NL8006100A - Inrichting voor het ontwikkelen van belicht kopieermateriaal. - Google Patents

Description

i/ 4 -*

Inrichting voor het ontwikkelen van belicht kopieermateriaal.

Bij vele gebruikelijke kopieerinrichtingen wordt met een verwarmer uit een oplossing van ammoniak in water, ammoniakdamp ontwikkeld. De tegenwoordige praktijk bij dergelijke kopieerinrichtingen bestaat uit het koppelen van de ingangsstromingssnelheid van de op-5 lossing in water van ammoniak en de energie van de verdampingsverwarmer met de druksnelheid van de kopieerinrichting. Het ammoniak, dat met de ingangsstromingssnelheid binnenkomt, wordt dan verdeeld over de verwarming,die zich uitstrekt over de breedte van de kopieerinrichting, voor het verschaffen van de ammoniakdampbehoefte voor het materiaal, 10 dat wordt ontwikkeld, waarbij de daaruit voortvloeiende verzwakte concentratie van ammoniak in wate^hls afval overloopt.

Nadelen van deze gebruikelijke werkwijze zijn, dat deze: de invoersnelheid meet van het ammoniak in water, hetgeen inherent onnauwkeurig is als gevolg van de zeer kleine veranderingen 15 in de stromingen, die moeten worden waargenomen, en verder wordt gecompliceerd door de verandering in snelheid en concentratie van de afvalstroming, een begrensd reservevermogen heeft voor ammoniakdamp, hetgeen leidt tot gebrek aan damp wanneer groter materiaallengten worden 20 ontwikkeld, een langdurige opwarmperiode vereist tussen het inschakelen van de kopieerinrichting en de eerste afdruk plus een aanzienlijke pauze tussen het kiezen van de snelheid en het bedrukken van lange materiaallengten teneinde het de kopieerinrichting mogelijk te maken 25 zich in te stellen op de nieuwe instelling, 8006100 2 ammoniak verbruikt wanneer de kopieainrichting onbelast is en dus geen materiaal wordt bewerkt, hetgeen dus bijdraagt aan een ammoniaklucht in de nabijheid van de kopieerinrichting en hun bovenmatig verbruik van ammoniak, 5 ruimteverwarmers vereist voor het voorkomen van het op nieuw condenseren van het verdampte ammoniak, hetgeen samen met de in snelheid geregelde verdaag? ings verwarmer een bovenmatig totaal energieverbruik tot gevolg heeft, een oplossing als afval van de hand doet, die nog een be-10 trekkelijk hoog percentage ammoniak bevat, hetgeen eveneens bijdraagt aan een bovenmatig verbruik van ammoniak, een langdurige stilstand-periode vereist voor het van ammoniakdamp ontdoen van de ontwikkelaar-houder teneinde condensatie te voorkomen.

Teneinde verbetering mogelijk te maken van althans enkele 15 van deze nadelen, wordt volgens een aspect van de uitvinding, kort gezegd gebruik gemaakt van een regeling van de druk van het gasvormige ontwikkelmiddel, waarmee kopieermateriaal wordt behandeld, in plaats van het regelen van de stromingssnelheid van een oplossing daarvan.

De uitvinding verschaft in dit aspect een inrichting voor het ontwik-20 kelen van belicht kopieermateriaal, waarbij een gasvormig ontwikkelmiddel vanuit een voorraadhouder wordt geleid door een gasregelaar, die werkzaam is voor het verminderen van zijn druk op een ingestelde lagere waarde, en vandaar in een kamer met een van openingen voorzien of poreus oppervlak, waarlangs het te ontwikkelen kopieermateriaal 25 beweegt. Het ontwikkelmiddel wordt bij voorkeur eveneens door een klepmiddel geleid, dat werkzaam is voor het alleen indien nodig tot de kamer toelaten van de damp.

Wanneer een ontwikkelmiddel moet worden ontwikkeld door verdamping uit een oplissing daarvan, is een vat verschaft, dat is 30 verdeeld in een voorraadkamer en een "lage druk kamer. Een verwarmer in de voorraadkamer en een sensor voor het waarnemen van de druk zijn verbonden en zodanig ingericht, dat indien bij gebruik de voorraadhouder gedeeltelijk is gevuld met de oplossing, de oplossing wordt verwarmd en gehouden op een temperatuur, waarop een voorafbepaalde 35 druk aanwezig is in de gasruimte boven de oplossing. Een gasregelaar 8006100 S' 4 3 is verbonden met een uitlaat uit de gasruimte, en ingericht voor het verlagen van de druk van het ontwikkelmiddel, dat door de regelaat gaat, op een ingestelde lagere waarde. Klepmiddelen zijn benedenstrooms van de gasregelaar verbonden met de lage druk kamer, die is voorzien .5 van een reeks uitlaatopeningen voor het ontwikkelmiddel. De inrichting bevat middelen voor het transporten van kopieermateriaal langs de reeks openingen en dicht aansluitend voor het doen openen van de klepmiddelen wanneer de aanwezigheid van kopieermateriaal wordt waargenomen.

10 De onderhavige ontwikkelinrichting omvat tevens een vat voor het opnemen van een oplossing van een ontwikkelmiddel, voorzien van middelen voor het overbrengen van de oplossing tussen het vat en een draagbare houder, die drie poorten omvat naar het vat, elk met een bijbehorende klep voor het sluiten daarvan. Althans een van de 15 poorten mondt uit in een bovenste gedeelte van het vat, waarbij althans één andere poort in het onderste gedeelte van het vat leidt.

Een pomp is voorzien voor het circuleren van de oplossing, waarbij verbindingsmiddelen afgedicht drie pijpen voeren in de draagbare houder. De eerste pijp is verbonden met de eerste poort en mondt uit in 20 het bovenste gedeelte van de houder, waarbij de tweede pijp is verbonden met de tweede poort en de derde pijp zich vanuit het onderste gedeelte van de houder uitstrekt naar de pomp. Nog een pijp strekt zich uit vanaf de pomp naar de derde poort. Bij voorkeur maakt een vierde poort, eveneens met een klep voor het sluiten daarvan, het mogelijk 25 om het bovenste gedeelte van het vat te openen naar de atmosfeer.

Omdat het grootste gedeelte van de aramoniaklucht, afgegeven door een gebruikelijke diaso-kopieerinrichting, van het ontwikkelde materiaal afkomt, waarbij de rest uit de kopieerinrichting zelf komt, is het totale geumiveau in het algemeen hoog, bepaald door de 30 druksnelheid, de hoeveelheid ontwikeld materiaal, aangetroffen in de drukruimte,en ook door de ventilatie van de ruimte. Een gebruikelijk middel voor het verwijderen van deze geur bestaat uit het aansluiten van de zuigzijde van een ventilator op de kopieerinrichting op een plaats waae het ontwikkelde materiaal zich vlak voor zijn uitlaat be-35 vindt, waarbij de drukzijde van de ventilator afvoert naar de atmos- 8006100 4 feer, maar de doelmatigheid van het reinigen van ontwikkeld materiaal alleen door zuiging aan de kast van het gebruikelijke kopieerinrich-ting met de daaruit voortvloeiende kleine negatieve druk, is beperkt.

Er bestaan openbaarmakingen van voorstellen voor het toe-5 voeren van warmte, in het bijzonder stralingswarmte, aan het ontwikkelde materiaal in een omsloten gedeelte van de kopieerinrichting, waaruit het ammoniak, dat door de warmte is uitgedreven, wordt verwijderd door zuigkracht. Dergelijke bekende voorstellen voor zover daarbij de aan het ontwikkelde materiaal toegevoerde warmte wordt 10 geregeld, veranderen de warmteuitgang in verhouding tot de kopieer-snelheid. Thans is gebleken, dat dit niet bevredigend veranderingen mogelijk maakt in de mate van gebruik van de kopieerinrichting en in de lengte van afzonderlijke stukken ontwikkeld materiaal.

Volgens de uitvinding echter wordt de warmteuitgang van 15 een verwarmingsmiddel geregeld in afhankelijkheid van de breikte temperatuur. Bij voorkeur is de uitvoering zodanig, dat het verwarmingsmiddel een volledige uitgang levert indien de waargenomen temperatuur onder een voorafbepaalde waarde ligt, en een geleidelijk verminderde uitgang wanneer de temperatuur boven een voorafbepaalde 20 waarde stijgt. De vermindering met stijgende temperatuur kan tot volledige ophouding zijn of kan tot een minimum uitgangsniveau zijn.

Bij voorkeur zijn zowel de middelen voor het behandelen van het kopieermateriaal met een gasvormig ontwikkelmiddel en de verwarmingsmiddelen opgenomen in êën enkele omsluitende kamer, voorzien 25 van vernauwde openingen voor het mogelijk maken van de ingang en uitgang van kopieermateriaal, en voorzien van een luchtververser voor het afvoeren van overmaat ontwikkelmiddel en het handhaven van een onder-atmosferische druk daarin. De inrichting heeft met voordeel tevens een omsluitende kamer, waarin het kopieermateriaal wordt behandeld 30 met ontwikkelmiddel, en een veeltrapsventilator, ingericht voor het verwijderen van het ontwikkelmiddel. De ventilator kan afvoeren in leidingen, die uit de ruimte voeren, die de kopieerinrichting bevat, maar levert de afgevoerde lucht en het ontwikkelmiddel bij voorkeur af in een vat, dat een oplossing bevat voor het neutraliseren van het 35 ontwikkelmiddel.

8006100 ► * 5

In dit aspect, verschaft, algemeen gezegd, de uitvinding een vat voor een neutraliseeroplossing, een inlaat voor lucht en het te neutraliseren ontwikkelmiddel, welke inlaat uitmondt in een onderste gedeelte van het vat, een uitlaat uit een bovenste gedeelte van 5 het vat voor lucht, die door de neutraliseeroplossing is geborreld en keerplaten in de baan van de lucht, die naar boven gaat door het vat.

De keerplaten omvatten bij voorkeur een ondergedompeld onderste stel voor het verlengen van de baan van de lucht door de oplossing in het vat, en een bovenste stel op afstand van het onderste stel, welke 10 afstand groter is dan die tussen naburige keerschotten in elk stel voor het blokkeren van de baan van spattende oplossing, waarbij de keerplaten in het bovenste stel schuine oppervlakken bevatten voor het vergemakkelijken van het daaraf vloeien van de oplossing. Het vat kan een inlaatpijp hebben, concentrisch in een cilinder, waarbij keer-15 platen zich naar binnen uitstrekken vanaf de cilinderwand naar de pijp en afwisselen met keerplaten, die zich naar buiten uitstrekken vanaf de pijp naar de cilinder.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening,waarin: 20 fig. 1 een doorsnede is van het ontwikkelgedeelte van de kopieerinrichting in lengterichting van de papierbaan, waarbij tevens bepaalde andere gedeelten van de kopieerinrichting schematisch zijn aangegeven, fig. 2 een doorsnede is volgens de lijn II-II in fig. 1, 25 fig. 3 een onderaanzicht is van het voorraadvat, fig. 4 een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 2, fig. 5 een doorsnede toont van de werkzame onderdelenvan de gasregelaar, en fig. 6 een doorsnede is van het vat dat het neutraliserende 30 zuur bevat.

Eerst verwijzende naar fig. 1 heedt de diazo-kopieerinrich-ting een ontwikkelgedeelte, opgenomen in een omsluitende kast 10.

Kopleermateriaal, dat is belicht voor het vormen van een latent beeld daarop, komt binnen door de smalle sleuf 12, waarbij een doek 14 35 zonder einde, dat over rollen 15 loopt, het kopieermateriaal draagt 8006100 6 volgens een baan door het ontwikkelgedeelte, welke baan eerst onder een geleiding 16 loopt, dan rond het onderste gedeelte van een cilindrisch vat 18, waar het kopieermateriaal wordt behandeld met ammonlak-damp voor het ontwikkelen van het latente beeld daarop, onder een ge-5 leiding 20 en dan onder stralingsverwarmers 22 voor het verdrijven van de overmaat ammoniak uit het ontwikkelde kopieermateriaal, waarna het de omsluitende kamer 10 verlaat door een smalle uitgangssleuf 24.

Het vat 18 omvat een cilindrisch extrusiestuk 26 van aluminium, afgesloten door gietstukken 28,30 van aluminium waarop het ci- 1.0 lindrische extrusiestuk 26 is afgedicht door middel van afdichtpakkin-gen 32 (fig. 2). Het cilindrische vat 26 is vast verbonden met twee ringvormige kragen 34, die op hun beurt zijn afgedicht op de zijwanden 36 van de omsluitende kamer 10, zodat de einden van het vat 18 buiten deze kamer 10 liggen.

15 Het extrusiestuk 26 is door een horizontale inwendige rib be 40 verdeeld in een bovenste kamer 42, die werkzaam is als een voor-raadhouder, en een onderste kamer, die door een vertikale ribbe 44 van het extrusiestuk is verdeeld in twee gedeelten 46,48, die in verbinding staan met elkaar omdat een eindgedeelte van de ribbe 44 is 20 verwijderd, zodat deze eindigt op het punt 50, dat op afstand ligt van het gietsuk 28 (fig. 3).

Voor bedrijf wordt de voorraadkamer 42 gedeeltelijk gevuld met ammoniak in water, hetgeen wordt verwarmd door een ommante1de electrische verwarmer 52, gedompeld in de ammoniakoplossing. Ammoniak-25 damp wordt uit de oplossing verdampt en een voorraad ammoniakdamp wordt daarboven in de bovenste ruimte 54 ontwikkeld. Deze ruimte 54 is door boringen 56,58 verbonden met een drukschakelaar 60, gemonteerd boven op het gietstuk 28 en verbonden voor het regelen van de verwarmer 52. De drukschakelaar 60 is ingericht voor het inschakelen van de 30 verwarmer indien de druk in de kamer 52 tot beneden een voorafbepaalde waarde daalt, welke waarde de instelling is van de schakelaar, en om de verwarmer 52 uit te schakelen indien de druk boven een voorafbepaalde waarde stijgt, welke waarde eveneens een instelling is van de schakelaar en dezelfde kan zijn als de eerste voorafbepaalde waarde 35 of iets daarboven liggen. De verwarmer 52 wordt voorzien van electri- 8006100 + * 7 citeit onder de regeling van de schakelaar 60 gedurende de gehele tijd dat de kopieerinrichting werkzaam is ongeacht of deze feitelijk kopieën maakt of klaarstaat. Gewoonlijk is dit gedurende de gehele werkdag.

Op deze wijze wordt het ammoniak in water in de kamer 42 verwarmd 5 gehouden tot een zodanige temperatuur dat daarboven ammoniakdamp op een druk wordt gehouden (bepaald door de schakelaar 60) van 27,6 tot 55,2 kPa.

De voorraadkamer 42 wordt in eerste instantie geladen met ammoniak in water met de gebruikelijke sterkte voor diazo-kopieerin-10 richtingen, en een soortgelijk gewicht van 0,908. Tijdens deze fase is het slechts nodig het tot ongeveer 35 - 40°C te verwarmen voor het produceren van de vereiste druk van ammoniakdamp in de ruimte 54. De tijd, nodig voor het opwarmen van de ammoniakop los sing vormt de eerste opwarmtijd van de kopieerinrichting en is tijdens deze fase in de 15 orde van seconden. Wanneer de kopieerinrichting wordt gebruikt en ammoniak, verdampt uit de oplossing, wordt verbruikt, wordt de oplossing geleidelijk zwakker en is het nodig de ammoniak tot hogere temperaturen te verwarmen voor het ontwikkelen van de vereiste druk. Dit wordt automatisch tot stand gebracht omdat de verwarmer 52 wordt gere-20 geld door de drukschakelaar 60. Ammoniakontwikkeling kan doorgaan totdat de oplossing iets zwakker is dan de gebruikelijke afvaloplossing uit diazo-kopieerinrichtingen. Wanneer de oplossing het einde nadert van zijn levensduur is het nodig de oplossing tot ongeveer 70°C te verwarmen.

25 Teneinde de sterkte van de ammoniakoplossing te bewaken, is een sensor 68 voor zijn temperatuur verschaft. Deze is verbonden met een wijzermeter (niet weergegeven), waarbij temperaturen, waarop de ammoniakoplossing moet worden veranderd, worden aangegeven door een rood segment van de wijzer. De temperatuur is echter niet kri-30 tisch, waarbij wanneer de wijze~van de meter het rode segment bereikt, het bevredigend is gebleken de kopieerinrichting verder te blijven gebruiken gedurende de rest van de werkdag. De inrichting kan dan ge-makkelijk alleen worden gelaten om 's-nachts af te koelen, waarbij de ammoniakoplossing de volgende morgen in koude toestand kan worden ver-35 anderd.

8006100 8

De ruimte 54 staat ook in verbinding met een veiligheids-ontlastklep 62, waarin een veerkrachtig membraan 64 is geplaatst om te worden uitgezet door de druk in de ruimte 54 naar een pen, die is geplaatst voor het doorsteken van het membraan(en derhalve ontlasten 5 van de druk) indien de druk in de ruimte 54 138 kPa overschrijdt.

Aan het einde 30 is de ruimte 54 verbonden met een gasregelaar 70, die werkzaam is voor het verlagen van de druk van de ammoniak-fjanip tot een veel lagere druk, waarbij bij deze uitvoeringsvorm een druk van 99,6 tot 273,8 Pa bevredigend is gebleken voor snelheden tot 10 9 meter per minuut. Een hogere druk kan wenselijk zijn voor hogere snelheden. De gasregelaar is in beginsel soortgelijk aan gasregelaars, gebruikt voor het regelen van de toevoer van stadsgas of aardgas aan huishoudelijke toestellen. In feite kan een in de handel beschikbare gasregelaar worden gebruikt, vooropgezet dat onderdelen, die gemakkelijk 15 kunnen worden aangetast door het ammoniak, worden vervangen door soortgelijke onderdelen, gemaakt van ammoniakbestendig materiaal. Pig. 5 toont de constructie in een gasregelaar: een inlaat 72, levert af in een ruimte 74, begrensd door een buigzaam membraan 76, verbonden met een klep 78 voor het sluiten van de inlaat. De druk in de ruimte 74 20 drukt het membraan 76 tegen een drukveer 80, waarbij wanneer de druk in de ruimte 74 voldoende is voor het overwinnen van de veer 80, de klep 78 sluit voor het voorkomen van het toelaten van meer gas via de inlaat 72 totdat de druk in de ruimte 74 daalt. Op deze wijze wordt de druk in de ruimte 74 geregeld, en gaat gas met de geregelde druk 25 naar buiten via de uitlaat 82. De uitlaatdruk kan worden versteld door het bewegen van een plunjer 84, waartegen de veer 80 aanligt, naar of vanaf het membraan 76. Bij deze uitvoeringsvorm zijn maatregelen getroffen voor het verstellen van de druk door het draaien van een stelschroef. 86, die aanligt tegen de bovenkant van de plunker 84 30 en toegankelijk is door de bovenkant 88 van de gasregelaar 70.

Ammoniak met de door de gasregelaar bepaalde druk wordt toegelaten tot een buigzame leiding 92, die voert naar een solenolde-klep 94 die in de open stand ammoniakdamp onder lage druk toelaat door een doorgang 95 in het gietstuk 30 tot in de kamer 46 in het 35 onderste gedeelte van het cilindrische vat 18. Eventuele vochtigheids- 8006100 * 4 9 damp, die condenseert in de leiding 92, vloeit naar beneden in een aftakleiding 93 naar een opvang, waaruit het kan worden verwijderd.

Omdat de kamers 42, 46, 48 alle deel uitmaken van hetzelfde vak, bevinden zij zich op dezelfde temperatuur voor het zodoende uitslui-5 ten van de condensatie van vochtigheid in de ruimten 46,48. Ammoniak in de ruimten 46, 48 kan naar buiten diffunderen door een aantal kleine gaten 96 in het onderste gedeelte van het vat 18. Opdat het ammoniak regelmatiger wordt verdeeld, ligt een vel kardospapier 97 over de gaten 96, welk vel op zijn plaats wordt gehouden door een van openingen 10 voorzien vel van polytetrafluoretheen over het vel papier, en langs zijn randen gehecht aan het vat 18. Het kopieermateriaal wordt ontwikkeld door het ammoniak, dat door de gaten 96 naar buiten diffundeert.

Zoals aangegeven in fig. 1, volgt de baan van het doek •15 14 de kromming van het vat 18 rond een boogstuk van zijn omtrek, dat iets groter is dan het boogstuk, waarover er gaten 96 aanwezig zijn.

De door het doek 14 uitgeoefende druk wordt regelmatig over het gehele oppervlak rond elk der gaten 96 uitgeoefend en er is een goede afdichting tussen het vat 18 en het doek 14.

20 Het leveren van de ammoniakdamp door de solenoïdeklep 94 maakt het mogelijk het ontwikkelen van ammoniak met enige nauwkeurigheid aan te zetten en stil te zetten en dus de hoeveelheid ammoniak, verloren door een andere ontwikkeling dan wanneer echt nodig voor het kopiëren, tot een lage hoogte wordt verminderd. De klep is uitgevoerd 25 om gewoonlijk gesloten te zijn, waarbij helemaal geen ammoniak wordt vrijgemaakt wanneer de kopieerinrichting klaar staat.

Kopieermateriaal, dat door de kopieerinrichting gaat, bedient een microschakelaar, verbonden met electronische regelmiddelen, die de solenoïdeklep openen voor het zodoende ontwikkelen van ammoniak 30 met lage druk in het onderste gedeelte van het vat 18. Het ammoniak moet lucht uit dit gedeelte van het vat verdringen wanneer het daar binnen komt, hetgeen zou kunnen leiden tot een onregelmatige ammoniak-verdeling over de breedte van de kopieerinrichting. Dit wordt opgeheven door de vertikale ribbe 44, als gevolg waarvan de ruimten 48,48 35 doeltreffend armen vormen van een ü-buis. Het ammoniak uit de soleno- 8006100 10 ïdeklep gaat de arm 46 binnen, stroomt daarlangs en gaat de arm 48 binnen rond het einde 50 van de ribbe aan de tegenoverliggende zijde van de kopieerinrichting met als gevolg, dat onregelmatigheden in de verdeling van ammoniak langs de lengte van de ruimten 46, 48 elkaar 5 vereffenen.

Bij deze uitvoeringsvorm is de microschakelaar aangebracht bij de kopieerbaan in het belichtingsgedeelte van de machine, waar het latente beeld wordt gevormd, zodat het openen van de klep 94 en het toelaten van ammoniak tot de ruimte 46,48 op gang wordt gebracht voor-10 dat de voorste rand van het kopieermateriaal het ontwikkelgedeelte van de kopieerinrichting bereikt. De electronische regeling, verbonden met de microschakelaar, maakt een vertraging mogelijk tussen het langs de microschakelaar gaan van de achterste rand van een stuk kopieermateriaal en het sluiten van de solenoideklep. De vertraging is voor de 15 achterste rand voldoende om net de openingen 96 te zijn gepasseerd wanneer de solenoideklep sluit. Omdat echter de ruimten 46,48 enige voorraad ammoniakdamp verschaffen, kan de klep 94 zijn ingericht om te sluiten voordat de achterste rand van het kopieermateriaal de openingen 96 bereikt, waarbij het ammoniak, dat zich in de ruimten 46,48 20 bevindt, dan wordt gebruikt voor het ontwikkelen van het laatste gedeelte van het kopieermateriaal.

Met de hiervoor beschreven bevat de ruimte 54 een voorraad ammoniak in dampvorm ongeacht of de kopieerinrichting in werking is of klaar staat, welke voorraad damp gemakkelijk beschikbaar is 25 voor het ontwikkelen van ma-teriaal.

Wanneer dientengevolge grote lengten of stukken materiaal worden verwerkt, is voldoende damp beschikbaar (zonder dat er bovenmatige hoeveelheden zijn voor kleine materiaal lengten), en een damp tekort, hetgeen leidt tot kopieën met een verschoten uiterlijk. Ook 30 is er geen noodzaak voor een aanzienlijke vertraging voor het tot rust laten komen van de omstandigheden in de machine nadat de snelheid van de kopieerinrichting is veranderd.

De instelling van de gasregelaar kan worden versteld door het op of neer bewegen van de plunjer (hetgeen, zoals gezegd, tot 35 stand kan worden gebracht door middel van het stelsel 86). De instel- 8006100

* X

11 ling kan, indien nodig, worden versteld teneinde veranderingen mogelijk te maken in de eigenschappen van het kopieermateriaal, dat wordt gebruikt, in het bijzonder veranderingen in zijn reluctantie, dat wil zeggen het meer of minder gemakkelijk ontwikkelen door ammoniak. Het 5 is onnodig gebleken de regelaarinstelling voor een bereik van verschillende kopieersnelheden te veranderen, hetgeen echter, indien vereist, kan worden gedaan. Dit zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn indien het bereik van kopieersnelheden breed is. Een passende inrichting voor het tot stand brengen hiervan zou een wig 87 kunnen zijn, zoals met 10 streep-stippellijnen weergegeven in fig. 5, verbonden met de snelheids-regeling van de kopieerinrichting teneinde zijdelings te worden bewogen over de plunjer wanneer de snelheid wordt veranderd, waarbij eveneens middelen (niet weergegeven) zijn aangebracht voor het verstellen van de vertikale stand van de wig 87 voor het verstellen van de regelaarin-15 stelling onafhankelijk van de kopieersnelheid.

De kopieerinrichting is beschreven voor het gebruik van een genormaliseerde ammoniakoplossing met een soortgelijk gewicht van 0,908. Het is echter zeker mogelijk ammoniak te gebruiken met een grotere concentratie, en het is ook mogelijk de kopieerinrichting om 20 te vormen voor het gebruik van watervrije ammoniak. Voor het laatste geval wordt de drukschakelaar 60 verwijderd en een voorraad watervrij ammoniakgas (verlaagd tot een druk van ongeveer 27,6 tot 55,2 kPa door de regeling aan de ammoniakcilinder) naar binnen geleid door de boring 56 naar de ruimte 52. Omdat het ammoniak, gebruikt voor een diazotypie 25 ontwikkeling vochtig moet zijn, is de kamer 42 dan gedeeltelijk gevuld met water, en wordt de verwarmer 52 door een thermostaat geregeld voor het op een passende temperatuur houden van het water voor het in voldoende mate bevochtigen van het ammoniak, wanneer dit door de ruimte 54 gaat.

30 Een inrichting is verschaft teneinde het vullen mogelijk te maken van de kamer 52 en het legen daarvan zonder dat het nodig is een anrmoniakfles tot een ongemakkelijk hoogte te moeten optillen of deze gedurende een lange tijdsduur naar de atmosfeer open te laten,

Het gietstuk 28 is doorboord en voorzien van kleppen en poorten, 35 zoals weergegeven in fig. 4. De kleppen 100,102 regelen de verbinding 8006100 12 tussen de betreffende poorten 104,106 en een boring 108, verbonden met de boring 56, die toegang geeft tot de ruimte 54 in het bovenste gedeelte van de kamer 42. Verder maken kleppen 110,112 een verbinding mogelijk tussen de betreffende poorten 114,116 en boringen 118,120 5 die in verbinding staan met het onderste gedeelte van de kamer 42 (de openingen 122 worden gebruikt voor het vastzetten).

Een sluitdeel is aangebracht voor het afgedicht leiden van drie buizen 130,132,134 in een draagbare kunststofhouder voor een ammoniakoplossing in water. Bij deze uitvoeringsvorm bestaat het sluit-10 deel eenvoudig uit een doorboorde spon 138, waarbij echter een uitge-breider sluitdeel voor het aangrijpen van de gebruikelijke schroefdraad op de hals van de houder 136, kan worden gebruikt. De buizen 130,132,134 zijn door een buigzame kunststof leiding (slechts schematisch weergegeven) respectievelijk verbonden met een pomp 140 en met 15 de poorten 106,116, waarbij de pomp 140 eveneens is verbonden met de poort 114. De kleppen 100,102,110,112 kunnen dan respectievelijk worden aangeduid als ontluchtings-, vereffenings-, vul- en afvoerkleppenn.

Voor het vullen van de kamer 42 wordt de spon 138 aangebracht op een volle houder 136 met een ammoniak oplossing, en worden 20 de vereffeningsklep 102 en de vulklep 110 geopend waarna de pomp 140 wordt gebruikt voor het vanuit het onderste gedeelte van de houder 136 in de kamer 42 pompen van ammoniakoplossing via de poort 114 en de boring 118, terwijl uit de kamer 42 verdrongen lucht naar buiten gaat uit de boring 56 en de poort 106 terug in het bovenste gedeelte 25 van de houder 136 via de buis 132 zodat geen amrnoniakdampen in de werkomgeving worden afgevoerd.

Wanneer de ammoniakoplossing in de kopieerinrichting verbruikt raakt, kan deze afkoelen, hetgeen natuurlijk een onderat-mosferische druk ontwikkelt in de kamer 42. Voor het ontlasten hier-30 van wordt de ontluchtingsklep 100 kortstondig geopend en dan gesloten. De spon 138 wordt aangebracht op een lege houder 136 en de afvoerklep 112 en vereffeningsklep 102 worden geopend, waarbij een verbruikte ammoniakoplossing via de boring 120, de poort 116 en de b-is 134 kan wegvloeien in de houder 136, terwijl lucht door de buis 132, de poort 35 106 en de boringen 108,56 in het bovenste gedeelte gaat van het vat 42.

8006100 > » 13

De lijn van de buis 132 naar de poort 106 vormt een veref-feningslijn en maakt het mogelijk dat het stelsel gedurende vrijwel de gehele vul- en afvoerhandelingen gesloten is.

Na het passeren van de cilinder 18 wordt het ontwikkelde 5 kopieermateriaal onder stralingswarmtelampen 22 gedragen voor het verwarmen daarvan en het uitdrijven van niet gereageerd ammoniak. De lampen zijn gemonteerd in een terugkaatskap 204 volgens een verspringende opstelling, die een regelmatige verwarming geeft over de breedte van de kopieerinrichting. Zij worden gedragen en van electrische eneΓΙΟ gie voorzien door middel van metalen stroken 205. Dunne roestvrijstalen draden 206 strekken zich uit boven het doek 14 om te verzekeren, dat onder de lampen doorgaand kopieermateriaal niet daarmee in aanraking kan komen. Dunne draden worden toegepast omdat deze in staat zijn de warmte, die zij absorberen uit het hete gebied, te geleiden.

15 De inherent snelle aanspreking van infrarode verwarmings- lampen maakt het mogelijk deze verwarmers vaijfait naar in te schakelen of van één energieniveau naar een ander zonder de noodzaak voor een duidelijke vertragingstijd teneinde het mogelijk maken de gekozen warmteinstelling te bereiken. Een voortdurend bekrachtigde of thermos-20 tatisch geregelde verwarmer met een laag vermogen kan zijn aangebracht voor het handhaven van een minimum temperatuur bij de verwarmingslam-pen, indien dit wenselijk is voor het bijstaan van het snelle aanspreken van de verwarmingslampen.

De lampen 22 worden geregeld door een electronische rege-25 ling, verbonden met een temperatuursensor 210, aangebracht bij de pa-pierbaan net benedenstrooms van het door de lampen bestraalde gebied.

Een thermistor met een glazen kraal wordt gebruikt als de sensor op grond van zijn gevoeligheid .

De thermistor 210 is verbonden met een electronische 30 regeling vsor de lampen 202, welke regeling tevens is verbonden met de voomoemde microschakelaar, bediend door kopieermateriaal, dat door het belichtingsgedeelte gaat van de kopieerinrichting. De regeling is ingericht voor het op hun volle vermogen inschakelen van de lampen 22 wanneer de voorste rand van een stuk kopieermateriaal de microschake-35 laar bediend. De lampen bevinden zich dus op hun volle vermogen op het 8006100 14 moment, dat het materiaal daaronder komt. De regeling houdt de lampen op vol vermogen ongeacht de kopieersnelheid zolang de temperatuur, waargenomen door de thermistor 210, beneden de 35°C blijft. Wanneer de temperatuur boven deze waarde stijgt, wordt de aan de lampen gele-5 verde energie rechtlijnig met de toenemende temperatuur verminderd tot 0 bij een waargenomen temperatuur van 42-45°C.

Gebleken is, dat deze inrichting voldoende warmte levert voor het van ammoniak reinigen van het materiaal over een bereik van kopieersnelheden hoewel de warmteuitgang niet direkt is gekoppeld aan 10 de kopieersnelheid, en het stijgen voorkomt van de temperatuur tot bovenmatige hoogten bij grote lengten kopieermateriaal.

Wanneer de achterste rand van een stuk kopieermateriaal de microschakelaar passeert, snijdt de electronische regeling de energie af naar de lampen 22 na een voldoende vertraging voor het daaron-15 der doorlopen van de achterste rand. De lengte van deze vertraging wordt door de electronische regeling veranderd overeenkomstig de kopieersnelheid van de machine (een denkbare andere mogelijkheid bestaat uit het verschaffen van een tweede microschakelaar bij de kopi-eerbaan vlak na de verwarmingslampen 22, die dan worden uitgeschakeld 20 wanneer de achterste rand van het materiaal deze tweede microschakelaar passeert).

Omdat het breken van de thermistor 210 het mogelijk zou kunnen maken dat de temperatuur oneindig toeneemt, wordt direkt daaraan grenzende tevens een steviger metalen thermistor aangebracht, die 25 eveneens is verbonden met de electronische regeling, zodat indien de thermistor 210 faalt, de lampen 22 worden geregeld in afhankelijkheid van de thermistor 212, die minder gevoelig is maar voldoende regeling verschaft voor de veiligheid.

Het ontwerp van een electronische regeling, voorzien van 30 de vereiste eigenschappen, ligt binnen het bereik van een deskundige op het gebied van de electronica.

Uit het kopieermateriaal verdreven ammoniak wordt vrijgelaten in de omsluitende kamer 10 evenals het tussen het doek 14 en het vat 18 uitlekken van ammoniak. Het wordt naar buiten gezogen door 35 een opening 214 in de wand 36 van de kast 10 door middel van een ventilator (hierna te beschrijven), die een lichte onderatmosferische 8006100 15 handhaaft in de kamer 10. De verwijderde lucht wordt vervangen door lucht, die binnen gaat door de smalle sleuven 12,24.

De opening 214 bevindt zich onder een tweede kap 216, die boven de kap 204 ligt, zodat lucht, die uit de kamer 10 wordt 5 gezogen, naar boven gaat in de ruimte tussen de twee kappen en de betreffende kap 204 koelt.

Lucht-en ammoniakdampen worden uit de opening 214 gezogen door middel van een viertraps ventilator 220. Deze heeft vier venti-latorbladen achterelkaar aan één enkele aangedreven as, en heeft zijn 10 motor in een afgesloten omsluiting voor het beschermen daarvan tegen de ammoniakdampen. De ventilator kan de lucht en ammoniakdampen af voeren in een gebruikelijke af voerleiding, indien gewenst, waarbij het gebruik van een veeltrapsventilator zelfs onder deze omstandigheden wenselijk is met het oog op de noodzaak van het verwijderen van de 15 ammoniak, die door de verwarmingslampen 22 uit het kopieermateriaal wordt gedreven.

Bij deze uitvoeringsvorm wordt de veeltrapsventilator echter toegepast voor het door een neutraliseervat, weergegeven in fig. 6, dwingen van de verwijderde lucht- en ammoniakdampen, in welk 20 vat de lucht en de ammoniakdampen een aantal centimeters tot onder het oppervlak worden gedreven van een hoeveelheid azijnzuuroplossing.

Thans verwijzende naar fig. 6, wordt het neutraliseervat gevormd door een kunststofhouder 230 met een wijde mond en van een voldoende afmeting voor het ongeveer 2/3 gevuld zijn door een azijnzuur-25 oplossing 232 in water. Een cilinder 234 staat in het vat 230 en is vast verbonden met een deksel 236, dat gewoonlijk aan het vat 230 is vastgeklemd maar kan worden losgemaakt en verwijderd samen met de cilinder 234 voor het vullen of legen van het vat 230. Openingen 238 zijn aangebracht aan de onderkant van de cilinder 234 teneinde het de 30 oplossing 232 mogelijk te maken in en uit het onderste gedeelte te stromen van de cilinder. De cilinder 234 is afgesloten door een deksel 240, door welk deksel een inlaatpijp 242 zich uitstrekt, door welke pijp lucht- en ammoniakdampen, verwijderd uit de kamer 10, naar beneden worden gedreven door de veeltrapsventilator, evenals een uitlaatbuis 35 244.

8005100 16

Zoals is weergegeven, strekt de buis 242 zich een aantal centimeters tot onder het oppervlak van de azijnzuuroplossing 232 uit, waarbij de ventilator voldoende vermogen heeft voor het in deze buis naar beneden drijven van de af gevoerde lucht, beladen met ammoniak-5 damp, voor het in de azijzuuroplossing naar buiten doen borrelen daarvan. De lucht stijgt naar boven in de ruimte tussen de buis 242 en de cilinder 234. De ammoniakdamp lost op in de azijnzuuroplossing in de vorm van ammoniumcitraat, waarbij voor het verlengen van de stro-mingsbaan door de azijnzuuroplossing een aantal keerplaten is voorzien. 10 Deze omvatten ringvormige keerplaten 246, die zich naar binneixüitstrekken vanaf de cilinder 234 naar de buis 242 maar op korte afstand daarvan eindigen, afgewisseld door keerplaten 248, die zich naar buiten uitstrekken vanaf de buis 242 naar de cilinder 234, maar op korte afstand daarvan eindigen.

15 Een zekere mate van schuimen wordt veroorzaakt door de doorgang van lucht door de azijnzuuroplossing, welk schuim naar boven stijgt in de ruimte 249, die is voorzien voor het opnemen daarvan en het verbreken daarvan. Aan de bovenkant van de ruimte 249 zijn andere keerplaten 250,252 voorzien, die alle spatten blokkeren, waarbij in 20 tegenstelling tot de andere keerplaten, die vlak zijn, de gedeelten van de keerplaten 252, welke gedeelten zich voor en achter het vlak van fig. 6 bevinden, gebogen zijn om zodoende schuin naar beneden te lopen, zoals aangeduid bij 254 voor het bevorderen van het wegvloeien van vloeistofspatten. Lucht, die naar boven is geborreld door de azijn-25 zuuroplossing verlaat tenslotte de cilinder 234 door de buis 244 en wordt afgevoerd naar de kameromgeving, waarbij is gebleken, dat deze lucht in ammoniakconcentratie gewoonlijk is verminderd tot niet meer dan 7 dpm. De verschillende keerplaten verlengen niet alleen de stro-mingsbaan door de azijnzuuroplossing 232 en blokkeren het spatten, 30 maar dienen ook voor het verminderen.van lawaai van het in de azijnzuuroplossing borrelen van lucht.

Een passende hoeveelheid azijnzuur in de oplossing 232 is 7 kg voor een lading van 10 liter ammoniakoplossing met een soortelijk gewicht van 0,908 in de kamer 42 van de kopieerinrichting. De azijn-35 zuuroplossing kan worden bereid door het oplossen van 7 kg azijnzuur 8006100 S- -ί 17 in 14 liter water, hetgeen ongeveer 20 liter oplossing geeft. Gebleken is, dat een dergelijke oplossing werkzaam blijft gedurende de levensduur van de 10 liter lading ammoniakoplossing in de kamer 42, waarbij wanneer deze ammoniakoplossing wordt veranderd, de sterkte van de 5 azijnzuuroplossing kan worden hersteld door het daaraan toevoegen van vaste azijnzuurkristallen. Te voorzien is, dat de azijnzuuroplossing 232 met veel grotere tussenpozen volledig moet worden vervangen dan de ammoniakoplossing in de kamer 42, waarbij in feite het veranderen van de oplossing 232 kan worden uitgevoerd als onderdeel van het ge-10 bruikelijke onderhoud van de kopieerinrichting. Een chemische indicator, die van kleur veranderd bij een passende pH, kan in de azijnzuuroplossing zijn vervat.

Het zaL duidelijk zijn, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding 15 te treden.

8006100

Claims (9)

1. Inrichting voor het ontwikkelen van belicht kopieermateriaal, met het kenmerk, dat een gasvormig ontwikkelmiddel vanuit een voorraadhouder wordt geleid door een gasregelaar, die werkzaam is 5 voor het verminderen van de druk daarvan tot een ingestelde lagere waarde, en vandaar in een kamer met een van openingen voorzien of poreus oppervlak, waarlangs het te ontwikkelen kopieermateriaal beweegt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ontwikkelmiddel eveneens wordt geleid door een klepmiddel, dat 10 werkzaam is voor het tot de kamer alleen toelaten van de damp indien dit nodig is.

3. Inrichting voor het ontwikkelen van belicht kopieermateriaal, gekenmerkt door een vat voor het opnemen van een oplossing van een ontwikkelmiddel, verder door middelen voor het overbrengen 15 van de oplossing tussen het vat en een draagbare houder, welke middelen drie poorten omvatten naar het vat, elk met een bijbehorende klep voor het sluiten daarvan, waarbij althans een van de poorten uitmondt in een bovenste gedeelte van het vat en althans één tweede in het onderste gedeelte van het vat voert, door een pomp voor de oplossing en 20 door verbindingsmiddelen voor het afdichtend leiden van drie pijpen in de draagbare houder, waarbij een eerste pijp is verbonden met de eerste poort en uitmondt in het bovenste gedeelte van de houder, een tweede pijp is verbonden met de tweede poort, en de derde pijp zich uitstrekt vanaf het onderste gedeelte van de houder naar de pomp, en nog een pijp 25 zich uitstrekt vanaf de pkmp naar de derde poort.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat een vierde poort, eveneens met een klep voor het sluiten daarvan, het mogelijk maakt het bovenste gedeelte van het vat naar de atmosfeer te openen.

5. Inrichting voor het ontwikkelen van belicht kopieer materiaal voorzien van middelen van het door de inrichting dragen van kopieermateriaal, verder van middelen voor het met een gasvormig ontwikkelmiddel behandelen van het kopieermateriaal, en van stralings-verwarmingsmiddelen voor het daarna toevoeren van warmte voor het uit 35 het ontwikkelde materiaal drijven van overmaat ontwikkelmiddel, 8006100 «*- c met het kenmerk, dat temperatuurwaameemmiddelen zijn aangebracht nabij de baan van het materiaal, dat is verwarmd, welke middelen werkzaam zijn verbonden met regelmiddelen voor de verwarmingsmiddelen, een en ander zodanig dat de uitgang van de verwarmingsmiddelen wordt 5 geregeld in afhankelijkheid van de waargenomen temperatuur.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de stralingsverwarmingsmiddelen een volledig vermogen leveren indien de waargenomen temperatuur beneden een voorafbepaalde waarde ligt, en een geleidelijk verminderd vermogen indien de temperatuur tot boven 10 een voorafbepaalde waarde stijgt.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een veeltraps ventilator het ontwikkelmiddel aan de kamer onttrekt.

8. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een vat voor een neutraliseeroplossing, welk vat is voorzien van een in- 15 laat voor lucht en het te neutraliseren ontwikkelmiddel, welke opening uitmondt in een onderste gedeelte van het vat, verder van een uitlaat van het bovenste gedeelte van het vat voor lucht, die door de neutraliseeroplossing is geborreld, en van keerplaten in de baan van de lucht, die naar boven gaat door het vat.

9. Inrichting in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 800 δ 1 0 0