NL8004266A - Band om op sneeuw te rijden. - Google Patents

Description

: vo 069T

Band om op sneeuw te rijden.

De uitvinding heeft betrekking op een luchtband voor gebruik in de winter, waarvan het loopvlak is voorzien van reliefelement en (blokken of randen) welke door talrijke en dicht bijeenliggende spleten zijn onderverdeeld, welke spleten hellend zijn opgesteld ten 5 opzichte van de uitwendige normaal van de band.

Er zijn reeds middelen voorgesteld om het afronden tegen te gaan van de voorranden van de lamellen in de blokken, die begrensd zijn door de genoemde spleten en om het daaruit voortvloeiende hechtingsverlies aan sneeuw en ijs te vermijden. Die middelen bestaan 10 daarin, dat men een hellingshoek van ten hoogste ^-5° kiest in de richting van de door de grond uitgeoefende belasting en verder daarin dat men aan de spleten een breedte geeft die niet nul is. Het buigen van de praktisch dwarsliggende lamellen tussen de spleten leidt tot een schuin afslijten van het oppervlak van de lamellen, dat in aanraking komt met 15 de grond. Deze schuin geslepen rand houdt zichzelf in stand. Dit levert een toeneming op van de hechting met betrekking tot tangentiele belasting. Zo vergroten blokken met spleten die praktisch dwars staan en hellend zijn opgesteld in de richting tegengesteld aan de draairichting van de band de hechting aan de weg bij remmen, terwijl andere blokken, 20 waarin de spleten praktisch dwars staan en hellen in de draairichting van de band, de hechting bij optrekken verbeteren en weer andere blokken, waarin de spleten praktisch longitudinaal staan en hellend zijn naar de buitenkant van de band, de hechting bij centrifugale versnelling verbeteren.

25 Wanneer men de blokken met spleten die hellen in de draairichting of tegengesteld aan de draairichting van de band als willekeurige manier aanbrengt op het loopvlak, dan blijkt toch, dat het schuin afslijten'van de lamellen in het blok onregelmatig is.

Het doel van de uitvinding is dit schuin afslijten van 30 de lamellen in de blokken met spleten die hellend in de draairichting van de band of tegengesteld daaraan, regelmatig te maken.

De uitvinding berust op het feit, dat doot afplatten van de kruin van de belaste band tijdens rollen over de grond, de centrale zone van het loopvlak de neiging heeft een grotere afstand af te 800 42 66 2 leggen dan de zijranden van het loopvlak. Het gevolg daarvan is, in het bijzonder bij radiaalbanden, waarin de wapening van het loopvlak bestaat uit ten minste twee koordlagen of kabellagen, welke kabels of koorden in elke laag evenwijdig verlopen en gekruist worden door die 5 in de andere laag, dat in de centrale zone de grond op het loopvlak een kracht uitoefent in de draairichting (aandrijfrichting) en in de zijranden een kracht in· de tegenge· telde richting (remkracht) van de draairichting van de band. Deze krachten worden algebraïsch opgeteld bij de aandrijfkrachten en remkrachten, welke op de band worden uitgeoefend.

10 De uitvinding ligt nu daarin, dat men deze krachten laat bijdragen aan het effect, dat wordt verkregen door de helling van de praktisch dwars verlopende spleten zodat de schuin afgesleten rand van de lamellen in stand blijft, ook bij afslijten van de band.

De banden volgens de uitvinding van het bovengenoemde 15 type zijn daarom gekenmerkt, doordat de reliefelementen met praktisch dwars verlopende spleten, welke hellend in de draairichting van de band, zijn aangebracht in de zijdelingse zones en bij voorkeur op de randen van het loopvlak, terwijl de reliefelementen met spleten, die hellen in tegengestelde richting, in het centrale gedeelte van het loopvlak 20 zijn aangebracht. De tekening toont een voorbeeld van een band volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch, een gedeelte van het contactoppervlak van een onder belasting rollende band met de remkrachten en aandrijfkrachten, die het gevolg zijn van het afplatten van de band; 25 fig. 2 is een perspectief-aanzicht van boven af van een gedeelte van een loopvlak van een band volgens de uitvinding.

In fig. 1 is gedeelte A van het contactoppervlak van een luchtband met de grond gevormd uit een mediane of equatoriale zone Z1 welke is gecentreerd op de equator X, X’ (fig. 2) van de luchtband 30 P en twee zij zones Z2 aan weerskanten van de mediane zone 1, welke zij-zones zijn begrensd door de randen B (fig. 2) van het loopvlak.

De pijl R geeft de normale draaizin aan van de luchtband, terwijl de pijlen FM en FF resp. de drijfkracht en de remkracht aangeven, welke door de grond worden uit geoefend op het loopvlak.

35 Ih fig. 2 geeft de pijl R eveneens de draaizin van de luchtband P aan, waarvan het loopvlak. 3 in de zij zones Z2 is voorzien 8004266 3 > -i van blokken 4 met spleten 5 of 6, welke praktisch dwars verlopen en een wijdte hebben die niet nul is en welke lamellen 7 of 8 begrenzen. Deze spleten kunnen een rechtlijnig verloop hebben zoals de spleten 5 of een gegolfd verloop, zoals de spleten 6. De spleten 5 en 6 in de blokken U 5 zijn volgens de uitvinding hellend opgesteld in de draaizin R van de luchtband ten opzichte van de uitwendige normaal Ή van het loopvlak.

In de mediane zone Z1 van het loopvlak zijn de blokken 9 voorzien van spleten 100 met een wijdte die niet nul is, welke spleten lamellen 11 begrenzen. Volgens de uitvinding zijn deze spleten 10 hellend opgesteld 10 in een richting tegengesteld aan de draaizin R van de luchtband en ten opzichte van de uitwendige normaal 3T van het loopvlak. De luchtband is voorzien van een radiaalkarkas 12 en van een loopvlakvapening, bestaande uit twee gekruiste lagen kabels 13 en 1H, welke kabels in de tekening terville van de duidelijkheid zijn afgebeeld met veel grotere tussenruim-15 ten dan overeenkomt met de werkelijkheid.

Het loopvlak 3 kan bovendien in elk van de zones Z1 en Z2 blokken 15 bevatten, welke niet zijn voorzien van spleten, zodat het mogelijk wordt daar antislipnagels in te zetten.

800 42 66

A

Claims (3)

1. Luchtband voor rijden in de winter, welke is voorzien van een loopvlak met reliefelementen met praktisch dwars verlopende spleten met een wijdte die niet nul is en dicht bij elkaar liggen onder vorming van lamellen en welke spleten hellend staan ten opzichte van de 5 uitwendige normaal van het loopvlak onder een hoek van ten hoogste U50 en wel voor een deel van de reliefelementen in de draairichting van de band en voor een ander deel van de reliefelementen in tegengestelde richting, met het kenmerk,-.dat de reliefelementen (k), die voorzien zijn van spleten (5 en 6) met een helling in de draairichting van de 10 band P) zijn aangebracht in de zijzones (Z2) en de reliefelementen (9) met spleten (10) met een helling in een richting tegengesteld aan de draairichting zijn aangebracht in de mediane zone (Z1) van het loopvlak (3).

2. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de t 15 reliefelementen (¼) uit de zijzones (Z2] zijn aangehracht op de randen van het loopvlak (3).

3. Luchtband volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat deze op bekende wijze is voorzien van een radiaalkarkas (12) en een loopvlakwapening, bestaande uit ten minste twee lagen (13, 1^) 20 koorden of kabels, welke In elk van de lagen evenwijdig lopen en gekruist worden door de koorden of kabels uit de andere laag. 800 42 66