NL8101325A - Herbicide 2-halogeenaceetaniliden. - Google Patents
Herbicide 2-halogeenaceetaniliden. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8101325A NL8101325A NL8101325A NL8101325A NL8101325A NL 8101325 A NL8101325 A NL 8101325A NL 8101325 A NL8101325 A NL 8101325A NL 8101325 A NL8101325 A NL 8101325A NL 8101325 A NL8101325 A NL 8101325A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- compound
- chloroacetanilide
- butyl
- methyl
- compounds
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01N—PRESERVATION OF BODIES OF HUMANS OR ANIMALS OR PLANTS OR PARTS THEREOF; BIOCIDES, e.g. AS DISINFECTANTS, AS PESTICIDES OR AS HERBICIDES; PEST REPELLANTS OR ATTRACTANTS; PLANT GROWTH REGULATORS
- A01N37/00—Biocides, pest repellants or attractants, or plant growth regulators containing organic compounds containing a carbon atom having three bonds to hetero atoms with at the most two bonds to halogen, e.g. carboxylic acids
- A01N37/18—Biocides, pest repellants or attractants, or plant growth regulators containing organic compounds containing a carbon atom having three bonds to hetero atoms with at the most two bonds to halogen, e.g. carboxylic acids containing the group —CO—N<, e.g. carboxylic acid amides or imides; Thio analogues thereof
- A01N37/26—Biocides, pest repellants or attractants, or plant growth regulators containing organic compounds containing a carbon atom having three bonds to hetero atoms with at the most two bonds to halogen, e.g. carboxylic acids containing the group —CO—N<, e.g. carboxylic acid amides or imides; Thio analogues thereof containing the group; Thio analogues thereof
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Agronomy & Crop Science (AREA)
- Pest Control & Pesticides (AREA)
- Plant Pathology (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Dentistry (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Zoology (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Agricultural Chemicals And Associated Chemicals (AREA)
- Organic Low-Molecular-Weight Compounds And Preparation Thereof (AREA)
Description
* Vis. v
M
Herbicide 2-halogeenaceetaniliden.
De uitvinding heeft betrekking op 2-halogeenaceetaniliden en op de toepassing daarvan in de agronomische techniek, bijvoorbeeld als herbiciden.
De voor deze uitvinding relevante literatuur om-5 vat talloze vermeldingen van 2-halogeenaceetaniliden, die onge-swbstitueerd kunnen zijn of gesubstitueerd kunnen zijn met een grote verscheidenheid van substituenten aan het anilide-stikstof-atoom en aan de anilide-ring, waaronder alkyl-, alkoxy-, alkoxy-alkyl-, halogeen-, etc., resten.
10 Als relevant voor de verbindingen volgens de uit vinding, die gekarakteriseerd worden door de aanwezigheid van een alkoxymethyl- of alkenyloxymethylrest aan het anilide-stik-stofatoom, een alkoxy- of alkenyloxy-rest op de ene ortho-plaats en waterstof of een specifieke alkylrest op de andere ortho-15 jiaats, kunnen als meest nabij liggende literatuurplaatsen worden genoemd de Amerikaanse octrooischrift 3.442.945 en 3.547.620. De meest relevante vermeldingen in de twee bovengenoemde octrooi-schriften zijn de verbindingen 2,-tert.-butyl-2-chloor-N-methoxy-methyl-ö'-methoxyaceetanilide en het broom-analoog daarvan (voor-20 beelden 18 en 34 van het Amerikaanse octrooischrift 3.547.620 respectievelijk voorbeelden 18 en 36 van het Amerikaanse octrooischrift 3.442.945).
De Amerikaanse octrooischriften 4.070.389 en 4.152.137 vermelden een algemene formule, die verbindingen omvat 25 van het type, vermeld in de Amerikaanse octrooischriften 3.442.945 en 3.547.620. De enige met name vermelde verbinding met een alkylrest op de ene ortho-plaats en een alkoxyrest op de andere ortho-plaats bevat echter een alkoxyethylrest aan het ani-lide-stikstofatoom; verbindingen van dit type zijn hieronder meer 30 uitvoerig beschreven.
Andere, minder relevante literatuurplaatsen zijn het Belgische octrooischrift 810.763 en de West-Duitse octrooi- 8101325 V % - 2 - aanvrage 2.402.983; de verbindingen volgens deze literatuur-plaatsen omvatten verbindingen van het type, vermeld in de bovengenoemde Amerikaanse octrooischriften 4.070.389 en 4.152.137, en worden gekenmerkt door een alkoxyalkylrest met 2 of meer kool-5 stofatomen tussen het anilide-stikstofatoom en het zuurstofatoom van het alkoxygedeelte. De meest relevante specifieke vermeldingen in het genoemde Belgische octrooischrift 810.763 en de Duitse octrooiaanvrage 2.402.983 blijken te zijn de verbindingen met een ethoxyethylrest aan het anilide-stikstofatoom, een methoxy- of 10 ethoxyrest op de ene ortho-plaats en een methyl- of isopropyl- rest op de andere ortho-plaats. In verband hiermee wordt verwezen naar het Belgische octrooischrift 810.763, verbindingen 7, 16 en 18; andere minder relevante homologen van deze verbindingenzijn eveneens vermeld, bijvoorbeeld verbindingen 6, 9 en 17, die 15 methoxyethyl- of methoxypropyl-resten, gesubstitueerd aan het stikstofatoom, en een methoxy- of ethoxyrest op de ene ortho-plaats en een methylrest op de andere ortho-plaats bevatten.
Het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 3.442.945, dat de bovengenoemde verbindingen vermeldt met een 20 chemische configuratie, die het meest nauw verwant is aan de verbindingen volgens de uitvinding, geeft enkele herbicide gegevens daarvoor en enkele gegevens worden verschaft voor andere homologen en analoge verbindingen, die voor wat betreft de chemische structuur minder nauw verwant zijn. Op analoge wijze worden enige 25 gegevens verschaft voor verbindingen 6 en 9, in het genoemde Belgische octrooischrift 810.763. Meer in het bijzonder verschaffen deze meest relevante literatuurplaatsen, hoewel zij een herbicide-activiteit op een verscheidenheid van onkruiden vermelden, in het geheel geen gegevens voor verbindingen, die gebleken zijn boven-30 dien en/of tegelijkertijd te bestrijden de moeilijk te bestrijden smalbladige onkruiden, Johnsongras-zaailingen en/of brosriet (shattercane), die beide behoren tot dezelfde plantengenus als sorghum, en andere moeilijk te doden onkruüen, zoals roodwortel ("redroot"), varkensgras en wilde pseudo-gierst ("wild proso 35 millet"), naast de minder-resistente onkruiden, zoals gele vosse-staart, hanepoot en bloedgierst, onder handhaving van de veilig- 8101325 * > - 3 - heid daarvan ten opzichte van sorghum. Het genoemde Belgische octrooischrift 810.763 verschaft gegevens, waaruit blijkt dat verbinding 6 sorghum vernietigt, terwijl geen gegevens worden verschaft voor het effect van verbinding 9 op sorghum. Zoals hier-5 onder zal worden aangetoond bezitten de nieuwe verbindingen volgens de uitvinding verrassenderwijze superieure eigenschappen als selectieve herbiciden in sorghum in vergelijking met de homologe verbindingen volgens de stand der techniek.
De uitvinding beoogt te voorzien in herbiciden, 10 die selectief moeilijk te bestrijden onkruiden, zoals johnson- gras-zaailingen en/of brosriet, en voor zekere verbindingen volgens de uitvinding andere moeilijk te doden onkruiden, zoals roodwortel, varkensgras en wilde pseudo-gierst, bestrijden naast minder-resistente onkruiden, zoals gele vossestaart, hanepoot en 15 bloedgierst, in het bijzonder in sorghum, op superieure wijze in vergelijking met de uit de stand der techniek bekende verbindingen.
De bovenstaande en andere doeleinden van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de onderstaande gedetailleerde 20 beschrijving.
De uitvinding heeft betrekking op herbicidisch actieve verbindingen, herbicide preparaten, die deze verbindingen als actieve bestanddelen bevatten, en op een werkwijze voor de toepassing van deze herbicide preparaten in speciale oogstge-25 wassen in het bijzonder sorghum.
Gevonden werd nu dat een selectieve groep van 2-halogeenaceetaniliden, gekenmerkt door specifieke alkoxymethyl-of alkenyloxymethyl-resten aan het anilide-stikstofatoom, specifieke alkoxyresten op de ene ortho-plaats en waterstof of de 30 methylrest op de andere ortho-plaats, verrassenderwijze superieure en uitstekende selectieve herbicide eigenschappen bezitten als sorghum-herbiciden in vergelijking met de reeds uit de stand der techniek bekende herbiciden, waaronder homologe verbindingen volgens de meest relevante bekende literatuur. Een primair kenmerk 35 van de herbicide preparaten volgens de uitvinding is hun vermogen tot selectieve bestrijding van smalbladige onkruiden, johnsongras- 8101325 * % - 4 - zaailingen en/of brosriet, die species van dezelfde plantengenus zijn als sorghum; in feite zijn sorghum en brosriet beide tweekleurige sorghum-species. Het is dus buitengewoon moeilijk brosriet en johnsongras-zaailingen in sorghum selectief te bestrij-5 den zonder gelijktijdig de sorghum te beschadigen. Bovendien bestrijden enkele leden van de verbindingen volgens de uitvinding eveneens andere moeilijk te doden species, zoals roodwortel, varkensgras, gele nootzegge en/of witte pseudo-gierst en alle verbindingen volgens de uitvinding bestrijden andere species, 10 zoals gele vossestaart, hanepoot, bloedgierst en andere schadelijke onkruiden.
De verbindingen volgens de uitvinding worden gekenmerkt door de algemene formule 1, waarin R voorstelt isopropyl, n-butyl, isobutyl, sec.-butyl, allyl of 2-methylbuty1, voor- 15 stelt methyl, isopropyl, n-butyl of allyl en R2 en R^ voorstellen waterstof of methyl, waarbij R^, R2 en R^ elk methyl zijn wanneer R n-butyl, isobutyl of sec.-butyl is, R2 en R^ elk waterstof zijn wanneer R isopropyl, isobutyl of sec.-butyl is en Rj isopropyl of n-butyl is, en R2 waterstof is en R^ methyl is 20 wanneer R 2-methylbutyl of allyl en R^ allyl is.
Voorkeursverbindingen volgens de uitvinding zijn N-(isobutoxymethyl)-2’-methoxy-3’.6,-dimethyl-2-chlooraceetanilide, N-(n-butoxymethyl)-2'-methoxy-3'.6'-dimethyl-2-chlooraceetanilide, N-(sec-butoxymethyl)-2'-methoxy-3’.6’-dimethyl-2-chlooraceet-25 anilide, N-(allyloxymethyl)-2’-allyloxy-6'-methyl-2-chlooraceetanilide, N- (2-methylbutoxymethyl)-2’-allyloxy-6’-methyl-2-chlooraceet-anilide, N-(isopropoxymethyl)-2'-isopropoxy-2-chlooraceetanilide, 30 N-(isobutoxymethyl)-2’-isopropoxy-2-chlooraceetanilide en N-(sec.-butoxymethyl)-2'-n-butoxy-2-chlooraceetanilide.
, De bruikbaarheid van de verbindingen volgens de uitvinding als actief bestanddeel in daarmee gerecepteerde herbicide preparaten en de methode voor de toepassing daarvan zul-35 len hieronder worden beschreven.
De verbindingen volgens de uitvinding kunnen op 8101325 i * - 5 - een grote verscheidenheid van manieren worden bereid. De verbindingen kunnen bijvoorbeeld worden bereid via de azomethine-weg, beschreven in de bovengenoemde Amerikaanse octrooischriften 3.442.945 en 3.547.620. Volgens het azomethine-proces wordt het 5 geschikte primaire aniline in reactie gebracht met formaldehyde onder vorming van het overeenkomstige methyleenanilxne (gesubstitueerd fenylazomethine), dat vervolgens in reactie wordt gebracht met een halogeenacetyleermiddel, zoals chlooracetylchloride of chlooracetylanhydride, waarna het verkregen produkt op zijn 10 beurt in reactie wordt gebracht met de geschikte alkohol ter verkrijging van het overeenkomstige N-alkoxymethyl- of N-alkenyl-oxymethyl-2-chlooraceetanilide als eindprodukt.
Een andere werkwijze ter bereiding van de verbindingen volgens de uitvinding omvat een N-alkylering van het 15 anion van het geschikte secundaire 2-halogeenaceetanilide met een alkyleermiddel onder basische omstandigheden.
Een modificatie van dit N-alkyleringsproces is beschreven in voorbeeld I voor de bereiding van de verbindingen volgens de uitvinding. Het in voorbeeld I beschreven N-alkyle-20 ringsproces omvat de bereiding in situ van halogeenmethylalkyl-ethers, die gebruikt worden als uitgangsmaterialen bij het N-alkyleringsproces .
De uitvinding wordt verder toegelicht maar niet beperkt door de volgende voorbeelden.
25 Voorbeeld I
Dit voorbeeld beschrijft de toepassing van een N-alkyleringsproces ter bereiding van de verbindingen volgens de uitvinding. Bij de proces-uitvoeringsvorm volgens dit voorbeeld wordt het alkyleermiddel in situ gevormd, waardoor voorzien wordt 30 in een doeltreffende, economische en eenvoudige uitvoering.
Aan een afgekoeld mengsel van 9,25 g (0,125 mol) isobutanol, 1,86 g (0,062 mol) watervrij paraformaldehyde en 100 ml methyleenchloride werden 7,56 g (0,062 mol) acetylbromide toegevoegd; het mengsel werd geroerd totdat al het paraformaldehyde 35 was opgelost, dat wil zeggen ongeveer 45 minuten. Aan het mengsel werden vervolgens toegevoegd 4,55 g (0,02 mol) 2’-methoxy-3’.6'- 8101325 V - - 6 - dimethyl-2-chlooraceetanilide en 2,0g benzyltriethylammoniumchlo-ride in 100 ml methyleenchloride. Het mengsel werd afgekoeld tot 15°C en 50 ml 50 %’s NaOH werden in ëên keer toegevoegd en vervolgens werd gedurende 5 minuten geroerd. Aan het mengsel werden 5 toegevoegd 150 ml koud water. De lagen werden gescheiden, gewassen met water, gedroogd boven MgSO^ en ingedampt met behulp van een Kugelrohr, waarbij men verkreeg 5,0 g (opbrengst 79 %) gele vloeistof met een kookpunt van 107°C bij 0,02 mm Hg.
Anal. Berekend voor CjgH^ClNO^ C 61,24, H 7,71, C 11,30 % 10 Gevonden : C 61,24, H 7,72, C 11,28 %.
Het produkt werd geïdentificeerd als N-(isobu-toxymethyl)-2’-methoxy-3’.6’-dimethyl-2-chlooraceetanilide.
Voorbeelden II-VIII
15 De werkwijze van voorbeeld I werd herhaald onder dezelfde omstandigheden met deze uitzondering, dat het geschikte secundaire anilide en alkyleermiddel als uitgangsmaterialen en de geschikte hoeveelheden daarvan werden gebruikt, ter bereiding van de overeenkomstige N-(alkoxymethyl)- en N-(alkenyloxymethyl)-Ι-ΙΟ halogeenaceetaniliden; deze verbindingen zijn samen met zekere fysische eigenschappen daarvan aangegeven in tabel A.
25 8101325 > * -Ι α οο ο <r on Ν ο oocn-vf co η ο mo\o m co <!- τ 2 "ί I "«» 3.-„a «"."i·». --.a -aa ”v-5 1 8«: 3-= 3»= 3"Ξ 3-= 3-= 3-Ξ > 0} <υ ο <η
g g 2SS SnS 8S3 8SS
oV: -V- «Vo ~W -V- 2-2 μ a> — vO —· vo^-vo— Ό ” Ό - \θ — 0)
M
P
g
fj OKU U so O S U O K Ö oso CJWO UUJO
I—l
W
Oz-N^-'^'-'O O S' ° S no no ΌΟ mo g ~ 2 ° S°, ii =s =5 =s =s -s = s ~s
Jsd ^ < _, cn co en on m m
QJQJO ο Ο ο Ο Ο O
ai aS £1 Z Z !z 3 5 3 £ S o, £ Ö o Ö Ö Ö o •a 3 s « s s s s n .3 p as as as as as as w o, (4 ΚΙ cO vO r~- O 2 2 |(2 u" cT o” d™ cT u o
J , I
N - 1 It; , , , A Vi mn (n^ïu^-nI+j i Jj
» —^ f, II I I y Tj Η ·Η Q) * O
<U r-H Ο λΗ dl rH <D ,-v <U ·jj £> 0> I 2 M
as to t*. o i—* ^.ts t* S 1-1 2 1 y &>· y P .Ü a H >,ai ·ιΗ Ρ·Ι-Ι >ι·Η·ΗΡ·-ί0 X ^ Jl
OU r4 Pas .CPrH S-j £ ^ Ö P n R Jh O
to p ,·ρ ω ü ρω·Η as*HP|cöS*o P^jo
ö £ t β SI <UEfS | | β (U - P . >»· O 33 R
•S «oirt Ρ,ινο) SiS >»Stö 6 m <u 5 ?ö c ο, >> ui o >^·>-ι }>4 o <u o - <u R- y p >> y £?" y
Η o X <U PXrH O I <U P <N <U O (O jl 3 « I
r\ «. o (j ^ O «H f—I >s O d I O 4J I ^ yQ O CN JJ | C^I
μ dipped ,JD ft ö ^ cd d O I ^ J, _2J ö jij »2 3 o o £ 00« hou . ρ ai κ o yy32 £ τΐ ^ 13
^ m Sj Q οομΡι—It-HO O O | O *P CU ft) ·γΊ I ^ P
^ .Ηβ.ο·ι-ια.ω nj >> o <u as o örCas “Pfillfi’S'S'j imas 1 co o jr-ta! i<ua3 t y i X-.SS iacS
ÏZ-rHC) Z-iHCfl Zdü IS i O S g N ISlNgS SSgflS
I T3 M
^ -H _ w M
0 ω η ü M
οωΜ w > . ti ΰ S
J>.QM Μ M > > > ** 8101 325
i C
- 8 -
De secundaire anilide-uitgangsmaterialen, gebruikt bij de bereiding van de verbindingen volgens de bovengenoemde voorbeelden, worden bereid volgens bekende methodes, bijvoorbeeld door halogeenacetylering van het overeenkomstige primaire amine met 5 halogeenacetyleermiddelen zoals een halogeenacetylhalogenide of -anhydride. Typisch wordt de geschikte hoeveelheid van het geschikte primaire amine opgelost in een oplosmiddel, zoals methyleenchlo-ride, bevattende een base, bijvoorbeeld 10 % NaOH, en heftig geroerd onder menging met een oplossing van het halogeenacetylhalo-10 genide, bijvoorbeeld chlooracetylchloride, onder uitwendige afkoeling, bijvoorbeeld op 15-25°C. De lagen worden gescheiden en de organische oplosmiddel-laag gewassen met water, gedroogd en in vacuo ingedampt.
De primaire aminen, die gebruikt worden voor de 15 bereiding van de secundaire aniliden, kunnen eveneens worden bereid onder toepassing van bekende methodes, bijvoorbeeld door katalytische reductie van het overeenkomstige geschikt gesubstitueerde nitrobenzeen, bijvoorbeeld 2-alkoxy-6-alkylnitrobenzeen, in een oplosmiddel, zoals een alkohol, bijvoorbeeld ethanol, onder 20 gebruikmaking van platinaoxyde-katalysator; voor 2-alkenyloxy (bijvoorbeeld allyloxy)-6'-alkyl-verbindingen kan een chemische reductie onder gebruikmaking van ijzer en azijnzuur worden toegepast.
Zoals hierboven werd vermeld zijn de verbindingen 25 volgens de uitvinding werkzaam gebleken als herbiciden, in het bijzonder als voor het opkomen van de planten aan te brengen herbiciden, hoewel eveneens hun activiteit is aangetoond bij aanbrengen daarvan na het opkomen van de planten. Tabellen B en C geven de resultaten van proeven, die uitgevoerd werden ter bepa-30 ling van de herbicide activiteit van de verbindingen volgens de uitvinding bij aanbrenging daarvan voor het opkomen van de planten.
De proef onder aanbrenging voor het opkomen van de planten, werd op de volgende wijze uitgevoerd:
Een goede kealiteit topgrond wordt geplaatst in 35 aluminium-pannen en samengedrukt tot een diepte van 0,95 cm tot 3,27 cm vanaf de top van de pan. Op de top van de grond wordt een 8101 325 j ï - 9 - van te voren bepaald aantal zaden of vegetatieve propagules van variërende plantensoorten geplaatst. De grond, die nodig is voor het gelijkmatig vullen van de pannen na de inzaaiing of de toevoeging van de vegetatieve propagules, wordt gewogen in een 5 pan. De grond en een bekende hoeveelheid van het actieve bestanddeel, aangebracht in een oplosmiddel of als een bevochtigbare poedersuspensie, worden grondig gemengd en gebruikt voor het bedekken van de toebereide pannen. Na de behandeling worden de pannen gebracht in een kas-bank, waarin zij een aanvankelijke 10 irrigatie met water over de top ontvangen, die equivalent is aan 0,64 cm regenval, en vervolgens worden zij bewaterd door sub-irrigatie in een hoeveelheid die nodig is ter verkrijging van een geschikte vochtigheid voor de ontkieming en groei.
Ongeveer 2 weken na de inzaaiing en behandeling 15 worden de planten onderzocht en de resultaten geregistreerd.
Dergelijke resultaten zijn aangegeven in onderstaande tabellen B en C. De waardering van de herbicide werking werd verkregen met behulp van een gefixeerde schaal, gebaseerd op de procentuele beschading van elke plantensoort. De waarderingen worden op de 20 volgende wijze gedefinieerd: % bestrijding Waardering 0-24 0 25-49 1 50-74 2 25 75-100 3
De bij een stel proeven gebruikte plantensoorten, waarvoor de gegevens zijn vermeld in tabel B, zijn geïdentificeerd door een letter als aangegeven in de onderstaande lijst: 30 A Canadese distel E Kattestaart I Johnsongras-zaailingen B Klis F Waterpeper J Zachte dravik C Kaasjeskruid G Gele nootzegge K Hanepoot D Dagbloem H Kweekgras 35 8101325
* V
- 40 -
Tabel B Voor opkomen
Verbinding 5 van voor-
beeld no. kg/ha ABCDEFGHIJK
I 11,2 3 3033333033 5.6 1 1 0 3 2 3 3 3 0 3 3 II 11,2 01131103033 10 5,6 0 0 1 2 0 1 0 0 0 3 3 III 11,2 3 0 1 1 0 2 3 2 0 3 3 5.6 00110130033 IV 11,2 31222230033 5.6 31113233333 15 V 11 ,2 ----2 2 32133 5.6 0 0 0 0 0 1 3 1 0 3 3 VI 11,2 321233333 3 3 5.6 3 2 1 2 3 3 3 2 0 3 3 VII 11,2 32123333333 20 5,6 3 1 1 2 2 3 3 3 1 3 3 VIII 11,2 30002312133 5.6 0 0 0 0 0 0 1 2 2 3 3
De verbindingen werden verder onderzocht op de volgende plantensoorten onder gebruikmaking van de boven beschre-25 ven procedure: L Sojaboon R Hennep Sesbania M Suikerbiet E Kattestaart N Tarwe F Waterpeper 0 Rijst C Kaasjeskruid 30 P Sorghum J Zachte dravik B Klis S Panicum Spp.
Q Wilde boekweit K Hanepoot D Dagbloem T Bloedgierst
De verkregen resultaten zijn aangegeven in tabel C. 35 8101325 - J1 - S' s
Tabel C Voor opkomen
Verbinding van
5 Vb. no._kg/ha LMNOPBQDREFCJSKT
I 5,6 3223222333203333 1.12 1203010022303333 0,28 0102000000001233 0,06 010101 1000000133 10 0,01 01000000-0000013 II 5,6 1223102223303333 1.12 0101002201003333 0,28 00000001 02002333 0,06 0000101 1 12002333 15 III 5,6 0 2 3 3 1 0 0 2 1 3 3 0 3 3 3 3 1.12 00231001 1 1002333 0,28 0022000000001 333 0,06 0001001000001 133 IV 5,6 2233302132313333 20 1,12 1223101011003333 0,28 120310001 1 103333 0,06 0101000011101233 0,01 0000000001000013 V 5,6 0222101 13220333- 25 1,12 010200001010333- 0,28 010100001 1 10313- 0,06 00000000 1000002- VI 5,6 222332223221333- 1.12 122321223220333- 30 0,28 01 1 1001 1 1 1 10233- 0,06 01 1 1001 12000123- 0,01 1 1000001 1000023- VII 5,6 223321323331333- 1.12 1213101 12220333- 35 0,28 0213001021 10233- VIII 5,6 0122101 1 1010333- 1.12 01 1 100000030333- 0,28 000000001030103- 0,06 000000000030000- 40 0,01 ooooooooooooooo-
De herbiciden volgens de uitvinding zijn gebleken verrassenderwijze superieure eigenschappen te bezitten als selectieve herbiciden bij aanbrenging voor het opkomen van de planten 45 ten gebruike in sorghum, in het bijzonder bij de selectieve bestrijding van moeilijk te doden onkruiden, waaronder een of meer 8101325 - 12 - van de onkruiden johnsongras-zaailingen, brosriet, roodwortel, varkensgras, gele nootzeggen en witte pseudo-gierst, naast andere probleem-onkruiden, zoals gele vossestaart, hanepoot en grote bloedgierst. De selectieve bestrijding en onderdrukking van enkele 5 van de bovengenoemde en andere onkruiden met de herbiciden volgens de -uitvinding is gevonden in een verscheidenheid van andere oogst-gewassen, waaronder sojabonen, tarwe, rijst en suikerbiet, zoals aangegeven in de bovenstaande tabel C. De opmerkelijk goede herbicide eigenschappen van de verbindingen volgens de uitvinding komen 10 echter het meest duidelijkst tot uiting bij toepassing daarvan voor de selectieve bestrijding van onkruiden in sorghum.
Teneinde de verrassend superieure eigenschappen van de verbindingen volgens de uitvinding zowel op een absolute basis als op een relatieve basis te illustreren werden vergelijkende 15 proeven uitgevoerd in een kas met (1) homologe verbindingen volgens de stand der techniek, die voor wat betreft de chemische structuur het meest verwant zijn aan de verbindingen volgens de uitvinding, en (2) twee andere verbindingen, die, hoewel geen homologen, vallen binnen het raam van de stand der techniek en waar-20 van er êën superieure eigenschappen bezit als sorghum-herbicide en waarbij deze beide technische herbiciden zijn. Alle verbindingen in de hieronder beschreven vergelijkende proeven kunnen in het algemeen worden gedefinieerd als gesubstitueerde fenyl-N-hydro-carbyloxyalkyl-2-halogeenaceetaniliden. De ter vergelijking ge-25 bruikte verbindingen volgens de stand der techniek zijn in de onderstaande tabellen met gegevens op de volgende wijze geïdentificeerd: A. N- (methoxymethyl)-2' -methoxy-6 ’ -tert .-butyl-2-chlooraceet-anilide (voorbeeld 18, Am. o.s. 3.442.945 en 3.547.620).
30 B. N-(methoxymethyl)-2,-methoxy-6’-tert.-butyl-2-broomaceetani- lide (voorbeeld 34, van Am. o.s. 3.547.620 en voorbeeld 36 van Am. o.s. 3.442.945).
C. N-(methoxyethyl)-2'-methoxy-6'-methyl-2-chlooraceetanilide (verbinding 6 van Belgisch o.s, 810.763 ; eveneens vermeld in 35 West-Duitse octrooiaanvrage 2.402.983).
D. N-(ethoxyethyl)-2'-methoxy-6'-methyl-2-chlooraceetanilide 8101325 -13- (verbinding 7 van Belgisch octrooischrift 810.763) E. N-(l-methoxyprop-2-yl)-2’-methoxy-6'-methylchlooraeeetanilide (verbinding 9 van het Belgische octrooischrift 810.763).
F. N-(methoxyethyl)-2,-ethoxy-6,-methyl-2-chlooraceetanilide 5 (verbinding 16 van Belgisch octrooischrift 810.763).
G. N-(ethoxyethyl)-2'-ethoxy-6’-methyl-2-chlooraceetanilide (verbinding 18 van Belgisch octrooischrift 810.763).
H. N-isopropyl-2-chlooraceetanilide (gebruikelijke naam propachloor).
I. N-Onethoxymethyl)^' .ó’-diethyl^-chlooraceetanilide (voorbeeld 5 10 van de Am. os. 3.547.620 en 3.442.945); gebruikelijke naam "al- (R) achlor", actief bestanddeel in hèt technische herbicide LASSO , geregistreerd handelsmerk van Monsanto Company.
J. N-(isopropoxyethyl)-2T-methoxy-6,-methyl-2-chlooraceetanilide.
Hoewel de bovengenoemde verbinding H in structuur 15 minder analoog is dan de genoemde homologe herbiciden in de
Amerikaanse octrooischriften 3.547.620 en 3.442.945 doordat deze een alkoxyalkyl- of alkenyloxyalkyl-substituent aan het stikstofatoom en een alkoxy-substituent op een ortho-plaats mist is deze verbinding in de proeven opgenomen vanwege de vermelding daarvan in de Ameri-20 kaanse octrooischriften 4.070.389 en 4.152.137 en deze superieure eigenschappen als een technisch sorghum-herbieide vertoont in vergelijking met andere verbindingen in deze octrooischriften. Op analoge wijze is verbinding I in de proeven opgenomen omdat deze valt binnen het raam van de Amerikaanse octrooischriften 3.547.620 en 3.442.945 25 en aanvaard is als een technisch herbicide.
Bij herbicide proeven onder aanbrenging voor het opkomen van de planten werden de verbindingen volgens de uitvinding vergeleken met de verbindingen A-I volgens de stand der techniek voor wat betreft de bestrijding van variërende onkruiden, waarbij de 30 nadruk valt op de moeilijk te doden smalbladige soorten, die overwegende besmettingen zijn in sorghum. De proefresultaten zijn hieronder aangegeven.
Bij de discussie van de onderstaande gegevens wordt verwezen naar de herbicide-aanbrengingshoeveelheden, gesymboli-35 8101325 - Η - seerd als "GR^" en "GRg^"; deze hoeveelheden zijn aangegeven in kg per hectare (kg/ha) , die kunnen worden omgerekend in pounds per acre (lbs/A) door deling van de hoeveelheid in kg/ha door 1,12.
GRj^ definieert de maximale hoeveelheid herbicide, die nodig is 5 voor de vorming van 15 % of minder oogstplant-beschadiging, en GRg^ definieert de minimale hoeveelheid, die nodig is ter verkrijging van een remming van 85 % van de onkruiden. De GRj ^ en GRg^ hoeveiheden worden gebruikt als een maat voor het potentiële technische gedrag, waarbij het natuurlijk duidelijk zal zijn dat 10 geschikte technische herbiciden grotere of kleinere plant-bescha-digingen binnen redelijke grenzen kunnen vertonen.
Een verdere leidraad met betrekking tot de doeltreffendheid van een chemicalie als een selectief herbicide is de "selectiviteitsfactor" ("SF") voor een herbicide in gegeven oogst-35 gewassen en onkruiden. De selectiviteitsfactor is een maat voor de relatieve graad van de oogstgewas-veiligheid en onkruid-beschadi-ging en wordt uitgedrukt in termen van de GR^/GRg^ verhouding, dat wil zeggen de GR.^ hoeveelheid voor de oogstplant, gedeeld door de GRg,. hoeveelheid voor het onkruid, waarbij de beide hoe-20 veelheden zijn uitgedrukt in kg/ha (lb/A) . In de onderstaande tabellen zijn de selectiviteitsfactors, indien gebruikt, tussen haakjes aangegeven na het onkruid; het symbool "NS" betekent "niet-selectief". Een marginale of onduidelijke selectiviteit is aangegeven door een streepje (-) na de oogstplant.
25 Daar de oogstplant-tolerantie en de ohkruid- bestrijding onderling met elkaar in verband staan is een korte bespreking van dit verband in termen van de selectiyiteitsfac-toren van betekenis. In het algemeen is het wenselijk dat de oogst-plant-veiligheidafactoren, dat wil zeggen de herbicide-tolerantie-30 waarden, hoog zijn, omdat hogere concentraties van herbicide yeel-vuldig wenselijk zijn om een of andere reden. Omgekeerd is het wenselijk dat de onkruid-bestrijdingshoeveelheden klein zijn, dat wil zeggen het herbicide een hoge eenheidsactiviteit bezit, om economische en mogelijkerwijze ecologische redenen. Kleine aan-35 brengingshoeveelheden van een herbicide zouden echter niet geschikt kunnen zijn voor de bestrijding van zekere onkruiden en 8101325 - J 5 - een grotere hoeveelheid kan noodzakelijk zijn. Daarom zijn de beste herbiciden de herbiciden, die het grootste aantal onkruiden bestrijden met de kleinste hoeveelheid herbicide en de grootste graad van oogstplant-veiligheid, dat wil zeggen oogstplant-tole-5 rantie verschaffen. Bijgeulg wordt gebruik gemaakt van "selecti-viteitsfactoren" (zoals hierboven gedefinieerd) voor het kwantificeren van het verband tussen de oogstplant-veiligheid en de onkruid-bestrijding. Onder verwijzing naar de in de tabellen aangegeven selectiviteitsfactoren wordt opgemerkt, dat naarmate de 10 numerieke waarde hoger is de selectiviteit van het herbicide voor de onkruid-bestrijding in een gegeven oogstplant groter is.
De hier vermelde proeven bij aanbrenging voor het opkomen van de planten omvatten zowel kas- als veldproeven. Bij de kasproeven wordt het herbicide aangebracht als een oppervlakte-15 aanbrenging na het planten van de zaden of de vegatatieve propa-gulus of door opneming in een hoeveelheid grond, die als een bedekkingslaag moet worden aangebracht op de proef-zaden in van te voren ingezaaide proef-houders. Bij de veldproeven wordt het herbicide van te voren ingeplant opgenomen ("P.P.I.") in de grond, 20 dat wil zeggen dat het herbicide wordt aangebracht op het oppervlak van de grond, vervolgens daarin wordt opgenomen onder gebruikmaking van mengapparaten, gevolgd door planting van de oogst-plant-zaden.
De oppervlakte-aanbrenging-proefmethode, die in 25 de kas wordt gebruikt, wordt als volgt uitgevoerd: houders, bijvoorbeeld aluminium pannen, typisch met afmetingen van 24,13 x 13,34 x 6,99 cm of kunststof potten van 9,53 x 9,53 x 7,62 cm met draine-ringsopeningen in de bodem, worden gelijkmatig gevuld met Ray slikleemgrond en de grond wordt vervolgens samengedrukt tot een 30 hoogte van 1,27 cm vanaf de top van de potten. De potten worden vervolgens ingezaaid met een te onderzoeken plantensoort en daarna bedekt met een 0,127 cm dikke laag van de proefgrond. Het herbicide wordt vervolgens aangebracht op het oppervlak van de grond met een band-verstuivingsapparaat in een hoeveelheid van 187 1/ha 35 ofwel 2,11 kg/cm ; andere verstuivingsapparaten, bijvoorbeeld een DeVilbiss-verstuivingsapparaat, worden soms eveneens gebruikt.
8101325 - J6 -
Elke pot ontvangt 0,64 cm water als irrigatie van bovenaf en de potten worden vervolgens geplaatst op kas-banken voor de daarna volgende sub-irrigatie al naar gelang dit noodzakelijk is. Als alternatieve procedure kan de irrigatie van bovenaf worden wegge-5 laten. De waarnemingen van de herbicide effecten worden ongeveer 3 weken na de behandeling uitgevoerd.
De herbicide behandeling door opneming in de grond, toegepast bij kas-proeven, wordt op de volgende wijze uitgevoerd : 10 Een goede kwaliteit topgrond wordt geplaatst in aluminium pannen en samengedrukt tot een diepte van 0,95 cm tot 1,27 cm vanaf de top van de pan. Op de top van de grond wordt een aantal zaden of vegetatieve propagules van variërende plantensoorten geplaatst. De grond, nodig voor het gelijkmatig vullen 15 van de pannen na de inzaaiing of toevoeging van de vegetatieve propagulus, wordt afgewogen in een pan. De grond en een bekende hoeveelheid van het actieve bestanddeel, aangebracht in een oplosmiddel of als een bevochtigbare poedersuspensie, worden grondig gemengd en dit mengsel wordt gebruikt voor het bedekken van de 20 bereide pannen. Na de behandeling worden de pannen blootgesteld aan een aanvankelijke irrigatie met water van bovenaf, equivalent aan een regenval van 0,64 cm, en vervolgens worden zij bewaterd door sub-irrigatie onder gebruikmaking van een hoeveelheid die nodig is voor het verkrijgen van een geschikte vochtigheid 25 voor de ontkieming en groei. Als alternatieve procedure kan de irrigatie van bovenaf worden weggelaten. De waarnemingen worden ongeveer 3 weken na de inzaaiing en behandeling uitgevoerd.
In de onderstaande tabellen zijn de gegevens voor de verbindingen, die werden beproefd door meervoudige proeven, 30 de gemiddelde gegevens uit aanbrengingshoeveelheden binnen het traject van 0,07-2,24 kg/ha.
Bij een eerste vergelijkende proef, waarvan de herbicide activiteitswaarden bij aanbrenging voor het opkomen van de planten zijn aangegeven in tabel D. werd de relatieve werking 35 van de verbindingen van voorbeelden I en V, representatieve verbindingen volgens de uitvinding, vergeleken met relevante verbindin- 8101 325 - 17 - gen volgens de stand der techniek, namelijk verbindinge A, B, d, F en G, als selectieve herbiciden tegen speciale onkruiden, die gewoonlijk optreden bij sorghum. De bij de proeven gebruikte onkruiden zijn in de tabellen aangegeven via de volgende afkortin-5 gen: roodwortel varkensgras (RPW), johnsongras-zaailingen (SJG), brosriet (SC), witte pseudo gierst (WPM), hanepoot (BYG), grote bloedgierst (LCG) en gele vossestaart (YFT).
8101325 -18-- » »
^ /-S O
o O «
·> .— « 'O
CM | /-\ ' CO — Λ I I I Λ Λ
Sw<* s»/ V»/ Sw/ w W
PQ ΛΛΛΛΛ^Λ
O O O O O O O
v v v v v v /~v o ^ Λ Λ ft CO CO CO CO CO CO — 13 0 S3 53 B S Λ
>w/ w V-> V_/ V—X W
o CO VO CO -J CO <t Is <f
in N " N — O N
ft A Λ Λ Λ Λ Λ
Ο Ο Ο Ο Ο CN CM
V *β •Η <ϋ 3 — Ο γΗ cö /~\ <> ° Ο Ο gjjjO Ο * Λ ΟΟ dj -V, ·> « νΟ Ο ** * > ω ν λ /-V λ « — Γ Ο Ο Ο Ο °? λ δ *i cs A I I I I Λ Λ CM I I Λ Λ _fi uj H 'w/ ^ MM1 M * <ί ·ί M pH'a-'sl-'a·'^·^·^·^
qq ^ ^ a A A Λ Λ Λ Λ Λ Λ A
3 ΟΟΟΟΟΟΟ ΟΟΟΟΟΟΟ Ο V V V V V V V νννννν y\ • Ο ο ο *~\ * ΓΗ * Ο νο
•0) CM /~s r~\ /"Ν <-ν “ — Τ' Ο Ο C1 C1 C
iQ Λ I I I I CO Λ COCOCOCOCO CO/-N
·ηΐ rh ν-^ 3 S 13 S 3 3 I
ε2 μ g-»—'WW^wn_/w CQ'i-i'Ï'iMSf'Ct aiNcO-iOCOCOM·
— 3,-m — mmMDCM
n K A n ft n A ft A »1 Λ Λ « *>
ΟΟΟΟΟΟΟ ~ O O O O — CM
V V V V V v Λ f“\ m Λ Λ Λ /·ν ^ ο ο 00“ Μ Μ Μ 05 Μ Μ Λ 2 53 £2' Τ' S S3 7
ts 3 è 3 3 3 3 ι 3 3 3 I 3 3 A
Ε ί!· C ν s-' ^ ν co ^ ^ ^ s—/ '—' 2 3 ί 0D 00 00 <f Μ Μ
CM CM CM CM CO CM CM i/-) —< *-« — CO O ~CT
A A ft A A A A *\ A * *k Λ * *»
CMOOOOCMCM — — O O O CM
I Λ V V
t—I
a) a) > Ό .
<u ·η g 0 OJ ^t p i3 3 dj£co-j<i-M-<rcM<f VCMCM - —· — — — CM I_!fc> >S^ ΛΛΛΛΛΛΛ 00 Γ—i y* — ωοοοοοο — cm 0 _ 3^<!WVVVVA *jj 3 3 r h w rO i—t I-*
w ö<dM03ü<uaJ
•h a) a)
n A
H J-l M
s> h > « go •h 'd 'ϋ !> !>
Art pH tH
d a> <i)
•H <3 W 0) CU
_Q *Q ,Π tl £ £ a) 00 > 00 ^ > > 8101325 - 19 -
Uit de in tabel D aangegeven waarden blijkt dat met betrekking tot de oogstplant-veiligheid (zoals aangegeven door de GRjhoeveelheid voor sorghum) de verbindingen volgens de uitvinding een buitengewone superioriteit vertoonden ten op-5 zichte van de verbindingen volgens de stand der techniek. Meer in het bijzonder blijkt met betrekking tot de bekende verbindingen volgens de stand der techniek, die voor wat betreft de structuur het meest verwant zijn, dat wil zeggen verbindingen A en B met de N-alkoxymethyl-2 ’-alkoxy-6 '-alkyl-Z-halogeenaceetanilide-JO configuratie, dat de verbindingen volgens de uitvinding bij de proef tenminste 8,0 tot groter dan 16,0 maal veiliger waren op sorghum dan verbinding B en ongeveer 4,0 tot groter dan 8,0 maal veiliger dan verbinding A. Op analoge wijze waren de verbindin- . gen volgens de uitvinding 8,0 tot meer dan 16 maal veiliger op <1 / K 15 sorghum dan de homologe reeds bekende verbindingen , F en G, die elk een beschadiging van meer dan 15 % veroorzaakten bij sorghum bij de zeer lage hoeveelheid van minder dan 0,14 kg/ha.
Met betrekking tot de onkruid-bestrijding, aangegeven door de GRg^ aanbrengingshoeveelheden onder elk onkruid, 20 kan worden opgemerkt dat alle reeds bekende verbindingen bij de proef uitgezonderd verbinding A, ofwel volledig niet-selectief ofwel onduidelijk of marginaal selectief waren ten opzichte van alle onkruiden bij de proef in sorghum. In vergelijking met verbinding A waren de verbindingen volgens de uitvinding ongeveer 25 4,0 tot 8,0 maal meer werkzamer tegen johnsongras-zaailingen, grote bloedgierst en hanepoot en 2,0 tot 4,0 maal werkzamer tegen gele vossestaart. De verbinding van voorbeeld V vertoonde eveneens een positieve selectieve bestrijding van brosriet en gele nootzegge en een marginale selectiviteit met betrekking tot rood-30 wortel-varkensgras en witte pseudo-gierst, terwijl verbinding A deze bestrijding niet vertoonde.
Bij een andere vergelijkende proef werd de verbinding van voorbeeld I voor wat betreft de herbicide activiteit daarvan bij aanbrenging voor het opkomen van de planten verge-35 leken met die van verbindingen C, D en ; de bij deze proef verkregen resultaten zijn aangegeven in tabel E.
8101325 * * - 20 -
r—N
O
*k
/—s /—s CO
I I I Λ v/ V w Η >ί ·ί ·ί *i 1¾ — —« #» ft * Λ
O O O O
V V V V
a-v o
Tl /—\ /—s Λ h •rl | | | 00 (U O ^ ^ w λ Λ U w r-l x~\ J ·ί >ΐ <ί < dj ca — — - — <U A3 * * * «
> O O O O
CU 00 v V V V
O Ai A3 ^
ιΛ /-"N
00 O
p3 Λ
O CO
/N I I A
0 I V ν' W
IS sr sr si- si-
n A fi A
o o o o
V V V V
w
i-t C
-Q CO CO CO “ ca ü a 8 b - H 1-5 w w w w
CO
«a· oo -a- si· — cm — oo
fk A A A
o o © © •ti o A! /-s i—j ca a) a3 0) ^ !> oo δ rM .
o^S
A- 3 <t st -ί N
,β *—* A-M Ψ-* LT) &Q e» r\ #» c» — J-t o o o — pi Ο v v v
Ü CO
00 H
¢3 •Η Ό r-t ö a)
•rl <U
rO -f & ë > (2 8101 * * - 21 -
Uit de in tabel E aangegeven waarden blijkt dat de verbinding van voorbeeld I volgens de uitvinding een aanzienlijk hogere veiligheidfactor in sorghum bezat dan de reeds bekende verbindingen, dat wil zeggen tenminste 8,0 maal veiliger 5 was. Bovendien vertoonde de verbinding volgens de uitvinding, behalve een hogere oogstplant-veiligheidsfactor, uniforme en in hoge mate superieure selectiviteitsfactoren in vergelijking met de reeds bekende verbindingen tegen elke van de onkruiden, die bij de proef werden gebruikt. Opgemerkt kan worden dat de 10 reeds bekende verbindingen C, D en geen positieve oogstplant-J selectiviteit vertoonden tegen johnsongras-zaailingen en de selectiviteit van deze verbindingen tegen de resterende onkruiden op zijn hoogst onduidelijk of marginaal was; in ieder geval maken de lage veiligheidsfactoren van deze verbindingen hen ongeschikt 15 als sorghum-herbiciden.
Verdere waarden ten aanzien van de herbicide activiteit bij aanbrenging voor het opkomen van de planten uit andere proeven voor de verbindingen van voorbeelden I-VIII zijn aangegeven in tabel F.
20 In tabel F zijn de GR^ en GRg^ hoeveelheden aan gegeven voor elke verbinding volgens de uitvinding in sorghum en respectievelijk de relevante onkruiden; de selectiviteitsfactor-waarden zijn tussen haakjes aangegeven. De waarden uit de meervoudige proeven zijn weergegeven als de gemiddelden van het aan-25 gegeven aantal proeven. Een blanco-ruimte onder een speciale onkruid geeft aan dat dit onkruid niet aanwezig was bij de gegeven proef voor de relevante verbinding.
8101325 -11- <u <u <u Q) Ό Ό Ό Ό i—) i—) r“) f—)
<U eü <ü <U
Ό 'O Ό Ό ^ T3 TJ Ό Ό « o o o- «o-ooo SöSCöced ft A «t «κ^* Λ Λ Λ ΨΦΦΨΦΦΦΟ) ι-*ΐΠ<·νΟ ·-»νΟΓ*·%ί &Q > Ö0> Ö0 > Ö0>
'~'<?AAAAAA 0) <U <U <U
0 LT) w 'w' -MO -PO -MO -MO
>J WNOOWvO«OiCO CD M CD M OM CD M
P3 OC-JCMO — ^OCN
««IJtflAAft* II II
OOOOOOOO d -M fl-U d M d-M
P V V V *1“) te *1-) cd *1-] to -T—) te
•H Cd «M td ·Η Cd »H Cd NdNÜNCJNÜ *r) ·Η *rl *H
dr-l SH dr-C d H
/> eDPCDPCDdiCDO.
,-s ,-s y-v O ld® fl® ue
00 Q0/-\O" MM MM MM MM
—. ·. r«. λ o td cd td cd « oo »> uo —> cd i— cdLn cd <n cd co — Λ —' A A is. £. £: S= ηρ) 0 v-c w A ^ ' d d (3 d •H co r> ιλ -d· f-> ocd eü cd cued cued ο cn ,-.00--0 p>p>p>p>
Γ} A A A A A
r-C . O O —t Ο O O ^ <D -td V V cd p o tj <D p ^ w v_/ v_/ > CD 00 Ο P /—> o—>
_0 '—' O, /-S \ f>· -—\ /—. 0"N ✓“N /“S /"N /“N
·> Ο O -tf »> O <t O ^O-O-z-sCM^COO
[ƒ-) CN - Λ Λ CO Λ — Λ 1/"|ΛΛ-^-ΛΛΛΛ 00 —iCO^fvO—<lOvO<f «> r>. oj ·> vo vo r*» «el· pel Λ Λ Λ Λ Λ Λ <? Λ ΡιΑΛνΟΛΑΛΛ 0 0 s»/ -w- s*/ v 'w' E-J --—- v^- v—- --—- -—' - ÜOi-iOOmN<f-W CMCNOvOCTiVO—'000
PO—·<ΝΟ~ —'—’O') >c —’ — -ei· O CO — O CM
AAAAAAAA AAAAAAAA
OOOOOOOO OOOOO OO O
P · V V V V Λ VV
iH
•<3)
CÖ O /**N /*N
Η V—V COVOO-—vOOCO CM /—. CO
0-0 Λ Λ Λ 0 Λ — LO , VO CO Λ ·>ΛίΜΟΟΟΟ*>Γ''ιΛ * co Λ Λ- oo 0CMwAAAinAA S —< 2ü —. CO Λ i“5 -_- -—s v '—y _- -—' -w-- -w- -w' - ^ 'w' '— COCOvOvOPCO'd’O'— §“"> -4· / — <j-cnm—<cm—>ocM r-· ï ^ n n AAAAAMAA a OOOOOOOO o o — o o V V Λ
/*> /—N
00 /-s /-s O
λ c0 O Λ
CNJ ·» Λ CN
A <- | m Λ w s-/ v*/ w s-/ [5 ^ en <f ^ m N ·-* f0
| (¾ A A A A A
>-) O O <N O O
CD A A
<D \ /—> /—\
S.O CO VOCMVO^S
(D*r) Jg —I r. Λ - CO
O CD \ S >)<» -.-1-.¾ xirdedd — w - «? w w d N N N 4 <N ^ in'-'CO'd· in sMn^-mNNN" O 00 O <1· 00 π Λ ΛΛΛ·>
pd —d O —f — — t 3 CM O O —1 —* O — O O
0 CO ΛΑ Λ ΛΑ Λ
00 ÖO
d . d ^
Ή /—\ /—i "d *H \ TJ
d 'd /—> ρ,-νΟ'-'Η
pi Cd Hs—'Ü^HH d t®HH'-'Ü'-/HH
•W WHH>'-'HHH 'HHH
p -hHWW ··>>>> PH HH>>>> 1 ëe-ieêêê'e leeëÈgéeë 8101325 - 23 -
Uit de in tabel F aangegeven waarden blijkt allereerst dat iedere verbinding volgens de uitvinding, die beproefd werd op zowel johnsongras-zaailingen als brosriet, deze onkruiden selectief bestreed in sorghum bij aanbrengingshoeveelheden binnen 5 het traject van 0,57-2,24 kg/ha, een resultaat dat voor zover bekend nog niet is bereikt met willekeurige reeds bekende verbindingen, waaronder de technische herbiciden verbindingen H en I, waarbij verbinding H een algemeen aanvaard technisch sorghumr herbicide is. Bovendien, echter met drie uitzonderingen, vertoonde 10 iedere verbinding volgens de uitvinding een positieve selectieve bestrijding van ieder onderzocht onkruid; de uitzonderingen waren het gemis van een positieve selectiviteit van de verbinding van voorbeeld IV ten opzichte van witte pseudo-gierst en van de verbinding van voorbeeld VII tegen gele nootzegge en de marginale 15 selectiviteit van de verbinding van voorbeeld V tegen roodwortel-varkensgras.
Daar de herbicide activiteitsgegevens bij aanbrenging voor het opkomen van de planten, weergegeven in tabellen D-F, werden verkregen volgens identieke routine-procedures, kan 20 een vergelijking van de herbicide werking van de verbindingen
volgens de uitvinding in tabel F eveneens worden gemaakt ten opzichte van de herbicide werking voor de reeds bekende verbindingen in tabellen D en E. Ook hier weer blijkt duidelijk dat elke van de verbindingen volgens de uitvinding in hoge mate supe-25 rieur is aan alle meest relevante reeds bekende verbindingen voor wat betreft de oogstplant-veiligheid, zonder uitzondering, en de totale selectieve onkruid-bestrijding, zoals deze blijkt uit selectiviteitsfactoren, ook hier weer met uitzonderingen in geïsoleerde gevallen. Meer in het bijzonder vertoonde van alle 30 onderzochte reeds bekende verbindingen slechts verbinding A
(tabel D) een positieve selectieve bestrijding van johnsongras-zaailingen, bloedgierst, hanepoot en gele vossestaart in sorghum; verbinding A was niet-selectief ten opzichte van de resterende onkruiden bij de proef. Tegen de onkruiden, die door verbinding 35 A niet selectief werden bestreden, vertoonden de verbindingen volgens de uitvinding een buitengewoon hogere selectiviteit, uit- 8101325 d 6.
- 24 - gezonderd de verbindingen van voorbeeld II en III, die zich vergelijkbaar gedroegen aan verbinding A tegen johnsongras-zaailin-gen. In ieder geval maken ook hier weer de lage sorghum-veiligheids-factoren en/of de niet-selêctiviteit of onduidelijke selectiviteit 5 van de relevante reeds bekende verbindingen tegen alle onkruiden in de bovengenoemde proeven deze verbindingen volledig ongeschikt als sorghum-herbiciden.
Zoals hierboven werd vermeld zijn de verbindingen H en I genoemd in de hierboven vermelde octrooischriften en zijn 10 deze verbindingen de actieve bestanddelen in technische herbiciden; verbinding H wordt alom gebruikt als sorghum-herbicide. Hoewel geen van deze verbindingen homologen, isomeren of analogen van de verbindingen volgens de uitvinding zijn werden deze verbindingen op i-dentieke wijze en tegen dezelfde onkruiden als gebruikt in 15 de proeven voor de verbindingen volgens de uitvinding, zoals aangegeven in tabellen D-F, onderzocht teneinde de herbicide activiteit bij de aanbrenging daarvan voor het opkomen van de planten te bepalen in vergelijking met die van de verbindingen volgens de uitvinding. Vastgesteld werd (gebaseerd op gemiddelden van 5 20 replicaat-proeven van verbinding I en 9 replicaat-proeven met verbinding H) dat geen enkele verbinding op selectieve wijze brosriet bestreed in sorghum en dat verbinding H geen positieve bestrijding van zaailing-johnsongras vertoonde, terwijl verbinding I een slechts marginale selectiviteit met een selectiviteitsfac-25 tor in de orde van grootte van ongeveer 3,2 vertoonde tegen zaailing-johnsongras. Overigens vertoonden verbindingen H en I wel een selectieve bestrijding van de resterende onkruiden, vermeld in tabellen D-F. Het zal bijgevolg duidelijk zijn dat de verbindingen volgens de uitvinding duidelijke voordelen verschaf-30 fen, zelfs in vergelijking met technische herbiciden, bij de selectieve bestrijding van onkruiden in sorghum.
De verbindingen volgens de uitvinding vertonen een selectieve herbicide activiteit in een grote verscheidenheid \an andere oogstplanten dan sorghum, zoals aangegeven in bovenstaan-35 de tabel C. Bij nog andere proeven werd aangetoond dat de verbinding van voorbeeld V eveneens bruikbaar was in hoeveelheden van 81013 2 5 - 25 - voorbeeld V eveneens bruikbaar was in hoeveelheden van meer dan 1,12 kg/ha in sojabonen, veld-mais, katoen, komkommer, snijbonen ("snap beans"), tuin-erwten, tomaten en pinda’s.
Uit de bovenstaande gedetailleerde beschrijving zal 5 het daarom duidelijk zijn dat de verbindingen volgens de uitvinding verrassende en in hoge mate superieure herbicide eigenschappen bezitten, in zowel absolute als relatieve zin in vergelijking met de structureel meest verwante verbindingen, andere verwante homologen en analogen, waaronder de technische 2-halogeenaceetanili-10 den volgens de stand der techniek. Meer in het bijzonder bezitten de verbindingen volgens de uitvinding een buitengewoon hoge oogst-plant-veiligheid in sorghum en goede selectiviteitsfactoren, in het bijzonder met betrekking tot moeilijk te doden onkruidsoorten, zoals zaailing-johnsongras en brosriet, en andere probleem^ 15 onkruiden, zoals roodwortel-varkensgras, gele nootzegge, witte pseudo-gierst, gele vossestaart, hanepoot, bloedgierst, etc., zoals blijkt uit de resultaten van tabellen B-F.
De herbicide preparaten volgens de uitvinding, waaronder concentraten die verdund moeten worden alvorens te wor-20 den aangebracht, bevatten tenminste een actief bestanddeel en een toe-voegsel in vloeibare of vaste vorm. De preparaten worden bereid door menging van het actieve bestanddeel met een toevoegsel, waaronder verdunningsmiddelen, snijmiddelen, dragers en conditio-neermiddelen,, teneinde te voorzien in preparaten in de vorm van 25 fijnverdeelde deeltjesvormige vaste stoffen, korrels, pellets, oplossingen, dispersies of emulsies. Zo kan het actieve bestanddeel worden gebruikt met een toevoegsel, zoals een fijnverdeelde vaste stof, een vloeistof van organische oorsprong, water, een bevochtigingsmiddel, een dispergeermiddel, een emulgeermiddel of 30 een willekeurige geschikte combinatie daarvan.
De preparaten volgens de uitvinding, in het bijzonder vloeistoffen en bevochtigbare poeders, bevatten bij voorkeur als conditioneermiddel een of meer oppervlakactieve middelen in voldoende hoeveelheden om een gegeven preparaat gemakkelijk dis-35 pergeerbaar te maken in water of in olie. De opneming van een oppervlakactief middel in de preparaten vergroot de doeltreffend- 8101 325 - 26 - heid daarvan in sterke mate. De uitdrukking "oppervlakactief middel" omvat bevochtigingsmiddelen, dispergeermiddelen, suspendeer-middelen en emulgeermiddelen. Anionische, kationische en niet-ionische middelen kunnen alle gemakkelijk worden gebruikt.
5 Voorkeurs bevochtigingsmiddelen zijn alkylben- zeen- en alkylnaftaleensulfonaten, gesulfateerde vetalkoholen, aminen of zuuramiden, langeketen-zuuresters van natriumisothio-naat, esters van natriumsulfosuccinaat, gesulfateerde of gesulfo-nateerde vetzuuresters, aardoliesulfonaten, gesulfonateerde plant-10 aardige oliën, ditertiaire ethynische glycolen, polyoxyethyleen-derivaten van alkylfenolen (in het bijzonder isoöctylfenol en nonylfenol) en polyoxyethyleenderivaten van de mono-hogere vetzuuresters van hexitolarihydriden (bijvoorbeeld sorbitan). Voor-keursdispergeermiddelen zijn methylcellulose, polyvinylalkohol, 15 natriumligninesulfonaten, polymeren alkylnaftaleensulfonaten, natriumnaftaleensulfonaat en polymethyleenbisnaftaleensulfonaat.
Bevochtigbare poeders zijn in water dispergeer-bare preparaten, bevattende ëên of meer actieve bestanddelen, een inert vast snijmiddel en een of meer bevochtigings- en disper-20 geermiddelen. De inerte vaste snijmiddelen zijn gewoonlijk van minerale oorsprong, zoals de natuurlijke kleisoorten, diatomeeën-aarde en synthetische mineralen, afgeleid van silica en dergelijke. Voorbeelden van dergelijke snijmiddelen zijn kaolinieten, ataapulgiet-klei en synthetisch magnesiumsilicaat. De bevochtigba-25 re poeder-preparaten volgens de uitvinding bevatten gewoonlijk ongeveer 0,5-60 dln (bij voorkeur 5-20 dln) actief bestanddeel, ongeveer 0,25-25 dln (bij voorkeur 1-15 dln) bevochtigingsmiddel, ongeveer 0,25-25 dln (bij voorkeur 1,0-15 dln) dispergeermiddel en 5 tot ongeveer 95 dln (bij voorkeur 5-50 dln) inert vast 30 snijmiddel, waarbij alle delen gewichtsdelen zijn, gebaseerd op het totale preparaat. Indien nodig kunnen ongeveer 0,1-2,0 dln van het vaste inerte snijmiddel worden vervangen door een corro-sie-remmer of antischuimmiddel of beide.
Andere preparaten omvatten stof-concentraten, 35 bevattende 0,1-60 gew.% van het actieve bestanddeel op een geschikt snijmiddel; deze stof-preparaten kunnen alvorens te worden 8101325 - 27 - aangebracht worden verdund tot concentraties binnen het traject van ongeveer 0,1-10 gew.%.
Waterige suspensies of emulsies kunnen worden bereid door roeren van een waterig mengsel van een in water onop-5 losbaar actief bestanddeel en een emulgeermiddel totdat een uniform mengsel is verkregen en vervolgens worden gehomogeniseerd ter verkrijging van een stabiele emulsie van zeer fijn verdeelde deeltjes. De resulterende geconcentreerde waterige suspensie wordt gekarakteriseerd door zijn buitengewoon kleine deeltjesgrootte, 10 zodat wanneer deze wordt verdund en verstoven een zeer uniforme bedekking wordt verkregen. Geschikte concentraties van deze preparaten zijn ongeveer 0,1-60 gew.% en bij voorkeur 5-50 gew.% actief bestanddeel, waarbij de bovengrens wordt bepaald door de oplosbaarheidsgrens van het actieve bestanddeel in het oplos-15 middel.
i
Bij een andere vorm van waterige suspensies wordt een met water onmengbaar herbicide ingekapseld onder vorming van een micro-ingekapselde fase, gedispergeerd in een waterige fase. Volgens een uitvoeringsvorm worden zeer kleine capsules gevormd 20 door een waterige fase, bevattende een ligninesulfonaat-emulgeer- middel en een met water onmengbaar chemicalie, en polymethyleenpoly-fenylisocyanaat samen te brengen, de met water onmengbare fase te dispergeren in de waterige fase en vervolgens een polyfunctioneel amine toe te voegen. De isocyanaat- en amine-verbindingen reage-25 ren onder vorming van een vaste ureum-schilwand rond deeltjes van het met water onmengbare chemicalie, waardoor microcapsules daarvan worden gevormd. In het algemeen zal de concentratie van het micro-geeapsuleerde materiaal variëren van ongeveer 480 tot 700 g/1 totaal preparaat, bij voorkeur 480-600 g/1.
30 Concentraten zijn gewoonlijk oplossingen van ac tieve bestanddelen in met water onmengbare of gedeeltelijk met water onmengbare oplosmiddelen samen met een oppervlakactief middel. Geschikte oplosmiddelen voor het actieve bestanddeel volgens de uitvinding zijn onder andere dimethylformamide, dimethylsulfoxyde, 35 N-methylpyrrolidon, koolwaterstoffen en met water onmengbare ethers, esters of ketonen. Andere vloeibare concentraten met hoge 8101 325
* 'V
- 28 - sterkte kunnen echter worden gerecepteerd door oplossen van het actieve bestanddeel in een oplosmiddel en vervolgens verdunnen, bijvoorbeeld met keroseen, ter verkrijging van een spray-concen-tratie.
5 De concentraat-preparaten bevatten in het alge meen ongeveer 0,1-95 dln (bij voorkeur 5-60 dln) actief bestanddeel, ongeveer 0,25-50 dln (bij voorkeur 1-25 dln) oppervlakac-tief middel en indien nodig ongeveer 4-94 dln oplosmiddel, waarbij alle delen gewichtsdelen zijn, gebaseerd op het totale ge-10 wicht van de emulgeerbare olie.
Korrels zijn fysisch stabiele deeltjesvormige preparaten, die actief bestanddeel bevatten, vastgehecht of verdeeld door een basis-matrix van een inert, fijnverdeeld deeltjesvormig snijmiddel. Teneinde de uitloging van het actieve bestand-15 deel uit het deeltjesvormige materiaal te bevorderen kan een oppervlak-actief middel, zoals een van de hierboven genoemde oppervlakactieve middelen, in het preparaat aanwezig zijn. Natuurlijke kleisoorten, pyrofyllieten, illiet en vermiculiet zijn voorbeelden van bruikbare groepen van deeltjesvormige minerale 20 snijmiddelen. De voorkeurssnijmiddelen zijn de poreuze, absorp-tieve, voorgevormde deeltjes, zoals voorgevormd en gezeefd deel-tjesvormig attapulgiet of door verhitting geëxpandeerd, deeltjes-vormig vermiculiet en de fijnverdeelde kleisoorten, zoals kaolien-kleisoorten, gehydrateerd attapulgiet of bentonitische 25 kleisoorten. Deze snijmiddelen worden verstoven op of gemengd met het actieve bestanddeel onder vorming van de herbicide korrels.
De korrelvormige preparaten volgens de uitvinding kunnen ongeveer 0,3 tot ongeveer 30 dln en bij voorkeur ongeveer 3 tot 20 gew.dln actief bestanddeel per 100 gew.dln klei en 0 30 tot ongeveer 5 gew.dln oppervlakactief middel per 100 gew.dln deeltjesvormige klei bevatten.
De preparaten volgens de uitvinding kunnen eveneens andere toevoegsels bevatten, bijvoorbeeld kunstmeststoffen, andere herbiciden, andere pesticiden, beveiligingsmiddelen en 35 dergelijke, gebruikt als toevoegsels of in combinatie met een of meer van de boven beschreven toevoegsels. Chemicaliën, die gebruikt 8101325 - 29 - kunnen worden in combinatie met de actieve bestanddelen volgens de uitvinding, zijn bijvoorbeeld triazinen, ureums, carbamaten, aceet-amiden, aceetaniliden, uracils, azijnzuur- of fenolderivaten, thiolcarbamaten, triazolen, benzoëzuren, nitrillen, bifenylethers 5 en dergelijke zoals:
Heterocyclische stikstof/zwavel-derivaten 2-chloor-4-ethylamino-6-isopropylamino-s-triazine 2-chloor-4.6-bis(isopropylamino)-s-triazine 2- chloor-4.6-bis(ethylamino)-s-triazine 10 3-isopropyl-lH-2.1.3-benzothiadiazin-4-(3H)-on-2.2-dioxyde 3- amino-l.2.4-triazool 6.7-dihydrodipyrido(l,2-a:2f.1f-c)-pyrazidinium-zout 5-broom~3-isopropyl-6-methyluracil 1.1*-dimethyl-4.4’-bipyridinium 15 Ureums N *-(4-chloorfenoxy)-fenyl-N.N-dimethylureum N.N-dimethyl-Nf-(3-chloor-4-methylfenyl)-ureum 3-(3.4-dichloorfenyl)-l.1-dimethylureum 1.3-dimethy 1-3- ( 2-b enzo thiazo ly 1) -ur eum 20 3-(p-chloorfenyl)-l.1-dimethylureum 1- butyl-3-(3.4-dichloorfeny1)-1-methylureum Carbamaten/Thiolcarbamaten 2- chloorallyldiëthyldithiocarbamaat S-(4-chloorbenzyl)-N.N-diethylthiolcarbamaat 25 Isopropyl-N-(3-chloorfenyl)carbamaat S-2.3-dichloorallyl-N.N-diisopropylthiolcarbamaat Ethyl-N.N-dipropylthiolcarbamaat S-propyldipropylthiolcarbamaat . Aceetamiden/Aceetaniliden/Aniliden/Amiden 30 2-chloor-N.N-diallylaceetamide N. N-dimethy1-2.2-difenylaceetamide N-(2.4-dimethyl-5-/7(trifluormethyl)sulfonyl/amino/fenyl)aceet-amide N-isopropyl-2-chlooraceetanilide 35 2 *. 6 ^diëthyl-N-methoxymethyl^-chlooraceetanilide 2*-methy1-6*-ethyl-N-(2-methoxyprop-2-y1)-2-chlooraceetani1ide 8101325 -30-
V
— Ή a,a,a-trifluor-2.6-dinitro-N.N-dipropyl-p-toluïdine Ν-(1.l-dimethylpropynyl)-3.5-dichloorbenzamide Zuren/Esters/Alkoholen 2.2-dichloorpropionzuur 5 2-me thyl-4-chloorfenoxyazijnzuur 2.4- dichloorfenoxyazijnzuur
Methyl-2-/4-(2.4-dichloorfenoxy) f enoxy/prop ionaat 3-amino-2.5-dichloorbenzoëzuur 2-methoxy-3.6-dichloorbenzoëzuur 10 2.3.6-trichloorfenylazijnzuur-N-l-na£thylftalaminezuur
Natrium-5-/2-chloor-3-(trifluormethyl)fenoxy/-2-nitrobenzoaat 4.6- dinitro-o-sec-butylfenol N-(fosfonomethyl)glycine en de Cj_g monoalkylamine-en alkalimetaalzouten daarvan en combinaties daarvan.
15 Ethers 2.4- dichloorfenyl-4-nitrofenylether 2-chloor-a.a.a-trifluor-p-tolyl-3-ethoxy-4-nitrodifenylether Diversen 2.6- dichloorbenzonitril 20 Mononatriumzuur methaanarsonaat Dinatrium methaanarsonaat.
Kunstmeststoffen, die gebruikt kunnen worden in combinatie met de actieve bestanddelen, zijn bijvoorbeeld ammo-niumnitraat, ureum, potas en superfosfaat. Andere bruikbare toe-25 voegsels zijn materialen, waarin planten-organismen wortelschieten en groeien, zoals compost, mest, humus, zand en dergelijke.
Hieronder volgen als voorbeelden een aantal illustratieve uitvoeringsvormen van herbicide preparaten van de hierboven beschreven types.
30 I.Emulgeerbare'concentraten ______ uÊW · 7o (A) Verbinding van voorbeeld I 50,0
Calciumdodecylbenzeensulfonaat/poly-oxyethyleenethers-mengsel (bijv.
Atlox (R) 3437F en Atlox 3438F) 5,0 35 Monochloorbenzeen 45,0 100,00 8101325
Gew.% - 31 - (B) Verbinding van voorbeeld II 85,0
Galciumdodecylsulfonaat/alkyl-aryIpolyetheralkohol-mengs el 4,0 5 CQ aromatische koolwaterstoffen- y oplosmiddel 11,0 100,00 (G) Verbinding van voorbeeld III 5,0 10 Calciumdodecylbenzeensulfonaat/ polyoxyethy1eenethers-mengsel (bijv.
Atlox 3437F) 1,0
Xyleen 94,0 100,00 15 II. Vloeibare concentraten
Gew.% (A) Verbinding van voorbeeld IV 10,0
Xyleen 90,0 100,00 20 (B) Verbinding van voorbeeld V 85,0
Dimethylsulfoxyde 15,0 100,00 25 (C) Verbinding van voorbeeld VI 50,0 N-methylpyrrolidon 50,0 100,00 (D) Verbinding van voorbeeld VII 5,0 30 Geëthoxyleerde ricinusolie 20,0
Rhodamine B 0,5
Dimethylformamide 74,5 100,00 35 8101325
Gew.% - 32 - III. Emulsies (A) Verbinding van voorbeeld VIII 40,0
Polyoxyethyleen/polyoxypropyleen- 5 blokcopolymeer met butanol (bijv.
Tergitol^ XH) 4,0
Water 56,0 100,00 10 (B) Verbinding van voorbeeld I 5,0
Polyoxyethyleen/polyoxypropyleen-blokcopolymeer met butanol 3,5
Water 91,5 100,00 15 IV. Bevochtigbaré poeders
Gew.% (Δ) Verbinding van voorbeeld III 25,0
Natriumlignosulfonaat 3,0
Natrium-N-methyl-N-oleyltauraat 1,0 20 Amorfe silica (synthetisch) 71,0 100,00 (B) Verbinding van voorbeeld V 80,0
Natriumdioctylsulfosuecinaat 1,25 25 Calciumlignosulfonaat 2,75
Amorfe silica (synthetisch) 16,00 100,00 (C) Verbinding van voorbeeld VI 10,0 30 Natriumlignosulfonaat 3,0
Natrium-N-methyl-N-oleyl-tauraat 1,0
Kaoliniet-klei 86,0 100,00 35 8101325 * - 33 - V. Stofpreparaten
Gew.% (A) Verbinding van voorbeeld III 2,0
Attapulgiet 98,0 5 100,00 (B) Verbinding van voorbeeld IV 60,0
Montmorilloniet 40,0 100,00 10 (C) Verbinding van voorbeeld V 30,0
Bentoniet 70,0 100,00 15 (D) Verbinding van voorbeeld VI 1,0
Diatomeeënaarde 99,0 100,00 VI. Korrels
Gew.% 20 (A) Verbinding van voorbeeld VII 15,0
Korrelvormig attapulgiet (20/40 mesh) 85,0 100,00 (B) Verbinding van voorbeeld VIII 30,0 25 Diatomeeënaarde (20/40) 70,0 100,00 (C) Verbinding van voorbeeld I 0,5
Bentoniet (20/40) 99,5 30 100,00 (D) Verbinding van voorbeeld II 5,0
Pyrofylliet (20/40) 95,0 100,00 35 8101325 r *·
Gew.% - 34 - VII. Microcapsules (A) Verbinding van voorbeeld IV, ingekap- seld in een polyureum-schilwand 49,2 5 Natrium-lignosulfonaat (bijvoorbeeld Reax 88^ B) 0,9
Water 49,9 100,00 10 (B) Verbinding van voorbeeld V, ingekapseld in een polyureum-schilwand 10,0
Kalium-lignosulfonaat (bijvoorbeeld Reax(R) C-21) 0,5
Water 89,5 15 100,00 (C) Verbinding van voorbeeld VI, ingekapseld in een polyureum-schilwand 80,0
Magnesiumzout van lignosulfaat 20 (Treax(R) LTM) 2,0
Water 18,0 100,00
Bij de praktische toepassing van de onderhavige uitvinding worden doeltreffende hoeveelheden van de aceetaniliden 25 volgens de uitvinding aangebracht op de grond, die de planten bevat, of worden deze opgenomen in waterige media op een willekeurige geschikte wijze. De aanbrenging van vloeibare en deeltjesvormige vaste preparaten op de grond kan worden uitgevoerd onder toepassing van gebruikelijke methodes, bijvoorbeeld met behulp van 30 energetische stuifselapparaten, boom- en hand-sprayers en spray- stuifselapparaten. De preparaten kunnen eveneens worden aangebracht vanuit vliegtuigen in de vorm van een stuifsel of een spray vanwege de doeltreffende werking daarvan bij lage doses. De aanbrenging van herbicide preparaten op waterplanten wordt gewoonlijk 35 uitgevoerd door toevoeging van de preparaten aan de waterige media in het gebied waarin men de waterplanten wenst te bestrijden.
8101325 - 35 -
De aanbrenging van een doeltreffende hoeveelheid van de verbindingen volgens de uitvinding op de plaats van de ongewenste onkruiden is van essentieel en kritisch belang voor de praktische uitvoering van de onderhavige uitvinding. De exacte 5 hoeveelheid actief bestanddeel, die moet worden gebruikt, is afhankelijk van variërende factoren, waaronder de plantensoort en de ontwikkelingsfase daarvan, het type en de conditie van de grond, de hoeveelheid regenval en het gebruikte specifieke aceet-anilide. Bij de selectieve aanbrenging voor het opkomen van de 10 planten op de planten of op de grond wordt gewoonlijk een hoeveelheid van 0,02 tot ongeveer 1,2 kg/ha, bij voorkeur ongeveer 0,04 tot ongeveer 5,60 kg/ha of geschikt 1,12-5,6 kg/ha aceet-anilide gebruikt. Lagere of hogere hoeveelheden kunnen in sommige gevallen nodig zijn. Een deskundige kan uit de bovenstaande beschrLj -15 ving, waaronder de voorbeelden, gemakkelijk de optimale hoeveelheid, die in elk speciaal geval moet worden aangebracht, bepalen.
De uitdrukking "grond" wordt gebruikt in de ruimste betekenis daarvan en omvat alle gebruikelijke "gronden" als 20 gedefinieerd in Webster's New International Dictionary, Second Edition, Unabridged (1961). De uitdrukking heeft dus betrekking op alle stoffen of media, waarin een vegetatie wortel kan schieten en kan groeien, en omvat niet alleen aarde, maar eveneens compost, mest, afvalmateriaal ("muck"), humus, zand en dergelijke, aange-25 past ter ondersteuning van de plantengroei.
8101325
Claims (28)
1. Verbindingen met de algemene formule 1, waarin R voorstelt isopropyl, n-butyl, isobutyl, sec-butyl, allyl of 2-methylbutyl, Rj voorstelt methyl, isopropyl, n-butyl, of 5 allyl en R£ en R^ voorstellen waterstof of methyl, waarbij Rj, R2 en R^ elk methyl zijn wanneer R n-butyl, isobutyl of sec-butyl is, R^ en R^ elk waterstof zijn wanneer R isopropyl, isobutyl of sec-butyl is en Rj isopropyl of n-butyl is en R2 waterstof is en R^ methyl is wanneer R 2-methylbutyl of allyl 10 is en Rj allyl is.
2. N- (isobutoxymethyl)-2'-methoxy-3 *.6'-dimethyl-2-chlooraceetanilide.
3. N-(n-butoxymethy1)-2'-methoxy-3'. 6 ’-dimethy1-2-chlooraceetanilide. 15
4. N-(sec.-butoxymethyl)-2'-methoxy-3t.6'-dimethyl- 2-chlooraceetanilide.
5. N-(allylo2^methyl)-2,-allyloxy-6’-methyl-2-chlooraceetanilide.
6. N-(2-methylbutoxymethy1)-2’-allyloxy-6'-methy1- 20 21chlooraceetanilide.
7. N-(isopropoxymethyl)-2,-isopropoxy-2-chloor- aceetanilide.
8. N-(isobutoxymethyl)-2’-isopropoxy-2-chloor- aceetanilide. 25
9. N-(sec-butoxymethyl)-2,-n-butoxy-2-chloor- aceetanilide.
10. Herbicide preparaten, mét het kenmerk, dat zij bevatten een toevoegsel en een herbicidisch doeltreffende hoeveelheid van een verbinding met de formule 1, waarin R voorstelt 30 isopropyl, n-butyl, isobutyl, sec.-butyl, allyl of 2-methylbutyl, Rj voorstelt methyl, isopropyl, n-butyl of allyl en R2 en R^ voorstellen waterstof of methyl, waarbij Rj, R2 en R^ elk waterstof zijn wanneer R n-butyl, isobutyl of sec.-butyl is, R2 en R^ elk waterstof zijn wanneer R isopropyl, isobutyl of 35 sec.-butyl en Rj isopropyl of n-butyl is en R2 waterstof is en R^ methyl is wanneer R 2-methylbutyl of allyl is en Rj allyl is. 8101325 - 37 -
11. Preparaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verbinding N-(isobutoxymethyl)-2'-methoxy-3’.6 *-dimethyl-2-chlooraceetanilide is.
12. Preparaat volgens conclusie 10, met het 5 kenmerk, dat de verbinding N-(n-butoxymethyl)-2'-methoxy-3 '. 6 ’-dimethyl-2-chlooraceetanilide is.
13. Preparaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verbinding N-(sec-butoxymethyl)-2'-methoxy-3’.6'-dimethyl-2-chlooraceetanilide is.
14. Preparaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verbinding N-(allyloxymethyl)-2’-allyloxy-6'-methyl-2-chlooraceetanilide is.
15. Preparaat volgens conclusie 10, met het kenmerk,dat de verbinding N-(2-methylbutoxymetbyl)-2,-allyloxy- 15 6,-methyl-2-cblooraceetanilide is.
16. Preparaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verbinding N-8isopropoxymethyl)-2’-isopropoxy-2-cblooraceetanilide is.
17. Preparaat volgens conclusie 10, met het 20 kenmerk, dat de verbinding N-(isobutoxymethyl)-2'-isopropoxy-2-chlooraceetanilide is.
18. Preparaat volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verbinding N-(sec-butoxymethyl)-2*-n-butoxy-2-cblooraceetanilide is.
19. Werkwijze voor het bestrijden van ongewenste planten, die voorkomen in combinatie met sorghum, met het kenmerk, dat men op de plaats van deze planten aahbrengt een herbicidisch doeltreffende hoeveelheid van een verbinding met de algemene formule 1, waarin R voorstelt isopropyl, n-butyl, isobutyl, sec.- 30 butyl, allyl of 2-methylbutyl, Rj voorstelt methyl, isopropyl, n-butyl of allyl en R2 en R^ voorstellen waterstof of methyl, waarbij Rj, R^ en R^ elk methyl zijn wanneer R n-butyl, isobutyl of sec.-butyl is, R2 en R^ elk waterstof zijn wanneer R isopropyl, isobutyl of sec.-butyl is en Rj isopropyl of n-butyl is en R2 35 waterstof is en R^ methyl is wanneer R 2-methylbutyl of allyl is en Rj allyl is. 8101325 - ^ - 38 - r «
20. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk,dat de verbinding N-(isobutoxymethyl)-2’-methoxy-3T.6T — dimehyl-2-chlooraceetanilide is.
21. Werkwijze volgens conclusie 19, met het 5 kenmerk, dat de verbinding N-(n-butoxymethyl)-2’-methoxy-3’.6’-di-methyl-2-chlooraceetanilide is.
22. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk» dat de verbinding N-(sec.-butoxymethyl)-2’-methoxy-3’.6'-dimethyl-2-chlooraceetanilide is.
23. Werkwijze volgens conclusie 19, mét het kenmerk, dat de verbinding N-CallyloxymethyD^’-allyloxy-ö'-methyl-2-chlooraceetanilide is.
24. Werkwijze volgens conclusie 19, mét het kenmerk, dat de verbinding N-(2-'methylbutoxymethyl)-2’-allyloxy- 15 6’-methyl-2-chlooraceetanilide is.
25. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de verbinding N-(isopropoxymethyl)-2’-isopropoxy-2-chlooraceetanilide is.
26. Werkwijze volgens conclusie 19, met het 20 kenmerk, dat de verbinding N-(isobutoxymethyl)-2’-isopropoxy-2-chlooraceetanilide is.
27. Werkwijze volgens conclusie 19, mét het kenmerk, dat de verbinding N-(sec.-butoxymethyl)-2’-n-butoxy-2-chloor-aceetanilide is.
28. Verbindingen, preparaten en werkwijzen als beschreven in de beschrijving en/of voorbeelden. 8101325 -J· ► o n CLCH.C CHOR λ \ * N RivA- ori ui Monsanto Company, St. Louis, Missouri, Verenigde Staten van Amerika 8101325
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US13403480A | 1980-03-25 | 1980-03-25 | |
US13403480 | 1980-03-25 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8101325A true NL8101325A (nl) | 1981-10-16 |
Family
ID=22461463
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8101325A NL8101325A (nl) | 1980-03-25 | 1981-03-18 | Herbicide 2-halogeenaceetaniliden. |
Country Status (25)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPS56145254A (nl) |
AR (1) | AR227665A1 (nl) |
AT (1) | AT374660B (nl) |
AU (1) | AU537091B2 (nl) |
BE (1) | BE888004A (nl) |
BG (1) | BG36041A3 (nl) |
BR (1) | BR8101603A (nl) |
CH (1) | CH644350A5 (nl) |
CS (1) | CS219855B2 (nl) |
DD (1) | DD160268A5 (nl) |
DE (1) | DE3110475A1 (nl) |
DK (1) | DK120981A (nl) |
FR (1) | FR2479202A1 (nl) |
GB (1) | GB2072177B (nl) |
GR (1) | GR77551B (nl) |
IL (1) | IL62413A0 (nl) |
IT (1) | IT1144666B (nl) |
LU (1) | LU83235A1 (nl) |
NL (1) | NL8101325A (nl) |
NZ (1) | NZ196544A (nl) |
PL (1) | PL125380B1 (nl) |
RO (1) | RO81982A (nl) |
SE (1) | SE8101731L (nl) |
TR (1) | TR20887A (nl) |
ZA (1) | ZA811803B (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3110525C2 (de) * | 1980-03-25 | 1986-10-30 | Monsanto Co., St. Louis, Mo. | 2-Chloracetanilide und sie enthaltende Herbizide |
Family Cites Families (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3547620A (en) * | 1969-01-23 | 1970-12-15 | Monsanto Co | N-(oxamethyl)alpha-halo-acetanilide herbicides |
US4258196A (en) * | 1978-04-17 | 1981-03-24 | Monsanto Company | Process for the production of tertiary 2-haloacetamides |
DE3110525C2 (de) * | 1980-03-25 | 1986-10-30 | Monsanto Co., St. Louis, Mo. | 2-Chloracetanilide und sie enthaltende Herbizide |
-
1981
- 1981-03-18 SE SE8101731A patent/SE8101731L/ not_active Application Discontinuation
- 1981-03-18 BR BR8101603A patent/BR8101603A/pt unknown
- 1981-03-18 FR FR8105440A patent/FR2479202A1/fr active Granted
- 1981-03-18 DK DK120981A patent/DK120981A/da not_active Application Discontinuation
- 1981-03-18 NL NL8101325A patent/NL8101325A/nl not_active Application Discontinuation
- 1981-03-18 TR TR20887A patent/TR20887A/xx unknown
- 1981-03-18 GR GR64434A patent/GR77551B/el unknown
- 1981-03-18 LU LU83235A patent/LU83235A1/fr unknown
- 1981-03-18 CH CH185081A patent/CH644350A5/de not_active IP Right Cessation
- 1981-03-18 CS CS811982A patent/CS219855B2/cs unknown
- 1981-03-18 BG BG051266A patent/BG36041A3/xx unknown
- 1981-03-18 RO RO81103734A patent/RO81982A/ro unknown
- 1981-03-18 AT AT0126181A patent/AT374660B/de not_active IP Right Cessation
- 1981-03-18 PL PL1981230197A patent/PL125380B1/pl unknown
- 1981-03-18 DD DD81228409A patent/DD160268A5/de unknown
- 1981-03-18 NZ NZ196544A patent/NZ196544A/xx unknown
- 1981-03-18 BE BE0/204171A patent/BE888004A/fr not_active IP Right Cessation
- 1981-03-18 IL IL62413A patent/IL62413A0/xx unknown
- 1981-03-18 JP JP3807681A patent/JPS56145254A/ja active Pending
- 1981-03-18 ZA ZA00811803A patent/ZA811803B/xx unknown
- 1981-03-18 AU AU68485/81A patent/AU537091B2/en not_active Ceased
- 1981-03-18 GB GB8108378A patent/GB2072177B/en not_active Expired
- 1981-03-18 AR AR284648A patent/AR227665A1/es active
- 1981-03-18 DE DE19813110475 patent/DE3110475A1/de not_active Withdrawn
- 1981-03-18 IT IT20420/81A patent/IT1144666B/it active
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
IT8120420A0 (it) | 1981-03-18 |
BR8101603A (pt) | 1981-09-29 |
LU83235A1 (fr) | 1981-10-29 |
IT1144666B (it) | 1986-10-29 |
RO81982B (ro) | 1983-05-30 |
GR77551B (nl) | 1984-09-24 |
JPS56145254A (en) | 1981-11-11 |
DE3110475A1 (de) | 1982-02-04 |
FR2479202B1 (nl) | 1984-12-07 |
CH644350A5 (de) | 1984-07-31 |
TR20887A (tr) | 1982-11-22 |
PL125380B1 (en) | 1983-05-31 |
BG36041A3 (en) | 1984-08-15 |
NZ196544A (en) | 1983-11-30 |
CS219855B2 (en) | 1983-03-25 |
ATA126181A (de) | 1983-10-15 |
PL230197A1 (nl) | 1981-11-13 |
AT374660B (de) | 1984-05-25 |
AU6848581A (en) | 1981-10-01 |
SE8101731L (sv) | 1981-11-09 |
FR2479202A1 (fr) | 1981-10-02 |
IL62413A0 (en) | 1981-05-20 |
RO81982A (ro) | 1983-06-01 |
BE888004A (fr) | 1981-09-18 |
DD160268A5 (de) | 1983-05-25 |
ZA811803B (en) | 1982-04-28 |
AU537091B2 (en) | 1984-06-07 |
DK120981A (da) | 1981-09-26 |
GB2072177B (en) | 1984-02-29 |
AR227665A1 (es) | 1982-11-30 |
GB2072177A (en) | 1981-09-30 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA1161657A (en) | N-substituted alanine herbicidal composition | |
JPS5838422B2 (ja) | 置換シクロプロピルメトキシアニライド及び除草組成物 | |
NL8101325A (nl) | Herbicide 2-halogeenaceetaniliden. | |
US3140167A (en) | 2, 6-di-t-butyl-4-substituted phenyl nu-methyl carbamate and use thereof as selective herbicides | |
US4345938A (en) | Herbicidal 2-haloacetanilides | |
US4761176A (en) | Herbicidal 2-haloacetanilides | |
US4758263A (en) | 2-(2,5-difluorophenyl)-4-methyl-1,2,4-oxadiazolidine-3,5 diones | |
AU612695B2 (en) | Herbicidal compositions of acylated 1,3-dicarbonyl herbicides and phenoxyalkanoic acids, salts, amides and esters thereof as antidotes | |
FI73971C (fi) | 2-halogenacetanilidfoereningar samt herbicidkompositioner innehaollande desamma. | |
JPS6197269A (ja) | 2‐ブロム‐4‐メチルイミダゾール‐5‐カルボキシリツクアシツドのエステル類 | |
CA1221378A (en) | Herbicidal 2-haloacetanilides | |
US4606759A (en) | Herbicidal 2-haloacetanilides | |
US3445222A (en) | Herbicidal compositions containing trisubstituted-phenyl n-methylcarbamates | |
US4567299A (en) | Herbicidal 2-haloacetanilides | |
US4441914A (en) | Dichloroacetyl oxazolidine herbicide antidotes | |
JPH0148261B2 (nl) | ||
US4242123A (en) | Herbicidal composition and method of use | |
NZ196549A (en) | 2-haloacetanilides and herbicidal compositions | |
PL89861B1 (nl) | ||
NO156131B (no) | Herbicid preparat p basis av visse pyrrolidon-derivater. | |
NZ196541A (en) | 2-haloacentanilides and herbicidal compositions | |
JPS61167653A (ja) | N−(3−ハロゲノ−4−イソプロピルフエニル)−2−メチル−2−ペンテン酸アミド誘導体および選択性殺草剤 | |
JPS61167652A (ja) | N−(3−クロロ−4−イソプロピルフエニル)−2−メチル−2−ペンテン酸アミドおよび選択性殺草剤 | |
JPS6051442B2 (ja) | 除草剤組成物 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BV | The patent application has lapsed |