NL8002826A - Inrichting voor het invoeren van een materiaalbaan in een zweefdroger. - Google Patents

Description

< .JZ

N.O. 29.096 1

Inrichting voor het invoeren van een materiaalbaan in een zweefdroger.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het invoeren van een materiaalbaan, in het bijzonder met losse binding, in een be-handelingsinrichting voor een materiaalbaan, in het bijzonder in een zweefdroger, die is geplaatst na een de materiaalbaan vervaardigende of 5 bewerkende, in het bijzonder veredelende machine.

De laatste tijd worden bij papiermachines in toenemende mate zweefdrogers gebruikt die ten opzichte van de bekende cilinderdrogers, waarbij de materiaalbaan door contactdroging wordt gedroogd, het voordeel hebbende dat de met klevende veredelingschemicaliën bewerkte mate-10 riaalbaan vrij zwevend wordt geleid. Het invoeren van de materiaalbaan heeft daarbij plaats door middel van een dubbele kabelgeleiding op de geleidingszijde van de inrichting op zodanige wijze dat de eerst op smalle breedte ingevoerde materiaalbaan door de bedieningspersoon met de handen of met behulp van een persluchtpistool tussen de om de cilin-15 der en door de zweefdroger verlopende kabels wordt geklemd, zodat de kabels de materiaalbaan door de drooginrichting trekken. Opdat dit invoeren gelukt is het noodzakelijk de helften van de zweefdroger uit elkaar te brengen en de opwikkelsnelheid te reduceren. Echter ook dan gelukt dit invoeren eerst op bevredigende wijze als de bedieningspersoon 20 voor zijn taak berekend is en de materiaalbaan een betrekkelijk vaste binding heeft.

Materiaalbanen met losse binding, bijvoorbeeld een glasvezelvlies, kan op deze wije niet worden ingevoerd. Bij dergelijke materiaalbanen behelpt men zich met een transportzeef, waarop de materiaalbaan wordt 25 geplaatst. Als gevolg van de klevende veredelingchemicaliën blijven bij het afvoeren van de gedroogde materiaalbaan vanaf de transportzeef o-verblijfselen op de transportzeef hechten, die afgebrand en afgeborsteld moeten worden. De investering voor het invoeren is dus hoog en door de aanraking met de transportzeef wordt de kwaliteit van de mate-30 riaalbaan nadelig beïnvloed.

Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag een inrichting te verschaffen die op eenvoudige wijze een invoeren van een materiaalbaan in het bijzonder met losse binding, in de behandelingsinrichting mogelijk maakt zonder dat daarvoor in het geval van het uitvoeren van de 35 behandelingsinrichting als zweefdroger deze uit elkaar moet worden gebracht en/of de bedienende persoon het begin van de materiaalbehan- 80 0 2 8 26 2 deling met de hand moet plaatsen.

Volgens de uitvinding wordt deze opgave opgelost met een inrichting van het bovengenoemde type door een zich over de gehele materiaal-baanbreedte uitstrekkende en van vasthoud- en scheidingsmiddelen voor 5 de materiaalbaan voorziene invoerstaaf die aan zijn beide einden door als kettingen, banden of kabels uitgevoerde trekmiddelen wordt vastgehouden, die voor het begin van de behandelingsinrichting het gelei-dingsvlak van de materiaalbaan onder een spitse hoek snijden respectievelijk in dit geleidingsvlak tangentiaal intreden en aansluitend door 10 de behandelingsinrichting lopen.

Bij de uitvinding wordt de materiaalbaan over zijn volle breedte vliegend vanaf de invoerstaaf onder afscheiding van het voorlopende ma-teriaalbaanbegin gegrepen en in de behandelingsinrichting, in het bijzonder de droger toegevoerd. Omdat de materiaalbaan over zijn volle 15 breedte wordt ingevoerd, kunnen ook materiaalbanen met een losse binding zonder problemen worden ingevoerd. Door het samenlopen van de materiaalbaan en de invoerstaaf is slechts een minimum aan mechanische elementen voor het invoeren noodzakelijk.

Bij voorkeur bestaan de vasthoudmiddelen uit een naaldstel. De 20 scheidingsmiddelen kunnen bestaan uit een voor de vasthoudmiddelen geplaatst mes. Bij voorkeur bezit het mes een zaagtandvormige snede. Het is van voordeel aan de naalden en de tanden van de snede een tegendruk-wals toe te voegen. Opdat de naalden en de tanden zo diep mogelijk in de materiaalbaan dringen is de tegendrukwals zodanig van rillen voor-25 zien dat de naalden en de tanden liggen tegenover de ruimten in de wals.

Zolang, zoals bij de tot dusverre bekende papierverwerkingsmachi-nes, de materiaalbaan na het drogen als kleine punt en met nog kleinere snelheid aankomt, kan hij met de hand worden gegrepen en naar de opwik-30 kelinrichting worden gevoerd. Bij de hoge materiaalbaansnelheid van de uit de zweefdroger lopende materiaalbaan en de gehele breedte van de materiaalbaan kan het begin van de materiaalbaan op deze wijze niet meet worden geleid. Om bij continubedrijf dan het opwikkelen te kunnen inleiden, is volgens een verdere uitvoering van de uitvinding achter de 35 zweefdrooginrichting een zwenkende opwikkelinrichting geplaatst, waarbij het trekmiddel aan de uitgang van de droger over aan de droogwalsen niet draaibaar bevestigde aandrijfrollen respectievelijk aandrijfwielen en op de geleidingswalsen en wikkelplaatsen vrijlopende geleidingsrol-len of geleidingswielen lopen. Met een op dergelijke wijze uitgevoerde 800 2 8 28 3 4 "·» inrichting kan het door de invoerstaaf gegrepen en door de zweefdroger naar de uitgang ervan geleide begin van de materiaalbaan aan de wikkel-plaats worden toegevoerd waar het eigenlijke opwikkelen plaats heeft.

Met de bekende middelen kan dan het begin van de materiaalbaan op de 5 wikkelplaats worden bevestigd.

Aan de hand van een tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont de inrichting voor het invoeren van de materiaalbaan in zijaanzicht bij de ingang van de droger.

10 Eig. 2 toont de inrichting volgens fig. 1 in detail en op grotere schaal.

Fig. 3 toont een deel van de invoerstaaf gezien in de richting van de pijl A in fig. 2.

Fig. 4 toont een deel van de invoerstaaf en van de tegendrukrol 15 gezien in de richting van de pijl B in fig. 2.

Fig. 5 toont een zwenkopwikkelinrichting aan de uitgang van de droger in zijaanzicht.

Fig. 6 toont de zwenkopwikkelinrichting volgens fig. 5 gezien in . de richting van de pijl C in fig. 5.

20 De droge materiaalbaan 1, bijvoorbeeld een met veredelingschemica- liën bewerkt glasvezelvlies loopt tussen twee instelbare walsen 2,3 van een lijmpers en dan over geleidingswalsen 4,5 en een geleidingswals 6 in een zweefdroger 25. In de zweefdroger 25 wordt op de materiaalbaan 1 van onder af en van boven af blaaslucht gericht daardoor gedroogd en 25 door de blaaslucht tegelijkertijd zonder aanraking geleid.

Onder de geleidingswals 6 is een opvangtrog 7 geplaatst waarvan de betekenis later nog wordt besproken. Aan beide zijden van de materiaalbaan 1 loopt steeds een over kettingwielen 11,12 geleide eindloze ketting 8. Het kettingwiel 11 is geplaatst op de aangedreven as van de ge-30 leidingswals 6 en is via een koppeling op de aandrijving van de geleidingswals 6 koppelbaar, zodat de ketting 8 synchroon met de geleidingswals 6 loopt.

' De beide aan beide zijden van de materiaalbaan 1 geleide kettingen 8 dragen een invoerstaaf, die uit een vierkante buis 16, een daarop be-35 vestigd naaldstel 18 en een daarop bevestigde zaagtandvörmige snede 19 bestaat. De snede 19 is in looprichting van de ketting 8 voor het naaldstel 18 geplaatst. Voor het bevestigen van het naaldstel 18 op de vierkante buis 16 dienen opgeschroefde lijsten 17. Zoals blijkt uit fig. 3 zijn de tanden van de snede 19 en de naalden van het naaldstel 40 18 in looprichting van de ketting 8 in één vlak achter elkaar ge- 800 2 3 26 4 plaatst. De vierkante buis 16 is via aangelaste oren 2,,23 op verlengde kettingbouten 20,21 bevestigd.

Aan de invoerstaaf 16 tot 23 is op de tegenoverliggende zijde van de materiaalbaan 1 een tegendrukwals 15 met een in omtreksrichting 5 meervoudig gerilde bekleding 24 zodanig toegevoegd dat de rillen in de bekleding liggen tegenover de op één lijn achter elkaar liggende naalden van het naaldstel 18 en de tanden van de snede 19, als in fig. 4 weergegeven. Zoals blijkt uit de fig. 1 en 2 is het geleidingsvlak van de kettingen 8 aan beide zijden zodanig dat het het geleidingsvlak van 10 de materiaalbaan 1 onder een spitse hoek snijdt.

Aan de uitgang van de droger 25 loopt de materiaalbaan 1 over trekwalsen 26,27,28. Daarachter is de zwenkwikkelaar geplaatst. In aan beide zijden liggende staanders 29 van de zwenkwikkelinrichting zijn twee zwenkarmen 30 gelegen die aan hun einden aangedreven wikkelplaat-15 sen 31, 32 voor de op te wikkelen materiaalbaan 1 dragen. Daartussen zijn via uithouders op beide zijden geleidingswalsen 33,34 aangebracht .

Voor het doorsnijden van de materiaalbaan en voor het vasthechten van het nieuwe begin op een lege wikkelplaats dient een wisselinrich-20 ting 36, die op een door middel van een cilinder-zuigerinrichting 37 uit een wachtstand (streeppunt) naar een gerede stand verzwenkbare arm 38 wordt vastgehouden. De wisselinrichting bestaat uit een aandrukwals 39 en een meswals 40. De aandrukwals 39 en de meswals 40 worden door op de hefboomarmen 38 verzwenkbaar gelegerde hefboomarmen 41 gedragen, zo- 25 dat de wisselinrichting 36 door middel van een verdere cilinder-zuigerinrichting 42 uit de gerede stand (a) naar de werkstand (b) kan worden gezwenkt.

Aan de einden van de trekwalsen 26, 27, 28 zijn met op trekwalsen 26,27,28 aangedreven kettingwielparen 43, 44, 45 en op de einden van de 30 wikkelplaats 33, 32 en de geleidingswalsen 33, 34 vrijlopende gelei-dingswielparen 46, 47, 48, 49 voor de ketting 8 aanwezig. En verder ge-leidingswielpaar 50 voor de ketting 8 is onder de staander 29 aange-braCht. De ketting 8 wordt op~deze wijze onder het vloervlak 39 teruggevoerd naar de ingang van de droger 25.

35 Hierna wordt de werking van de hierboven beschreven inrichting voor het invoeren van de materiaalbaan beschreven:

Het hier slechts met smalle breedte inlopende begin van de materiaalbaan 1 wordt door de geleidingswals 6 in de opvangtrog 7 geleid. Tot hier kan dit worden bereikt met bekende middelen door het bedienings-40 personeel. Opdat dit gemakkelijk is kan de tegendrukwals 15 weg worden 800 2 8 26 5

X

gezwenkt. Zodra de voorgeschakelde machine op volle materiaalbaanbreed-te is ingesteld kunnen de kettingwielen 11 worden ingekoppeld. De in-voerstaaf wordt dan uit de wachtstand 13 versneld tot de transportsnel-heid van de materiaalbaan 1. In het gebied van de tegendrukwals 15 5 treft hij dan synchroon de materiaalbaan 1, doorsnijdt deze met zijn zaagtandvormige snede 11 en grijpt met zijn naaldstel 18 de materiaalbaan over de gehele breedte. Het begin van de materiaalbaan wordt dan door de invoerstaaf door de gehele droger 25 gevoerd, zonder dat deze uit elkaar moet worden bewogen en over de trekwalsen 26, 27, 28 en om 10 ten minste één wikkelplaats 31 en eventueel om een geleidingswals 33.

Zodra het van de invoerstaaf ingetrokken begin van de materiaalbaan de eerste wikkelplaats 31 heeft gepasseerd, kan de wisselinrichting 36 worden bediend. De wisselinrichting 36 hecht de materiaalbaan 1 op de tot plakken in staat zijnde wikkelplaats 31 en scheidt het voorlopende 15 deel van de materiaalbaan af. Het door de invoerstaaf meegenomen voorlopende deel wordt tot in de stand 13 getransporteerd waar de kettingwielen 11 van de inbrengwals 6 afgekoppeld worden. Het invoeren van de materiaalbaan 1 is daarmede beëindigd.

Opdat het wisselen van de wikkelplaats ondanks de boven de zwenk-20 wikkelinrichting geleide ketting 8 mogelijk is en opdat ook veranderingen in langsrichting van de ketting als gevolg van temperatuurverschillen bij het verwarmen in de droger niet storen kan een bekende ketting-spaninrichting aanwezig zijn, die deze veranderingen in langsrichting vereffent.

800 2 8 26*

Claims (7)

1. Inrichting voor het invoeren van een materiaalbaan, in het bijzonder met losse binding, in een behandelingsinrichting voor een materiaalbaan, in het bijzonder een zweefdroger die bij voorkeur is geplaatst achter een de materiaalbaan vervaardigende of bewerkende in het 5 bijzonder veredelende machine, gekenmerkt door een zich over de gehele breedte van de materiaalbaan uitstrekkende en van vasthoud- (18) en scheidingsmiddelen (19) voor de materiaalbaan (1) voorziene invoerstaaf die aan zijn einden door als kettingen (8) banden of kabels uitgevoerde trekmiddelen wordt vastgehouden, die voor het begin van de behande-10 lingsinrichting (25) het geleidingsvlak van de materiaalbaan (1) onder een scherpe hoek snijden respectievelijk in dit geleidingsvlak tangen-tiaal intreden en aansluitend door de behandelingsinrichting (25) lopen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vast-15 houdmiddelen (18) bestaan uit een naaldstel.

3. Inrichitng volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de scheidingsmiddelen (19) bestaan uit een voor het vasthoudorgaan (18) geplaatst mes.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het mes 20 (19) een zaagtandvormige snede bezit.

5. Inrichting volgens de conclusies 2 en 4, met het kenmerk, dat de naalden van het naaldstel (18) en de tanden van de snede (9) in één vlak achter elkaar zijn geplaatst.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat aan de 25 naalden (18) en de tanden (19) een zodanig gerilde tegendrukwals (15) is toegevoegd dat de naalden (18) en de tanden (19) liggen tegenover de ruimten in het profiel (24) van de wals (15).

7. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 6 samen met een na de zweefdroger geplaatste zwenkopwikkelinrichting, met het 30 kenmerk, dat de trekorganen (8) aan de uitgang van de behandelingsinrichting (25) via op de trekwalsen (26, 27, 28) draaivast bevestigde aandrijfrollen respectievelijk wielen (43, 44, en 45) en over op de wikkelplaatsen (31, 32) en de geleidingswalsen (33, 34) vrijlopend aangebrachte geleidingsrollen of -wielen (46, 47, 48, 49) lopen. 300 2 8 26