NL8103877A

NL8103877A - Patronenmagazijn voor in pantsertorens, in het bijzonder van pantservoertuigen opgenomen geschut.

Info

Publication number: NL8103877A
Application number: NL8103877A
Authority: NL
Original assignee: Kuka Wehrtechnik Gmbh
Priority date: 1980-08-19
Filing date: 1981-08-19
Publication date: 1990-07-02
Also published as: NL187132B; US4481860A; GB2115534B; DE3031202C1; NL187132C; FR2526147A1; FR2526147B1; GB2115534A

Description

PATRONENMAGAZIJN VOOR IN PANTSERTORENS, IN HET BIJZONDER VAN PANTSERVOERTUIGEN OPGENOMEN GESCHUT.

De uitvinding heeft betrekking op een patronenma-gazijn voor in pantsertorens, in het bijzonder van pantservoertuigen opgenomen geschut, bestaande uit voor het opnemen en toevoeren van telkens een patroon uitgevoerde buisvormige houders die evenwijdig aan elkaar en volgens de hartlijn van de geschutloop gerichte en in een eindloze baan in boven elkaar liggende horizontale vlakken dwars op de hartlijn achter het geschut rond beweegbaar zijn aangebracht, waarbij de buisvormige houders door middel van een draaipen aan hun beide kopzijden scharnierend aan in geleidingsrails geleide trans-portkettingen zijn bevestigd en door middel van twee buiten de bewegingsbaan van deze draaipennen gelegen, aan elke houder bevestigde geleidingspennen in extra in het magazijn aangebrachte geleidingsrails, waarvan er één tot een gedeelte in het bewegingsomkeringsgebied van de eindloze baan is beperkt, zodanig worden geleid dat de houders steeds in dezelfde stand rondbewegen.

Bij een bekende uitvoering van deze soort (DE-AS 19 38 681) zijn de beide geleidingspennen op gelijke afstanden van de draaipen aangebracht en bevinden deze zich aan de omtrek van de houder op een gedeelte van de koorde die in het verlengde van het horizontale geleidingsrailgedeelte verloopt. Dit heeft tot gevolg, dat de geleidingsrails in het bewegingsrichtingsomkeringsgebied twee-sporig moet zijn. Hierdoor zijn wissels nodig, die een gelijkmatige, trillings-en storingsvrije geleiding onderbreken en daardoor slechts onvolledig aan de, aan de munitie-opslag van voor terreinrij-den geschikte pantservoertuigen te stellen eisen voldoen. Hier komt bij, dat de beide geleidingspennen bij de synchrone beweging daarvan door de plaats van samenkomst van de beide geleidingsrails geen tegenhoud- effect van betekenis uit kunnen oefenen tegen loodrechte slagen en stoten.

Uitgaande van het inzicht van het hierboven genoemde nadeel van de stand van de techniek is het doel van de uitvinding een dergelijk patronenmagazijn zodanig te verbeteren, dat de patronenhouders continu en over hun gehele bewegings-baan gelijkmatig goed worden geleid, zodat ook bij het rijden over sterk oneffen terrein de kettinggeleiding storingsvrij werkt.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat de beide geleidingspennen op verschillende afstanden van de draaipen zijn aangebracht en dat voor de op de verste afstand liggende geleidingspen in het gebied van de bewegings-omkering van de eindloze baan afzonderlijke tweede geleidings-railgedeelten zijn aangebracht, die aan hun beide einden in-looptrechters hebben.

Bij de uitvinding wordt nu de het dichtst bij de draaipen liggende geleidingspen over de gehele eindloze gesloten baan continu geleid in de hierbij behorende geleidings-rail; deze kan daardoor zonder wissels worden uitgevoerd, zodat deze rondom een gelijkmatige geleiding vormt. In samenwerking met de draaipen van de beweegbare bevestiging van de houders aan de transportkettingen is één dergelijke geleiding door middel van geleidingspennen in een geleidingsrail ten minste voor het horizontaal lopende baangedeelte volkomen voldoende. In het gebied van de bewegingsomkering van de eindloze baan zijn afzonderlijke tweede geleidingsrailgedeelten aangebracht, die vanwege de grotere afstand van de door deze te geleiden geleidingspennen tot de draaipennen volkomen onafhankelijk worden van de op zichzelf eindloze geleidingsrail. Deze tweede geleidingsrailgedeelten komen dus op een zodanige plaats te liggen, dat bij een ongewenste slag of stoot tegen de in de gesloten geleidingsrail geleide geleidingspen, terwijl deze de wissel van de bewegingsbaanomkering in zijn vertikaal baangedeelte passeert, door de driepuntsondersteuning van de geleidingspunten van de houder van het afzonderlijke geleidingsrailgedeelte op dit moment passerende geleidingspen tussen de geleidingsflanken daarvan wordt geleid, waardoor dus de genoemde slag wordt opgevangen; het profiel van de geleidingsrail is U-vormig. Deze geleidingspennen lopen vrij over het horizontale geleidingsgedeelte, dat wil zeggen worden daar niet geleid. Om te zorgen voor het goed in de bijbehorende geleidingsrailgedeelten naar binnen lopen daarvan hebben deze aan hun beide einden inlooptrechters.

Verder is het daarbij gunstig, wanneer de het dichtst bij de draaipen liggende geleidingspen buitenwaarts van de houder ligt, hetgeen bijvoorbeeld door een vaste arm verwezenlijkt kan worden. Daardoor zijn de beide kopzijden van de houder vrij; het laden van het kanon en het in de houder brengen van een nieuwe patroon wordt dus niet gehinderd.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt schematisch in de tekening getoond.

Fig. 1 is een langsdoorsnede van een achtereinde van een pantsertoren met het magazijn;

Fig. 2 is een bovenaanzicht van fig. 1;

Fig. 3 is een gedeeltelijk achteraanzicht van het magazijn op grotere schaal;

Fig. 4 is een perspectivisch aanzicht van een magazijnhouder.

Fig. 1 en 2 tonen het achtereinde van een pantsertoren 1, die draaibaar is om een staande hartlijn A-A. In de pantsertoren 1 is het kanon 2 gelagerd en in hoogte instelbaar om een schildpenhartlijn B-B. Het laden van het kanon 2 met een patroon 3 geschiedt door middel van een laadbrug 4 uit een buisvormige houder 5, welke deel uitmaakt van een in een eindloze baan 6 van een kettingpaar dwars op de hartlijn 7 van het kanon 2 rondbewegend magazijn 8. De houder 5 waaruit wordt geladen ligt daarbij in in het onderste gedeelte van de eindloze baan 6 op de plaats die samenvalt met de hartlijn 7 van het kanon 2. Voor dit doel is het kanon 2 in de elevatie "0" gezwenkt. In deze toestand heeft de scheidingswand 9 die het magazijn 8 scheidt van de resterende pantsertorenruimte een gat. De beweging van het magazijn 8 volgens de baan 6 van de kettingen kan met een motor 10 of in geval van nood ook met de hand geschieden.

Fig. 3 maakt de geleiding van de kettingbaan 6 om zijn beide omkeerwielen 11 duidelijk zichtbaar, waarbij één van deze kettingen aangedreven kan worden. De kettingen worden - 4 - geleid in geleidingsrails, hetgeen niet wordt getoond. Bij-zohder uitgevoerde schakels van de ketting dragen de houder 5 aan de draaipen 12. Om het vrij schommelen van de houder 5 aan deze draaipen 12 te verhinderen is aan de houder een enigszins naar buiten uitstekende arm 13 bevestigd. Deze arm 13 draagt een geleidingspen 14. Deze pen 14 steekt zijwaarts in in het magazijn 8 aangebrachte geleidingsrails 15 met een liggend U-profiel. Deze geleidingsrails 15 vormen een in zichzelf gesloten eindloze baan, die ten opzichte van dé ket-tingbaan 6 zo ligt, dat de armen 13 in alle standen dezelfde ruimtelijke hoekstand innemen, waardoor ook de houders 5 steeds in dezelfde stand rondbewegen. Daardoor worden de houders 5 ten minste bij het in de beide boven elkaar liggende horizontale vlakke baan gedeelten bewegen voldoende veilig en gelijkmatig geleid. De geleidingspennen 12 worden namelijk in de trekrichting door de gespannen ketting vastgehouden en loodrecht daarop door de liggende flanken van het U-profiel van de geleidingsrail 15, waar de geleidingspen 14 tussenloopt.

Deze geleidingen blijven ook in het bewegingsrich-tingomkeringsgebied van de in zichzelf gesloten eindloze banen 6 en 15 bestaan. Hier wordt de geleidingsfunktie in de vertikale richting zwakker en is het zwakst in het raakpunt aan het bewegingsomkeringsgebied, zoals in fig. 3 bij C is aangegeven. Wanneer men er vanuit gaat dat bepaalde spelingen onvermijdelijk zijn, dan kunnen slagen of stoten in vertikale richting hier niet meer worden opgevangen. Derhalve is aan de houder 5 een tweede geleidingspen 16 op een aanzienlijke afstand van de draaipen 12 aangebracht. Wanneer de geleidingspen 14 in het bewegingsomkeringsgebied van de geleidingsrail 15 komt, komt deze tweede geleidingspen via een inlooptrechter 17 in een tweede in het magazijn 8 aangebrachte geleidings-railgedeelte 18. Daardoor onstaat bij het bewegingsomkeringsgebied een driepuntgeleiding bij 12, 14 en 16. Bij het in fig. 3 bij D aangegeven punt, dat de geleidingspen 16 inneemt, wanneer de geleidingspen 14 in de geleidingsrail 15 bij C staat, heeftPPPoor de houder 5 sterk met elkaar verbonden drie-punten een slag in de horizontale richting bij D tot gevolg; deze wordt door het geleidingrailgedeelte 18 opgevangen.

Een dergelijk geleidingsgedeelte is rechts en links aanwezig, opdat de omlooprichting willekeurig kan zijn.

Fig. 4 toont in perspectivisch aanzicht de in de richting van de langsas van de houder 5 versprongen opstelling van de kettingbaan 6 en de geleidingsrail 15.

De uitvinding zorgt voor een belangrijke verbetering van een constructiegroep voor een automatische laadin-richting voor munitie met groot kaliber. Voor het laden van het geschut 2 door middel van de laadbrug 4 wordt de patroon 3 door een duworgaan 33 uit de houder 5 geschoven. Het duw-orgaan 33 wordt voor dit doel bewogen door een paar stijve kettingen 34 door middel van door de motor 35 of in geval van nood ook met de hand aangedreven omkeerrollen 36.

Claims

1. Patronenmagazijn voor in pantsertorens, in het bijzonder van pantservoertuigen opgenomen geschut, bestaande uit voor het opnemen en de toevoer van telkens een patroon in gerichte buisvormige houders die evenwijdig aan elkaar en volgens de hartlijn van de geschutloop gerichte en in een eindloze baan in boven elkaar liggende horizontale vlakken dwars op de hartlijn achter het geschut rondbeweegbaar zijn aangebracht, waarbij de buisvormige houders door middel van een draaipen scharnierend aan hun beide kopzijden aan in geleidingsrailsen geleide transportkettingen zijn bevestigd en door middel van twee buiten de bewegingsbaan van deze draaipen gelegen, aan elke houder bevestigde geleidingspen-nen in extra in het magazijn aangebrachte geleidingsrails, waarvan er één tot een gedeelte in het bewegingsrichtingsom-keringsgebied van de eindloze baan is beperkt, zodanig worden geleid, dat de houders steeds in dezelfde stand rondbewegen, met het kenmerk, dat de beide geleidingspennen (14,15) op verschillende afstanden van de draaipen (12) zijn aangebracht en dat voor de op de grootste afstand liggende geleidingspen (16) in het gebied van de bewegingsrichtingsomkering van de eindloze baan afzonderlijke tweede geleidingsrailgedeelten (18) zijn aangebracht, die aan hun beide einden inlooptrech-ters (17) omvatten.

2. Patronenmagazijn volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de het dichtst bij de draaipen (12) liggende geleidingspen (14) op een afstand van de houder (5) is aangebracht, bij voorkeur door middel van een aan de houder (5) bevestigde arm (13). \