NL7907654A - Werkwijze voor het bereiden van een droog, poedervormig melkprodukt en van een vloeibaar melkprodukt hieruit. - Google Patents

Description

f *

Werkwijze voor het bereiden van een droog, poedervormig melk-produkt en van een vloeibaar melkprodukt hieruit.

De uitvinding beeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van een droog, poedervormig melkprodukt, dat één of een aantal weiprodukten, gehomogeniseerd vet, ten hoogste 10 gew.% van één of een aantal, al of niet verzadigde, carbonzuren en/of 5 hydroxycarbonzuren met ten hoogste 6 koolstofatomen en/of zouten daarvan bevat, door in een melkvloeistof één of een aantal vetten te homogeniseren, het verkregen vloeibare mengsel te drogen en het verkregen droge mengsel verder af te mengen tot een eindprodukt, respectievelijk van een vloeibaar melkprodukt dat door oplossen van 10 dit 'droge, poedervormige melkprodukt wordt verkregen.

Tot nu toe werd volgens het zogenaamde "koude voeder systeem" aan bijvoorbeeld kalveren ad libitum melk met een lage temperatuur (< 25 °G), bijvoorbeeld door middel van het "bar-systeem", dat bestaat uit een melkvat gevuld met melk, welk vat 15 buiten het bereik van de kalveren is geplaatst, en één of een aantal nauwe slangen, waarvan één uiteinde zich in het vat en het andere uiteinde, dat voorzien is van een speen of tepel, zich binnen het bereik van de kalveren bevindt, verstrekt. Voor het goed functioneren moet de toe te dienen melk een stabiele oplossing zijn en gedurende 20 bij voorkeur een aantal dagen stabiel blijven, dat wil zeggen er mag hierin niet snel een onder-, middel- of bovenlaag worden gevormd, terwijl ze bovendien gemakkelijk door de nauwe slang en een terugslagklep in de speen moet kunnen stromen en dus niet te viskeus mag zijn of grote brokken mag bevatten.

790 76 54 ♦*' * 2

In de melk mag bovendien binnen enkele dagen geen bederfflora on-staan, terwijl daarentegen de flora in het maagdarmkanaal bij voorkeur gunstig moet worden beïnvloed (vermindering van coliachtigen en salmonellen, met name in de "porte d'entree" van het darmstelsel), 5 hetgeen zeer belangrijk is, omdat hierdoor de kansen op ziekte worden verkleind.

Bovengenoemde doeleinden werden verwezenlijkt door toepassing van het met zuren verrijkte vloeibare melkprodukt verkregen volgens de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 78-06635, 10 dat een vervangingsmiddel is voor de melk die gewoonlijk aan jonge zoogdieren, in het bijzonder kalveren, lammeren en geiten, wordt verstrekt. Het gebruik van deze gerede melkprodukten biedt verder een aantal voordelen boven het los toevoegen van zuren aan het vloeibare melkprodukt, aangezien dit laatste extra werk met zich mee-15 brengt, minder nauwkeurig is en vaak tot instabiele melk leidt.

Dit tot nu toe gebruikte, met zuren verrijkte melkprodukt moet echter altijd eerst in warm water (35 - 75 °C) worden opgelost, welke warme oplossing men daarna tot de omgevingstemperatuur moet laten afkoelen. Dit heeft echter eveneens een aantal nadelen. In 20 de praktijk vindt men het namelijk lastig als men op het afkoelen moet wachten, in het bijzonder indien te weinig opslagkapaciteit voor de melk aanwezig is.

Bovendien zijn niet zelden onregelmatige konsumpties respectievelijk te grote konsumpties per keer het gevolg van het aanbieden van on-25 voldoende af gekoelde melk. Hierdoor is op sommige bedrijven de dagelijkse konsumptie te groot, terwijl het verder energieverspilling is eerst een warme oplossing te bereiden en deze warme oplossing daarna te laten afkoelen.

Indien men derhalve het beschreven opfokpoeder 30 direct in koud water of een waterig produkt zou kunnen oplossen, welke oplossing meestal een lagere temperatuur dan de omgevingstemperatuur zal hebben, zouden de genoemde nadelen weggenomen worden en een duidelijke vooruitgang in de techniek worden bereikt. Dit laatste zal vooral van belang zijn in gebieden waar geen ver-35 warmingsfaciliteiten ter beschikking staan (ontwikkelingslanden), 790 76 54 f -* 3 waar deze faciliteiten op grote afstand van de veestapel aanwezig zijn of daar waar door vergroting van de veestapel en mechanisatie een tekort aan energie bestaat.

Nu worden de bekende werkwijzen voor het oplos-5 baar maken van melkpoeders in koud water of een waterig produkt (instantiseren), zoals het agglomereren van melkpoeder, waarbij al of niet lecithine op de poederdeeltjes wordt aangebracht, te duur beschouwd. Voor het gestelde doel behoeft het te gebruiken poedervormige melkprodukt namelijk niet "instant" te zijn, doch wel dat 10 het met koud water of een waterig produkt goed kan worden gemengd tot een oplossing die een aantal dagen stabiel is. Zou men de hiervoor vermelde, met zuren verrijkte, weirijke poeders, zoals bijvoorbeeld beschreven in de hiervoor genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 78-06635, direct in koud water of een waterig produkt trachten 15 op te lossen, dan wordt vast vet afgescheiden dat op de vloeistof zal gaan drijven.

Men heeft getracht het gestelde doel te bereiken door vet door homogeniseren fijn te verdelen in de "melkvloeistof" en dit mengsel vervolgens door verstuiving te drogen.

20 Gebruikelijk is daarbij om het vet in slechts een deel van de voor het eindprodukt benodigde melkvloeistof te homogeniseren, dit mengsel door verstuiving te drogen en het verkregen poeder, dat gewoonlijk met "vette kern" wordt aangeduid, vervolgens droog af te mengen met de overige"melkbestanddelen,, (die afzonderlijk in poeder-25 vorm zijn gebracht of als poedervormige grondstof van elders zijn aangevoerd), de zuren en eventueel andere bestanddelen tot een produkt met gewenste eindsamenstelling.

Voordeel van de toepassing van een "vette kern" als tuss-: .produkt is dat slechts een deel van de melkvloeistof aan het homogeniseer-30 proces behoeft te worden onderworpen, waardoor op de afmetingen en het energieverbruik van de homogenisator kan worden bespaard.

Een ander voordeel is dat bij gebruik van poedervormige grondstoffen, zoals weipeeder en magere melkpoeder, slechts een deel hiervan behoeft te worden opgelost tot melkvloeistof, om na homogenisatie 35 van het vet hierin, opnieuw te worden gedroogd.

790 76 54 4

De hoeveelheid te drogen materiaal wordt daardoor sterk beperkt.

Het is duidelijk dat deze voordelen sterker tot uiting komen naarmate de "vette kern" een hoger vetgehalte heeft. In het algemeen zal het echter niet wenselijk zijn om het vetgehalte van de "vette 5 kern" boven 40 gew.% te kiezen, omdat boven dit vetgehalte de hoeveelheid "vrij vet" (dit is vet dat niet is ingesloten in de poederdeeltjes) sterk zal toenemen, waardoor het poeder in de droger zal gaan plakken en het drogen wordt bemoeilijkt.

Het beschreven, met organische zuren verrijkte, poedervormige melk-10 produkt, verkregen door mengen van "vette kern" met de overige melkbestandde1en , zuren en eventuele andere bestanddelen, lost weliswaar goed op in koud water of een koud waterig produkt, maar uit een dergelijke oplossing wordt vet afgescheiden dat op de oplossing zal gaan drijven.

15 De melk blijft dus niet homogeen (is niet stabiel).

De aanduidingen "melkvloeistof" respectievelijk "melkbestanddelen" in het voorgaande en volgende omvatten zowel magere melk als wei en van deze beide grondstoffen afgeleide produkt en.

20 Gevonden is nu, dat men een met organische zuren verrijkt, droog poedervormig melkprodukt dat goed oplosbaar is in koud water of een koud waterig produkt, waarbij uit de verkregen oplossing na enige dagen nog geen vet is afgescheiden, kan bereiden door in de melkvloeistof een of een aantal vetten te homogeniseren, 25 het verkregen vloeibare mengsel te drogen tot een zogenaamde "vette kern" en deze "vette kern" verder af te mengen met droge poedervormige "melkbestanddelen", zuren en eventueel andere bestanddelen tot een eindprodukt, waarbij in dit eindprodukt ten minste 25% van het eiwit van wei of van wei afgeleide produkten afkomstig is, het 30 vetgehalte van het eindprodukt ten hoogste 17,5% bedraagt en het eindprodukt ten minste 0,05% toegevoegde lecithine bevat.

Een eenvoudige wijze om de gewenste hoeveelheid lecithine toe te voegen is via vet waarin lecithine wordt opgelost voordat dit vet in (een deel van) de melkvloeistof wordt gehomogeni-35 seerd. Een praktisch bezwaar van deze wijze van toevoegen is echter 790 76 54 5 dat de hoeveelheid vrij vet door de lecithinetoevoeging sterk wordt verhoogd, indien het poeder meer dan ca. 32% vet bevat. De 'Vette kern" kan daarom bij deze werkwijze slechts maximaal 32% vet bevatten tegen maximaal 40% indien geen lecithine wordt toegevoegd.

5 De hoeveelheid te homogeniseren en te drogen materiaal is daardoor groter, waardoor het eindprodukt minder economisch kan worden bereid.

Verder is gevonden dat het gewenste effect ook kan worden bereikt door de lecithine in de vorm van een droog, geconcentreerd, poedervormig preparaat toe te voegen bij het droog 10 afmengen van het eindprodukt. De "vette kern" bevat in dat geval geen lecithine en kan het maximale vetgehalte van 40% bevatten.

Hoewel de lecithine bij deze werkwijze in het uiteindelijk verkregen, met zuren verrijkte, weirijke poeder niet innig is gemengd met het vet, kan de lecithine na oplossen van het poeder in koud water of 15 een koud waterig produkt toch in voldoende mate haar werking uitoefenen om het bovendrijven van het vet tegen te gaan.

De uitvinding is eveneens gericht op een werkwijze voor het bereiden van een vloeibaar melkprodukt door een droog, met organische zuren verrijkt poedervormig melkprodukt volgens de 20 uitvinding op te lossen in koud water of een koud waterig produkt en op het voederen van zoogdieren met een aldus verkregen vloeibaar melkprodukt.

De al of niet verzadigde carbonzuren en/of hydroxycarbonzuren en/of de zouten daarvan die voor ten hoogste 25 10 gew.% in het droge melkprodukt volgens de uitvinding worden op genomen zijn dezelfde als die welke bij de werkwijze volgens de hiervoor genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 78-06635 worden toegepast. Voorbeelden hiervan zijn: mierezuur, melkzuur, azijnzuur, boterzuur, citroenzuur, fumaarzuur, sorbinezuur, propionzuur, 30 adipinezuur, appelzuur en mengsels of zouten daarvan.

Koolhydraten, indien in de koude oplosbaar, kunnen eveneens in het droge melkprodukt volgens de uitvinding worden opgenomen. Zetmeel kan ook worden toegepast, voor zover dit voor de naturatie nodig is. Ten einde schuimvorming tegen te gaan 35 kunnen tevens kleine hoeveelheden emulgator via de vetfase worden 790 76 54 6 opgenomen.

Ook kunnen desgewenst andere bestanddelen in het droge melkprodukt volgens de uitvinding worden opgenomen, zoals antioxydantia, vitaminen, mineralen, reuk- en smaakstoffen, anti-5 biotica, aminozuren en andere voedingsstoffen.

Voorbeelden van geschikte weiprodukten zijn: wei, ontsuikerde wei, het na ultrafiltreren verkregen, al of niet ontsuikerde, weipermeaat en wei-eiwit.

Het eventueel toe te passen droge, geconcen-10 treerde, poedervormige lecithinepreparaat kan bereid zijn op basis van ondermelk of weivloeistoffen of daarvan afgeleide vloeistoffen, lactoserijke vloeistoffen, of mengsels daarvan.

Het vloeibare melkprodukt volgens de uitvinding heeft in het algemeen een pH tussen 4,0 en 6,5, bij voorkeur tussen 15 5 en 6.

Voorbeeld I

Men voegde 187 kg gesmolten vet toe aan een 20 mengsel van 94 kg geconcentreerde wei (29 gew.% ds), 666 kg geconcentreerde ondermelk (39 gew.% ds) en 106 kg ingedikte melk-suikerarme wei (50 gew.% ds). Het toegevoegde vet bestond uit 62 kg rundvet, 62 kg reuzel, 52 kg palmpitvet, 1 kg glyeerinemonostearaat en 10 kg sojaolielecithine (20 gew.% lecithine).

25 Dit mengsel werd eerst bij 72 °C gepasteuriseerd 2 en gehomogeniseerd (76 kg/cm ) en vervolgens gedroogd in een droog-toren met een inlaattemperatuur van 220 °C en een uitlaattemperatuur van 98 °C. Aldus verkreeg men een poeder met 35 gew.% vet.

Men mengde 32 gew.% van dit afgekoelde poeder 30 met 39 gew.% ontsuikerde weipoeder, 25 gew.% weipoeder, 0,5 gew.% lecithinepoeder (bevattende 30 gew.% gehomogeniseerde lecithine en 70 gew.% ondermelk - ds), 0,5 gew.% verstijfseld zetmeel, 1,4 gew.% fumaarzuur, 1,2 gew.% natriumpropionaat en 0,4 gew.% vitaminen en mineralen.

35 Het verkregen eindprodukt had de volgende 780 7 6 5-4' 7 samenstelling: 11,4 gew.% gehomogeniseerde vetten 0,15 gew.% gehomogeniseerde lecithine (toegevoegd als poeder) 5 16,15 gew.% ondermelk drogestoffen 42 gew.% ontsuikerde wei-drogestoffen 26,8 gew.% wei-drogestoffen 0,4 gew.% vitaminen en mineralen 0,5 gew.% verstijfseld zetmeel 10 1,4 gew.% fumaarzuur 1,2 gew.% natriumpropionaat

Door oplossen van dit eindprodukt in koud leidingwater werd een oplossing verkregen die gedurende een aantal 15 dagen stabiel was.

Voorbeeld II

‘Men voegde 1495 kg gesmolten vet toe aan een 20 mengsel van 752 kg geconcentreerde wei (29 gew.% ds) en 6420 kg geconcentreerde ondermelk (39 gew.% ds). Het toegevoegde vet was een mengsel van gelijke delen rundvet en reuzel.

Dit verkregen mengsel werd eerst bij 72 °C ge- 2 pasteuriseerd en gehomogeniseerd (76 kg/cm ) en vervolgens gedroogd 25 in een droogtoren met een inlaattemperatuur van 220 °C en een uit-laat-temperatuur van 98 °C.

Daarna mengde men 40 gew.% van het afgekoelde mengsel (met 35 gew.% vet in de drogestof) met 9 gew.% ondermelk-poeder, 6 gew.% weipoeder, 30 gew.% ontsuikerde weipoeder, 3 gew.% 30 lecithinepoeder (bevattende 20 gew.% gehomogeniseerde lecithine en 80 gew.% wei drogestoffen), 2 gew.% glucose, 1 gew.% lactose, 0,5 gew.% verstijfseld zetmeel, 0,5 gew.% van een vitaminen en mineralen voormengsel, 2 gew.% citroenzuur, 2 gew.% natriumcitraat, 2,5 gew.% natriumpropionaat en 1,5 gew.% natriumacetaat.

35 Het verkregen eindprodukt had de volgende 790 76 54 8 samenstelling; 14 gew.% gehomogeniseerde vetten 0,6 gew.% gehomogeniseerde lecithine, toegevoegd als poeder 5 10,4 gew.% wei droge-stoffen 33 gew.% ondermelk droge-stoffen 30 gew.% ontsuikerde wei drogestoffen 2 gew.% glucose 1 gew.% lactose 10 0,5 gew.% verstijfseld zetmeel 0,5 gew.% vitaminen en mineralen 2 gew.% citroenzuur 2 gew.% natriumcitraat 2,5 gew.% natriumpropionaat 15 1,5 gew.% natriumacetaat

Door oplossen van dit eindprodukt in koud leidingwater werd eveneens een oplossing verkregen die een aantal dagen stabiel was.

20

Voorbeeld III (voederproef)

Zwartbonte kalveren werden eerst 10 dagen individueel in boxen en daarna in groepen van 4 a 5 dieren gehouden.

25 Deze kalveren hadden een geboortegewicht van 39 kg. Na biestverstrekking werd overgeschakeld op de oplossing die werd verkregen door het volgens voorbeeld I verkregen mengsel met behulp van een mixer op te lossen in niet verwarmd leidingwater ( 7 gew.dln water per ge-wichtsdeel mengsel). Het vloeibare melkprodukt volgens de uitvinding 30 werd gedurende 7 dagen naar believen verstrekt via emmers die waren voorzien van spenen (hoogte van de spenen bedroeg 60 cm). Telkens werd de melk voor 2 dagen bereid en elke dag of om de dag werd de voor de kalveren beschikbaar gestelde melk aangevuld.

Men nam waar, dat elk kalf in deze periode gemiddeld 4,9 liter melk 35 per dag opnam.

790 7 6 54 9

Daarna werd het vloeibare melkprodukt volgens de uitvinding door middel van een kalverbar verstrekt tot de kalveren een gewicht van 66,5 kg hadden bereikt. Hierbij werd de melk steeds voor 2 dagen en in het weekeinde voor 3 dagen bereid.

5 De dieren konsumeerden aanvankelijk 6| liter per dag, daarna 7 liter per dag via het koude voedersysteem (de kalverbar).

Daarnaast werd de voeding aangevuld met volop fris water en hooi plus klaverbrokjes.

Gemeten werd dat op het moment waarop abrupt 10 gespeend (afgewend) werd (66,5 kg lichaamgewicht), de kalveren behalve de melk 600 g kalverbrokjes en 3,4 liter water per dag opnamen.

De week na het spenen werden 1100 g kalver-brokjes per kalf per dag opgenomen, evenals 6,5 liter water.

15 In de week daarop reeds 2,3 kg kalverbrokjes en 8 literwater.

De verkregen groeiwaarden bedroegen: 0 dagen - spenen (66,5 kg) : 620 g/dag spenen tot 1\ week na het spenen : 700 g/dag

20 Voorbeeld IV

Men voegde 1280 kg van een gesmolten vetmengsel, dat bestond uit 1150 kg reuzel en 130 kg soja-lecithine, toe aan een mengsel van 752 kg geconcentreerde wei (29 gew.% droge stof), 25 5330 kg geconcentreerde ondermelk (39 gew.% droge stof) en 1278 kg ingedikte wei die weinig melksuiker bevatte (moederloog bij de melksuikerbereiding met 50 gew.% droge stof).

Het verkregen mengsel werd bij 72 °C gepasteuri-2 seerd en bij een druk van 76 kg/cm gehomogeniseerd en daarna in 30 een sproeidrooginrichting met een luchtinlaattemperatuur van 220 °C en een uitlaattemperatuur van 98 °C gedroogd.

Vervolgens mengde men 40% van het verkregen poeder (met 30 gew.% vet in de droge stof) met 9 gew.% ondermelk-poeder, 13 gew.% weipoeder, 30 gew.% weipoeder dat weinig melk-35 suiker bevatte, 3 gew.% lactose, 0,5 gew.% verstijfeld zetmeel, 790 7 6 54 10 0,5 gew.% van een mengsel van vitaminen en mineralen, 2 gew.% citroenzuur en 2 gew.% natriumpropionaat.

Het verkregen eindprodukt had de volgende samenstelling: 5 10,8 gew.% gehomogeniseerd vet, 1,2 gew.% lecithine (opgelost in vet), 15 gew.% weidrogestoffen, 29 gew.% ondermelk-drogestoffen, 36 gew.% weidrogestoffen die weinig 10 melksuiker bevatten, 3 gew.% lactose, 0,5 gew.% verstijfeld zetmeel, 0,5 gew.% toegevoegde vitaminen en mineralen, 2 gew.% citroenzuur en 15 2 gew.% natriumpropionaat.

Loste men dit eindprodukt op in koud leidingwater, dan verkreeg men een oplossing die een aantal dagen stabiel was.

20 790 76 54

Claims (5)

1. Werkwijze voor het bereiden van een droog, poedervormig melkprodukt, dat een of een aantal weiprodukten, 5 gehomogeniseerd vet, ten hoogste 10 gew.% van één of een aantal, al of niet verzadigde, carbonzuren en/of hydroxycarbonzuren met ten hoogste 6 koolstofatomen en/of zouten daarvan bevat, door in een melkvloeistof één of een aantal vetten te homogeniseren, het verkregen vloeibare mengsel te drogen en het verkregen droge mengsel 10 verder af te mengen tot een eindprodukt, met het kenmerk, dat ten minste 25% van het eiwit in het eindprodukt afkomstig is van wei of van wei afgeleide produkten, het vetgehalte van het eindprodukt ten hoogste 17,5 gew.% bedraagt en ten minste 0,05 gew.% lecithine, berekend op het eindprodukt, wordt toegevoegd. 15

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lecithine in de vorm van een droog, geconcentreerd, poedervormig preparaat bij het afmengen van het eindprodukt wordt toegevoegd. 20

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de lecithine opgelost in het te homogeniseren vet wordt toegevoegd.

4. Werkwijze voor het bereiden van een vloeibaar melkprodukt, met het kenmerk, dat men een droog, poedervormig melkprodukt verkregen volgens de werkwijze van conclusie 1-3 oplost in koud water of een koud waterig produkt.

5. Werkwijze voor eht voederen van zoogdieren met een melkprodukt, met het kenmerk, dat men hiervoor een vloeibaar melkprodukt bereid volgens de werkwijze van conclusie 4 toepast. *·* 790 76 54