NL7908595A

NL7908595A - Inrichting voor het vormen van voorraadeenheden uit een van een garenpakket aangevoerde draad.

Info

Publication number: NL7908595A
Application number: NL7908595A
Authority: NL
Original assignee: Rueti Te Strake Bv
Priority date: 1979-11-27
Filing date: 1979-11-27
Publication date: 1981-07-01
Also published as: IT8026243A0; FR2470078B1; IT1134466B; US4372498A; GB2066303B; JPS6221709B2; JPS5693659A; FR2470078A1; GB2066303A; DE3043690C2; DE3043690A1; CH649268A5

Description

P & c 1 ^ W 947-271 Ned.

* t * inrichting voor het vormen van voorraadeenheden uit een van een garenpakket aangevoerde draad.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vormen van voorraadeenheden uit een van een garenpakket aangevoerde draad, waarbij de voorraadeenheden achtereenvolgens op een draagoppervlak worden gelegd en daarbij tijdelijk tussen een, gezien in de aanvoerrichting, achterste 5 en een voorste begrenzingsmiddel worden opgesloten, welke begrenzings-middelen - in fase verschoven - afwisselend in een werkzame en een onwerkzame stand kunnen treden, zodat telkens bij het in de onwerkzame stand treden van het voorste begrenzingsmiddel de voorste voorraadeenheid voor aftrek van het draagoppervlak wordt vrijgegeven en de volgende 10 voorraadeenheid de positie van de vrijgegeven voorraadeenheid inneemt.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7612811. Bij deze bekende inrichting, die bestemd is voor het periodiek voeden van de inslagtransporteur van een spoelloze weef machine, maakt het draagoppervlak deel uit'van een wikkeltrommel, 15 waarop de draadvoorraadeenheden door middel van een draaiende wikkelarm in de vorm draadwikkels worden gelegd. De begrenzingsorganen worden daarbij gevormd door pennen, die een translatiebeweging in een vlak door de as van de wikkeltrommel uitvoeren, zodanig, dat deze pennen achtereenvolgens vanuit de ruimte binnen de trommel naar buiten treden en - aan 20 het aftrekeinde van de trommel - weer naar binnen worden getrokken. Zodra de voorste begrenzingspen in de ruimte binnen de trommel wordt teruggetrokken, wordt de zich tot dan toe achter deze pen opgesloten voorraad-wikkel door de inslagtransporteur van de weefmachine afgetrokken, terwijl de zich achter de volgende begrenzingspen vormende voorraadwikkel naar 25 het aftrekeinde van de trommel wordt bewogen om tijdens de volgende Inslag-fase van de weefmachine voor aftrek te worden vrijgegeven.

Een bezwaar bij een dergelijke inrichting is, dat het laatste gedeelte van een voor aftrek vrijgegeven draadvoorraad aan het einde van de aftrekbeweging plotseling om de volgende begrenzingspen (die de 30 voorste begrenzingspen voor de volgende voorraadeenheid vormt) wordt strak getrokken, hetgeen gepaard gaat met een ruk op de draad. Daarbij kunnen spanningspieken ontstaan, die tot draadbreuk kunnen leiden.

De uitvinding nu beoogt dit bezwaar op te heffen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat boven het 35 draagoppervlak een remorgaan is aangebracht, dat in de laatste fase van de voor aftrek vrijgegeven voorraadeenheid in een werkzame stand ten opzichte van het draagoppervlak kan treden om de aftrekbeweging gedurende 7908595 K" -· - 2 - die fase af te remmen.

In het algemeen zal het laatste gedeelte van een draadvoorraad zich min of meer dwars ten opzichte van de af trekrichting uitstrekken. Door de maatregel volgens de uitvinding nu vindt het afbuigen van het laatste 5 draadgedeelte aan het einde van de aftrekbeweging naar de gestrekte toestand in de aanvoerrichting meer geleidelijk plaats, zodat rukken op de zich strekkende draad en daarmede spanningspieken worden vermeden.

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm, waarbij het draagoppervlak, evenals bij de hierboven genoemde bekende inrichting, deel 10 uitmaakt van een stationaire, met een ronddraaiende wikkelarm samenwerkende wikkeltrommel en dé voorraadeenheden in de vorm van wikkels op de trommel worden gelegd, wordt volgens de uitvinding het remorgaan gevormd door een met het trommeloppervlak samenwerkende remschoen.

In een praktische uitvoeringsvorm is het naar het trommel-15 oppervlak toegekeerde oppervlak van de remschoen met borstelharen bezet.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Pig. 1 toont een schematisch bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, opgesteld tussen een garenpakket en een inslag-20 transporteur voor een pneumatische weefmachine?

Fig. IA toont de wikkeltrommel van de inrichting volgens de uitvinding tijdens een fase, waarin een gareneenheid van de trommel wordt afgetrokken?

Fig. lB is een bovenaanzicht van de wikkeltrommel van de 25 inrichting volgens de uitvinding, waarbij is aangegeven, hoe het laatste gedeelte van de aftrekbeweging onder invloed van het remorgaan verloopt en

Fig. 2 toont een eindaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij het remorgaan zijn onwerkzame stand inneemt.

30 De in de tekening met 1 aangegeven inrichting heeft een bus- vormig steundeel 2, met behulp waarvan de inrichting aan het freem van een garen-verwerkende machine, meer in het bijzonder van een spoelloze weefmachine, kan worden bevestigd. In dit busvormige steundeel 2 is een as 3 draaibaar gelegerd, die aan zijn in de tekening links buiten het 35 steundeel 1 uitstekende einde een aandrijfschijf 4 draagt, die in een bepaalde houding tot de hoofdaandrijfas van de garen-verwerkende machine aandrijfbaar is. De as 3 is voorzien van een axiale boring 5 voor het geleiden van het van het garenpakket 6 aangevoerde garen 7. Met 8 is een draaiend deel van de inrichting weergegeven, dat vast op de as 3 is 7908595

V * J

- 3 - bevestigd en een garengeleidingskanaal 9 bevat, dat de centrale garen-geleidingsboring 5 met een opening 10 aan de omtrek van het draaiende deel 8 verbindt. Met 11 is een stationaire wikkeltrommel aangegeven, die op in de tekening niet nader weergegeven wijze draaibaar op de as 3 is 5 gemonteerd en via binnen het draaibare deel 8 aanwezige koppelingsorgaan met het steundeel 2 is gekoppeld, dat deze trommel bij draaiende as 3 blijft stilstaan. Voor een gedetailleerde beschrijving kan worden verwezen naar de Nederlandse octrooiaanvrage 7806470.

De mantel van de trommel 11 heeft een axiale sleuf 12, waardoor IQ begrenzingspennen 13 vanuit de ruimte binnen de trommel naar buiten kunnen steken en tevens in axiale richting, in de tekening naar rechts, kunnen bewegen. Deze pennen maken deel uit van een op zich zelf bekend, in de tekening niet nader weergegeven mechanisme, dat binnen de trommel 11 is gemonteerd en bijvoorbeeld is uitgevoerd op de wijze als weergegeven 15 in de Nederlandse octrooiaanvrage 7806469.

Met 14 is een draadgeleidingsoog aangegeven, dat in de as van de trommel 11 is opgesteld en dient voor het geleiden van het periodiek van de trommel 11 afgetrokken garen naar de met 15 aangegeven inslagtranspor-teur, die bijvoorbeeld bij 16 met transportlucht wordt gevoed.

20 Tot zover is de inrichting van een op zichzelf bekende, althans in eerdere octrooiaanvragen beschreven constructie. Volgens de uitvinding nu werkt de trommel 11 samen met een remorgaan 17 in de vorm van een remschoen, welke remschoen aan de van de draairichting X van het draaibare deel 8 afgekeerde zijde van de sleuf 12 is opgesteld en bevestigd is op 25 een hefboom 18, die om een vast punt 19 kan scharnieren tussen een onwerkzame en een werkzame stand (zie fig. 2). De de remschoen 17 dragende hefboom 18 buigt daarbij over de trommel heen en is aan zijn van het scharnierpunt 19 afgekeerde einde 20 verbonden met een bedieningsstang 21, waarvan de door de pijl Y aangeduide beweging op niet nader weergegeven 30 wijze wordt afgeleid van de hoofdas van de garen-verwerkende machine c.q. weefmachine. In het getekende uitvoeringsvoorbeeld is het naar de trommel toegekeerde werkzame oppervlak van de remschoen 17 met bortelhaar bezet.

In fig. 1 is de inrichting volgens de uitvinding weergegeven 35 op een moment, waarop beide begrenzingspennen 13 in hun werkzame, dus naar buiten uitstekende stand staan. De linker pen 13 is daarbij zojuist vanuit de ruimte binnen de trommel door de sleuf 13 naar buiten getreden, terwijl de rechter pen 13 op het punt staat door de sleuf 13 heen naar 7908595 - 4 - f * - binnen te bewegen. In de getekende stand bevinden zich tussen de beide pennen een bepaald aantal garenwindingen. Dit aantal garenwindingen vormt een voorraadeenheid. Bij toepassing bij een weefmachine wordt het aantal garenwindingen van deze voorraadeenheid gekozen in overeenstemming met 5 de weefbreedte. in de praktijk zal het bijvoorbeeld gaan om vijf windingen, doch in de tekeningen wordt ter wille van de duidelijkheid volstaan met 4 drie windingen. De linkerpen vormt daarbij een scheiding tussen deze voor-: raadeenheid en de windingen die links van deze pen door het draaiende deel 8 op de trommel worden gelegd en die de volgende voorraadeenheid 10 moeten gaan vormen.

Fig. IA toont de inrichting op een tijdstip tijdens het van de trommel 11 aftrekken van een voorraadeenheid onder invloed van de door de inslagtransporteur 15 op deze voorraadeenheid uitgeoefende trekkracht.

Op dit tijdstip neemt de rechter begrenzingspen 13 uit fig. 1 een binnen 15 de ruimte van de trommel 11 teruggetrokken positie in, terwijl de linker begrenzingspen 13 uit fig. 1 zich nog steeds in zijn werkzame positie bevindt en naar rechts is opgeschoven. De zich links van de pen 13 in fig. IA vormende voorraadeenheid is bijna compleet, d.w.z., dat een volgende begrenzingspen op het punt staat aan het linkereinde van de sleuf 12 * 20 naar buiten te treden. Op het moment weergegeven in fig. IA bevindt zich nog slechts een gedeelte van de laatste winding van de betreffende voorraad-wikkel op de trommel 11. Het is duidelijk, dat dit laatste windinggedeelte een kort. ogenblik later met een ruk om de begrenzingspen 13 zou worden strakgetrokken, en dat daarbij een piek in de spanning van het garen zou 25 optreden. Volgens de uitvinding nu wordt een dergelijke spanningspiek -tegen gegaan, doordat op het beschouwde moment van fig. IA de remschoen 17 naar het trommeloppervlak toe wordt bewogen.. Het gevolg hiervan is, dat het in axiale richting verplaatsen van het laatste af te trekken windinggedeelte meer geleidelijk plaatsvindt en dat het zich strekkende 30 garen van de betreffende voorraadwikkel zich meer geleidelijk om de begrenzingspen 13 heen legt, zoals weergegeven in fig. 1B. Het is duidelijk, dat de besturing van de remschoen zo dient te wórden gekozen, dat de remschoen alleen tijdens het laatste gedeelte van de aftrekbeweging in werking treedt. Bij toepassing bij een weefmachine betekent dit, dat de 35 remschoen slechts gedurende het laatste gedeelte van de inslagfase van een weefcyclus, d.w.z. steeds op een vrij nauwkeurig gedefinieerde periode werkzaam is.

7908595

Claims

1- Inrichting voor het vormen van voorraadeenheden uit een van een garenpakket aangevoerde draad, waarbij de voorraadeenheden achtereenvolgens op een draagoppervlak worden gelegd en daarbij tijdelijk tussen een, 5 gezien in de aanvoerrichting, achterste en een voorste begrenzingsmiddel worden opgesloten, welke begrenzingsmiddelen - in fase verschoven -afwisselend in een werkzame en een onwerkzame stand kunnen treden, zodat telkens bij het in de onwerkzame stand treden van het voorste begrenzingsmiddel de voorste voorraadeenheid voor aftrek van het draagoppervlak wordt 10 vrijgegeven en de volgende voorraadeenheid de positie van de vrijgegeven voorraadeenheid inneemt, met het kenmerk, dat boven het draagoppervlak een remorgaan is aangebracht, dat in de laatste fase van de voor aftrek vrijgegeven voorraadeenheid in een werkzame stand ten opzichte van het draagoppervlak kan treden om de aftrekbeweging gedurende die fase af te 15 remmen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het draagoppervlak deel uitmaakt van een stationaire, met een ronddraaiende wikkelarm samenwerkende wikkeltrommel en de voorraadeenheden in de vorm van wikkels op de trommel worden gelegd, met het kenmerk, dat het remorgaan in de vorm van een met 20 het trommeloppervlak samenwerkende remschoen is uitgevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het naar het trommeloppervlak toegekeerde oppervlak van de remschoen met borstelharen is bezet. 25 7908595