NL8102727A - Spuitgietmondstukdichting. - Google Patents

Description

c - 1 -

Spuitgietmondstukdichting.

De uitvinding heeft betrekking op van een kleppoort voorziene spuitgietinrichtingen en meer in het bijzonder op een verbeterde mondstukdichting die zich uitstrekt over de luchtruimte vanaf het verwarmer giet stuk om de poort te 5 vormen.

Zoals weergegeven in het Amerikaanse octrooi-schrift 4.043.740 ten name van de onderhavige aanvrager, is het bekend om een mondstukdichting te verschaffen, die in het mond-stukgedeelte van het verwarmergietstuk zit en zich uitstrekt 10 over de luchtruimte om aan te liggen op de holteplaat rond de poort. Hoewel dit inderdaad de ontsnapping van onder druk staande smelt in de luchtruimte verhindert en de warmte-overdracht naar het poortgebied doet toenemen, treden er resterende problemen op, die niet ondervangen worden wanneer bepaalde materialen ge-15 bruikt worden voor bepaalde toepassingen. Normaal is de klep-pen niet gesloten gedurende 3-4 seconden nadat de holte gevuld is om krimp toe te laten. Gedurende deze periode verhardt echter een dunne smeltlaag of -film op de binnenzijde van de poort en vervolgens wordt wanneer de kleppen gesloten is, aanzienlijke 20 druk op dit verharde materiaal uitgeoefend. Dit leidt tot het kristalliseren van bepaalde materialen zoals polyester wanneer de druk uitgeoefend wordt. Gedurende de volgende cyclus wanneer de kleppen geopend is, gaat dit kristallijne materiaal door de poort in de holte, hetgeen smetten produceert in het gegoten 25 product. Dit is in het bijzonder onbevredigend bij het door blaasgieten vormen van polyetheentereftalaat thermoplastische polyester-voorvormen in flessen, daar het kristallijne materiaal, dat gevormd wordt, melkachtig is en niet geblazen kan worden.

Een ander resterend probleem bij de vroegere inrichting is dat 30 een bel op het product gevormd kan worden wanneer de vorm geopend wordt en het product van de poort weggetrokken wordt.

81 02 72 7 * - 2 -

Hoewel het bekend is om te voorzien in uitwendig verwarmde verwarmergietstukken of mondstukken die zich direct naar de holte uitstrekken door een poortopening in de holteplaat, heeft deze uitvoering het bezwaar te resulteren in over-5 matig warmteverli.es door het directe contact tussen de gekoelde holteplaat en het verwarmde mondstuk, die van een betrekkelijk geleidend materiaal gevormd moeten worden.

Teneinde deze problemen te ondervangen is het I : ‘ nodig om te zorgen voor de overdracht van warmte recht in het 1 - . i 10 poortgebied aangrenzend aan de holte. Dit moet echter gedaan worden zonder de doeltreffende koeling van de aangrenzende gedeelten van de holteplaat te verminderen. Zoals duidelijk zal zijn wordt naarmate meer warmte naar het gebied geleid wordt, de doeltreffendheid van de koeling meer van belang. Anders zal 15 het product niet vlug genoeg verharden om een doelmatige werking van de inrichting op te leveren.

Kort omschreven is het zodoende een oogmerk van de onderhavige uitvinding om deze bezwaren althans gedeeltelijk te ondervangen door het verschaffen van een mondstukdich-20 ting, die een afzonderlijk bestanddeel van het verwarmergiet- stuk vormt en die zich in de holteplaat uitstrekt om de poort | te vormen. ; i )

Te dien einde voorziet de uitvinding als een van zijn aspecten in een van een kleppoort voorziene spuit-25 gietinrichting, bestaande uit een verwarmd verwarmergietstuk, j dat in een gekoelde holteplaat zit, welk verwarmergietstuk een j mondstukgedeelte heeft, dat van de holteplaat'. gescheiden is door een luchtruimte, een poort door de holteplaat, die naar j een holte leidt, een smeltdoorgang, die zich door het verwarmer- 30 gietstuk uitstrekt voor het voortleiden van onder druk staande smelt van een gietmachine naar de poort, een lange klep-pen · i om heen en weer te bewegen in een boring in het verwarmergietstuk tussen open en gesloten posities, welke klep-pen een aangedreven einde en een punteinde heeft, en een klep-penaandrijf-35 mechanisme, gekenmerkt door een holle mondstukdichting, die ________________een centrale boring heeft, welke zich uitstrekt over de lucht- 81 02 72 7 - 3 - ι ruimte tussen het verwarmergietstuk en de holteplaat met de boring daarvan coaxiaal met de boring van het verwarmergietstuk en de poort, welke mondstukdichting een eerste eindgedeelte heeft, dat in het mondstukgedeelte van het verwarmergietstuk op-5 genomen is, en een tweede eindgedeelte, dat zich uitstrekt in een poortopening door de holteplaat, waarbij het tweede eindgedeelte van de mondstukdichting de poort vormt, die het punt-einde van de klep-pen in de gesloten positie opneemt.

Verdere oogmerken en voordelen van de uit-10 vinding zullen uit de volgende beschrijving blijken, aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden daarvan.

Figuur 1 is een doorsnede over een van een poort voorziene spuitgietinrichting volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding; 15 figuur 2 is een gedeeltelijke doorsnede over een tot dusver bekende mondstukdichting; figuur 3 is een op grotere schaal weergegeven doorsnede over de mondstukdichting die in figuur 1 weergegeven is; en 20 figuur 4 is een overeenkomstige afbeelding, die een mondstukdichting volgens een andere uitvoering van de uitvinding weergeeft.

Vervolgens worden de voorkeursuitvoeringen in detail beschouwd.

25 Eerst wordt figuur 1 beschouwd, waarin een van een kleppoort voorziene spuitgietinrichting weergegeven is, die een smeltdoorgang 10 heeft, waardoor onder druk staande smelt van een gietmachine 12 naar een holte 14 in een holteplaat 16 vloeit. De smeltdoorgang 10 strekt zich uit door een 30 achterplaat 18, een verwarmergietstuk 20, waaruit de smelt door een poort 22, gevormd door de mondstukdichting 24, en in de holte 34 vloeit. De smeltdoorgang 10 strekt zich ook uit door een bus-dichting 26, die in het verwarmergietstuk 20 zit en tegen de achterplaat 18 aan ligt. Het verwarmergietstuk 20 wordt verwarmd 35 door een electrisch verwarmingselement 28, dat daarin gegoten __is en een mondstukgedeelte 30 heeft, dat stevig gemonteerd is in 8102727 *· o - 4 - de holteplaat 16 met een isolatiebus 32. De holteplaat 16 wordt gekoeld door koelingselementen 34 en een luchtruimte 36 is gevormd om de gekoelde holteplaat 16 van het verwarmde verwarmer-gietstuk 20 te isoleren.

5 Een klep-pen 38 is aangebracht in een in hoofdzaak cilindrische boring 40 in het verwarmerg iet stuk 20.

Het heeft een spits aangedreven einde 42 en een punteinde 44, dat gemodelleerd is om in de poort 22 te kunnen zitten, die gevormd wordt door de mondstukdichting 24. Het klep-penaandrijf- ; 10 mechanisme omvat een door lucht bediende zuiger 46 en een tuimel-arm 48, die op een zwenkkogel 50 zwenkt, welke aan het einde van een zwenkpengedeelte 52 van de achterplaat 18 aangebracht is, zoals gezien kan worden. Na zich uit te strekken door de bus-dichting 26 verenigt de smeltdoorgang 10 zich met de cilin-15 drische boring 40 in het verwarmergietstuk 20 en vloeit de smelt dan rond de klep-pen 38, maar wordt van buiten af verwarmd.

Zoals duidelijker in figuur 3 gezien wordt, is de mondstukdichting 24 hol en heeft deze een eerste eindge-deelte 54, dat stevig in een cilindrische uitsparing 56 in het 20 mondstukgedeelte 30 van het verwarmde gietstuk 20 zit met de binnenboring 58 van de mondstukdichting 20 in uitgericht verband met de cilindrische boring 40 van het verwarmergietstuk 20. De mondstukdichting 24 heeft voorts een taps tweede eindgedeelte 60, dat stevig in een samengaande poortopening 62 zit, die zich 25 door de holteplaat 16 naar de holte 14 uitstrekt. De mondstukdichting 24 is gevormd van een titaanlegering en is zo gedimen- ; i sioneerd dat deze uitzet en in dragend contact met de holteplaat 16 gebracht wordt bij verwarming tot de werktemperatuur.

Dit verhindert de ontsnapping van de onder druk staande smelt ’ t ; 30 in de luchtruimte 36, maar vermijdt direct contact tussen het verwarmde verwarmergietstuk 20 en de gekoelde holteplaat 16. Bij ; deze uitvoering is het eindoppervlak 64 plat en staat dit in hoofdzaak in uitgericht verband met de holtewand 66 onder de werkgesteldheden. De binnenboring 58 van de mondstukdichting 24 35 is taps om de poort 22 te vormen en het buitenoppervlak 68 van 81 02 72 7

V

- 5 - het punteinde 44 van de klep-pen 38 is overeenkomstig taps om in de poort 22 te kunnen zitten in de gesloten positie met het eindoppervlak 70 daarvan ook in hoofdzaak in uitgericht verband met de holtewand 66.

5 Bij het gebruik werkt de klep-pen 38 op een gebruikelijke wijze om de poort 22 te openen en te sluiten. Luchtdruk bedient de zuiger 46, die de tuimelarm 48 zwenkt om de klep-pen 38 naar de gesloten positie te drijven, waarbij het punteinde 44 daarvan in de poort 22 zit. Wanneer de luchtdruk 10 vrijgegeven wordt en de smeltdruk weer uitgeoefend wordt na ejectie, verplaatst de smeltdruk de klep-pen 38 naar de open positie. In de open positie vloeit warme onder druk staande smelt uit de gietmachine 12 door de smeltdoorgang 10, door de poort 22 en in de holte 14. Na het vasthouden van de druk ge-15 durende enkele seconden om ‘Verdichting” toe te laten en krimp te voorkomen, wordt de klep dan gesloten, het product afgekoeld om geëjecteerd te worden, en wordt het proces herhaald.

Figuur 2 toont een vroegere mondstukdich-ting zoals geopenbaard in het in het voorgaande vermelde Ameri-20 kaanse octrooischrift 4.043.740 ten name van de onderhavige aanvrager. Deze mondstukdichting ligt aan op de holteplaat rond de poort, waardoor niet voldoende warmte geleverd wordt om te vermijden dat er zich een smeltfilm of -laag 72 vormt op het binnenoppervlak van de poort in de holteplaat bij sommige toe-25 passingen. Wanneer de klep-pen sluit, zoals weergegeven, komt deze smeltlaag 72 onder druk te staan, waardoor deze kristalliseert met de onbevredigende resultaten die in het voorgaande besproken zijn. Bij de onderhavige uitvinding wordt dit vermeden door de mondstukdichting 24 uit te strekken in een poort-30 opening 62 in de holteplaat 16, waarbij de poort 22 gevormd wordt in de mondstukdichting 24 in plaats van in de holteplaat 16. De mondstukdichting 24 wordt gevormd van een slecht geleidend metaal, dat, afhangende van het soort materiaal dat gegoten wordt, voldoende warmte naar het poortgebied leidt zonder dat dit 35 resulteert in een overmatig warmteverlies door de mondstukdich- 8102727 - 6 - €

Ik c : ' ' ...... \ ting 24 naar de holteplaat 16, De holteplaat 16 behoudt zodoende de doeltreffendheid van de koeling daarvan, die"zelfs nog meer van belang wordt voor de succesvolle werking van de inrichting als gevolg van het zorgen voor warmte-overdracht vlak rond de 5 poort. Vervolgens wordt figuur 4 beschouwd, waarin gedeeltelijk een van een kleppoort voorziene spuitgietinrichting weergegeven ; is, die een mondstukdichting volgens een andere uitvoering van de uitvinding heeft. Daar een groot aantal van de aspecten j

| E

j identiek zijn aan die van de eerste uitvoering, worden aspecten , | 10 die gemeenschappelijk zijn voor beide uitvoeringen beschreven i | en voorgesteld onder toepassing van dezelfde verwijzingscijfers.

Bij deze uitvoering is het eindoppervlak 70 van het punteinde 44 van de klep-pen 38 afgerond en is het eindoppervlak 64 van de mondstukdichting 24 naar binnen omhoog gebogen om een ruimte 74 15 te laten, die met smelt gevuld wordt wanneer de klep-pen 38 sluit. Hoewel deze uitvoering een poortafdruk produceren zal, kan deze gebruikt worden bij het gieten van producten wanneer dit geen belangrijke factor vormt, zoals bij het door invloeien maken van voorvormen in flessen. De werking van deze uitvoering

. . I

! 20 van de uitvinding is in hoofdzaak gelijk aan die welke in het ‘ * | voorgaande beschreven is en behoeft niet herhaald te worden. i i

Ofschoon de beschrijving van de uitvinding

j met betrekking tot twee betreffende uitvoeringen gegeven is, J

! ... . I

moet dit niet in een beperkende zin opgevat worden. Variaties en · 25 modificaties zullen nu bij de terzake deskundige opkomen. In het ' | bijzonder zou de mondstukdichting 24 andere vormen kunnen ver- tonen en van andere materialen gevormd kunnen worden onder het : nog steeds vormen van de poort en het verschaffen van de vereiste ; warmte-overdrachtskarakteristieken.

i 30 Kort samengevat heeft de uitvinding betrek- . · i king op een mondstukdichting door spuitgieten door een klep- ' j poort. De holle dichting zit in het mondstukgedeelte van het ver-warmergietstuk en strekt zich uit over de isolerende lucht-spleet en in een poortopening in de holteplaat. De binnenboring 35 van de mondstukdichting verloopt taps om de poort te vormen, 8102727 ♦ A - 7 - die het punteinde van de klep-pen in de gesloten positie opneemt. De mondstukdichting is gevormd van een slecht geleidend metaal zoals titaanlegering, waardoor voldoende warmte geleid wordt om een zuiver sluitende poort te vormen zonder dat dit 5 resulteert in een onaanvaardbaar warmteverlies aan de omringende holteplaat.

i ff 8102727

Claims (4)

1. Van een kleppoort voorziene spuitgiet-inrichting, bestaande uit een verwarmd verwarmergietstuk, dat 5 in een gekoelde holteplaat zit, welk verwarmergietstuk een mondstukgedeelte heeft, dat van de holteplaat gescheiden is door een luchtruimte, een poort door de holteplaat, die naar een holte leidt, een smeltdoorgang, die zich door het verwarmergietstuk uitstrekt voor het voortleiden van onder druk staande smelt van 10 een gietmachine naar de poort, een lange klep-pen om heen en weer te bewegen in een boring in het verwarmergietstuk tussen open en gesloten posities, welke klep-pen een aangedreven einde en een punteinde heeft, en een klep-penaandrijfmechanisme, gekenmerkt door een holle mondstukdichting, die een centrale boring 15 heeft, welke zich uitstrekt over de luchtruimte tussen het verwarmergietstuk en de holteplaat met de boring daarvan coaxiaal mat de boring van het verwarmergietstuk en de poort, welke mondstukdichting een eerste eindgedeelte heeft, dat in het mondstukgedeelte van het verwarmergietstuk opgenomen is, en een tweede 20 eindgedeelte, dat zich uitstrekt in een poortopening door de holteplaat, waarbij het tweede eindgedeelte van de mondstukdichting de poort vormt, die het punteinde van de klep-pen in de gesloten positie opneemt. !

2. Inrichting volgens conclusie 1, geken-25 merkt doordat het tweede eindgedeelte van de mondstukdichting zich uitstrekt door de poortopening in de holteplaat in hoofd- : 1 zaak tot de holte.

3. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de mondstukdichting van een titaanlegering gevormd 30 is.

4. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 81 02 727