NL8005983A - Brandschermklep. - Google Patents

Description

*1 *·* jsr.o. 29.500

Brandschermklep

De uitvinding heeft betrekking op een brandschermklep met een in een kanaalsegment draaibaar gelagerde sluitklep.

Brandschermkleppen dienen voor het scheiden van brandsecties in be-luchtings- en klimaatinrichtingen om te verhinderen dat bij het uitbre-5 ken van een brand deze brand zich via het kanalenstelsel van een bouwwerk kan voortplanten.

Voor de bediening van de sluitklep kunnen verschillende inrichtingen aanwezig zijn, bijvoorbeeld een elektrische of pneumatische in-stelmotor, die via een thermoschakelaar geschakeld wordt, een handhef-10 boom, een hefboom met een gewicht gecombineerd met een thermisch acti-veermechanisme, een hefboom met trekveer enzovoorts.

De uitvinding heeft ten doel een brandschermklep te verschaffen die bij een naar verhouding eenvoudige opbouw in het bijzonder van de bewegende delen ervan bijzonder betrouwbaar werkt en een bijvoorbeeld ten 15 opzichte van trillingen bijzondere zekere handhaving van de sluitkap in de "open"- en "dicht"-positie waarborgt zodat geen extra grendel- en ontgrendelmechaniek, in het bijzonder in de positie "dicht" voor de sluitklep nodig is. Bovendien moet de sluitklep in de gesloten positie een bijzonder goede afdichting mogelijk maken zodat ze in deze positie 20 onder voorspanning wordt gehouden. Aan deze doelstelling wordt voldaan door een brandschermklep welke wordt gekenmerkt door ten minste een klepbedieningsmechanisme met een aan de klep aangrijpende bedienings-stang, waarvan het van de klep afgekeerde uiteinde op radiale afstand van het draaicentrum scharnierbaar bevestigd is aan een aandrijfbaar 25 draaiorgaan, waarbij de draaibeweging van het draaiorgaan grensposities kent door middel van aanslagen, welke grensposities liggen aan beide zijden van tweede dode punten van de krukachtige bedieningsbeweging en overeenstemmen met de posities "open" en "dicht” van de sluitklep.

In de volgconclusies zijn voorkeursuitvoeringsvormen van de brand-30 schermklep beschreven.

In het volgende wordt de uitvinding aan de hand van in de fig. schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader verklaard.

De fig. 1 t/m 3 tonen langsdoorsneden door een eerste uitvoeringsvorm van de brandschermklep met drie verschillende posities van een 35 zijdelings gelagerde sluitklep.

De fig. 4 t/m 6 tonen langsdoorsneden door een tweede uitvoeringsvorm van de brandschermklep met drie verschillende posities van een in het midden gelagerde sluitklep.

80 059 8 3

Fig. 7 toont een verticale langsdoorsnede door een derde uitvoeringsvorm van een brandschermklep met twee bedieningsmechanismen voor een in het midden gelagerde sluitklep.

Fig. 8 toont een horizontale langsdoorsnede door de brandschermklep 5 volgens fig. 7.

De brandschermklep volgens de fig. 1 t/m 3 heeft een bijvoorbeeld vierkant gevormde sluitklep 2, die bij êên van z'n smalle zijden rond de as 4 draaibaar is, welke as in de tegenover elkaar gelegen wanden van een in doorsnede vierkant gevormd kanaalsegment 6 is gelagerd. Dit 10 kanaalsegment heeft aan zijn beide uiteinden een flens 8, 10 voor de montage in een luchtkanaal van een beluchtings- en klimaatinrichting.

Om een vermindering van de stromingsdoorsnede in de brandschermklep te vermijden is de sluitklep 2 in z'n volledig geopende positie op de in fig. 1 getoonde wijze opgenomen in een zijdelingse uitbreiding 12 van 15 het kanaalsegment. Op grond van de daarmee optredende eenzijdige door-snedevergroting van het kanaalsegment is het aan deze uitbreiding 12 grenzende flensdeel 14 in tegenstelling tot de andere flensdelen naar binnen gericht. De sluitklep 2 is naar verhouding dik en bestaat bijvoorbeeld uit een asbestvrij speciaal materiaal zodanig dat de klep in 20 gesloten positie gedurende een naar verhouding lange tijd een brandzone in het beluchtingskanaal met zekerheid kan afsluiten.

In de kanaalsectie 6 zijn langs de binnenomtrek ervan isolatiepro-fielen 16 bevestigd die een hitte-bestendig isolatiemateriaal dragen, waartegen de sluitklep 2 de gesloten positie onder voorspanning komt te 25 liggen.

Het bedieningsmechanisme voor het draaien van de sluitklep heeft een bedieningsstang 20, die met êên uiteinde door een scharnierverbin-ding 22 op afstand van de draailngsas 4 van de sluitklep aan êên klep-zijde is bevestigd. Het andere einde van de bedieningsstang 20 is via 30 een scharnier 24 met het buitenuiteinde van een krukstang 26 verbonden, waarvan het andere uiteinde star bevestigd is aan een bedieningsas 28. Deze bedieningsas 28 loopt uit de kanaalsectie naar buiten en kan door middel van een niet getoonde aandrijving, bijvoorbeeld een veermecha-nlsme, over ongeveer 180 ö worden verdraaid. Het draaigebied van de be-35 dieningsas 28 respectievelijk het zwaaigebied van de krukstang 26 wordt begrensd door aaanslagen 30, 32 die enkele graden voorbij de beide dode punten van de krukbeweging liggen.

Deze dode punten komen overeen met een hoek van 180° tussen de krukstang 26 en de bedieningsstang 20 (fig. 1) en een hoek van 0° tussen 40 deze beide stangen 26 en 20 (fig. 3). Alhoewel het dode punt telkens 80 05 9 8 3 JK.

3 bijvoorbeeld met twee tot drie hoekgraden wordt overschreden kan de hoekbeweging tussen de beide grensposities aanzienlijk minder dan 180° bedragen, bijvoorbeeld tussen 170 en 180°, omdat de bedieningsstang 20 tijdens het sluitproces uitgaande van de volledig geopende positie vol-5 gens fig. 2 naar de volledig gesloten positie volgens fig. 3 z'n hoek ten opzichte van de sluitklep of de as van de kanaalsectie 6 verandert.

Door de draaibeweging van de krukstang tot voorbij het betreffende dode punt onstaat met voordeel een gedwongen arrêtering van de sluit-10 klep in z'n beide grensposities en ook bij snel sluiten of bij een optredende drukgolf in het luchtkanaal kan terugstoten van de sluitklep niet optreden. Omvangrijke constructies van terugstootblokkeringen zijn derhalve niet nodig. Ook vervalt door het als krukdraaisluiting uitgevoerde bedieningsmechanisme bij een motorische aandrijving de tot nu 15 toe zeer omvangrijke ontgrendeling van de terugstootblokkering wanneer het opnieuw openen van de sluitklep wordt gewenst.

Omdat de zwaaibeweging van de sluitklep plaatsvindt tussen z'n beide grensposities over een hoek van ongeveer 90°, terwijl daarbij de krukstang een hoek doorloopt in de grootte orde van 170-180°, werkt er 20 op de as van de draaikruk door de daarmee verbonden omzetting een sterk verminderd draaimoment zodat met een naar verhouding kleine kracht respectievelijk draaimoment de sluitklep tegen de afdichting 18 kan worden getrokken en ook het ontgrendelen dienovereenkomstig gemakkelijk kan plaatsvinden. Er kan dus door de hoge mogelijke sluitdruk ook een dien-25 overeenkomstig goede afdichting door de sluitklep worden bereikt.

Het zal duidelijk zijn dat de plaats van een krukstang ook een krukschijf toegepast kan worden, waarbij dan het ene uiteinde van de bedieningsstang bijvoorbeeld aan de omtrek van deze schijf scharnierend is bevestigd.

30 De werking van de brandschermklep in de uitvoeringsvorm getoond in de fig. 4-6 komt overeen met de werking van de uitvoeringsvorm die beschreven is aan de hand van de fig. 1 - 3 en het belangrijke verschil met dit uitvoeringsvoorbeeld bestaat alleen daarin, dat de sluitklep 2' rond een as 4' is gelagerd die zich bevindt in het midden van de sluit-35 klep. In overeenstemming daarmee is de sluitklep 2' in geopende positie in het midden van de stromingsdoorsnede van de kanaalsectie 6' geplaatst, waardoor een iets hogere stromingsweerstand ontstaat.

De afdichtingen 34, 36 zijn op aangepaste wijze boven en onder de draaias 4' respectievelijk rechts en links daarvan op tegenover liggen-40 de zijden van de sluitplaat aangebracht om in de gesloten positie vol- 80 059 8 3 'i gens fig. 6 een afdichtende aanligging te bereiken. Het bedieningsmcha-nisme is in principe gelijk uitgevoerd als het bovenbeschreven uitvoe-ringsvoorbeeld en wordt daarom niet nogmaals beschreven. De scharnier-bevestgiging 22' van de bedieningsstang 20' aan de sluitklep kan in de 5 richting parallel aan de draaias zowel nabij de rand van de sluitklep alsook nabij het midden aangebracht zijn. Bij naar verhouding brede sluitkleppen kan het echter voordelig zijn om in overeenstemming met het uitvoeringsvoorbeeld uit de fig. 7 en 8 aan beide zijden van de sluitklep 2" telkens een bedieningsmechanisme 38, 40 aan te brengen, 10 zoals op zich aan de hand van de fig. 1 - 3 in principe is beschreven. Om hierbij voldoende te hebben aan een, niet getoonde aandrijving aan de buitenzijde van het kanaalsegemnt 6" zijn de beide bedieningsmecha-nismen 38, 40 via een koppelstang 42 met elkaar verbonden.

De koppelstang is daarbij telescopisch in het gebied van z'n uit-15 einden ingesloten in houders 44, 46 die vast met de betreffende bedieningsstang zijn verbonden. Met êën van deze houders 44 is de bijvoorbeeld in doorsnede vierkante koppelstang 42 onverschuifbaar gekoppeld terwijl ze in de tegenover liggende houder 46 voor het vereffenen van de uitzending onder invloed van warmte kan verschuiven. Bij een vier-20 kante doorsnede van de stang moeten ook de binnenholten van de houders 44, 46 een vierkante doorsnede bezitten zodat een vormsluitende koppeling wordt verkregen en ook torsiekrachten kunnen worden overgedragen.

De voor alle uitvoeringsvormen toegepaste configuratie van ten minste een bedieningsmechanisme binnen het kanaalsegment 6, 6’, 6” heeft 25 het voordeel dat ze tegen vervuiling en beschadiging bij het inmetselen van het kanaalsegemnt in een metselwerk wordt beschermd.

80 05 9 8 3

Claims (6)

1. Brandschermklep met een in een kanaalstuk zwaaibaar gelagerde sluitklep, gekenmerkt door minstens een klepbedieningsmecha-nisme met een aan de klep (2) aangrijpende bedieningsstang (20) waarvan 5 het van de klep afgekeerde uiteinde op radiale afstand van het draai-midden (28) van een aandrijfbaar draaiorgaan (26) daaraan scharnierend is bevestigd, waarbij de draaibeweging van het draaiorgaan (26) grens-posities kent gerealiseerd door aanslagen (30, 32) die liggen voorbij twee dode punten van de krukachtige bedieningsbeweging en overeenstem-10 men met de posities "open" en "dicht" van de sluitklep (2).

2. Brandschermklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee bedieningsmechanismen (38, 40) (fig. 8) aan elk uiteinde van een lange sluitklep (2') zijn aangebracht, wanneer de bedieningsstangen (29") door een koppelstang (42) met elkaar zijn verbonden.

3. Brandschermklep volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de koppelstang ter vereffening van thermische lengteveranderingen telescopisch is uitgevoerd.

4. Brandschermklep volgerns conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de koppelstang (42) draaivast met de bedieningsstangen (20") van de 20 beide bedieningsmechanismen (38, 40) is verbonden.

5. Brandschermklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sluitklep (2) in het gebied van één van z’n aan de smalle zijde gelegen begrenzingsoppervlakken draaibaar is gelagerd.

6. Brandschermklep volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat op één 25 zijde van een kanaalsegemnt (6) met vierkante doorsnede een uitbreiding (12) overeenstemmend met de dikte van de sluitklep (2) is aangebracht. 80 059 8 3