NL8105556A - Buigmachine met drie walsen. - Google Patents

Description

N/30.497-tM/f.

Buigmachine met drie walsen. p-

De uitvinding heeft betrekking op een buig-machine met drie walsen, namelijk een in hoogte verstelbare bovenwals en twee in dwarsrichting verstelbare, aangedreven onderwalsen in een twee zijstaanders en een deze verbinden-5 de onderste langstraverseconstructie bezittend machinege-stel, waarbij de bovenwals met zijn beide walseinden telkens in een gesloten legerelement gelegerd is alsmede aan één van zijn beide walseinden een axiaal verlengstuk bezit, waarvan het vrije eind eveneens in een gesloten legerele-10 ment gelegerd is, en aan de legerelementen telkens een dubbelwerkende verticale verstelinrichting is toegevoegd, waarbij het legerelement van het het axiale verlengstuk bezittende walseind met het beweegbare eind van de bijbehorende, in de bijbehorende zijstaander bevestigde verstel-• 15 inrichting vast verbonden is, het legerelement van het andere vrije walseind als zwenkdeel uitgevoerd is en met het beweegbare eind van de bijbehorende, in de bijbehorende zijstaander bevestigde, onder de bovenwals aangebrachte verstelinrichting vast verbonden is en het legerelement van 20 het vrije eind van het axiale verlengstuk door het beweegbare eind van de bijbehorende, verticaal onder het axiale verlengstuk aangebrachte verstelinrichting ondersteunbaar is, en waarbij de onderwalsen op afstand van hun beide walseinden, alsmede van de beide zijstaanders telkens op 25 steunrollen gelegerd zijn, die in een op een console dwars ten opzichte van de bovenwals horizontaal verschuifbare legerblokconstructie gelegerd zijn.

Bij een bekende buigmachine met drie walsen van deze soort (Duits octrooischrift 549 317) bestaan de 30 verstelinrichtingen uit schroefdrijfwerken, waarvan de beide, aan de legerelementen van de walseinden van de bovenwals toegevoegde onder de bovenwals in een voor resp. achter de onderwalsen gelegen verticaal vlak aangebracht zijn. Het aan het vrije eind van het axiale verlengstuk toegevoegde 35 legerelement is met het beweegbare eind van het bijbehorende schroefdrijfwerk mechanisch niet verbonden, zodat in zoverre op de bovenwals slechts een in de richting van de onderwals werkende doorbuigkracht uitgeoefend kan worden, een verminde- 8105556 «r > -2- ring van een bovenwalswelving bijvoorbeeld echter niet mogelijk is. Bovendien is het laatstgenoemde schroefdrijfwerk, gescheiden van het machinegestel gelegerd. Verder zijn slechts de onderwalsen aangedreven en wel direct vanaf een 5 wals eind,, terwijl de bovenwals niet aangedreven is. Dit allemaal heeft tot gevolg, dat slechts betrekkelijk lage buigkrachten zonder .schade opgenomen en in het bijzonder aanbuigingen van aansluitend rond te zetten platen practisch niet uitgevoerd kunnen worden.

10 De uitvinding beoogt een buigmachine met drie walsen van de genoemde soort zonder belangrijke technische meerdere kosten voor belangrijk hogere buigpresta-ties, zoals deze in het bijzonder bij het aanbuigen nodig zijn, uit te voeren.

15 Dit doel' wordt volgens de uitvinding be reikt, doordat de telkens uit een hydraulische cilinder-zuigerconstructie bestaande· verstelinrichtingen in. een gemeenschappelijk verticaal vlak aangebracht zijn en de hydraulische cilinderzuigerconstructie van het legerelement 20 van het het axiale verlengstuk bezittende walseind. boven de bovenwals in de bijbehorende, hiertoe als portaalraam, uitgevoerde zijstaander alsmede de hydraulische cilinderzuigerconstructie van het eveneens aan het beweegbare eind daarvan vast aangesloten legerelement van het vrije eind van 25 het axiale verlengstuk in een verdere, op het vrije eind van een verlengstuk van de langstraverseconstructie bevestigde zijstaander aangebracht is, en dat de bovenwals via een aan het vrije eind' van hJ^^Érlengstuk aangesloten scharnieras aangedreven is en de onderwalsen via de een 30 gelijkblijvende afstand van elkaar bezittende steunrollen aangedreyen zijn.

De uitvinding maakt hierbij gebruik van het inzicht, dat door de 'aanbrenging van alle aan de leger-elementen toegevoegde hydraulische cilinderzuigerconstruc-35 ties in een enkel verticaal vlak en in een gemeenschappelijk machinegestel, waarbij de middelste, als portaalraam uitgevoerde zijstaander als het ware een.krachtensymmetrie-vlak vormt, belangrijk hogere buigkrachten probleemloos verwerkt worden, Aanbuigingen van verschillende platen zijn 40 dan eveneens zonder meer mogelijk, daar ook de bovenwals 8105556 Μ # -3- aangedreven is, de steunrollen van de onderwalsen een constante afstand van elkaar bezitten en op fiet vrije eind van het axiale verlengstuk van de bovenwals ook trekkrachten uitgeoefend kunnen worden.

5 In het volgende worden de uitvinding en gunstige uitvoeringen daarvan aan de hand van een tekening nader toegelicht; in schematische afbeelding tonen fig. 1 een zijaanzicht van een buigmachine met drie walsen, 10 fig. 2 een doorsnede A-A door het onderwerp van fig. 1, fig. 3 een andere uitvoeringsvorm van het onderwerp van fig. 1 en fig. 4 een doorsnede B-B door het onderwerp 15 van fig. 3.

De in de fig. afgebeelde buigmachines met drie walsen bezitten telkens een in hoog te verstelbare bovenwals 1 en twee in dwarsrichting verstelbare aangedreven onderwalsen 2 in een machinengestel met twee zijstaanders 3 en 20 een deze verbindende onderste langstraverseconstructie 4.. De verstelrichtingen zijn in de fig. door dubbele pijLen verduidelijkt. De bovenwals 1 is met zijn beide walseinden 5,6 telkens in een gesloten legerelement 7 gelegerd en bezit aan één van zijn beide walseinden 5 een axiaal verlengstuk 8, waarvan 25 het vrije eind eveneens in een gesloten legerelement 7 gelegerd is. Aan de legerelementen 7 is telkens een dubbel werkende verticale hydraulische cilinderzuigerconstructie 10 als verstelinrichting toegevoegd, waarvan het beweegbare eind steeds vast met het bijbehorende legerelement 7 verbonden is.

30 Het legerelement 7 van het vrije walseind 6 van de bovenwals 1 is daarbij als zwenkdeel (vergelijk pijl 11) uitgevoerd om een rond gebogen plaat van de bovenwals 1 te kunnen aftrekken. Alle drie hydraulische cilinderzuigerconstructies 10 zijn in een gemeenschappelijk verticaal vlak aangebracht, waarin 35 ook de bovenwals 1 ligt. De hydraulische cilinderzuigerconstructie 10 voor het legerelement 7 van het het axiale verlengstuk 8 bezittende walseind 5 is boven de bovenwals 1 aangebracht en in de bijbehorende, als portaalraam uitgevoerde zijstaander 3 bevestigd. De beide andere hydraulische cilin-40 derzuigerconstructies 10 zijn daarentegen onder de.bovenwals 8105556 V % -4- 1 aangebracht en in dienovereenkomstig kortere zijstaanders 3 resp. 12 bevestigd. De zijstaander 3 aan het vrije wals-eind 6 van de bovenwals 1 is op de langstraverseconstructie 4 bevestigd. Dienovereenkomstig is de verdere zijstaander 12 5 aan het vrije eind 9 van het axiale verlengstuk 8 op het vrije eind van een verlengstuk 13 van deze langstraversecon-structie 4 bevestigd.· De bovenwals 1 is via een aan het vrije eind 9 van het axiale verlengstuk 8 aangesloten scharnieras 14 aangedreven. De onderwalsen 2 zijn op afstand van hun bei-10 de walseinden 15 resp. de beide zijstaanders 3 telkens op drie steunrollen 16 gelegerd. De drie steunrollen 16 bezitten een constante afstand van elkaar en zijn in het bereik van de beide zijstaanders 3 telkens in een legerbokconstructie 17 gelegerd, die op een console: 18 met behulp van een hydrauli-15 sche cilinderzuigerconstructie 19 volgens de dubbele pijl 20 ten opzichte van de bovenwals 1 horizontaal verschuifbaar is.

De onderwalsen 2 zijn via de beide centraal liggende , door een .aangeduide· cardanas 21 met elkaar verbonden steunrollen 1'6. aangedreven.

20 Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 en 2 is elk van de beide consoles 18 met de langs traver seconstruc-tie 4 en de naburige zijstaanders 3 vast verbonden. Tussen de walseinden 15 van de onderwals 2 en de naburige zijstaanders 3 is alleen een glijgeleiding 22 aangebracht, die echter ook 25 weggelaten kan worden.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 en 4 zijn de aan het vrije walseinde 6 van de bovenwals 1 toegevoegde zijstaander 3 en de naburige console 18 eveneens met de langstraverseconstructie 4 vast yerbonden. De als portaal-30 raam uitgevoerde zijstaander 3 is echter samen met zijn naburige console 18, waarop de 'bijbehorende legerbokconstructie 17 met de steunrollen 16 in de langsrichting onverschuif-baar aangebracht is, op de langstraverseconstructie 4 naar de de andere console 18 bezittende zijstaander 3 toe in 35 langsrichting verschuifbaar gelegerd (vergelijk pijl 231, waarbij 'tussen de langstraverseconstructie 4 en de zijstaander 3 resp. de console. 18 een omgrijpende vlakke baangeleiding 24 verwezenlijkt is en de bovenwals 1 in het bereik van zijn het axiale verlengstuk 8 bezittende 'walseind 5 dezelfde 40 constante diameter als tussen zijn beide walseinden.5,6 heeft.

8105556 # >1 ’ -5-

Het spreekt vanzelf, dat de gekoppelde aandrijving van de steunrollen 16 zo is uitgevoerd, dat deze de relatieve ver— stelling van de consoles 18 toelaat. Met deze gewijzigde uitvoeringsvorm is bij de verwerking van platen met kleinere 5 breedte een verhoogde buigprestatie mogelijk, omdat de optredende krachten bij dienovereenkomstig verkorte afstand van de zijstaanders 3 resp. dienovereenkomstig verminderde werklengte van de bovenwals 1 en onderwalsen 2 door het machinegestel gunstiger opgenomen worden.

10 » 8105556

Claims (5)

1. 2. Buigmachine met drie walsen volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de consoles (18) van de legerbokconstructie (17) direct met de telkens naburige zijstaander (3) verbonden zijn.
2. 3. Buigmachine met drie walsen volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de onderwalsen (2) in de legerbokconstructie (17) op telkens slechts drie steunrollen (16) gelegerd zijn, waarvan de centraal tussen de onderwalsen (2) liggende gemeenschappelijk aange- 15 dreven zijn.
3. 4. Buigmachine met drie walsen volgens ëên der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat tussen de walseinden (15) van de onderwalsen (2) en de naburige zijstaanders (3) uitsluitend een glijgeleiding (22) 20 aangebracht is.
4. 5. Buigmachine met drie walsen volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de bovenwals (1) in het bereik van zijn het axiale verlengstuk (8) bezittende walseind (5) dezelfde constante diameter als 25 tussen zijn beide walseinden (5, 6) heeft, en dat de als portaalraam uitgevoerde zijstaander (3) samen met de naburige console (18) waarop de bijbehorende legerbokconstructie (15) met de steunrollen (16) in de langsriekting onver-schuifbaar aangebracht is, op de langstraverseconstructie 30 (4) naar de de andere console (181 bezittende zijstaander (3) toe in langsrichting verschuifbaar gelegerd is.
5. 6. Buigmachine met drie walsen volgens conclusie 1, gekenmerkt door een ömgrijpende vlakke baangeleiding (241 tussen de langstraverseconstructie (4) 35 en de zijstaander (31 resp, de console (181. 8105556