NL8002276A

NL8002276A - Inrichting voor het invoeren van het begin van een materiaalbaan in een behandelingsinrichting.

Info

Publication number: NL8002276A
Application number: NL8002276A
Authority: NL
Original assignee: Jagenberg Werke Ag
Priority date: 1979-04-19
Filing date: 1980-04-18
Publication date: 1980-10-21
Also published as: ES8101012A1; US4293087A; IT8021328A0; ES490725A0; JPS55140449A; IT1141421B; FI801125A; GB2046718A; BR8002422A

Description

-1 - r ΪΓ.Ο. 28.755

Inrichting voor het invoeren van het begin van een materiaalbaan in een behandelingsinrichting.

«

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het invoeren van het begin van een materiaalbaan via de in een en/of tus-senbehandelingsinrichtingen aangebrachte rollen, in het bijzonder transport-, span- en omleirollen, met behulp van een langs de trans-5 portbaan van de materiaalbaan aangebracht geleidingsmiddel.

Materiaalbanen uit papier, kunstatofmateriaal of textielmateriaal worden bij continue doorloop door behandelingsinrichtingen meestal via een aantal rollen in de inrichting echter ook tussen achter elkaar geschakelde inrichtingen getransporteerd, geleid en 10 omgeleid. Moeilijkheden geven daarbij het invoeren van het begin van een nieuwe echter ook het doortrekken van een gescheurde materiaalbaan. Tot dusverre heeft het invoeren van een gescheurde of een nieuwe materiaalbaan met de handplaats, waarbij het begin van de materiaalbaan op, de beoogde wijze over de rollen wordt getrok-15 ken. Deze behandeling is omstandig en tijdrovend.

Het doel van de uitvinding is nu het verschaffen van een inrichting, die het invoeren van een nieuwe of een gescheurde materiaaL-baan over de rollen in en tussen behandelingsinrichtingen vergemakkelijkt en versnelt .

20 Deze opgave wordt bij een inrichting van het boven aangegeven type opgelost doordat als geledingsmiddel aan beide zijden van de transportbaan van de materiaalbaan steeds een eindloos omlopende ketting is aangebracht, die ten minste op één plaats dooreen traverse onderling worden verbonden, waarop een orgaan voor het beves-25 tigen van het begin van de' materiaalbaan is aangebracht. In plaats van kettingen kunnen ook equivalente middelen, zoals kabels, riemen of dergelijke worden gebruikt. Bij het scheuren van de materiaalbaan of het invoeren van een nieuwe materiaalbaan wordt de tussen de kettingen bevestigde traverse naar de plaats bewogen, waar het begin 50 van de materiaalbaan zich op dat ogenblik bevindt. Dit begin wordt dan aan de traverse bevestigd en door de kettingen over de rollen in en tussen de behandelingsinrichtingen doorgetrokken. Dit heeft automatisch plaats, zodat nog slechts het bevestigen van een materiaalbaan aan de traverse met de hand moet plaats hebben. Daardoor 55 wordt het invoeren van het begin van de materiaalbaan vergemakkelijkt en in belangrijke mate versneld.

Yolgens een de voorkeur hebbende uitvoering van de inrichting 800 2 2 76 volgens de uitvinding is een deel van de traverse door twee met de hartlijnen evenwijdig met elkaar liggende stangen gevormd die in « een eindstand langs een mantellijn met elkaar in aanraking zijn en waartussen het begin van de materiaalbaan kan worden geklemd, nadat 5 deze door een spleet tussen de stangen is gebracht. In plaats van stangen kunnen ook buizen , rollen of dergelijke gebruikt worden. Daarbij moet bij voorkeur ten minste één van beide stangen voor het vormen van een afstand daartussen loodrecht op zijn hartlijn verschuifbaar gelegerd zijn. Voor het invoeren van de materiaalbaan 10 kan dan deze verschuifbare stang voor het vormen van een spleet tussen de stangen worden gebogen, waarbij na het doorvoeren van het begin van de materiaalbaan door de spleet tussen de stangen deze weer met elkaar in aanraking gebracht worden, om het begin van de materiaalbaan ertussen in te klemmen. Het begin van de materiaalbaan wordt 15 bij voorkeur daarbij zodanig om en tussen de stangen geleid, dat hij zichzelf inklemt. Dit heeft op bekende wijze zodanig plaats dat de materiaalbaan over het van de andere stang afgekeerde omtreksdeel van de ene stang wordt geleid en aansluitend tussen de stangen wordt doorgevoerd en langs de andere stang in de ten opzichte van 20 de ene stang tegengestelde richting wordt geleid.

Tot de uitvinding behoort eveneens het invoeren van het begin van de materiaalbaan door eei sleuf in een stang, die dan zolang kan worden gedraaid tot het begin van de materiaalbaan vast om de stang is gewikkeld, waarbij een teruglooppal verhindert dat de stang te-25 rugdraait en het erop gerolde begin van de materiaalbaan zich weer afwikkelt.

Om het begin van de materiaalbaan effectief tussen de stangen in de klemmen moeten deze na het invoeren van het begin van de materiaalbaan bij voorkeur onder invloed van een veer in aanraking 50 met elkaar gehouden worden. Volgens een voorkeur uitvoering van de uitvinding kan daartoe ook de verschuiving van de ene stang tegen de kracht van één of meer de stangen aanliggend tegen elkaar houdende veren plaats hebben.

Bij een andere de voorkeur hebbende uitvoering van de inrich-55 ting volgens de uitvinding kunnen de verschuiving veroorzakende zwenkhefbomen aanwezig zijn, die in de ene eindstand, waarin de stangen op afstand van elkaar liggen, kunnen komen te rusten, en in de andere eindstand, waarin de stangen op elkaar liggen, door veerkracht de stangen in aanraking met elkaar houden. Daarbij moet bij 40 voorkeur op de naar elkaar gerichte zijden van de kettingen steeds 800 2 2 76 -3- een plaat zijn bevestigd, die door een stang star met elkaar zijn verbonden, en waarin een sleuf loodrecht op de hartlijn van de stan- β gen is aangebracht, waarin de tweede stang tussen een eerste stand, waarin hij de andere stang raakt, en in een tweede stand, waarin hij 5 op afstand ligt van de andere stang, verschuifbaar echter niet draaibaar wordt geleid, en wel door middel van siseds een op de platen aangebrachte zwenkhefboom die van een uitklinkinrichting is voorzien, waarin de in een sleuf geleide tap of tappen van de verschuifbare stang liggen en waaraan één einde van een trekveer is aangebracht 10 waarvan het andere einde door een bevestigingselement, bijvoorbeeld een in en uit de ruststand te brengen stift in de tweede stand tegen de kracht van de gespannen veer in wordt vastgehouden.

Yoor het gemeenschappelijk bedienen van beide hefbomen kan bij voorkeur een deze verbindende stang zijn aangebracht.

15 Aan de hand van een tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont schematisch een zijaanzicht van twee naast elkaar geschakelde behandelingsinrichtingen, waarin en waartussen de mate-20 riaalbaan over een aantal rollen wordt geleid.

Fig. 2 toont in gedeeltelijke doorsnede een vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de invoerinrichting volgens de uitvinding voor het begin van de materiaalbaan.

Fig. 3 toont een zijaanzicht van de inrichting in de stand waar-25 in het begin van de materiaalbaan hierin kan worden ingevoerd.

Fig. 4 toont hetzelfde zijaanzicht als fig. 3 echter in de stand waarin het ingevoerde begin van de materiaalbaan vastgeklemd is.

Fig. 5 toont een detail van de inrichting over de lijn V-Y in fig. 3· 30 In fig. 1 is met 1 een behandelingsinrichting en met 2 een ver dere nageschakelde inrichting aangegeven. De materiaalbaan 3 wordt in en tussen deze behandelingsinrichtingen 1, 2 via een aantal rollen 4 tot en met 11 geleid.

Om het invoeren van het begin van een nieuwe materiaalbaan of 35 van een in of tussen de inrichtingen 1 en 2 gescheurde materiaalbaan te vergemakkelijken is aan beide zijden van de transportbaan van de materiaalbaan 3 steeds een eindloos omlopende ketting 12 aangebracht. De kettingen 12 worden door een aandrijfmotor 13 via aan-drijfwielen 14> 15 aangedreven en worden langs de transportbaan van 40 de materiaalbaan 3 over rollen of wielen lé tot 31 geleid. Op een 800 22 76 willekeurige plaats is de in het algemeen met 32 aangegeven traverse aangehracht. Deze wordt door het lopen van de kettingen 12 steeds naar de plaats gebracht waar zich het begin van de nieuwe of gescheurde materiaalbaan bevindt. Dit wordt aan de traverse 32 beves-5 tigd en de materiaalbaan 3 wordt door de omlopende kettingen 12 via de rollen 4 "tot en met 11 in en tussen de behandelingsinrichtingen 1 en 2 getrokken.

Een uitvoeringsvoorbeeld voor de traverse volgens de uitvinding voor het inspannen van het begin van de materiaalbaan is in de fi--|q guren 2 tot en met 4 weergegeven. Aan de naar elkaar gekeerde zijden van de kettingen12 is steeds een plaat 33 bevestigd, bijvoorbeeld zodanig, dat twee naast elkaar liggende kettingschalmbouten 34 een verlenging 35 bezitten, waarop de platen 33 met overeenkomstige boringen J>6 zijn geschoven. Aan de platen 33 is een deze verbindende 15 eerste stang 37 star bevestigd. Een tweede ten opzichte van de stang 37 evenwijdige stang 38 is met een eindtap 39 in een sleuf 40 in de plaat 33 gebracht en wel strekt deze zich loodrecht op de hartlijn van de stang 38 uit, bij voorkeur in de richting van de verticale verbindingslijn van de hartlijnen van de stangen 37 en 38.

20 Aan de platen 33 is verder een in een vlak loodrecht op de hart lijn van de stangen 37, 38 om de tap 41 een draaibaar gelegerde zwenk-hefboom 42 aangebracht. Aan het ene einde 43 van de zwenkhefboom 42 is een trekveer 44 met zijn ene einde bevestigd en met zijn andere einde bevestigd aan de plaat 33· In de zwenkhefboom 42 is verder een 25 uitklinkorgaan 45 aanwezig waarin een van de tappen 39 van de verschuifbare stang 38 gedurende de zwenkbeweging van de zwenkhefboom 42 uit de ene in de andere eindstand komt. De beide zwenkhefbomen 42 kunnen door een ver bindingsstang 46 voor het gemeenschappelijk bedienen ervan met elkaar zijn verbonden.

30 Door het zwenken van de zwenkhefboom 42 uit de in fig. 4 weer gegeven eindstand naar de in fig. 3 weergegeven stand, wat tegen de kracht van een trekveer 44 in plaats heeft, wordt de stang 38 via de in het uitklinkorgaan 45 liggende eindtap 39 geheven respectievelijk van de stang 37 af bewogen, waardoor zich tussen 35 de stangen 37 en 38 een spleet vormt. In de eindstand volgens fig.

3 kan de zwenkhefboom 42 dan komen te rusten waartoe bijvoorbeeld een in en uit de werkstand brengbare stift 47 aangebracht kan zijn.

Om de stang 38 wordt dan het einde van de materiaalbaan 3 gewikkeld in de spleet tussen de stangen 37 en 38 gestokenen op de stang 37 40 naar beneden geleid. Aansluitend wordt door het indrukken van de 8002276 -3- stift 37 tegen de druk van de veer 49 in het einde 49 van cLe zwenkhefboom 42 vrijgegeven en de zwenkhefboom 42 keert dan onder invloed van de trekveer 44 naar de in fig. 4 weergegeven eindstand terug. Daarbij wordt de verschuifbare stang 38 via de in het uitklinkorgaan 45 5 van de zwenkhefboom 42 liggende eindtap 39 naar beneden in de richting naar de stang 37 meegenomen tot hij hierop komt te rusten. In deze eindstand wordt de stang 38 door de zwenkhefboom 42 tegen verschuiving geborgd en door de trekveer 44 meegevend tegen de stang 37 gedrukt, waardoor het tussen de stangen 37 en 38 geleide begin van 10 de materiaalbaan 5 voor het meenemen ervan vast geklemd wordt.

(conclusies) 800 22 76

Claims

1. Inrichting voor het invoeren van het begin van een materiaal- « baan over de in een en/of tussen behandelingsinrichtingen aangebrachte rollen, in het bijzonder transport-, span- en omleirollen, met 5 behulp van een langs de transportbaan van de materiaalbaan aangebracht geleidingsmiddel, met het kenmerk, dat als ge-leidingsmiddel aan beide zijden van de transportbaan van de materiaalbaan (3) steeds een eindloos omlopende ketting (12) is aangebracht, die ten minste op één plaats door een traverse (32) met el-10 kaar zijn verbonden, die een middel bezit voor het bevestigen van het begin van de materiaalbaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat een deel van de traverse (32) wordt gevormd door twee evenwijdig met elkaar liggende stangen(37> 38) die in een eindstand (fig.4) 15 langs een mantellijn in aanraking met elkaar zijn en waartussen het begin van de materiaalbaan (3) kan worden ingeklemd, nadat dit begin door een spleet tussen de stangen (37,38) is geleid.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat ten minste één van beide stangen (37, 38) voor het vor- 20 men van een afstand hiertussen loodrecht op zijn hartlijn verschuifbaar is. _

4· Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-3, m e t het kenmerk, dat de verschuiving van de stang (38) plaats heeft tegen de invloed in van een of meer veren (44) die de stangen 25 (37,38) rustend tegen elkaar, bij elkaar houden.

5· Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-4, gekenmerkt door de verschuiving veroorzakende zwenkhefbomen (42) die in de ene eindstand (fig. 3) waarin stangen (37,38) op onderlinge afstand liggen, kunnen komen te rusten en in de andere eind-30 stand (4) waarin de stangen (37,38) op elkaar liggen, door veerkracht de stangen (37,38) in aanraking met elkaar houden.

6. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-5, m e t het kenmerk, dat op de naar elkaar gekeerde zijden van de kettingen (42) steeds een plaat (43) is bevestigd, die door een stang 35 (37) star met elkaar zijn verbonden en waarin een sleuf (40) loodrecht op de hartlijn van de stangen (37,38) is aangebracht, waarin de tweede stang (38) tussen een eerste stang (fig. 4), waarin hij de andere stang (37) raakt, en in een tweede stand (fig.3), waarin hij op afstand ligt van de andere stang (37) verschuifbaar echter niet draai-40 baar wordt geleid, en wel door middel van steeds één op de platen 800 22 76 -7- aangebrachte zwenkhefboom (42) die van een uitklinkorgaan (45) is voorzien, waarbij de in de sleuf (40) geleide tap (39) van de verschuifbare stang (38) ligt, en op één einde (45) waarvan een trek-veer (44) is aangebracht en het andere einde (49) ervan door een 5 rustelement , bijvoorbeeld een in-en uitschakelbare stift (47) in de tweede stand (fig. 3) tegen de kracht van de gespannen veer (44) wordt vastgehouden.

7· Inrichting volgens een of meer vande conclusies 1-4» m e t het kenmerk, dat de beide zwenkhefbomen (42) door een deze 10 verbindende stang (46) gemeenschappelijk kunnen worden bediend. 800 2 2 76