen heen- en weer beweegbare laadvloer omvat.

5 Bekend zijn motorvoertuigen voor vrachtvervoer waarvan de tot de los- en laadinrichting behorende laadvloer met kabels of met een kettingsysteem via keerrollen rond wordt geleid en sfehts geschikt is voor paüetvervoer.

Doel van de uitvinding is een voertuig, in het bijzonder 10 motorvoertuig, voor vrachtvervoer waarvan de los- en laadinrichting niet alleen voor een type belading geschikt is, maar meer universeel toepasbaar is voor vervoer van zowel stortgoederen als stukgoederen.

Volgens de uitvinding wordt een voertuig, in het bijzonder motorvoertuig,voor vrachtvervoer van de bovengenoemde soort verschaft, 15 die daardoor is gekenmerkt, dat het ladingdragende deel van de laadvloer een doek is.

De uitvinding berust op het inzicht, dat door toepassing van een doek voor het -ladingdragende deel van de laadvloer de mogelijkheid is geboden de afmetingen daarvan zodanig te kiezen dat praktisch de 20 gehele bodem van het voertuig wordt afgedekt zodat ook bij vervoer van stortgoederen deze zonder achterblijvende resten in de laadruimte van het voertuig kunnen worden gelost terwijl deze ruimst gekozen afmetingen van het ladingdragende deel van de laadvloer tegelijkertijd een maximalisering van het beladingsoppervlak tengevolge heeft.

25 In het bijzonder is de los- en laadinrichting van het voer tuig volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat het· het ladingdragende deel van de laadvloer vormende doek een in hoofdzaak door de voertuig-bodem ondersteunde doek is terwijl de laadvloer met één van de einddelen daarvan op- en afwikkelbaar verbonden is met een tot de aandrij fmiddelen 30 behorende, kicks- en antikloksgewijze rot eerbare, naar de bestuurder s-cabine gekeerde laadrol en met; het andere einddeel op— en afwikkelbaar verbonden is met een tot de aandrijfmiddelen behorende, kloks- en antn-kloksgewijze roteerbare, van de bestuurderscabine afgekeerde losrol.

8105629 --2-

De van de los- eh laadinrichting van .het voertuig volgens de uitvinding deel uitmakende laadvloer kan doelmatig op tvee vijzen zijn uitgevoerd. Zo kan. volgens een uitvoeringsvorm niet slechts het ladingdragende deel van de laadvloer uit doek vervaardigd zijn, maar is 5 de laadvloer nagenoeg geheel uit doek gevormd. '

Volgens de andere uitvoeringsvorm is de laadvloer een samenstel van het uit doek gevormde ladingdragende deel daarvan en een met één van de einddelen van het doek verbonden kabel, die met de laad-rol verbonden is, en vaarbij het andere einddeel van het doek verbonden 10 is met de losrol.

De uitvoeringsvorm vaarbij nagenoeg de gehele laadvloer van de los- en laadinrichting uit doek gevormd is, is geschikt voor zovel stortgoederen-'als stukgoederenvervoer, terwijl de uitvoeringsvorm van de los- en laadinrichting, vaarvan de laadvloer een samenstel is uit .

15 een doek en een kabel, in het bijzonder een staalkabel, bestemd is voor stukgoederenvervoer.

Bij voorkeur is bij de uitvoeringsvorm van de los- en laadinrichting met een uit doek en kabel gevormde laadvloer de verbinding tussen de kabel en het einddeel van het doek via een in hoofdzaak ver-20 ticaal rek of kopschot, dat met het doek mee-beveegbaar is, verkregen. Toepassing van een met het doek mee-beveegbaar kopschot heeft het voordeel dat bij het rijden met respectievelijkhetladenafi°ssen van een slechts voor de helft, althans niet volledig met stukgoederen beladen laadvloer, vordt voorkomen, dat de lading voorover valt.

25 Het verdient geen aanbeveling de uitvoeringsvorm vaarbij nagenoeg de gehele laadvloer uit doek is gevormd, van een mee-beveegbaar kopschot te voorzien omdat bij het vervoeren van stortgoederen niet kan vorden voorkomen dat eèn deel daarvan achter het kopschot vordt gemorst en niet met het normale lossysteem kan vorden verwijderd.

30 Bij de hiervoor aangegeven uitvoeringsvorm, voorzien van een mee-beveegbaar kopschot, kan men doelmatig het met het doek mee-beveegbare kopschot over nagenoeg de gehele breedte van het doek daarmede klemmend verbinden, vaarbij het kopschot verder is voorzien van tvee kabelschijven vaarover de met de laadrol verbonden kabel geleid is.

8105629 * » -3-

Het heeft -voorkeur het doek niet rechtstreeks, maar via een keerrol naar de losrol te leiden. Op deze wijze ondervindt men geen last van de toenemende diameter van de losrol bij oprollen van het doek rond de losrol. Het anders als gevolg van de toenemende diameter veroor-5 zaakte oplopende doekvlak geeft in geval van stortgoederenvervoer gemakkelijk aanleiding tot het daar ter plaatse morsen van het stortgoed onder het doek terwijl bij stukgoederenvervoer kans bestaat op het omvallen van de eenheden.

Het heeft voorts voorkeur indien de losrol een inwendig door eea 10 of meer hydromotoren aangedreven ról is, omdat hierdoor de breedst mogelijke uitvoering van de losrol realiseerbaar is. Daarbij is de hydromotor binnen een cilindrisch huis aangebracht en daarmede vast verbonden en is het samenstel van het cilindrische huis en de hydromotor op zijn beurt binnen de losrol geplaatst, waarbij het cilindrische huis via het bui-15 tenvaart s gerichte kopvlak daarvan vast verbonden is met het chassis. De aandrijfas van de hydromotor verlaat het cilindrische huis via het binnenwaarts, naar het midden van de losrol gerichte kopvlak en is via koppelin^-iniddelen met behulp waarvan de rotatie van de aandrijfas op de omhullende losrol kan worden overgebracht, met de losrol verbonden. Zo geplaatst kan 20 de combinatie van de hydromotor, waarvan het huis vast is en de as roteert, en de daarmede aangedreven losrol worden opgevat als een omgekeerde trom-melmotor.

De laad- en losinrichting is in het bijzonder bedoeld te worden toegepast in een trekker-oplegger combinatie. Toepassing in een vrachtwagen-25 aanhanger combinatie of ingebouwd op een afzetcontainer behoort ook tot de mogelijkheden, evenals bijvoorbeeld in een spoorweggoederenwagon.

Met het voertuig volgens de uitvinding kunnen in principe alle soorten losgestort materiaal worden vervoerd, ook scherpe materialen zoals puin en zand. Huisvuil kan ook worden vervoerd.

30 Als stukgoed kunnen laadborden, dozen, vaten, kisten en soort gelijke goederen worden vervoerd.

De in het vorenstaande aangegeven ruime toepasbaarheid van de los- en iaadinrichting met betrekking tot de aard van de daarmede te behandelen goederen is een belangrijk voordeel. Sen belangrijk voordeel is ook, 35 dat de maatregel waardoor de los- en Iaadinrichting zijn ruime toepasbaar- 8103029 ψ -- : -ik heid verkrijgt bovendien tot gevolg beeft dat bet beladingsóppervlak •maximaal is en samenvalt met het oppervlak van de voertuigbodem. In combinatie met het feit dat de los- en laadinrichting zich ook in een voertuig met gesloten opbouw zonder enige beperking laat aanbrengen, betekent 5 dit een verdere verhoging van het nuttige laadvermogen, doordat een gesloten opbouw een grotere stijfheid kent waardoor opbouw- en chassis-constructie lichter kunnen worden uitgevoerd. In feite is het laadvermogen- praktisch begrensd door het wettelijk toegestane gewicht dat voor opleggercombinaties 50 t bedraagt.

10 Voor vervoer van stortgoederen dient het voertuig volgens de uitvinding uiteraard te beschikken over een of meer geschikte vulopeningen, die bijvoorbeeld in de dakconstructie van het voertuig kunnen worden aangebracht.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening, die een uit-15 voeringsvoorbeeld van het voertuig in de vorm van een trekker-opleggercom-binatie weergeeft, nader toegelicht.

In de tekening toont - figuur 1 in zijaanzicht, gedeeltelijk weggebroken, een oplegger- combinatie, voorzien van een laad- en losinrichting in een uitvoering met 20 doek en kabel en een mee-beweegbaar kopschot, dus bestemd voor stukgoederen vervoer; figuur 2 in vooraahzicht' de kopschotinstallatie of laadrol; figuur 3 de kopschotlierinstallatie in doorsnede volgens de lijn ÏII-III in figuur 2; 25 figuur 1* de kopschotlierinstallatie in doorsnede volgens de lijn IV-IY in figuur 2; ^ figuur 5 het beweegbaar kopschot in vooraanzicht; figuur 6 het kopschot in zijaanzicht; figuur T in vooraanzicht de kopschotlierinstallatie met laadrd 30 in geval de laadvloer van de los- en laadinrichting nagenoeg geheel uit doek bestaat; figuur 8 de laadrol in doorsnede volgens de lijn 7III-VIII in figuur 7.

In de tekening (figuur 1) wordt door 1 de opleggercombinatie 35 weergegeven met trekker 2 en oplegger 3· Aan de voorzijde van de oplegger 8105629 -5- bevindt zich de kopschotlierinstallatie h en aan de achterzijde de losin-stallatie 6. Door 5 is het mee-beweegbare kopschot aangegeven terwijl 7 het doek voorstelt, dat zich op de bodem van de oplegger bevindt en deze afdekt.

5 De kopschotlierinstallatié 4 (figuur 2 t/m U) bestaat uit twee kabeltrommels 8 (groeflengte 15m) met daar boven rubberdrukrollen 9 om de kabel in de groef .11 te geleiden. De kabeltrommels worden hydraulisch aangedreven via overbruggingssyteem 10, omvattende een vertragings-kast en kettingoverbrenging.

10 De losinstallatie 6 omvat de losrol 13 en de keerrol 12 waarom het doek 7 wordt geleid.

Het kopschot 5 (figuur 5, figuur 6) heeft de vorm van een open hekwerk en is voorzien van twee staalkabelschijven 1U, 15 waarover de (niet-getoonde) staalkabel naar de voorzijde, dat wil zeggen via twee in 15 de kopse wand van de oplegger aangebrachte sleuven naar de kopschotlierinstallatie loopt. De afmetingen en de plaatsing van de kopschotlierinstallatie, inclusief de beschermkap 16 is zodanig dat het geheel binnen de kopstraal van de oplegger blijft.

Het doek J waarvan het ene einde via de keerrol 12 naar de 20 laadrol 13 is geleid en daarmede is verbonden, is aan het andere uiteinde daarvan, zoals in figuur 7 is aangegeven, over de gehele breedte verbonden met het kopschot 5·

Bij de uitvoering van de laad- en losinrichting, waarbij de laadvloer doek en kabel omvat zoals is getoond inde figuur 1-6, heeft het 25 doek een lengte die gelijk is aan de lengte van het beladingsoppervlak + ca, 2 meter. De lengte van de staalkabel bedraagt 2 x opleggerlengte + 3 m en kan, afhankelijk van de opleggerlengte, ca. 28 m bedragen.

De werking van het los- en laadsysteem verloopt in principe eenvoudig zodanig, dat om te lossen het doek met de daarop aangebrachte 30 lading door middel van de losinstallatie over de opleggerbodem naar de achterzijde wordt getrokken terwijl om te laden het doek, via het achtereenvolgens aanbrengen van de lading, in omgekeerde richting naar de voorzijde van de oplegger wordt getrokken met behulp van de kopschotlierinstallatie. Meer in het bijzonder dient men bij het laden ervoor te zorgen 35 dat om de Ic-srol minimaal een opleggerlengte doek gewonden is. Ha met een 8 1 Ö c w 'l & * , j j - : ' - ' . -6- heftruck bijvoorbeeld pallets op bet doek te hebben geplaatst in een mate dat de volle breedte en hoogte van de laadruimte benut zijn, kan het doek - · een palletlengte naar-voren'warden getrolken.Deze cyclts -kan men herhalen totdat de gehele oplegger geladen is. Het laden kan uiteraard op verschil- lende laadstations plaatsvinden·.,.

5 De los- en iaadinrichting is gebruikelijkerwijze van een be~ grenzingssysteem voorzien, waarbij tussen een der kabeltrommels 8 en het kopschot 5 twee eindschakelaars gemonteerd zijn. Deze eindschakelaars zorgen voor de begrenzing van het systeem in voorste en achterste stand. Daarbij wordt het schakelen van de eindschakelaars bewerkstelligd.door de 10 staalkabel. Door de aangebrachte begrenzing zal, wanneer de eerste rij geladen pallets in voorste posit ie. gekomen is, het systeem automatisch stoppen. De laadsnelheid is traploos regelbaar tot U m/min of zelfs meer.

Het lossen kan stapsgewijs gebeuren, door eerst de achterste palletrij uit te nemen met een heftruck en het doek vervolgens een pallet-15 lengte naar achteren te trekken, enz.. Men kan echter ook ononderbroken lossen als men achter de oplegger een rollenbaar of transportband plaatst. De lostijd en de laadtijd is variabel tussen 3 10 min. en eventueel sneller of langzamer.

De kopschotlierinstallatie, voor het geval de laadvloer van de 20 los- en Iaadinrichting nagenoeg geheel uit doek bestaat, is weergegeven in figuur 7 en figuur 8. Het doek wordt via een zich over de gehele op-leggerbreedte in de kopse wand daarvan aangebrachte sleuf naar voren, d.i. naar de kopschotlierinstallatie 17 geleid en met de laadrol 18 verbonden. De laadrol 18 is aan de beide uiteinden daarvan gekoppeld met een aan-25 drijfsysteem 19, omvattende een hydromotor-tandwielkast combinatie. Door deze dubbelaandrijving wordt voorkomen dat de laadrol aan torsie wordt blootgesteld.

Een van de aandrijfsystemen is hierbij voorzien van een pul-senteller ter begrenzing van het doek in een voorste respectievelijk 30 achterste stand.

De doeklengte bedraagt in dit geval, waarbij de laadvloer nagenoeg geheel uit doek bestaat, 2 x opleggerlengte + 6 m en kan, afhankelijk van de opleggerlengte ca. 30 m. zijn.

8105629 r -τ-

De nuttige laadlengte van "beide uitvoeringsvormen van de laadvloer is nagenoeg gelijk. De opleggerlengte kan bij bet staalkabel-systeem weliswaar iets langer worden genomen dan bij de doekuitvoering i.v.m. de kopstraal, maar door bet mee-beweegbare kopschot gaat weer 5 enige nuttige laadlengte verloren.

De in de tekening getoonde aandrijfmiddelen zijn hydraulisch terwijl voor de begrenzing in de voorste en achterste stand van de laadvloer het hydraulische systeem is uitgevoerd met elektrisch bediende ventielen waardoor het systeem uitgeschakeld kan worden met de eerderge-10 noemde eindschakelaars .· De hydropomp wordt op het krachtafnamepunt van de trekker gemonteerd. Echter voor speciale gevallen waarbij het verboden is met draaiende motor van de trekker te laden en te lossen (tabak, levensmiddelen) wordt de oplegger voorzien van een 2k Volt traetie-batterij met daaraan gekoppeld een elektromotor welke de hydropomp aan-15 drijft.

Het van de laadvloer deel uitmakende doek kan van uiteenlopende kwaliteit zijn. Belangrijke eigenschappen, die de keuze van het doek mede bepalen, zijn behalve de soepelheid de wrijvingscoëffieient en de breeksterkte. Zo kan men als doek bijvoorbeeld een kunststofdoek kiezen 20 met een wrijvingscoëffieient van ongeveer 0,55 een dikte van ongeveer 3 mm en een breeksterkte van bijvoorbeeld 33 t. Het doek kan ook een materiaal zijn van transportbandkwaliteit. Het doek kan ook gevormd zijn uit een buigzame, dunne metaalbaan.

Uiteraard kunnen aan het voertuig met de daarin aangebrachte 25 los- en laadinrichting zoals in het voorgaande besproken en in de tekening getoond is, wijzingen worden aangebracht zonder dat men daarbij het kader van de uitvinding verlaat. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om ook de kopschotiierinstallatie evenals de losrol uit te voeren als een omgekeerde trcmmelmotor.

8 1 ö i 3 2 9

Claims

2. Voertuig volgens conclusie 1,met het kenmerk,- dat het het ladingdragende deel van de laadvloer vormende doek een in hoofdzaak door de voertuigbodem ondersteunde doek is terwijl de laad-, o vloer met één van de einddelen*daarvan op- en afwikkelbaar verbonden 10 is met een tot de aandrijfmiddelen behorende, kloks- en antikloksgewijs roteerbare, naar de bestuurderscabine gekeerde laadrol en met het andere, einddeel op- en afwikkelbaar verbonden is met een tot de aandrijfmiddelen behorende, kloks- en antikloksgewijze roteerbare, van de bestuur- -derscabine afgekeerde losrol.
3. Voertuig volgens conclusie 2, met het kenmerk,· dat de laadvloer nagenoeg geheel uit doek gevormd is. . k. Voertuig volgens conclusie 2,'met het kenmerk, dat de laadvloer een samenstel is van het uit doek gevormde ladingdragende deel daarvan en een met een van de einddelen van het doek ver-20 bonden kabel, die met de laadrol verbonden is, en waarbij het andere einddeel van het doek verbonden is met de losrol.
5. Voertuig volgens conclusie It, met het kenmerk, dat de verbinding tussen de kabel en het einddeel van het doek via een in hoofdzaak verticaal rek of kopschot, dat met het doek mee-beweegbaar 25 is5 verkregen is.
6. Voertuig volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het met het doek mee-beweegbare kopschot over nagenoeg de gehele breedte van het doek' daarmede klemmend verbonden is en verder is voorzien van twee kabelschijven waarover de met de laadrol verbonden kabel 30 geleid is.
7. Voertuig volgens conclusies 2-6, met het kenmerk, dat het doek via een keerrol naar de losrol is geleid. 8105629 *% -9-
8. Voertuig volgens conclusies 2-7 9 met het kenmerk, dat de losrol een inwendig door een of meer hydromótoren aangedreven rol is, van welke hydromotoren de rotatieas roteerbaar op de rol aangrijpt onder vorming van een omgekeerde trommelmotor. 8105329