NL8003008A - Bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat, en aanbrengwerkwijze daarvoor. - Google Patents

Description

** <i* Jt M

Λ t

Bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat, en aanbrengwerkwijze daarvoor.

De uitvinding heeft betrekking op bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen, die zowel een thermisch isolerende werking als een waterdicht makende werking hebben, welke platen bijvoorbeeld geschikt zijn voor het gelijktijdig thermisch 5 isoleren en waterdicht maken van daken van gebouwen. De uitvinding heeft eveneens betrekking op een aanbrengwerkwijze van de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen. De uitdrukkingen "bitumen11 en "bitumineus", zoals gebruikt in de beschrijving, mogen worden vervangen door de uitdrukking "asfalt".

10 Voor het verbeteren van de behaaglijkheid van gebouwen en beschadiging aan gebouwen, veroorzaakt door veranderingen in temperatuur, te voorkomen, worden de daken van gebouwen bedekt met thermisch isolerende materialen. In het bijzonder omdat het sparen van energiebronnen recentelijk is bepleit in de wereld, is de nood-15 zaak van de thermische isolatie van gebouwen sterk bevorderd als gevolg van het feit,, dat de thermische isolatie van gebouwen opmerkelijk energie spaart, gebruikt voor de klimaat beheersing van gebouwen. Verschillende soorten thermisch isolerende materialen, zoals geschuimde kunststof platen en glasvezel platen, worden thans 20 gebruikt voor het thermisch isoleren van daken. Deze thermisch isolerende materialen worden in het algemeen aangebracht op het moment, dat een waterdicht makende laag wordt aangebracht.

Tot nu toe wordt het aanbrengen van een thermische isolatie op de daken van gebouwen uitgevoerd door (a) het eerst 25 plaatsen van thermisch isolerende materialen op de dakplaten en het 800 30 08 2 dan vormen van een waterdicht makende laag over de thermisch isolerende materialen of (b) het eerst vormen van een waterdicht makende laag op de dakplaten en het dan plaatsen van thermisch isolerende materialen over de waterdicht makende laag. Er is echter 5 op gewezen, dat deze werkwijzen voor het aanbrengen van een ther mische isolatie en een waterdicht making vergezeld gaan van de volgende moeilijkheden.

(1) Thermisch isolerende materialen hebben slechte mechanische sterkten, zoals druksterkte, schoksterkte, buigsterkte 10 en dergelijke, als gevolg van het feit, dat zij een structuur hebben, waarin een grote hoeveelheid gas met een lage warmte geleidbaarheid, is opgenomen. Derhalve worden de aangebrachte thermisch isolerende materialen niet alleen veelvuldig beschadigd wanneer deze worden geplaatst op de dakplaten of de bovenoppervlakken van 15 waterdicht makende lagen, maar ook wanneer arbeiders veelvuldig boven op de thermisch isolerende materiaallagen lopen of wanneer de aanbrenggereedschappen en -inrichtingen ter plaatse worden bewogen of overgebracht· Zelfs wanneer de arbeiders op de bovenkanten lopen van waterdicht makende lagen, die zijn aangebracht over 20 de thermisch isolerende materiaallagen en wanneer de aanbreng gereedschappen en -inrichtingen boven op de waterdicht makende lagen worden bewogen of overgebracht, zijn de thermisch isolerende materialen onder de waterdicht makende laag verder gevoelig voor vervorming en beschadiging, waarbij als gevolg daarvan de waterdicht 25 makende laag eveneens wordt beschadigd. Wanneer iemand op de boven kanten loopt van daken, waar geen dekplaat is aangebracht op de waterdicht makende lagen, zijn bovendien de thermisch isolerende materialen en de daar over gemonteerde waterdicht makende lagen gevoelig voor beschadiging.

30 (2) Hoewel verschillende soorten werkwijzen voor het aanbrengen van waterdicht makende materialen op de daken van gebouwen zijn toegepast, worden aanbrengwerkwijzen voor bitumineus waterdicht makend materiaal de betrouwbaarste geacht, welke werkwijzen thans het meest worden toegepast. Het is algemeen bekend, 35 dat overeenkomstig deze aanbrengwerkwijzen voor bitumineus 800 30 08 £ * 3 waterdicht makend materiaal, doorlopende en een geheel vormende, waterdicht makende lagen worden gevormd over de totale oppervlakken van de daken van gebouwen door het uitspreiden en overlappen van een aantal lagen dakbedekkingsplaten over de daken met gesmolten 5 bitumen. Ten einde de gebouwen gedurende een lange tijd, zoals tien of meer jaar, te beschermen tegen beschadiging door regen, is het overeenkomstig de aanbrengwerkwijzen van bitumineus waterdicht makend materiaal nodig, dat de totale dikte van de bitumineuze waterdicht makende laag althans 10 mm is met het oog op de chemische 10 duurzaamheid van de bitumen. Voor het verkrijgen van een dergelijke dikke, bitumineuze, waterdicht makende laag, wordt in het algemeen een aantal dakbedekkingsplaten uitgespreid en onderling overlappend aangebracht over een onderlaag. Dit uitspreiden en overlappen is zeer nuttig bij de aanbrengwerkwijze voor bitumineus waterdicht 15 makend materiaal ten einde de waterdicht makende werking te ver groten. Omdat deze werkwijze echter vele stappen omvat, en verder de stap van het uitspreiden van het thermisch isolerende materiaal wordt toegevoegd in het geval van de samengestelde aanbrengwerkwijze van een thermische isolatie en het opbouwen van waterdichtheid, 20 wordt de werkwijze lastig en ingewikkeld.

Omdat geschuimde thermoplastische materialen, die bij voorkeur de thermisch isolerende materialen vormen, een slechte warmtebestendigheid hebben, hebben deze materialen bovendien het ernstige vraagstuk van het gemakkelijk ondergaan van een fatale 25 beschadiging als gevolg van de warmte van gesmolten bitumen, wanneer de geschuimde thermoplastische materialen worden aangebracht in samenhang met een bitumineuze dakbedekking of waterdicht makende bedekking.

Dienovereenkomstig bestaan de hoofddoeleinden van de 30 uitvinding uit het opheffen van de genoemde moeilijkheden, samen hangende met de gebruikelijke samengestelde aanbrengwerkwijzen van een thermische isolatie en opbouw van waterdichtheid, en het verschaffen van nieuwe thermisch isolerende en waterdicht makende platen, die gemakkelijk kunnen worden aangebracht op een onderlaag, 35 en de samengestelde aanbrengwerkwijzen van thermische isolatie en 800 3 0 08 k opbouw van waterdichtheid kunnen vergemakkelijken.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een nieuwe samengestelde aanbrengwerkwijze van het thermisch isoleren en opbouwen van waterdichtheid.

5 Overeenkomstig de uitvinding is een bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat verschaft, voorzien van: (I) een gemodificeerde bitumen laag, die als belangrijkste bestanddeel een mengsel bevat van bitumen en althans een anorganisch vulmiddel, welke laag is gevormd in de vorm van een dikke plaat, 10 (II) een plat vel, dat op elk oppervlak van de gemodifi ceerde bitumen laag is aangebracht, welk platte vel bestaat uit een vezelig vel, en (III) een thermisch isolerende materiaallaag, die door het platte vel is gebonden aan een oppervlak van de gemodificeerde 15 bitumen laag.

Overeenkomstig de uitvinding is tevens een samengestelde aanbrengwerkwijze verschaft voor het vervaardigen van een opbouw-samenstel van een bitumineuze dakbedekking of waterdichtheid en een thermische isolatie, welke werkwijze de stappen omvat van: 20 (a) het plaatsen van bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen, die (I) een gemodificeerde bitumen laag omvatten, die als belangrijkste bestanddeel een mengsel bevat van bitumen en althans een anorganisch vulmiddel, en zijn gevormd in de vorm van een dikke plaat, verder (II) een plat vel, dat is aan-25 gebracht op elk oppervlak van de gemodificeerde bitumen laag, welk plat vel bestaat uit een vezelig vel, en (III) een thermisch isolerende materiaallaag, die door het platte vel is gebonden aan een oppervlak van de gemodificeerde bitumen laag op een onderlaag oppervlak op zodanige wijze, dat de thermisch isolerende laag van de 30 plaat in dichte hechtende aanraking is met het onderlaag oppervlak, (b) het afdichten van de spelingen tussen de platen met afdicht materiaal, en dan (c) het vormen van een doorlopende en een geheel vormende waterdicht makende laag over het gehele oppervlak van de geplaatste 35 platen.

800 30 08 I Μ 5

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening waarin: fig. 1 een doorsnede toont voor het verduidelijken van de grondconstructie van de onderhavige plaat, 5 de figuren 2 en 3 doorsneden tonen van de constructies van twee voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige plaat, fig· 4 schematisch de schuimwerkwijze toont van het stijve polyurethaan schuim, wanneer dit wordt gebruikt als een thermisch isolerend materiaal van de onderhavige plaat, 10 de figuren 5 en 6 doorsneden tonen van de constructies van twee andere voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige plaat, en fig· 7 schematisch de samengestelde aanbrengwerkwijze verduidelijkt van de thermische isolatie en de opbouw van waterdichtheid.

15 Zoals weergegeven in figuur 1 omvat de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat 10 in beginsel een gemodificeerde bitumen laag 11, die is gevormd in de vorm van een betrekkelijk dikke plaat van een bitumen mengsel, dat als belangrijkste bestanddeel een mengsel bevat van bitumen en een anorganisch 20 vulmiddel of vulmiddelen, verder platte vellen 12 en 13» aangebracht op beide oppervlakken van de gemodificeerde bitumen laag 11, en een thermisch isolerende materiaallaag 1^, gebonden aan het platte vel 13· De platte vellen 12 en 13 bestaan uit een vezelig vel.

De bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende 25 onderhavige plaat omvat dus de gemodificeerde bitumen laag, die op elk oppervlak daarvan is voorzien van het platte vel, bestaande uit een vezelig vel, en de thermisch isolerende materiaallaag. De gemodificeerde bitumenlaag wordt hierna soms aangeduid als een bitumineuze waterdicht makende plaat. De bitumineuze waterdicht 30 makende plaat heeft als werking het voorkomen van het vernietigen van het onderling thermisch isolerende materiaal, en dient tevens als waterdicht makende laag. Het is derhalve nodig, dat het materiaal, waarvan de bitumineuze waterdicht makende plaat is gevormd, grote mechanische sterkten heeft, zoals druksterkte, 35 schoksterkte, buigsterkte en dergelijke, en tevens een goede water- 800 7008 6 dicht makende eigenschap heeft. Een plaat, die alleen is gevormd van bitumen, verdient niet de voorkeur, omdat stabiele grote mechanische sterkten niet kunnen worden verkregen over een wijd bereik van temperatuur. Verrassenderwijze is gebleken, dat zowel 5 goede mechanische sterkten als een goede waterdicht makende eigen schap kunnen worden verkregen in het geval, dat een bitumen mengsel, dat in hoofdzaak bitumen bevat en een anorganisch vulmiddel, wordt gevormd tot een betrekkelijk dikke plaat.

De anorganische vulmiddelen, die worden opgenomen in het 10 bitumen mengsel, bevatten bij voorbeeld gebruikelijke anorganische vulmiddelen in de vorm van poeder, korrels of vlokken, zoals calcium carbonaat, klei, talk, aluminium hydroxide, mica, silicium dioxyde, grafiet, gasroet en dergelijke, verder minerale korrels, zoals fijn en grof zand, fijn grind, fijn gebroken gesteente en 15 dergelijke en anorganische vezels, zoals asbest, glasvezels, gesteentewol en dergelijke. Deze anorganische vulmiddelen kunnen alleen of in een willekeurig mengsel daarvan worden gebruikt. De soorten en de porositeit van de anorganische vulmiddelen, die volgens de uitvinding moeten worden gebruikt, worden bij voorkeur 20 uit de genoemde anorganische vulmiddelen zodanig gekozen, dat een goede vulling van de vulmiddelen in het bitumen mengsel kan worden verkregen. In het bijzonder vezelige anorganische vulmiddelen kunnen met voordeel worden gebruikt samen met de andere anorganische vulmiddelen.

25 Hoewel de hoeveelheid van het anorganische vulmiddel, dat moet worden opgenomen in het bitumen mengsel over een wijd bereik verschillend kan zijn, ligt deze hoeveelheid in het algemeen binnen het bereik van 20 tot 90 gew.% op grond van het totale gewicht van het bitumen mengsel. Vanuit het gezichtspunt van de 50 mechanische sterkte, de waterdicht makende eigenschap en de bewerkbaarheid, ligt de hoeveelheid anorganisch vulmiddel, op te nemen in het bitumen mengsel, bij voorkeur binnen het bereik van 50 tot 90 gew.$, meer in het bijzonder 70 gew.# of meer op grond van het totale gewicht van het bitumen mengsel. De het meest de 55 voorkeur verdienende samenstelling van het bitumen mengsel is als 800 30 08 * * 7 volgt.

Samenstelling Gew.$

Geblazen bitumen 25

Asbest 20 5 Talk 22

Calcium Carbonaat 33

Hoewel organische vulmiddelen volgens de uitvinding ook kunnen worden gebruikt, is het gebruik van organische vulmiddelen 10 in het algemeen niet aan te bevelen met het oog op de waterbesten digheid, de afmetingsstabiliteit en de warmtebestendigheid daarvan.

Het volgens de uitvinding gebruikte bitumen mengsel kan worden bereid door het gelijkmatig mengen van het anorganische vulmiddel of de anorganische vulmiddelen met gesmolten bitumen in 15 bijvoorbeeld een lintmenginrichting, een kneedmenginrichting, een

Banbury-menginrichting, een extrusie-inrichting, een mengrol en dergelijke. Natuurlijke of kunstmatige rubbers kunnen naar keuze worden toegevoegd voor het verbeteren van de lage temperatuur eigenschappen van de bitumen. Andere toevoegingen, zoals oppervlakte 20 aktieve middelen, kunnen eveneens worden toegevoegd voor het verbeteren van de dispergeerbaarheid van de vulmiddelen. Het zodoende bereide bitumen mengsel kan gemakkelijk worden gevormd in de vorm van een plaat door het bijvoorbeeld toepassen van verwarmde rollen of een extrusie inrichting. Ten einde echter de bewerkbaarheid, 25 alsmede de mechanische sterkte en de afmetingsstabiliteit van het produkt verder te verbeteren, worden platte vellen, in beginsel bestaande uit een vezelig materiaal, bij voorkeur aangebracht op beide oppervlakken van de bitumen mengselplaat (dat wil zeggen de gemodificeerde bitumen laag) gedurende de vormstap.

30 De volgens de uitvinding gebruikte vezelige vellen bevatten bijvoorbeeld een geweven of niet geweven vlies, gemaakt van glasvezels, asbest vezels, verschillende kunstmatige vezels en dergelijke. In het bijzonder zijn niet geweven vliezen van glasvezels en glasweefsels doeltreffend voor het verbeteren van de 35 afmetingsstabiliteit van het produkt, In het geval, dat de 800 30 08 8 bitumineuze, waterdicht makende plaat wordt gevormd door toepassing van verwarmde drukrollen, worden twee vezelige vellen direkt zodanig toegevoerd in de rolspeling, dat de rollen met de vezelige vellen worden omwikkeld, waarna het bitumen mengsel, dat bitumen en het 5 anorganische vulmiddel of de vulmiddelen bevat, tussen de vezelige vellen wordt gevoerd en samengedrukt voor het zodoende vormen van een bitumineuze waterdicht makende plaat, die de bitumen mengsel-plaat omvat, die op beide oppervlakken daarvan is voorzien van de vezelige vellen. In het geval daarentegen, dat de bitumineuze 10 waterdicht makende plaat wordt gevormd door toepassing van een extrusiemachine, kan een plat vel op elk der twee oppervlakken van het geëxtrudeerde bitumen mengsel in de vorm van een plaat, worden aangebracht door het toepassen van persrollen direkt nadat het bitumen mengsel is geëxtrudeerd. Het gewicht van het vezelige vel 15 is bij voorkeur althans 30 g/m met het oog op de bewerkbaarheid en de eigenschappen van het produkt (bijv. afmetingsstabiliteit, druksterkte, schoksterkte en buigsterkte). Vezelige vellen, die vooraf zijn geïmpregneerd met bitumen, kunnen met voordeel worden gebruikt. In het geval echter, dat vezelige vellen, zoals niet 20 geweven glasvliezen, waarin bitumen gemakkelijk doordringen, worden gebruikt, is het niet nodig, dat de vezelige vellen vooraf met bitumen worden behandeld. Dit komt, omdat de bitumen, die zich in het bitumen mengsel bevindt, doordringt in de vezelige vellen, wanneer deze op de bitumineuze waterdicht makende plaat tussen de 25 rollen worden aangebracht. In het geval, dat het in de vezelige vellen dringen van de bitumen onvoldoende is, of dat een met bitumen beklede laag 16 wordt aangebracht op het platte vel 12 bovenop de gemodificeerde bitumen laag 11, zoals weergegeven in de figuren 2 en 3» kan gesmolten bitumen worden bekleed op de platte 30 vellen 12 en 13 of het platte vel 12 door middel van een rolbekleder, een mesbekleder en dergelijke direkt na de hiervoor vermeldde druk-aanbrengstap van de bitumineuze waterdicht makende plaat. De waterbestendigheid van het produkt kan dus verder worden verbeterd door het in de platte vellen 12 en 13 doordringen van bitumen.

35 Verder wordt bij een bitumineuze, thermisch isolerende en 800 3 0 08 9 waterdicht makende plaat 15 of 15’» zoals weergegeven in de figuren 2 en 5» de waterdicht makende eigenschap van het produkt, wanneer een met bitumen of met, met rubber behandelde bitumen beklede laag 16 wordt aangebracht op het bovenoppervlak van het 5 platte vel 12, waarop het thermisch isolerende materiaal 'ik niet is aangebracht, vergroot, maar kan de beklede laag 16 tevens met voordeel een oppervlak zijn voor het vormen van een waterdicht makende laag op grond van de aanhechtende eigenschappen van de beklede laag 16. De met rubber behandelde bitumen bevat bitumen, 10 rubbers en naar keuze kleverig makende middelen, weekmakers en dergelijke. Hoewel bitumen of met rubber behandelde bitumen kan worden aangebracht op het oppervlak van het platte vel 13* waarop het thermisch isolerende materiaal is aangebracht, kan de isolerende materiaallaag in het algemeen met voordeel worden aangehecht wan-15 neer de bitumen of met rubber behandelde bitumen laag niet op het oppervlak van het platte vel 13 is geplaatst.

De met rubber behandelde bitumen is een bitumen, die is gemodificeerd voor het daaraan geven van een sterke plakkerigheid bij omgevingstemperatuur door het mengen van in hoofdzaak natuurlijk 20 of kunstmatig rubber en/of natuurlijke of kunstmatige hars in de bitumen. De met rubber behandelde bitumen bevat in het algemeen ongeveer 5-95 gew.$ bitumen, en ongeveer 5-95 gew·# rubber en/of hars, en bevat bij voorkeur 20-90 gew,$ bitumen en 10-70 gew·# rubber en/of hars. In het geval, dat het gehalte bitumen minder is dan 25 ongeveer 5 gew.# wordt de affiniteit van de met rubber behandelde bitumen voor bij voorbeeld een bitumineus waterdicht makend membraan, niet de voorkeur verdienend slecht. Indien in tegenstelling hiermee het gehalte rubber en/of hars minder is dan ongeveer 5 gew.$, wordt de buigzaamheid en uitzetbaarheid van de met rubber behandelde 30 bitumen bij een lage temperatuur, niet de voorkeur verdienend slecht.

De rubbers, gebruikt bij het bereiden van de met rubber behandelde bitumen, bevatten gevulkaniseerd of niet gevulkaniseerd rubber of teruggewonnen rubber, bij voorbeeld natuurlijk rubber en kunstmatig rubber, zoals styreen-butadieen rubber (SBR), acryloni-35 triel-butadieen rubber (NBR), cloropreen rubber (GR), butadieen 80030 08 10 rubber (BE), isopreen rubber (IE), butiel rubber (HE), etheen-propeen rubber (EPE), etheen-propeen dieen mar (EPDM), polyisobuteen (PIB), styreen-butadieen-styreen blok eopolymeer, styreen-isopreen-styreen blok eopolymeer, gechloreerde polyetheen, etheen-vinyl ace-5 taat eopolymeer en dergelijke. Deze rubbers kunnen alleen of in een willekeurig mengsel daarvan worden gebruikt.

De alleen of samen met de rubber gebruikte harsen bij het bereiden van de met rubber behandelde bitumen bevatten bij voorbeeld natuurlijke harsen, zoals colofonium of de afgeleiden daarvan (bij 10 voorbeeld geësterificeerde hars), talkolie, cumaroon-indeen hars, kunstmatige harsen, zoals verschillende petroleum harsen of poly-alkenen (bijvoorbeeld polybuteen) en dergelijke. Deze harsen kunnen alleen of in een willekeurig mengsel daarvan worden gebruikt. Indien nodig kan een gedeelte van deze rubber- en/of harsbestanddelen (tot 15 50 gew.$) worden vervangen door weekmakers, zoals dierlijke en plant aardige oliën en vetten, minerale oliën en dergelijke voor het verder vergroten van de kleverigheid van de bitumen.

Voor het voorkomen van een niet de voorkeur verdiend blokkeer verschijnsel, dat gedurende de produktie, de opslag en het 20 transport van de onderhavige plaat kan optreden, wordt het boven oppervlak van de met bitumen of met rubber behandelde bitumen beklede laag 16 bij voorkeur bedekt met een laag 17 van minerale korrels, poeder of vlokken, zoals calcium carbonaat, klei, talk, mica, silicium dioyde poeder en dergelijke (zie figuur 2) of een 25 kunststof foelie of losmaak vel 18 (zie figuur 3) en dergelijke. In het bijzonder wanneer een waterdichte laag is aangebracht op de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat onder toepassing van een zo genoemde koudaanbrengwerkwijze (dat wil zeggen een aanbrengwerkwijze, waarbij een waterdicht makende laag wordt 30 gevormd zonder gebruik te maken van gesmolten bitumen op een toepassingsplaats), verdient het de voorkeur de met bitumen of met rubber behandelde bitumen beklede laag 16 op het platte vel 12 aam te brengen en dan de laag 16 te bedekken met het losmaak vel 18, zoals weergegeven in figuur 3· Dit komt, omdat aangezien de plaat 35 op de toepassingsplaats bij het verwijderen van het losmaak vel 800 30 08 11 vanaf de plaat gemakkelijk kan worden aangebracht en aangezien goede hechteigenschappen kunnen worden verkregen als gevolg van de aanwezigheid van de met bitumen of met rubber behandelde bitumen bedekte laag, de onderhavige aanbrengwerkwijze opmerkelijk is verge-5 makkelijkt in vergelijking met de gebruikelijke werkwijzen.

De dikte van de bitumineuze waterdicht makende plaat kan binnen een breed bereik worden veranderd, maar ligt in het algemeen in het bereik van 2 tot 25 mm, en meer in het bijzonder in het bereik van 5 tot 10 mm. De afmeting van de bitumineuze waterdicht 10 makende platen kan een willekeurige zijn in afhankelijkheid van het doel of het gebruik daarvan. De platen kunnen bijvoorbeeld 1 meter in lengte bij 1 meter in breedte zijn, 1 meter in lengte bij 0, 5 meter in breedte en dergelijke.

De thermisch isolerende laag 14 wordt aangebracht op een 15 oppervlak van de bitumineuze waterdicht makende plaat. De thermisch isolerende laag 14 kan bestaan uit willekeurig gebruikelijke thermisch isolerende materialen. Voorbeelden van dergelijke thermisch isolerende materialen zijn anorganische, thermisch isolerende platen, bij voorbeeld gemaakt van gesteentewol, slakwol, 20 asbest, glasvezels, calcium silicaat, perliet, vermiculiet, gips, geschuimd glas en dergelijke, verder geschuimde kunstharsen, gemaakt van bijvoorbeeld polystyreen, polyetheen, acryl hars, fenol hars, ureum hars, epoxy hars, diallylftalaat hars, urethaan hars en dergelijke, geschuimde rubbers, spaanplaten, houtwol platen en 25 dergelijke. De dikte van de thermisch isolerende materiaallaag 14 kan binnen een breed bereik veranderlijk zijn, en wordt op passende wijze vastgesteld in afhankelijkheid van de vereiste warmtedoorlaat bestendigheid.

Ten einde de thermisch isolerende materiaallaag 14 aan te 50 brengen op de bitumineuze waterdicht makende plaat, kunnen een bitumineuze waterdicht makende plaat en een thermisch isolerende plaat met dezelfde afmeting, aan elkaar worden gebonden onder gebruikmaking van bitumen, met rubber behandelde bitumen, gebruikelijke plakmiddelen en dergelijke. Vanuit het gezichtspunt echter 35 van de produktie van de onderhavige bitumineuze, thermisch iso- 800 3 0 08· 12 lerende en waterdicht makende plaat, zijn de voorkeur verdienende thermisch isolerende materialen de materialen, zoals stijf polyure-thaan schuim, dat direkt kan worden geschuimd op het oppervlak van de bitumineuze waterdicht makende plaat voor het vormen van een 5 geschuimde laag# De stap van het binden van de bitumineuze water dicht makende plaat en de thermisch isolerende plaat, en het gebruik van plakmiddelen, kan zodoende dus worden voorkomen.

Een voorbeeld van de werkwijze voor het aanbrengen van een thermisch isolerende materiaallaag van een stijf polyurethaan 10 schuim op een bitumineuze waterdicht makende plaat, wordt thans besproken aan de hand van figuur 4.

Zoals weergegeven in figuur 4, worden de bitumineuze waterdicht makende platen 19» die in een voorafgaande stap voor het vormen van bitumineuze waterdicht makende platen zijn gevormd 15 (niet weergegeven!) zodanig geplaatst op een transportband 20, dat het oppervlak daarvan, waarop een thermisch isolerende materiaallaag moet worden aangebracht, naar boven is gericht. Het oppervlak, waarop een thermisch isolerende materiaallaag moet worden gevormd, heeft geen bitumen of met rubber behandelde bitumen bekleding. De 20 platen 19 worden getransporteerd op de transportband 20. De bitumineuze waterdicht makende plaat 19» die het platte vel 13 omvat, dat in hoofdzaak bestaat uit een vezelig vel, is bij voorkeur tijdens de produktiestap van de plaat 19 geïmpregneerd met bitumen tot een half geïmpregneerde toestand, die voldoende is voor het 23 binden van de gemodificeerde bitumenlaag 11 aan het platte vel 13.

Dat wil zeggen, dat het platte vel 13 bij voorkeur zodanig is geïmpregneerd met bitumen, dat de bitumen, vervat in de gemodificeerde bitumen, niet naar het tegenover liggende oppervlak van het platte vel 13 uitzweet, maar enigszins doordringt in het vezelige 30 vel. De reden hiervoor is, dat in het geval dat de bitumen uitzweet naar het tegenover liggende oppervlak van het platte vel 13» de binding van het polyurethaan schuim en de bitumineuze waterdicht makende plaat waarschijnlijk nadelig wordt beïnvloed. De mate van doordringen van de bitumen kan gemakkelijk worden geregeld door 35 bij voorbeeld het bitumen gehalte van de gemodificeerde bitumen» 800 3008

V

13 de werktemperatuur, de druk van drukrollen en dergelijke.

Wanneer daarentegen thermisch isolerende materialen, die in een afzonderlijke stap zijn gevormd, zoals geschuimde polystyreen harsen, glasvezel platen, geschuimde glassoorten en dergelijke 5 worden gebruikt, verdient het de voorkeur, dat het platte vel 13 volledig wordt geïmpregneerd met bitumen voorafgaande aan het binden van de bitumineuze waterdicht makende platen en de thermisch isolerende materialen ten einde het vormen van luchtruimten in het platte vel 13 te voorkomen. De reden hiervoor is, dat de aanwezigheid 10 van luchtruimten in het platte vel 13 het in het platte vel 13 doordringen vervoorzaakt van water vanaf het einde daarvan als het gevolg van capillaire werking.

De bitumineuze waterdicht makende platen 19 zijn vooraf tot een vooraf bepaalde afmeting gesneden en vervolgens overgebracht 15 op de transportband 20. Op het bovenoppervlak van de bitumineuze waterdicht makende plaat 19» geplaatst op de transportband 20, wordt vloeibaar uitgangsmateriaal 21 voir het schuimen van stijf polyurethaan schuim, dat vooraf is bereid, bekleed door een passend mondstuk 22. Het vloeibare uitgangsmateriaal 21 wordt bedekt 20 met een plat vel (bij voorbeeld een niet geweven glasvlies) 23, dat wordt geleid door een transportband 25, en vervolgens gevoerd naar een schuimstap. Omdat de bitumen niet uitzweet op het oppervlak van het platte vel van de bitumineuze waterdicht makende plaat 19, op welk oppervlak het vloeibare uitgangsmateriaal 21 moet worden 25 bekleed, dringt de urethaan schuim vloeistof door in het platte vel, zodat dus een zeer sterke binding tot stand kan worden gebracht tussen de bitumineuze waterdicht makende plaat 19 en de geschuimde laag door het platte vel 13 nadat het urethaan is gehard. Op te merken is, dat één van de hiervoor genoemde vezelige vellen als 30 een plat vel voor de bitumineuze waterdicht makende platen, kan worden gebruikt als het voornoemde platte vel voor de geschuimde laag in plaats van het niet geweven glasvlies. Hoewel het gebruik van het platte vel voor de geschuimde laag niet essentieel is, kan dit platte vel bij voorkeur en met voordeel worden gebruikt voor 35 het geven van een goede afmetingsstabiliteit aan het produkt.

800 3 0 08 ïk

Ten einde de waterbestendigheid van het produkt en de bindeigenschap-pen van het produkt aan de toepassingsonderlaag te verbeteren, kan het platte vel eveneens worden geïmpregneerd met bitumen, atactisch polypropeen en dergelijke, of worden bekleed met met rubber behandeld 5 bitumen· Het verdient echter de voorkeur, dat het oppervlak van het platte vel, dat in aanraking moet zijn met de urethaan schuim vloeistof, in een zodanige toestand is, dat de urethaan schuim vloeistof gemakkelijk in het platte vel kan dringen.

De bitumineuze waterdicht makende plaat 19, voorzien van 10 de urethaan schuim vloeistof 21 en het niet geweven glasvlies 23 daarop, wordt gevoerd naar de schuimstap, waarbij de geschuimde laag 2k op een gebruikelijke wijze wordt gevormd· De dikte van de geschuimde laag 2b kan naar keuze worden geregeld op elke gewenste waarde door het verstellen van de speling tussen de transportbanden 15 20 en 25. De zodoende vervaardigde, bitumineuze, thermisch isoleren de en waterdicht makende plaat wordt gesneden op de afmeting van de bitumineuze waterdicht makende plaat 19 bij een snijstap 26.

Hoewel de vervaardigingswerkwijze van de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen, waarbij geschuimd 20 polyurethaan wordt gebruikt als een thermisch isolerende laag, hiervoor is beschreven, moet worden opgemerkt, dat de bitumineuze waterdicht makende platen en willekeurig gevormde, thermisch isolerende platen met elkaar kunnen worden samengevoegd door het op een bekende wijze gebruiken van willekeurige plakmiddelen.

25 De figuren 5 en 6 zijn doorsneden, die andere uitvoerings vormen 30 en 30* tonen van de onderhavige, thermisch isolerende en waterdicht makende platen.

Bij de in figuur 5 weergegeven uitvoeringsvorm, is een plat vel 27, dat een vezelig vel omvat, soortgelijk aan de platte 30 vellen 12 en 13, aangebracht op het onderoppervlak van de thermisch isolerende laag 1^. Dit platte vel 27 verbetert de afmetingsstabili-teit van het produkt en de bindeigenschappen van het produkt aan de onderlaag. Hoewel alleen het platte vel 12 is aangebracht op het bovenoppervlak van de samengestelde bitumen laag 11 in de 35 plaat 30, weergegeven in figuur 5, kunnen de met bitumen of met 80030 08 i "* 15 met rubber behandelde bitumen beklede laag 16 en de minerale korrellaag 17 of het losmaakvel 18 zijn aangebracht op of over het bovenoppervlak van de samengestelde bitumen laag 11, zoals weergegeven in de figuren 2 en 3· 5 In de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat 30’» weergegeven in figuur 6, is een met bitumen of met met rubber behandelde bitumen beklede laag 28 via het platte vel 27 aangebracht op het onderoppervlak van de thermisch isolerende laag 14. Deze beklede laag 28 verbetert de waterbestendigheid en 10 de vochtbestendigheid van het produkt, evenals de aanbrengeigenschap- pen van het produkt op de onderlaag. Een willekeurig gebruikelijk losmaak vel 29 is aangebracht op het onderoppervlak van de beklede laag 28 voor het zodoende voorkomen van het blokkeren van het produkt gedurende de vervaardigingswerkwijze, alsmede gedurende de opslag-15 en overbrengfasen. Het losmaakvel 29 wordt van de beklede laag 28 verwijderd voordat de plaat 30' op de bouwplaats wordt verwijderd.

Bij de in figuur 6 weergegeven uitvoeringsvorm, kan één van de of beide losmaakvellen 18 en 29 worden vervangen door de minerale korrel- of -poederlaag 17» weergegeven in figuur 2.

20 De samengestelde aanbrengwerkwijze voor het vervaardigen van een opgebouwd, bitumineus, waterdicht makend en thermisch isolerend samenstel op een bouwplaats wordt thans beschreven aan de hand van de figuur 7·

Zoals weergegeven in figuur 7, worden onderhavige, 25 bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen 3^, die tot een geheel gebonden bitumineuze waterdicht makende platen 32 en thermisch isolerende platen 33 omvatten, gelegd over een onderlaag 31· De platen worden gebonden aan de onderlaag 31 door een plakmiddel (het verwijzingscijfer 35 is een plakmiddellaag).

30 Dan worden afdichtmaterialen 36 aangebracht in de spelingen tussen naburige, bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen 3^, waardoor de spelingen worden afgedicht en over de afgedichte platen een waterdicht makende laag 37 wordt gevormd. De zodoende gevormde, thermisch isolerende en waterdicht makende laag 35 kan naar keuze worden bedek.t met beton.

800 30 08 16

Bitumineuze plakmiddelen, zoals gesmolten bitumen, bitumineus cement, met rubber behandelde bitumen en dergelijke, kunnen met voordeel worden gebruikt voor het binden van de bitumineuze thermisch isolerende en waterdicht makende platen aan de 5 onderlaag 31· Hoewel gebruikelijke plakmiddelen van de oplossoort of de emulsie soort, gemaakt van kunstmatige rubbers en kunstmatige harsen, ook kunnen worden gebruikt in afhankelijkheid van de soort thermisch isolerende platen 33» verdient het de voorkeur plakmiddelen te gebruiken, die een aangepaste vloeibaarheid hebben bij een 10 gebruikelijke omgevingstemperatuur of lager, welke vloeibaarheid soortgelijk is aan die van de bitumineuze plakmiddelen. In het geval, dat een plaat 30', voorzien van een zelfplakkende beklede laag 28 op de onderzijde van de thermisch isolerende platen 1^, zoals weergegeven in figuur 6, wordt gebruikt, kan de plaat 30' gemakkelijk 15 worden gebonden aan de onderlaag door het eenvoudig verwijderen van het losmaakvel 29 vanaf de plaat 30', en het dan op de onderlaag drukken van de plaat 30 *·

De bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen 3^ kunnen worden aangebracht op een gebruikelijke vochtdichte 20 laag door het toepassen van de hiervoor genoemde plakmiddelen nadat de vochtdichte laag is aangebracht op de onderlaag. In het bijzonder kan met voordeel aan de onderlaag een vochtdichte laag zijn gebonden van een zelfplakkend vel, dat (I) een grondvel omvat, zoals een weefsel of niet geweven vlies, gemaakt van een kunstmatige 25 vezel (bij voorbeeld polyester vezel, polyvinyl alcohol vezel, polyamide vezel en dergelijke), verder (II) met met rubber behandelde bitumen beklede lagen op beide zijden van het grondvel, welke lagen zijn gevormd door het bekleden van het genoemde met rubber behandelde bitumen op de beide oppervlakken van het grondvel, en 30 (III) losmaakvellen, die losmaakbaar zijn aangebracht op de beide beklede lagen. Dienovereenkomstig kan de onderhavige, bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat bij voorkeur worden aangebracht op de vochtdichte laag door toepassing van de zelfplakkende eigenschap van het zelfplakkende vel zonder heet gesmolten 35 bitumen te gebruiken (dat wil zeggen een koud-aanbrengwerkwijze), 800 30 08 17 waarbij gelijktijdig de vorming van de vochtdichte laag en de binding van de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat tot stand kan worden gebracht.

Na het aanbrengen van de bitumineuze, thermisch isolerende 5 en waterdicht makende platen, worden de naadspelingen tussen de naburige platen afgedicht onder gebruikmaking van de afdichtmaterialen 36. Niet gevormde afdichtmaterialen en gevormde afdichtmaterialen, zoals afdichtmaterialen in bijvoorbeeld de vorm van lint, koord en dergelijke, kunnen als het afdichtmateriaal 36 alleen 10 of in een willekeurige combinatie daarvan worden gebruikt. Bij voor keur zijn afdichtmaterialen, die als het afdichtmateriaal 36 bij de onderhavige aanbrengwerkwijze worden gebruikt, materialen, die een goede hechting hebben aan de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat 3^» en die tevens een passende vloeibaar-15 heid hebben, zodat het afdichtmateriaal 36 bij de naden niet wordt gebroken als gevolg van een herhaalde spanning, die wordt verkregen door het uitzetten en krimpen van de platen zelf, veroorzaakt door een verhoging en verlaging van de omgevingstemperatuur. Een willekeurig afdichtmateriaal dat voldoet aan de twee hiervoor vermeldde 20 eisen, kan bij de onderhavige aanbrengwerkwijze worden gebruikt.

In het bijzonder worden de hiervoor genoemde met rubber behandelde bitumenvormige afdichtmaterialen gebruikt. Hoewel de met rubber behandelde bitumen in de niet gevormde gedaante kan worden gebruikt, is het bijzonder voordelig met rubber behandelde bitumenachtige 25 afdichtmaterialen te gebruiken in de vorm van een lint, dat wordt bereid door (I) het bekleden van de hiervoor vermeldde met rubber behandelde bitumen met een grote zelfhechting, met een dikte van ongeveer 0,2 tot 2 mm op beide oppervlakken van het grondvel, zoals een weefsel of niet geweven vlies, gemaakt van kunstmatige vezels, 30 kunststof foelies, rubber of kunststof vellen, (II) het losmaakbaar aanbrengen van de losmaakvellen op de oppervlakken van de beklede, met rubber behandelde bitumen lagen, (III) het snijden van het zodoende verkregen produkt in linten met een breedte van ongeveer 10 tot 30 cm en (IV) het tot een opgerold produkt rollen van de 35 linten. Wanneer de afdichtmaterialen in de vorm van een lint op de 800 3 0 08 18 bouwplaats worden gebruikt, kan het met rubber behandelde bitumen afdichtlint worden gebonden aan de naadgedeelten van de platen 3^ bij een gebruikelijke omgevingstemperatuur zonder gesmolten bitumen te gebruiken (dat wil zeggen een zo genoemde koud-aanbrengwerkwijze), 5 waarbij de losmaakvellen worden verwijderd van het afdichtlint door het met de hand daarvan lostrekken van de losmaakvellen. Overeenkomstig deze uitvoeringsvorm, kunnen dus de aanbrenghandelingen op de bouwplaats onder uiterst veilige omstandigheden worden uitgevoerd als gevolg van het feit, dat geen heet gesmolten bitumen noch 10 organische oplosmiddelen op de bouwplaats worden gebruikt, waarbij een regelmatig afdichten tot stand kan worden gebracht door het gebruik van voorgevormde afdichtmaterialen.

In het bijzonder wanneer bij gebruikelijke aanbrengwerk-wijzen een waterdicht makende laag wordt gevormd op het bovenopper-15 vlak van de onderlagen in de vorm van platen, is het zeer waarschijn lijk dat de waterdicht makende laag bij de naadgedeelten van de onderlagen plaatselijk wordt gebroken als gevolg van vermoeidheid van de onderlagen, welke vermoeidheid het gevolg is van uitzetten en krimpen van de onderlagen zelf, veroorzaakt door verhogingen en 20 verlagingen van de temperatuur. Omdat volgens de uitvinding de afdichtmaterialen, die de hiervoor vermeldde met rubber behandelde bitumen omvatten, voorzien van een passende plastische vloeibaarheid bij zelfs een gebruikelijke omgevingstemperatuur of lager, worden gebruikt, wordt daarentegen een aanzienlijk gedeelte van de uit-25 wendige kracht, die wordt verkregen van het uitzetten en krimpen van de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen bij de naadgedeelten daarvan, geabsorbeerd in het afdichtmateriaal (dat wil zeggen de met rubber behandelde bitumen). Plaatselijke breuken in de waterdicht makende laag kunnen dus doeltref-30 fend worden voorkomen. Verder kan als het afdichtmateriaal 36 gebruik worden gemaakt van op een oppervlak plakkende afdichtlinten, die (I) een grondvel omvatten, zoals kraftpapier en kunststof vel, waarvan slechts een oppervlak op gebruikelijke wijze wordt onderworpen aan een losmaak behandeling door het bij voorbeeld toepassen 35 van polysiloxan harsen, fluor harsen en dergelijke, en (II) een met 800 30 08 * # 19 rubber behandelde bitumen laag, die een dikte heeft van ongeveer 0,2 tot 2 mm, bekleed op het niet loslatende oppervlak van het grondvel. De op een oppervlak plakkende afdichtlinten hebben gewoonlijk een breedte van ongeveer 10 tot 30 cm, en zijn in de vorm van 5 een rol. In het geval, dat dit afdichtlint wordt gebruikt voor het afdichten van de naadgedeelten van de naburige, bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht melkende platen 3^i wordt de waterdicht makende laag 37, aangebracht over het afdichtlint 36, niet gebonden aan het afdichtlint als gevolg van het feit, dat het 10 bovenoppervlak van het afdichtlint niet is onderworpen aan de los- maakbehandeling. Zelfs wanneer het uitzetten en krimpen van de platen 3k optreedt bij de naadgedeelten daarvan, kan derhalve de uitwendige kracht, die uit dit uitzetten en krimpen wordt verkregen, niet alleen worden ontspannen door het koud vloeien van de met 15 rubber behandelde bitumen van het afdichtlint, maar ook worden ver spreid door het onderling verschuiven tussen het niet loslatende oppervlak van het afdichtlint 36 en de waterdicht makende laag 37· Breuken in de waterdicht makende laag 37, hetgeen een ernstige moeilijkheid is bij de gebruikelijke aanbrengwerkwijze, kunnen dus 20 volledig worden voorkomen.

Na het afdichten van de naadgedeelten tussen de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen 3^ door de afdichtmaterialen 36, wordt de waterdicht makende laag 37 gevormd over de afgedichte platen 3^· De bitumineuze waterdicht makende lagen 32 van 25 de platen 3k hebben echter zelf een voldoende waterdicht makende eigenschap, zodat dus zelfs wanneer de waterdicht makende laag 37 niet wordt gevormd, voldoende thermisch isolerende en waterdicht makende eigenschappen worden verschaft zolang de naadgedeelten van de platen betrouwbaar op de hiervoor beschreven wijze zijn afgedicht.

30 Ten einde niettemin stabielere en sterkere waterdicht makende werkingen te verschaffen gedurende een lange tijd, verdient het de voorkeur de waterdicht makende laag 37 over de afgedichte platen 3^ te vormen. In het geval, dat de waterdicht makende laag 37 niet wordt bedekt met bijvoorbeeld beton, wordt een dekvel gebonden aan 35 de bovenste laag voor het verschaffen van een mooi uiterlijk.

800 30 08 20

De waterdicht makende laag 37 kan worden gevormd door het bekleden van vloeibare of halfvaste waterdicht makende materialen (dat wil zeggen zo genoemde waterdicht makende bekledingsmaterialen) of door het aanbrengen van één of meer dakbedekkingsvellen op de 5 onderlaag (dat wil zeggen de afgedichte platen 3*0· De dakbedekking- platen bevatten bij voorbeeld gebruikelijke bitumineuze dakbedekkingplaten, kunstmatige polymeer dakbedekkingplaten, in hoofdzaak gemaakt van kunstmatige rubbers of kunstmatige harsen en dergelijke. Deze dakbedekkingplaten kunnen in een willekeurige combinatie 10 daarvan worden gebruikt wanneer een aantal lagen wordt aangebracht.

Het gebruik van de bitumineuze dakbedekkingplaten verdient het meest de voorkeur.

De vervaardiging van de waterdicht makende laag kan met gebruikelijke heet-aanbrengwerkwijzen of gebruikelijke koud-aanbreng-15 werkwijzen worden uitgevoerd. In het geval, dat de eerste waterdicht - makende laag is gevormd met een koud-aanbrengwerkwijze, wordt de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat met een met bitumen of met met rubber behandelde bitumen beklede laag en een losmaak vel op het oppervlak daarvan, zoals weergegeven in 20 de figuren 3 en 6, gebruikt. De dakbedekkingplaat kan worden ge bonden aan de met bitumen of met met rubber behandelde bitumen beklede laag, waarbij het losmaak vel op de bouwplaats wordt verwijderd. In het geval van een heet-aanbrengwerkwijze, kan ook de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat met 25 een minerale korrel of -poederlaag op het oppervlak daarvan, zoals weergegeven in figuur 2, worden gebruikt.

De waterdicht makende laag kan ook worden gevormd door het toepassen van een bitumineuze dakbedekkingplaat, die op het oppervlak daarvan op de volgende wijze is voorzien van een 1 tot 30 3 mm dikke met bitumen beklede laag. Dat wil zeggen, dat wanneer de met bitumen beklede laag wordt verwarmd door middel van een willekeurig draagbare verwarmingsinrichting, zoals een brander, een blaaslamp of een hetelucht inrichting voor het zodoende weekmaken of smelten van de bitumen, de met bitumen beklede laag wordt 35 gebonden aan de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht 800 3 0 08 21 makende plaat. Hoewel in dit geval een plaat, die op het oppervlak daarvan is voorzien van de met bitumen of met met rubber behandelde bitumen beklede laag, bedekt met een losmaak vel, zoals weergegeven in figuur 3, met voordeel kan worden gebruikt, kan een plaat, die 5 op het oppervlak daarvan is voorzien van een minerale korrel- of poederlaag of een minerale vlokkenlaag, zoals weergegeven in figuur 2, worden gebruikt. Wanneer de dakbedekking plaat is gebonden aan de plaat, kan ook het bovenoppervlak van de plaat worden verwarmd door middel van de draagbare verwarmingsinrichting zonder enige 10 beschadiging te veroorzaken aan het daaronder liggende thermisch isolerende materiaal.

Het aanbrengen van de dakbedekkingplaten over de oppervlakken van de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen, kan overeenkomstig een willekeurige gebruikelijke 15 dakbedekking aanbrengwerkwijze worden uitgevoerd. De dakbedekking platen worden echter bij voorkeur over de afgedichte platen zodanig gelegd, dat de naadgedeelten van de afgedichte platen en die van de eerste dakbedekkinglagen niet overlappen.

Zoals hiervoor gedetailleerd beschreven worden overeen-20 komstig de uitvinding de volgende praktische voordelen verschaft.

(1) Omdat de onderhavige, bitumineuze, thermische isolerende en waterdicht makende plaat de bitumineuze waterdicht makende plaat omvat, voorzien van grote mechanische sterkten, zoals druksterkte, schoksterkte en buigsterkte, welke plaat is aangebracht 25 op het bovenoppervlak van de thermisch isolerende laag, kunnen de beschadigings moeilijkheden als gevolg van breuken in het thermisch isolerende materiaal, zoals volgens de stand van de techniek, doeltreffend worden voorkomen, en kan derhalve een volledig thermisch isolerende en waterdicht makende laag met een hoge werkings-30 doelmatigheid en zeer lage materiaalverliezen worden verkregen.

(2) Omdat de voornoemde bitumineuze waterdicht makende plaat zelf een sterke waterdicht makende eigenschap heeft, kan gemakkelijk een thermisch isolerende en waterdicht makende laag, die voldoende thermisch isolerende en waterdicht makende eigenschap-35 pen heeft, worden gevormd door het aanbrengen van slechts een dak- 800 7008 22 bedekkingplaat op de plaat zolang de naadgedeelten van de platen betrouwbaar zijn afgedicht· Zodoende kan een opmerkelijk arbeid besparende, thermisch isolerende en.-waterdicht makende aanbreng-werkwijze tot stand worden gebracht, waarbij een thermisch isolerende 5 en waterdicht makende laag met gelijkmatiger thermisch isolerende en waterdicht makende eigenschappen dan de bekende, betrouwbaar worden verkregen· (3) Geschuimde materialen, zoals geschuimd polyetheen, geschuimd polystyreen en dergelijke, welke materialen gemakkelijk 10 verkrijgbaar zijn voor lage kosten maar een betrekkelijk lage warmte bestendigheid hebben, zijn moeilijk te gebruiken als het thermisch isolerende materiaal in het geval, dat een waterdicht makende laag overeenkomstig een heet-aanbrengwerkwijze wordt gevormd· Deze thermisch isolerende materialen kunnen echter bij de onderhavige 15 aanbrengwerkwijze, zoals hiervoor beschreven, worden gebruikt.

(4) Omdat de onderhavige, thermisch isolerende en waterdicht makende platen onder goed geregelde, gelijkblijvende omstandigheden in de fabriek worden vervaardigd, kunnen produkten met een gelijkblijvende kwaliteit worden geproduceerd, waarbij een betrouw- 20 bare thermisch isolerende en waterdicht makende laag gemakkelijk kan worden verkregen door het eenvoudig leggen van de geprefabriceerde platen met een gelijkblijvende kwaliteit over de onderlaag op de bouwplaats· Overeenkomstig de uitvinding is dus de afwerking van de aangebrachte, thermisch isolerende en waterdicht makende 25 laag niet afhankelijk van de geoefendheid van de arbeiders ter plaatse, welke afwerking bij gebruikelijke aanbrengwerkwijzen in sterke mate afhankelijk is van de geoefendheid van de arbeiders.

(5) Omdat een grote hoeveelheid anorganisch vulmiddel is opgenomen in de onderhavige, thermisch isolerende en waterdicht 30 makende plaat, kan de hoeveelheid bitumen, nodig voor het verkrijgen van een waterdicht makende laag met dezelfde waterdicht makende werking als die van een gebruikelijke waterdicht makende laag, opmerkelijk worden verminderd.

Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kun- 35 nen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden· 800 3 0 08

Claims (13)

1. Bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende plaat, gekenmerkt door een gemodificeerde bitumenlaag, die als hoofdbestanddeel een mengsel bevat van bitumen en althans een anorganisch 3 vulmiddel, welke laag is gevormd in de vorm van een dikke plaat, verder door een plat vel, aangebracht op elk oppervlak van de gemodificeerde bitumenlaag, welke platte vellen bestaan uit een vezelig vel, en door een thermisch isolerende materiaallaag, die door het platte vel is gebonden aan een oppervlak van de gemodifi-10 ceerde bitumenlaag.

2. Plaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gehalte van het anorganische vulmiddel in het bitumen mengsel in het bereik ligt van 20 tot 90 gew.$ 3# Plaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 platte vellen bestaan uit een niet geweven glasvlies.

4. Plaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een niet geweven glasvlies en een stijf polyurethaan schuim worden gebruikt als respectievelijk de platte vellen en het thermisch isolerende materiaal, waarbij het platte vel, waardoor het ther-20 misch isolerende materiaal is gebonden aan de gemodificeerde bitumenlaag, zodanig is geïmpregneerd met bitumen, dat de bitumen niet uitzweet naar het oppervlak daarvan, waardoor het thermisch isolerende materiaal door het niet met bitumen geïmpregneerde oppervlak van het vezelige vel is gebonden aan de gemodificeerde 25 bitumenlaag.

5· Plaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een met bitumen of met met rubber behandelde bitumen beklede laag is aangebracht op het oppervlak van het platte vel, waardoor het thermisch isolerende materiaal niet is gebonden, waarbij een 30 losmaakvel is aangebracht op het bovenoppervlak van de bekledings- laag.

6· Plaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een met bitumen of met met rubber behandelde bitumen beklede laag is aangebracht op het oppervlak van het platte vel, waardoor het 35 thermisch isolerende materiaal niet is gebonden, waarbij minerale 800 30 08 2k korrels, poeder of vlokken zijn aangebracht op het bovenoppervlak van de bekledingslaag.

7. Plaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de dikte van de gemodificeerde bitumenlaag in het bereik ligt van 2 tot 5 25 mm#

8. Samengestelde aanbrengwerkwijze voor het vervaardigen van een opgebouwde bitumineuze dakbedekking of waterdicht makend en thermisch isolerend samenstel, gekenmerkt door de stappen van het plaatsen van bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende 10 platen, die een gemodificeerde bitumenlaag omvatten, die als belangrijkste bestanddeel een mengsel bevat van bitumen en althans een anorganisch vulmiddel, en is gevormd in de vorm van een dikke plaat, verder een plat vel, aangebracht op elk oppervlak van de gemodificeerde bitumenlaag, welke platte vellen bestaan uit een 15 vezelig vel, en een thermisch isolerende materiaallaag, die door het platte vel is gebonden aan een oppervlak van de gemodificeerde bitumenlaag, op een onderlaagoppervlak op zodanige wijze, dat de thermisch isolerende materiaallaag van de plaat in dichte hechtende aanraking is met het onderlaagoppervlak, verder door het met af-20 dichtmateriaal afdichten van de spelingen tussen de platen, en door het dan vormen van een doorlopende en een geheel vormende waterdicht makende laag over het gehele oppervlak van de geplaatste platen.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de doorlopende en een geheel vormende, waterdicht makende laag wordt 25 gevormd door toepassing van één of meer dakbedekkingplaten.

10. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat wanneer de bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende platen zijn gehecht op de onderlaag, vochtdichte en plakmiddel platen worden gebruikt, voorzien van met rubber behandelde bitumen 30 bekledingslagen en een sterke zelfplakkerigheid op beide oppervlak ken daarvan.

11. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een afdichtlint, dat een grondvel omvat, bestaande uit een vezelig vel, en met rubber behandelde bitumen bekledingslagen, voorzien van 35 een sterke zelfplakkerigheid, welke lagen zijn aangebracht op beide 800 30 08 ·* oppervlakken van het grondvel, wordt gebruikt als het afdichtmateriaal.

12. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een afdichtlint, dat een losmaakvel omvat, voorzien van slechts een 5 losmaakbaar oppervlak, en een met rubber behandelde bitumen bekledingslaag, voorzien van een sterke zelfplakkerigheid, bekleed op het andere niet losmaakbare oppervlak van het losmaakvel, wordt gebruikt als het afdichtmateriaal.

15· Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat 10 de doorlopende en een geheel vormende, waterdicht makende laag wordt gevormd door het verwarmen van het oppervlak van de bitumineuze dakbedekking platen, elk voorzien van een dikke bitumen bekledingslaag op het oppervlak daarvan. 1^. Bitumineuze, thermisch isolerende en waterdicht makende 15 plaat in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven.

15· Werkwijze in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 80030 08