NL8102576A - Schuifdak voor een voertuig. - Google Patents

Description

> N/30.260-Jb/hf - 1 -

Schuifdak voor een voertuig.

De uitvinding heeft betrekking op een schuifdak voor een voertuig# voorzien van een paneel, dat in de voorste stand een opening in het vaste dak afsluit en dat# door het bedienen van een verstelorgaan, onder het oplichten van de 5 achterrand gedeeltelijk tot buiten de dakopening in standen boven het vaste dak verplaatsbaar is, waarbij het paneel nabij zijn voorrand# verzwenkbaar om een horizontale dwarstap, is ondersteund door ten minste één voorste steun# die in de langsrichting van het voertuig heen en weer verplaatsbaar is# 10 terwijl het paneel voorts achterwaarts van de voorste steun verzwenkbaar in ingrijping is met ten minste één dwarspen aan het bovenste uiteinde van een hefboom# die aan zijn onderste uiteinde scharnierend om een horizontale# in de dwars-richting van het voertuig verlopende# rotatieas is onder-15 steund, waarbij het verstelorgaan op de voorste steun aangrijpt en deze# voor het verplaatsen van het paneel# in de langsrichting van het voertuig verschuift# terwijl de dwarspen aan het bovenste hefboomuiteinde verdraaibaar en verschuifbaar is in een# onder het paneel gevormde# sleuf# waar-20 bij, bij het verplaatsen van het paneel vanuit de voorste stand# de hefboom een door een aanslag bepaalde stand bereikt, waarna de dwarspen de sleuf doorloopt; en vice versa.

Een dergelijk schuifdak is beschreven in de octrooiaanvrage 80.03639.

25 In dit schuifdak wordt# bij het kantelen van het pa neel naar de schuin achterwaarts omhoog hellende ventilatie-stand en terug# de afdichting langs de voorrand van de opening in het vaste dak en/of langs de voorrand van het paneel aan afschuifbelastingen blootgesteld, waardoor beschadigingen van 30 deze afdichting(en) kunnen optreden.

De onderhavige uitvinding beoogt een schuifdak van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen# waarbij dergelijke beschadigingen op doeltreffende wijze worden voorkomen.

Hiertoe wordt dit schuifdak gekenmerkt door middelen 35 voor het heffen van althans de voorzijde van het paneel bij het verplaatsen van het paneel vanuit de sluitstand.

Hierdoor wordt verhinderd# dat de afdichting langs 81 02 5 7 6 4 - 2 - de voorrand van de opening in het vaste dak en/of langs de voorrand van het paneel bij verstelling van het paneel naar de schuin achterwaarts omhooghellende stand en terug kan worden beschadigd.

5 Volgens een gunstige uitvoering van het schuifdak volgens de uitvinding, waarbij onder het paneel aan weerszijden een in de langsrichting van het voertuig verlopend profiel is bevestigd, waarin de betreffende sleuf is gevormd, is in elk profiel nabij het voorste uiteinde tevens een leid-10 sleuf gevormd, die althans gedeeltelijk in achterwaartse en benedenwaartse richting helt en waarmede de, met de betreffende voorste steun verbonden, dwarstap in ingrijping is.

Voorts kan, onder omstandigheden, bij het bekende schuifdak tijdens het rijden van het voertuig aan de achter-15 zijde van het zich in de sluitstand bevindende paneel een kleine spleet ontstaan, welke een suizend geluid tengevolge kan hebben.

Teneinde dit te vermijden kan het schuifdak volgens de uitvinding worden uitgevoerd met middelen voor het ver-20 grendelen van de achterzijde van het paneel in de sluitstand.

Hierdoor wordt niet slechts het optreden van de genoemde kleine spleet aan de achterzijde van het paneel in de sluitstand voorkomen, doch wordt tevens het van buitenaf lichten van het gesloten paneel door onbevoegden verhinderd. 25 Teneinde het vergrendelen op een effectieve wijze te bewerkstelligen kan elk profiel samenwerken met een ver-bindingsstrip, waarvan het voorste uiteinde verzwenkbaar aan de, met de betreffende voorste steun verbonden dwarstap is bevestigd en waarvan het achterste uiteinde een leidpen 30 draagt, die in een langssleuf in het profiel verschuifbaar is, waarbij elke verbindingsstrip nabij de achterzijde een ver-grendelorgaan draagt, dat in de sluitstand in ingrijping is met een aan de achterzijde open vergrendelsleuf in een achterste steun.

35 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van een schuifdak volgens de uitvinding weergeeft.

t

Fig. 1 is een langsdoorsnede, gedeeltelijk in aanzicht, van een uitvoering van het schuifdak volgens de uit-40 vinding, waarbij het paneel zich in de vergrendelde sluit- 8102576 - 3 - stand bevindt.

Pig. 2 is een met fig. 1 overeenkomende langsdoor-snede, gedeeltelijk in aanzicht, waarbij het paneel zich evenwel in de achterste eindstand bevindt.

5 Fig. 3 is een gedeeltelijke 1angsdoorsnede, gedeel telijk in aanzicht, van het schuifdak volgens fig. 1 op grotere schaal, waarbij het paneel zich in de vergrendelde sluit-stand bevindt, welke langsdoorsnede buitenwaarts van een profiel verloopt,- zodat een verbindingsstrip zichtbaar is.

10 Fig. 4 is een met fig. 3 overeenkomende doorsnede, gedeeltelijk in aanzicht, waarbij het paneel evenwel is ontgrendeld en enigszins is gelicht.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven van een schuifdak voor een voertuig, dat is voorzien 15 van een paneel 1, dat in de voorste stand een opening 2 in het vaste dak 3 afsluit en dat, onder het oplichten van de achterrand 4, in een schuine stand achterwaarts, gedeeltelijk tot buiten de dakopening 2, in standen boven het vaste dak 3 verplaatst kan worden.

20 Hiertoe is aan weerszijden onder het paneel 1 een in de langsrichting van het voertuig verlopend hoekprofiel 5 onder tussenschakeling van elastische ringen 6 aangebracht.

Elk hoekprofiel 5 is aan zijn voorste uiteinde uitgevoerd met een leidsleuf 28, die althans gedeeltelijk in achterwaartse 25 en benedenwaartse richting helt en waarmede een dwarstap 7 in ingrijping is, die is verbonden met een voorste steun 8, die over een, in de langsrichting van het voertuig verlopende, door de gootvormige verdieping van een montageframe 9 ondersteunde holle leidstang 10 heen en weer kan worden verplaatst. 30 Elke leidsleuf 28 omvat een op het bovenste voorste uiteinde van het hellende sleufgedeelte aansluitend, in de langsrichting van het betreffende hoekprofiel 5 voorwaarts verlopend sleufgedeelte, dat in de sluitstand van het paneel 1 althans ongeveer horizontaal verloopt.

35 Elk der beide holle leidstangen 10 bezit een langs- sleuf, waardoor een lip 12 van de samenwerkende voorste steun 8 naar binnen steekt.

Een verstelorgaan (niet weergegeven) is verdraaibaar op het montageframe aangebracht en verstelt bij ver-40 draaiing een aandrijfrad, dat met twee flexibele druk-trek- 81 02 5 76 - 4 - kabels 15 in ingrijping is. De eindgedeelten van deze kabels 15 verlopen in de langsrichting van het voertuig en grijpen aan op de voorste steunen 8.

De hoekprofielen 5 bezitten voorts elk een sleuf 5 16, waarin een dwarspen 17 verdraaibaar en verschuifbaar grijpt. Elke dwarspen 17 is bevestigd aan het bovenste uiteinde van een hefboom 18, die aan zijn onderste uiteinde vrij scharnierend is gelegerd op een achterste hoekstuk 19, dat in de gootvormige verdieping van het montageframe 9 is 10 bevestigd. De rotatieassen 20 van de beide hefbomen liggen in eikaars verlengde en verlopen horizontaal in de dwars-richting van het voertuig. Op elk der beide dwarspennen 17 werkt een veer 21 in, die aan zijn achterste uiteinde aan het bijbehorende hoekprofiel 5 is bevestigd en die de dwars-15 pen 17 in de richting van het oplopende achterste uiteinde van de bijbehorende sleuf 16 belast.

Elk hoekprofiel 5 werkt samen met een verbindings-strip 29, waarvan het voorste uiteinde verzwenkbaar aan de, met de betreffende voorste steun 8 verbonden dwarstap 7 is 20 bevestigd en waarvan het achterste uiteinde een leidpen 30 draagt, die in een langssleuf 31 in het hoekprofiel 5 verschuifbaar is. Elke verbindingsstrip 29 draagt nabij de achterzijde een vergrendelorgaan, dat in de sluitstand in in— grijping is met een aan de achterzijde open vergrendelsleuf 25 32 in het achterste hoekstuk 19. Tussen elk hoekprofiel 5 en de samenwerkende verbindingsstrip 29 is een veer 33 aangebracht, die de verbindingsstrip 29 in achterwaartse richting belast.

Elke verbindingsstrip 29 draagt aan de onderzijde, 30 nabij het achterste uiteinde, een omgezette lip, die een omlaag omgezet einddeel 34 omvat, dat een vergrendelnok vormt. De vergrendelsleuf 32 in elk achterste hoekstuk 19 omvat een voorste althans ongeveer horizontaal gedeelte en een daar achter gelegen schuin achterwaarts en omhooglopend gedeelte.

35 Achter de onderrand van elke vergrendelsleuf 32 verloopt een althans ongeveer horizontaal randdeel 35.

Voor het achterwaarts verplaatsen van het paneel 1 vanuit de in de fig. 1 en 3 weergegeven voorste of gesloten stand wordt het verstelorgaan verdraaid in een zodanige zin, 40 dat de beide flexibele druk-trek-kabels 15 de voorste steunen 81 02 5 76 U V.

- 5 - 8 in achterwaartse richting langs de holle leidstangen 10 verplaatsen. Hierbij worden de hoekprofielen 5 en derhalve tevens het paneel 1 eerst enigszins gelicht/ doordat de dwars-tappen 7 de leidsleuven 28 in de hoekprofielen 5 doorlopen 5 en gelijktijdig de, de grendelnokken vormende, einddelen 34 van de verbindingsstrippen 29 de sleuven 32 volgen. Hierdoor wordt enerzijds een beschadiging van de paneelafdichting verhinderd, terwijl tevens een ontgrendeling van de achterzijde van het paneel 1 wordt bewerkstelligd.

10 Zowel tijdens deze verplaatsing van de verbindings strippen 29 als tijdens een verder gedeelte van de achterwaartse verplaatsing van de voorste steunen 8 langs de holle leidstangen 10 blijven de dwarspennen 17 onder invloed van de veren 21 met het achterste uiteinde van de sleuven 16 in 15 ingrijping en verzwenken de hefbomen 18 omhoog en vervolgens voorbij hun verticale stand.weer omlaag.

De hefbomen 18 werken samen met een achterste'aanslag 27 aan de achterste hoekstukken 19, waarmede de hefbomen 18, respectievelijk in hun achterste eindstand in ingrijping 20 komen.

Bij een verdere achterwaartse verplaatsing van de voorste steunen 8 langs de holle leidstangen 10 door middel van de kabels 15, zullen de dwarspennen 17 de sleuven 16 in de hoekprofielen 5, tegen de werking van de veren 21 in, door-25 lopen. Nadat de dwarspennen 17 het voorste uiteinde van de sleuven 16 hebben bereikt, is geen verdere achterwaartse verplaatsing van het paneel 1 meer mogelijk en heeft dit paneel 1 derhalve zijn achterste eindstand bereikt.

Voor het weer naar voren, naar de gesloten stand, 30 verplaatsen van het paneel 1 wordt het verstelorgaan in tegengestelde zin verdraaid, waardoor de flexibele druk-trek-kabels 15 de voorste steunen 8 voorwaarts drukken, de dwarspennen 17 de sleuven 16 doorlopen en de hefbomen 18 vervolgens voorwaarts worden gezwenkt, waarbij de stand volgens 35 fig. 4 wordt bereikt.

Hierna kan het paneel 1 praktisch niet verder voorwaarts worden verplaatst en doorlopen de dwarstappen 7 de leidsleuven 28, terwijl gelijktijdig de als grendelnokken fungerende einddelen 34 van de verbindingsstrippen 29 de ver-40 grendelsleuven 32 binnentreden en hierin de voorste eindstand 81 02 5 76 v 'v- - 6 - bereiken. Hierdoor worden de hoekprofielen 5 tezamen met het daarop bevestigde paneel 1 omlaag naar de sluitstand verplaatst/ waarin zij door de samenwerking van de als grendel-nokken fungerende einddelen 34 en de vergrendelsleuven 32 5 vergrendeld zijn.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld/ dat op verschillende manieren binnen het kader der uitvinding kan worden gevarieerd.

8102576

Claims (10)

1. Schuifdak voor een voertuig, voorzien van een paneel, dat in de voorste stand een opening in het vaste dak afsluit en dat, door het bedienen van een verstelorgaan, onder het oplichten van de achterrand gedeeltelijk tot buiten 5 de dakopening in standen boven het vaste dak verplaatsbaar is, waarbij het paneel nabij zijn voorrand, verzwenkbaar om een horizontale dwarstap, is ondersteund door ten minste één voorste steun, die in de langsrichting van het voertuig heen en weer verplaatsbaar is, terwijl het paneel voorts achter-10 waarts van de voorste steun verzwenkbaar in ingrijping is met ten minste één dwarspen aan het bovenste uiteinde van een hefboom, die aan zijn onderste uiteinde scharnierend om een horizontale, in de dwarsrichting van het voertuig verlopende, rotatieas is ondersteund, waarbij het verstelorgaan op de 15 voorste steun aangrijpt en deze, voor het verplaatsen van het paneel, in de langsrichting van het voertuig verschuift, terwijl de dwarspen aan het bovenste hefboomuiteinde verdraaibaar en verschuifbaar is in een, onder het paneel gevormde, sleuf, waarbij, bij het verplaatsen van het paneel vanuit de 20 voorste stand, de hefboom een door een aanslag bepaalde stand bereikt, waarna de dwarspen de sleuf doorloopt; en vice versa, gekenmerkt door middelen voor het heffen van althans de voorzijde van het paneel bij het verplaatsen van het paneel vanuit de sluitstand.

2. Schuifdak volgens conclusie 1, waarbij onder het paneel aan weerszijden een in de langsrichting van het voertuig verlopend profiel is bevestigd, waarin de betreffende sleuf is gevormd, met het kenmerk, dat in elk profiel nabij het voorste uiteinde tevens een leidsleuf is 30 gevormd, die althans gedeeltelijk in achterwaartse en benedenwaartse richting helt en waarmede de, met de betreffende voorste steun verbonden, dwarstap in ingrijping is.

3. Schuifdak volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke dwarstap een in achterwaartse rich- 35 ting werkende veerspanning ondervindt.

4. Schuifdak volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elke leidsleuf een op het bovenste voorste uiteinde van het hellende sleufgedeelte aansluitend, in de langsrichting van het betreffende profiel verlopend sleufge- 81 02 5 76 ^ Λ- - 8 - deelte omvat, dat in de sluitstand van het paneel althans ongeveer horizontaal verloopt.

5. Schuifdak volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen voor het vergrendelen 5 van de achterzijde van het paneel in de sluitstand.

6. Schuifdak volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk profiel samenwërkt met een verbindings-strip, waarvan het voorste uiteinde verzwenkbaar aan de, met de betreffende voorste steun verbonden dwarstap is bevestigd 10 en waarvan het achterste uiteinde een leidpen draagt, die in een langssleuf in het profiel verschuifbaar is, waarbij elke verbindingsstrip nabij de achterzijde een vergrendelorgaan draagt, dat in de sluitstand in ingrijping is met een aan de achterzijde open vergrendel sleuf in een achterste steun.:

7. Schuifdak volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat tussen elk profiel en de samenwerkende verbindingsstrip een veer is aangebracht, die de verbindingsstrip in achterwaartse richting belast.

8. Schuifdak volgens conclusie 6 of 7, met het 20 k e n m e r k, dat elke verbindingsstrip aan de onderzijde nabij het achterste uiteinde een omgezette lip draagt, die een omlaag omgezet einddeel omvat, dat een vergrendelnok vormt.

9. Schuifdak volgens een der conclusies 6-8, 25 met het kenmerk, dat de vergrendelsleuf in elke achterste steun een voorste althans ongeveer horizontaal gedeelte en een daarachter gelegen schuin achterwaarts en omhoog verlopend gedeelte omvat.

10. Schuifdak volgens een der conclusies 6-9, 30met het kenmerk, dat achter de onderrand van elke vergrendelsleuf een althans ongeveer horizontaal randdeel verloopt. 81 02 5 7 6