NL8004934A - Verwarmings- of warmtebehandelingsinrichting. - Google Patents

Description

& ! fc VO 0930

Verwarmings- of warmtebehandelingsinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwarmen of met warmte behandelen van een materiaalbed, dat wordt gedragen door het bovenste part van een van openingen voorziene band-transporteur zonder einde, welk bovenste part zich uitstrekt door al-5 thans een verwarmings- of warmtebehandelingsgebied, waarin een verwarmings- of warmtebehandelingsgas wordt geleid door het bovenste part en het daarop getransporteerde bed en door een naar keuze aangebrachte laag van gasdoorlaatbaar materiaal, die zich bevindt tussen het bovenste part en het bed.

10 Bij het in dergelijke inrichtingen tot hoge temperaturen verwarmen van zware bedden van stukken materiaal, bijv. bij het sinteren van vormdeeltjes van een ertsconcentraat, worden zeer zware en ingewikkelde transporteurconstructies gebruikt, die in hoofdzaak zelfdragende eenheden omvatten, zoals roosterwagens en dergelijke, waar-15 bij in de praktijk het gewicht van het beweegbare transporteurpart althans in dezelfde orde van grootte is als van het materiaal, dat wordt getransporteerd, en de kosten van de inrichting per hoeveelheid materiaal, die per tijdseenheid kan worden verwarmd of met warmte t.

behandeld, zeer hoog zijn. Verwarmings- of warmtebehandelingsinrich-20 tingen met transporteurs in de vorm van, van openingen voorziene transportbanden zonder einde met betrekkelijk laag gewicht zijn eveneens bekend uit de stand van de techniek. Tot nu toe bekende trans-portbandconstructies kunnen echter alleen worden gebruikt bij het verwarmen tot zeer matige temperaturen, bijv. temperaturen tot ongeveer 25 300°C, zoals in drooginrichtingen en dergelijke, waarbij materiaal, dat stof met schurende eigenschappen kan geven, niet kan worden behandeld bij toepassing van bekende, van openingen voorziene transport-bandconstructies met de bijbehorende draagorganen.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een nieuwe 30 en voordelige inrichting, waarmee de hiervoor genoemde nadelen althans in hoofdzaak worden opgeheven.

Voor dit doel is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort voorgesteld, waarbij de transporteur een aantal onderling aangrenzende, dichte transportbandparten zonder einde bevat, gescheiden door 35 van openingen voorziene gebieden, waarbij het bovenste transporteurpart verschuifbaar langs althans in hoofdzaak zijn gehele materiaal.dragende -2- lengte wordt gedragen in het gebied van de dichte transportbandparten door legers, die werkzaam zijn op het onderoppervlak van de betreffende dichte transportbandparten, en die volledig worden bedekt door deze transportbandparten. Op deze wijze wordt het voordeel verschaft , dat 5 een groot dragend oppervlak kan worden verkregen voor het bovenste transporteurpart, waarbij op eenvoudige wijze het tussen de transportbandparten en de draagmiddelen voor het bovenste transporteurpart, welke middelen werkzaam zijn tegen deze transportbandparten, binnendringen van schurend stof.

10 Met voordeel zijn de legers, die de dichte transportbandpar ten dragen, drukfluidumlegers, bij voorkeur gaskussenlegers, waarbij het mogelijk is het fluïdum volgens een zodanig stromingspatroon toe te voeren, dat schurend stof uit de draaggebieden wordt gespoeld.

De openingen in de transporteur worden gevormd door sleuven, 15 die zich bij voorkeur uitstrekken in de dwarsrichting van de transporteur, waardoor verschillen in lengteuitzetting van de van openingen voorziene gebieden en van de dichte transportbandparten in de lengterichting van de transporteur kunnen worden vereffend door een natuurlijke verandering van de breedte van de sleuven, zodat knikken of 20 andere vormen van vervorming van de dichte transportbandparten althans in hoofdzaak wordt vermeden en het uitzetten van het bovenste transporteurpart in zijn dwarsrichting kan leiden tot een bepaalde mate van door zakken van de van openingen voorziene gebieden tussen de gedragen dichte gebieden.

25 Overeenkomstig een bijzonder eenvoudige en derhalve de voor keur verdienende uitvoeringsvorm, omvat de transporteur een enkele metalen transportband zonder einde, die in de gebieden tussen de dichte transportbandparten is voorzien van rijen achter elkaar aangebrachte sleuven, die zich uitstrekken in de dwarsrichting van de transporteur, 30 waarbij de sleuven in naburige rijen zodanig onderling zijn verplaatst, dat de gebieden tussen de sleuven in een rij zich bevinden tegenover de sleuven van naburige rijen sleuven, en de lengte van de sleuven in elke rij en de onderlinge afstand van de sleuven in de rij en de afstand tussen de sleuven in naburige rijen zodanig zijn aangepast, dat 35 de van sleuven voorziene gebieden van de transportband veerkrachtig zijn in de lengterichting van de transporteur voor het vereffenen van een verschillende lengteuitzetting van de van sleuven voorziene gebieden en de dichte, gedragen transportbandparten.

8004934 * * 4 -3-

Overeenkomstig een andere voordelige uitvoeringsvorm omvatten de trans.-portbandparten een aantal gescheiden* naast elkaar opgestelde transportbanden zonder einde, welke transportbanden zijn voorzien van houders, gemonteerd langs de lengte daarvan voor een aantal lijsten, welke lijs-5 ten zich dwars op de lengterichting van de transportbanden uitstrekken, waarbij de openingen worden gevormd door de afstand tussen naburige lijsten- Deze uitvoering vergemakkelijkt de vervaardiging van de transporteur en maakt het mogelijk versleten transporteuronderdelen gemakkelijk te vervangen. Thermische uitzetting van de transporteur in zijn 10 dwarsrichting kan bij deze constructie gemakkelijk worden vereffend door het ten opzichte van de houders in de dwarsrichting van de transporteur verplaatsbaar aanbrengen van de lijsten, waarbij elk der transportbanden afzonderlijk in zijdelingse richting wordt geleid.

Wanneer de verwarmings- of warmtebehandelingsinrichting 15 een aantal verwarmings- of warmtebehandelingsgebieden bevat, aangebracht volgens de lengte van de inrichting, waarbij de strcaningsrich-ting van het verwarmings- of warmtebehandelingsgas en/of de stromingssnelheid van het gas in verschillende gebieden anders is, zoals gewoonlijk het geval is in sinterinrichtingen met een transportband, 20 wordt het bovenste transporteurpart onderworpen aan verschillende « belastingen. Bij het toepassen van gaskussenlegers kan de juiste op-hefkracht op het transporteurpart in de verschillende gebieden gemakkelijk worden verkregen door het voor het dragen van de dichte trans-portbandparten aanbrengen van gaskussenlegers met afzonderlijk ver-25 stelbare gaskussendrukken, welke gaskussenlegers in het grensgebied tussen de gebieden van elkaar zijn gescheiden.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin : figuur 1 schematisch een sinterinrichting met onderhavige 30 transportband afbeeldt, figuur 2 een doorsnede is volgens de lijn ΓΙ.-ΙΙ in figuur 1, figuur 3 een doorsnede is van het bovenste gedeelte van een van de kokerbalken, waarmee het bovenste transporteurpart wordt gedragen door gaskussens, 35 figuur U een bovenaanzicht is van een gedeelte van de trans portband, gebruikt in de inrichting volgens de figuren 1-3, figuur 5 een doorsnede is van een gedeelte van een andere 8004934 -1*- t transportband, die kan worden gebruikt in samenhang met de onderhavige inrichting, figuur 6 een bovenaanzicht is van een gedeelte van de transporteur volgens figuur 5,'en 5 figuur 7 een doorsnede is volgens de lijn VII-VII in fi guur 6.

De in de figuren 1 en 2 afgebeelde inrichting voor het sinteren van vormstukjes bevat een. beweegbaar rooster 10, dat is afgeschermd van de omringende atmosfeer en wordt gevormd door het bovenste 10 horizontale part van een voor gas doorlaatbare transportband 11 zonder einde, die zich uitstrekt rond aangedreven rollen 12. Aan het invoerge-deelte van het rooster 10 wordt vanuit een bunker 1¼ een bodemlaag 13 toegevoerd van hete, duurzame vormstukjes, evenals een bovenste laag 15 van geagglomereerd materiaal in de vorm van vochtige, onge-15 bakken vormstukjes of ruwe vormstukjes, die in de inrichting moeten worden gebakken, welke ruwe vormstukjes aan het rooster 10 worden toegevoerd door middel van transporteurmiddelen 16. Het rooster transporteert het bed, dat de lagen vormstukjes omvat, door voordroog- en einddrooggebieden 17, 18, voorverwarmings- en eindverwarmingsgebieden 20 19j 20 en voorkoel- en eindkoelgebieden 21, 22. De ruwe vormstukjes « worden voorgedroogd in het voordrooggebied 17, en het bed'VDrmstukjes wordt gëceld in het koelgebied 21 door middel van een gas, dat naar boven gaat door het rooster 10 en het bedvormstukjes, waarbij het bed wordt voorverwarmd en na-verwarmd in het verwarmings- en eindvervar-25 mingsgebieden 19, 20 voor het bakken van de gedroogde vormstukjes door middel van een gas, dat naar beneden gaat door het bed vormstukjes en het rooster. Een gas, dat naar beneden stroomt door het rooster en het bed vormstukjes wordt ook gebruikt in het eindkoelgebied 22. Het eind-koelgas .is koellucht, die door een leiding 23 naar een drukkamer 2k 30 wordt geleid, die zich boven het rooster 10 bevindt grenzende aan het afvoereinde daarvan. Aan de zijde van het rooster tegenover de drukkamer 2b is een opvangkamer 25 aangebracht voor het opvangen van lucht, gebruikt in de eindkoelfase. De verwarmde, maar betrekkelijk zuivere lucht, gebruikt voor de eindkoelfase, wordt weggeleid via een leiding . 35 26 en een ventilator 27.

Het voorkoelgas, bijv. koellucht, wordt via een leiding 28 en een ventilator 29 geleverd aan een drukkamer 30, die zich onder het 8004934 -5- rooster 10 bevindt, uit welke kamer het gas naar boven gaat door het rooster en het bed tot in een opvangkamer 31. Het grootste gedeelte van lucht, die is gebruikt voor voorkoeldoeleinden, gaat vanuit de opvangkamer door een hoofdleiding 32 en aftakleidingen 33-35 naar hèt 5 einddrooggebied 18 en naar de voorverwarmings- en eindverwarmingsgebieden 19, 20, waar het wordt gebruikt als drooglucht en als secondaire verbrandingslucht voor branders 36, die zijn aangebracht boven het bed vormstukjes en het verbrandingsgassen opwekken, die zijn bestemd voor de voorverwarmings- en eindverwarmingsfasen. Het einddroog-10 gebied 18 en de voorverwarmings- en eindverwarmingsgebieden 19» 20 zijn van elkaar gescheiden boven het rooster 10 en van de voordroog-en voorkoelgebieden 18, 21 door middel van neerhangende wanden. Onder het rooster 10 is een zuigkamer 37 aangebracht voor het opvangen van de gassen, die aankomen uit de gebieden 18, 19, 20 volgende op het 15 stromen van deze gassen door het rooster en het bed. De zuigkamer 37 is via een leiding 38 verbonden met de zuigzijde van een ventilator 39» He de opgevangen lucht transporteert naar een niet weergegeven gasreinigingsinrichting. Een eventuele overmaat gas in de kamer 31 wordt afgevoerd door een leiding 40.

20 Het voordrogen van de vormstukjes wordt tot stand gebracht met atmosferische lucht, die via een leiding 41 en een ventilator 42 wordt geleid naar een drukkamer 43, die zich onder het rooster 10 bevindt. De lucht gaat vanuit de kamer 43 door het rooster 10, waarbij de lucht het rooster koelt en dan wordt verwarmd door het hete bodem-25 materiaal, waarna de lucht verder gaat naar boven door het bed onder het voordrogen van de vochtige vormstukjes, die de laag 15 vormen. De voordrooglucht wordt opgevangen in een zuigkamer 44 en vandaar via een leiding 45 geleid naar bijv. een schoorsteen. Ook kan althans een gedeelte van de eindkoellucht worden gebruikt voor voordroogdoeleinden. 30 Aan het afvoereinde van het rooster 10 is een scheidings- orgaan 46 aangebracht, dat bij de weergegeven uitvoeringsvorm de vorm heeft van een blad, dat zich dwars op het rooster uitstrekt en ten opzichte van het oppervlak van het rooster zodanig is geplaatst, dat het, het bed verdeelt in een laag 47, die uitsluitend gesinterde vorm-35 stukjes omvat, afkomstig uit de vormstukjeslaag 15, en een laag 48, die vrijwel uitsluitend materiaal omvat, afkomstig uit de bodemlaag 13. De lagen 47 en 48 worden elk geleid naar een bijbehorende transporteur 8004934 -6- (niet weergegeven) voor transport naar een opslagplaats voor vormstuk-jes, en voor transport in nog hete toestand terug naar de hunker 14 voor gebruik als bodemlaagmateriaal.

Zoals duidelijker is te zien in de figuren 2-4, omvat de 5 transporteur 11 een betrekkelijk dunne transportband zonder einde, die kan zijn gemaakt van staal. De transportband 11 heeft een aantal onderling aangrenzende, dichte transportbandparten 49, 50 zonder einde welke parten zich bevinden boven draagmiddelen 51, 52 en worden gescheiden door van openingen voorziene gebieden 53 zonder einde. De 10 draagmiddelen omvatten gaskussenlegers met de vorm van kokerhalken, voorzien van uitlaatopeningen 54 voor lucht of een ander gas, welke openingen in de bovenkant daarvan zijn aangebracht. Elke kokerbalk 51 · of 52. is langs zijn lengte verdeeld door middel van in dwarsrichting zich uitstrekkende balken 55 (figuur 1), die de kokerbalk 51 of 52 15 dragen, voor het vormen van een aantal gaskussenlegers, opeenvolgend in de lengterichting van het rooster 10, waarbij groepen onderling aangrenzende gaskussenlegers, aangebracht tussen naburige balken 55» zijn voorzien van middelen voor het afzonderlijk instellen van de gas-kussendruk. Bij de af geheelde uitvoeringsvorm worden de kokerhalken 20 51» 52 in elke groep gaskussenlegers, voorzien vanuit afzonderlijke gastoevoer leidingen 56, 57, waarbij klepmiddelen zijn aangebracht, zoals in figuur 2 weergegeven bij 58, voor het afzonderlijk instellen van de gaskussendruk voor elke groep gaskussenlegers.

Zoals eveneens is te zien in figuur 2, heeft het dichte 25 transportbandpart 49, dat zich naast het rooster 10 bevindt, een aanzienlijk grotere breedte dan de overige dichte transportbandparten 50. De transportbandparten 49 zijn aangebracht in zijdelings· uitstekende huisconstructies langs de zijden van de sinterinrichting. Langs elke zijde van de transportband 11 is een in lengterichting zich uit-30 strekkende kraal 59 aangebracht, die wordt gevormd door een gelijmd profiel van elastomeermateriaal, en een tegenhoudelement vormt voor de bodemlaag 13, welke kraal op een geregelde wijze kan worden gekoeld, zoals aangegeven door de leiding 60 en de klep 6l in figuur 2. Een in lengterichting zich uitstrekkende tussenwand 63 strekt zich naar 35 . beneden uit vanaf de bovenste wand 62 van de huis constructie naar het bovenste oppervlak van de bodemlaag 13, waarbij gas onder druk. kan worden geleverd aan het gebied 66 van de huisconstructie, welk gebied 8004934 •f « -τ- zich buiten de wand 63 bevindt, via een leiding 6b en de klep 65.

Het bovenste gedeelte van een kokerbalk 52 is gedetailleerder weergegeven in figuur 3. Zoals is te zien, is de kokerbalk in zijn bovenzijde voorzien van een kanaal 67 of van een aantal achter elkaar 5 aangebrachte uitsparingen, waarin althans een gasuitlaat 5^ afvoert»

Deze bovenzijde kan met voordeel zijn bekleed met een materiaal, dat goede schuifeigenschappen heeft, bijv. een warmteduurzame kunststof met een lage wrijvingscoefficient , zoals aangegeven bij 68.

Figuur toont een patroon openingen, welk patroon met voor-10 deel kan worden gebruikt wanneer de transportband 11 de vorm heeft van een enkele transportband zonder einde, bijv. gemaakt van staal. In dit geval omvatten de openingen rijen sleuven 69, 70, die zich in dwars-richting van de transportband 11 uitstrekken, waarbij de sleuven 70 in een rij de gebieden overlappen tussen opeenvolgende sleuven 69 15 van naburige rijen. Verder kan de lengte van de sleuven 69 of J0 in elke rij, en de afstand tussen de sleuven, en de afstand tussen de sleuven 69, 70 in naburige rijen, zodanig zijn aangepast, dat het van sleuven voorziene gebied 53 licht verend is in de lengterichting van de transportband 11 op zodanige wijze, dat verschillende uitzet-20 tingen in de lengte van de transportband 11 in het gebied 53 en de flankerende gebieden 50 geen knikken of vervormen van de transport-bandparten 50 veroorzaakt, maar in plaats daarvan onder geschikte veranderingen in de breedte van de sleuven 69, 70.

De figuren 5-7 tonen een voordelige andere uitvoeringsvorm 25 van de transporteur 11, waarbij de dichte transportbandparten U9, 50 worden gevormd door onderling aangrenzende, afzonderlijke transportbanden zonder einde, bijv. gemaakt van staal. De transportbanden k$3 50 zijn aan de onderzijde daarvan voorzien van paren in lengterichting zich uitstrekkende leistaven 71, gemaakt van een veerkrachtig 30 materiaal en aangebracht om te worden geplaatst op een bijbehorende zijde van een bijbehorende kokerbalk (51, 52 in figuur 2). De transportbanden b9, 50 zijn op de in figuur 7 afgeheelde wijze voorzien van houders 72, die met het transportbandoppervlak zijn verbonden via tussenelementen 73 van een veerkrachtig, warmteduurzaam materiaal.

35 Zoals bijv. aangegeven met streepstippellijnen in figuur 7 kunnen de transportbanden b9s 50 schroefbouten 7^· dragen, die zijn bevestigd door puntlassen en waarover de elementen 73 en de houders 72 zijn ge- O Λ ή /. 0^/.

-8- plaatst en vervolgens vastgezet met een moer 75·

De houders J2 zijn elk voorzien van een kop 76, waaronder groeven zijn aangehracht, die zich dwars op de transportband of de transportband 50 uitstrekken, en in lengterichting verplaatsbare 5 naar binnen zich uitstrekkende flenzen 77 opnemen aan geprofileerde lijsten 70* voorzien van een in hoofdzaak halve cirkelvormige bovenoppervlak in dwarsdoorsnede. De lijsten 78 zijn op zodanige onderlinge afstand.i. geplaatst, dat in de gebieden tussen de transportbanden U9, 50 sleufvormige openingen 79 worden verkregen voor de doorgang van 10 het verwarmings- of warmtebehandelingsgas door het bovenste part van de transporteur 11.

In het^.voorgaande is de uitvinding beschreven met betrekking tot een sinterinrichting, omdat bijzonder belangrijke voordelen in dit verband kunnen worden bereikt. De uitvinding is echter niet beperkt 15 tot deze toepassing noch tot de in de tekening afgeheelde uitvoeringsvormen, maar kan binnen het kader van de volgende conclusies worden gewijzigd.

\ 8004934

Claims (7)

1. Inrichting voor het verwarmen, of-met warmte behandelen van een materiaalbed, gedragen door het bovenste part van een van openingen voorziene handtransporteur zonder einde, welk bovenste part 5 zich uit strekt door althans een verwarmings- of warmt ebehandelings-gebied, waarin een verwarmings- of warmtebehandelingsgas door het bovenste part gaat en door het daarop getransporteerde bed en door een naar keuze aangebrachte laag gas doorlaatbaar materiaal, welke laag zich bevindt tussen het bovenste part en het bed, met het kenmerk, dat 10 de transporteur (11.) een aantal onderling aangrenzende, dichte transportbandparten (1+9* 50) zonder einde omvat, gescheiden door van ope— ningen voorziene gebieden (53), waarbij het bovenste transporteurpart (10) verschuifbaar wordt gedragen langs althans in hoófdzaak. zijn gehele materiaaldragende lengte in het gebied-van de dichte transport-15 bandparten door legers (51, 52, 56» 5T, 58), die werkzaam zijn op het onderoppervlak van de betrokken dichte transportbandparten, en die volledig worden bedekt door de transportbandparten.

2, Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de legers bestaan uit drukfluidumlegers.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmer, dat de drukfluidumlegers bestaan uit gaskussenlegers. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies., met het kenmerk, dat de openingen worden gevormd door sleuven (695 T0, 79), die zich in hoofdzaak in dwarsrichting van de transporteur (Hj.uit-25 strekken.

5. Inrichting volgens conclusie U, met het kenmerk, dat de transporteur (11).een enkele metalen transportband zonder einde omvat, die in de gebieden (53) tussen de dichte transportbandparten (1)-9,. 50) is voorzien van rijen opeenvolgend aangebrachte sleuven (69, 30 70), die zich dwars op de transporteur uitstrekken, waarbij de sleuven in naburige rijen zodanig ten opzichte vanelkaar zijn verplaatst, dat de gebieden tussen de sleuven (T0) in een rij zich bevinden tegenover de sleuven (69) in naburige rijen sleuven, en de lengte van de sleuven in elke rij en de onderlinge afstand van de sleuven in de rij en de 35 afstand tussen de sleuven in naburige rijen zodanig zijn ‘ aangepast, dat de van sleuven voorziene gebieden van de transportband veerkrachtig zijn in de lengterichting van de transporteur voor het vereffenen van verschillende lengteuitzettingen van de van sleuven voorziene gebieden o n f) /, 0 7 A -10- en de dichte, gedragen transporthandparten.

6. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de transporthandparten (49, 50) een aantal afzonderlijke naast elkaar opgestelde transportbanden zonder einde omvatten, welke 5 transportbanden zijn voorzien van houders (72), gemonteerd langs de lengte daarvan voor een aantal lijsten (78), welke lijsten zich dwars op de lengterichting van de transportbanden uitstrekken, waarbij de openingen worden gevormd door de afstand tussen naburige lijsten.

7· Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 10 de lijsten (78) ten opzichte van de houders (72) in de dwarsrichting van de transporteur (11) verplaatsbaar zijn, waarbij elk der transportbanden afzonderlijk in zijdelingse richting wordt geleid.

8. Inrichting volgens een der conclusies 3-7» voorzien van een aantal verwarmings- of warmtebehandelingsgebieden, aangebracht 15 volgens de lengte van de inrichting, waarbij de strcaningsrichting van het verwarmings- of warmtebehandelingsgas en/of de stromingssnelheid van het gas in de verschillende gebieden verschillen, waardoor een dienovereenkomstig verschil nodig is in de druk van de gaskussen-legers, met het kenmerk, dat elk der dichte transporthandparten (49, 20 50) wordt gedragen door een aantal gaskussenlegers (51, 52, 56, 5T, 58), van elkaar gescheiden in het grensgebied tussen de verwarmings-of warmtebehandelingsgebieden (17-22). 8004934