NL1013333C2

NL1013333C2 - Transportsamenstel.

Info

Publication number: NL1013333C2
Application number: NL1013333A
Authority: NL
Inventors: Rijk Rijksen; Gerrit De Gooyer; Gerrit Jan Scholten
Original assignee: Ebm Techniek Bv
Priority date: 1999-10-18
Filing date: 1999-10-18
Publication date: 2001-04-19
Also published as: EP1094018A1; CA2323240A1

Description

TRANSPORTSAMENSTEL

De uitvinding betreft een transportsamentstel voor het transporteren van objecten, welk samenstel omvat: - een transportketting, die met elkaar 5 gekoppelde schalmen omvat; - ten minste één op de transportketting plaatsbare houder, waarop objecten geplaatst kunnen worden, welke houder ten opzichte van de ketting verschuifbaar is; en 10 - geleidingsmiddelen voor het zodanig geleiden van op de ketting geplaatste houders, dat de verschuifbeweging dwars op de transportbeweging van de ketting is begrensd.

Dergelijk transportsamenstellen zijn algemeen 15 bekend. Hiermee worden dragers langs verschillende stations getransporteerd en worden de dragers bij een station tijdelijk tegengehouden om bijvoorbeeld op de drager objecten te plaatsen. Terwijl de drager tegengehouden wordt blijft de transportketting doorlopen, 20 zodat andere op de ketting geplaatste dragers verder getransporteerd worden. Teneinde te voorkomen dat de dragers van de transportketting vallen, zijn bij bekende transportsamenstellen aan weerszijden van de ketting geleiderails aangebracht.

25 Het nadeel van bovengenoemde transportsamenstellen is dat de breedte van een houder en de daarop geplaatste objecten beperkt wordt door afstand tussen de geleiderails.

Verder hebben de geleiderails het nadeel dat ze 30 de toegang vanaf de zijkant tot de dragers beperken.

Daarnaast vergt het aanbrengen van de geleiderails extra tijd bij het vervaardigen van een dergelijk transportsamenstel.

1013333 2

Het is een doel van de onderhavige uitvinding de bovengenoemde nadelen te voorkomen.

Dit doel wordt bereikt met een transportsamenstel volgens de uitvinding dat gekenmerkt 5 wordt doordat de geleidingsmiddelen op de transportketting zijn aangebracht.

Door het aanbrengen van de geleidingsmiddelen op de transportketting wordt een vrije zijdelingse toegang tot de dragers verkregen en wordt de breedte van 10 de dragers niet meer beperkt door langs de transportketting aangebrachte geleide rails.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvatten de geleidingsmiddelen een geleidingsrib, waarbij de geleidingsrib zich in de 15 transportrichting van de ketting uitstrekt, en omvat de ten minste één houder een zich over de lengte van de houder uitstrekkende sleuf, zodanig dat bij een op de ketting geplaatste houder de geleidingsrib zich tot in de sleuf uitstrekt.

20 Deze geleidingsrib zorgt ervoor dat een op de ketting geplaatste drager wel in de transportrichting, maar niet dwars hierop kan verschuiven. De geleidingsrib kan vervaardigd zijn van een flexibel materiaal.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm volgens de 25 uitvinding omvat elke schalm een rib, zodanig dat de ribben van aan elkaar gekoppelde schalmen de geleidingsrib vormen.

Bij voorkeur omvat daarbij de rib van elke schalm aan een eerste zijde een uitsparing en aan een 30 tegenoverliggende tweede zijde een verjonging, zodanig dat de verjonging zich uitstrekt tot in de uitsparing van een rib van een aangrenzende schalm.

Hierdoor blijft de gevormde geleidingsrib continu en ontstaan er bij scharnieren van de ketting, 35 bijvoorbeeld rond een kettingwiel, geen uitsparingen in de geleidingsrib.

Volgens een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvatten de geleidingsmiddelen een zich in de 1013333 3 transportrichting van de ketting, over de gehele lengte van de ketting uitstrekkende sleuf, en omvat de ten minste één houder een met de sleuf samenwerkende rib.

Volgens weer een andere uitvoeringsvorm volgens 5 de uitvinding omvatten de geleidingsmiddelen twee aan weerszijden van elke schalm aangebrachte geleidingsvlakken en omvat de tenminste één drager een zich over de lengte uitstrekkende, de geleidingsvlakken omgrijpende sleuf, waarvan de breedte groter is dan de 10 afstand tussen de geleidingsvlakken.

Deze en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding.

15 Figuur 2 toont een eerste detail van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 in perspectivisch aanzicht.

Figuur 3 toont een tweede detail van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 in perspectivisch 20 aanzicht en met gedeeltelijk weggesneden delen.

Figuren 4 en 5 tonen een perspectivisch aanzicht van een schalm van de uitvoering volgens figuur 1.

Figuur 6 toont een perspectivisch aanzicht van 25 een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

Figuur 7 toont een perspectivisch aanzicht van een derde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

In figuur 1 wordt een eerste uitvoeringsvorm van een transportsamenstel 1 volgens de uitvinding 30 getoond. Dit samenstel 1 heeft een transportketting 2, die langs kettingwielen 3, 4 wordt geleid. Op de transportketting 2 is een drager 5 geplaatst.

De transportketting 2 is opgebouwd uit een groot aantal aan elkaar gekoppelde schalmen 6 (zie ook 35 figuren 2 en 3). Elke schalm omvat een glijvlak 7, waarop een rib 8 is aangebracht. De rib 8 werkt samen met een sleuf 9, die in het ondervlak van de drager 5 is 1013333 4 aangebracht. Het ondervlak van de drager 5 ligt aan op de glijvlakken 7 van de schalmen.

In de zijkant van de drager 5 zijn uitsparingen 10 aangebracht. In deze uitsparingen 10 kan een 5 bedienbare nok 11 worden gebracht, ten einde een drager 5 tegen te kunnen houden, terwijl de transportketting 2 door blijft lopen (zie figuur 3). Hierbij schuift dan de onderzijde van de drager 5 over de glijvlakken 7 van de schalmen, terwijl de ribben 8 voorkomen dat de drager 5 10 in een richting dwars op de transportrichting kan verschuiven.

De in de drager 5 aangebrachte sleuf 9 heeft een doorsnedevorm die ongeveer gelijk is aan de doorsnede vorm van een rugbybal. Door de gebogen vlakken 12 van 15 deze sleuf 9 is het mogelijk om de dragers 5 door een bocht te transporteren. Het is hierbij zelfs mogelijk de drager 5 in een bocht tegen te houden.

De drager 5 heeft verder een uitsparing 13, waarin bijvoorbeeld een ijzeren prop geplaatst kan 20 worden, zodat met detectiemiddelen 14 de positie van een drager bepaald kan worden.

De transportketting 2 kan bij voorkeur om twee loodrecht op elkaar staande assen X, Y (zie figuur 4) scharnieren, zodat de ketting bochten kan maken in 25 horizontale en verticale vlakken. Hiertoe zijn de schalmen als volgt gevormd.

Elke schalm 6 heeft naast het glijvlak 7 met daarop de rib 8 aan de onderzijde van het glijvlak een gaffelvormig deel 14. Dit deel 14 is aan de ene zijde 30 voor zien van twee astappen 15 en aan de andere zijde van twee uitsparingen 16 (zie figuren 4 en 5). In gekoppelde toestand grijpen de astappen 15 van een schalm 6 in de uitsparingen 16 van een opvolgende schalm. Het gaffelvormig deel 14 is zodanig gevormd, dat bij 35 gekoppelde schalmen, er ruimte overblijft, waardoor de tanden 17 van bijvoorbeeld tandwiel 3 hierin kunnen grijpen en waardoor de door de schalmen 6 gevormde transportketting 2 aangedreven kan worden.

1013333 5

Om het scharnieren van de schalmen 6 rond de as X mogelijk te maken, zodat de ketting 2 vanuit zijn vlak in twee richtingen kan roteren heeft ook de rib 8 een gaffel vorm. De twee benen 18 van de rib 8 grijpen om het 5 enkele deel 19 van een aangrenzende schalm, zodat op de transportketting 2 een continue rug gevormd wordt.

Daarbij zijn de benen 18 afgerond, zodat bij een scharnierbeweging van de schalm 6 rond de as X de continue rug behouden blijft.

10 De glijvlakken 7 van de schalm 6 hebben afschuiningen 20 en zijn de uitsparingen 16 enigszins groter dan de astappen 15, waardoor de schalm eveneens rond de as Y kan scharnieren.

Figuur 6 toont een tweede uitvoeringsvorm van 15 de uitvinding. Deze uitvoering omvat een schalmenketting 30, waarbij elke schalm 31 een rib 32 omvat. Op deze schalmenketting 30 kan een drager 33 geplaatst worden, die aan weerszijden van de ketting 30 uitsteekt. Aan de onderzijde zijn op de drager 33 nokken 34 aangebracht, 20 die de ribben 32 omgrijpen, waardoor de drager op de ketting geleid en gesteund wordt. In plaats van deze nokken 34 kan ook een sleuf worden toegepast, zoals getoond in de voorgaande uitvoeringsvorm.

Het is bij deze uitvoering ook mogelijk om de 25 afstand van de nokken 34 zodanig te maken, dat ze zich aan weerszijden van de schalmen 31 uitstrekken, waardoor de schalmen 31 zelf voor de geleiding van de drager 33 zorgen. De ribben 32 op de schalmen 31 zijn dan overbodig.

30 Figuur 7 toont een derde uitvoeringsvorm. Deze uitvoeringsvorm omvat eveneens een schalmenketting 40 en een daarop plaatsbare drager 41. Elke schalm 42 is aan de bovenzijde voorzien van een zich over de lengte uitstrekkende sleuf 43. In deze sleuf vallen nokken 44, 35 die aan de onderzijde van de drager 41 zijn aangebracht.

1013333

Claims

1. Transportsamentstel voor het transporteren van objecten, welk samenstel omvat: - een transportketting, die met elkaar gekoppelde schalmen omvat; 5. ten minste één op de transportketting plaatsbare houder, waarop objecten geplaatst kunnen worden, welke houder ten opzichte van de ketting verschuifbaar is; en - geleidingsmiddelen voor het zodanig geleiden 10 van op de ketting geplaatste houders, dat de verschuifbeweging dwars op de transportbeweging van de ketting is begrensd, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen op de transportketting 15 zijn aangebracht.

2. Transportsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen een geleidingsrib omvatten, waarbij de geleidingsrib zich in de 20 transportrichting van de ketting uitstrekt, en dat de ten minste één houder een zich over de lengte van de houder uitstrekkende sleuf omvat, zodanig dat bij een op de ketting geplaatste houder de geleidingsrib zich tot in de sleuf uitstrekt.

3. Transportsamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke schalm een rib omvat, zodanig dat de ribben van aan elkaar gekoppelde schalmen de geleidingsrib vormen.

4. Transportsamenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de rib van elke schalm aan een eerste zijde een uitsparing en aan een tegenoverliggende tweede zijde een 1013333 verjonging omvat, zodanig dat de verjonging zich uitstrekt tot in de uitsparing van een rib van een aangrenzende schalm.

5. Transportsamenstel volgens conclusie 1, 5 met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen een zich in de transportrichting van de ketting, over de gehele lengte van de ketting uitstrekkende sleuf omvatten, en dat de ten minste één houder een met de sleuf samenwerkende rib 10 omvat.

6. Transportsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen twee aan weerszijden van elke schalm aangebrachte geleidingsvlakken omvatten en 15 dat de tenminste één drager een zich over de lengte uitstrekkende, de geleidingsvlakken omgrijpende sleuf omvat, waarvan de breedte groter is dan de afstand tussen de geleidingsvlakken. 1013333